1. Over
smokkelaars en drinkwater
Bladerend in jaargang 1915 van de Nieuwe Rotterdamsche
Courant, op zoek naar berichten over aan de Nederlandse
grenzen doodgeschoten smokkelaars, viel mijn oog op een
artikel getiteld Drinkwaterzuivering te velde. Daar ik lange
tijd het beroep van levensmiddelen-chemicus heb uitgeoefend,
was mijn interesse meteen gewekt.
Bij lezing was ik verrast over de veelheid van “moderne”
technieken van drinkwaterbehandeling waarover de
strijdmachten toen reeds bleken te beschikken. De verrassing
maakte echter al gauw plaats voor teleurstelling. Voor het
gros van de lezers van toen moet het artikel volslagen
abracadabra zijn geweest.
Ongetwijfeld zullen veel lezers onder de indruk zijn geweest
van de verschillende technische termen die de journalist in
zijn berichtje hanteerde, maar of men zich een goede
voorstelling van de besproken technieken heeft kunnen maken,
betwijfel ik. Zo handelt bijvoorbeeld het grootste deel van
het artikel over elektrische kwikdamplampen. De
elektrificatie stond in het tweede decennium van de 20e eeuw
in Nederland nog in de kinderschoenen. Elektrische straat-
en huisverlichting bestond nog lang niet overal en
gloeilampen waren voor velen onbekende grootheden.
Ook voor het publiek van vandaag kan, denk ik, een artikel
over drinkwaterzuivering te velde bij de oorlogvoerende
strijdmachten tijdens de Eerste Wereldoorlog interessant
zijn. Daarom heb ik, met het NRC-bericht als startpunt,
geprobeerd een overzicht te geven van de belangrijkste
waterzuiveringstechnieken die toen bij de legers te velde in
gebruik waren en welke problemen zich daarbij voordeden. Ik
hoop dat mijn artikel voor de hedendaagse lezer beter te
begrijpen is dan het NRC-berichtje van 1915 voor de lezer
van toen moet zijn geweest. Het oorspronkelijke artikel is
weergegeven in
■
bijlage 1.
2.
Drinkwatervoorziening te velde
|
“Wij slaan links af
naar de put, en ik bekijk het water. Het is wit als
melk. Ginds tegen de achterwand van de schuur staan
vijf of zes Hongaarse huzaren in hun kleurrijke
uniformen. Ze zien er allemaal erg bleek uit, alsof
ze tegen hun zin in een circus moeten optreden,
alsof ze teveel van dat melkachtige water hadden
gedronken. Dat was het! Op mijn vraag, of je het
water kan drinken, knikken ze – en ze knikken
ijverig, zodat we niet langer aarzelen. Het smaakt
naar zeep, maar we stillen onze dorst, drinken een
halve emmer leeg.”
Georg von der Vring – Soldat Suhren (1927) |
2.1. “In war the
microbe kills more than the bullet.”
Deze waarschuwing schreef Sir William Osler, vooraanstaand
Brits hoogleraar in de geneeskunde, in een ingezonden brief
in de Times van 27 augustus 1914, drie weken nadat de grote
oorlog was begonnen. Osler drong aan op verplichte
inentening tegen tyfus voor Britse militairen. Hij wees erop
dat in de oorlogen tegen de Zuid-Afrkaanse Boeren, zo’n tien
jaar eerder, meer Britse soldaten waren overleden aan
dysenterie en tyfus dan er waren omgekomen tijdens
gevechten.
Hij had er ook nog bij kunnen vermelden dat het maar al te
vaak door het drinken van besmet water is dat soldaten deze
ziekten, waarbij ook nog cholera kan worden genoemd,
oplopen. Ernstige aantasting van de gevechtskracht van het
leger en verlies aan levens zijn het gevolg van deze
epidemisch optredende ziekten.
Majoor Howard McCyost van het Medical Corps van het
Amerikaanse leger benadrukte in de Quartermaster News
Service van 1920 het belang van water voor het moderne
leger, waarbij hij verwees naar de ervaringen opgedaan in de
grote Europese oorlog:
|
“Without water of
any sort, an Army would soon become entirely
demoralized and actually perish. With impure water,
an Army must straggle along handicapped by various
disorders which may be directly traced to the
character of the water in use. Water is as necessary
to an Army as food and transportation. It is far
more necessary than either clothing or shelter.” |
Ook op het Europese vasteland
waren de militaire autoriteiten doordrongen van het belang
van een goede drinkwatervoorziening. Zo schreef de
Oostenrijkse militaire arts dr. Moritz Friedmann al in 1912:
|
“Im Felde wird
nicht selten die Bereitstellung einer genügende
Menge eines einwandfreien Wassers mit sehr grossen
Schwierigkeiten verbunden sein, noch mehr aber im
Kriege und speziell im Feindeslande. Im Kriege, wo
die grössten Menschenverluste durch
Infektionskrankheiten verursacht werden, muss um so
mehr der Trinkwasserversorgung eine besondere
Aufmerksamkeit zugewendet werden.” |
Beschikbaarheid van voldoende
drinkwater van goede kwaliteit is een primaire vereiste voor
elk leger te velde. In onze moderne tijd, waarin we tijdens
warme zomeravonden fris van de lever honderden liters puik
drinkwater over onze kwijnende tuintjes sproeien, is het
nauwelijks meer in te denken welke problemen de strijdende
legers in de Eerste Wereldoorlog hadden om hun soldaten,
paarden en andere trek- en lastdieren van goed en vooral
veilig drinkwater te voorzien.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de legers, net als
voor hun bewapening en transportmiddelen, ook op het gebied
van drinkwaterzuivering gebruik maakten van de nieuwste
technisch-wetenschappelijke inzichten en uitvindingen.
2.2. Grondwater
Zodra het leger de kazerne verliet, was het, behoudens een
beperkte voorraad die in tanks, vaten, veldflessen e.d.
meegenomen kon worden, voor drinkwater aangewezen op wat het
omliggende terrein kon verschaffen.
|
Fig. 1: Duitse mobiele watertanks op manoevre vlak voor de
Eerste Wereldoorlog |
Bij langer verblijf in grote, semi-permanente kantonnementen
kon de genie bronnen of putten slaan en tijdelijke leidingen
aanleggen. Ook het Oostenrijkse leger ging zo te werk, maar
zag er tegelijkertijd geen been in ondergrondse
waterpartijen te laten opsporen en aanwijzen door speciaal
aangestelde militaire wichelroedelopers! De Duitsers waren
zo verstandig voor deze belangrijke taak universitair
geschoolde geologen mee te sturen met de troepen.
Ook achter de vastgelopen fronten in Noord-Frankrijk werden
door de strijdende partijen tijdelijke waterleidingen
aangelegd om het drinkwater zo ver mogelijk in de voorste
linies te brengen. Zo had het Duitse waterleidingnet in de
Champagne op zeker moment een lengte van 100 kilometer en
leverde het dagelijks zo’n 5 miljoen liter drinkwater aan de
troepen!
Waar geen leidingen konden worden aangelegd moest het
drinkwater met allerlei transportmiddelen naar voren
gebracht worden. Watertanks werden vervoerd per trein, met
wagens, al of niet gemotoriseerd, werden op paarden of
muilezels geladen en als het niet anders kon werden soldaten
gerecruteerd die het kostbare drinkwater te voet naar voren
brachten.
|
Fig. 2:
Waterbevoorrading per smalspoor bij een Franse
eenheid in Woëvre
|
Water uit bronnen en putten was niet per definitie veilig om
te drinken. Vooral in dichtbevolkte gebieden kon opgepompt
grondwater uit minder diepe lagen wel degelijk
ziekteverwekkende bacteriën bevatten. Microbiologisch
onderzoek moest aantonen of zuivering nodig was.
De zorg voor drinkwater bij het Nederlandse veldleger
behoorde tot de taken van de verplegingsofficier. Zuivering
van water kwam kort voor de Eerste Wereldoorlog nog niet in
zijn instructies voor. Oppervlaktewater werd ongeschikt
geacht als drink- en kookwater, maar water uit putten en
regenbakken mocht daarvoor wel worden gebruikt, indien er
geen leidingwater kon worden verkregen.
In het Nederlandse leger zijn er, afgezien misschien van
enkele individuele gevallen, tijdens de mobilisatie van
1914-1918 geen ernstige problemen geweest met via besmet
drinkwater overgedragen ziektes. Het Nederlandse leger
bevond zich, behoudens veldoefeningen e.d., tijdens de
gehele mobilisatie in vaste of semi-permanente
kantonnementen, waar de drinkwatervoorzieningen goed waren.
Als er al geen waterleiding was, werden bronnen geslagen en
werd een tijdelijk leidingnet aangelegd. De Geneeskundige
Dienst controleerde regelmatig de kwaliteit van het
drinkwater.
2.3.
Oppervlaktewater
Een leger in beweging had doorgaans meer moeite zich van
veilig drinkwater te voorzien. Het water moest betrokken
worden uit sloten, beken, rivieren, kanalen, vijvers, meren
etc. Soms kon opgevangen hemelwater in de vorm van regen,
sneeuw of hagel gebruikt worden, maar deze hoeveelheden zijn
doorgaans gering en waren bovendien meestal niet op de
juiste tijd beschikbaar.
Oppervlaktewater bevat, afhankelijk van de herkomst, een
veelheid van allerlei bacteriën, alsmede zwevende en
opgeloste stoffen, waarvan sommige de gezondheid ernstig
kunnen schaden, indien het water ongezuiverd wordt
gedronken.
Vooral in Oost-Europa, in Rusland en op de Balkan waren de
hygiënische omstandigheden slecht. Dysenterie, tyfus en
cholera lagen overal op de loer. Toen het Oostenrijkse leger
in augustus 1914 in Galicië haar veldtocht tegen Rusland
begon, werd het binnen enkele weken geconfronteerd met
ernstige uitbraken van dysenterie en tyfus, waarvan
hoogstwaarschijnlijk besmet drinkwater de oorzaak was.
|
Fig. 3: Duitse soldaten bij Tannenberg drinken ongezuiverd
water uit een put. |
Maar ook in sommige gebieden in het noordoosten van
Frankrijk was tyfus nog endemisch, zoals de Duitsers in
1914, en later ook de Amerikanen, tot hun grote schrik
bemerkten. Beide legers hadden diverse malen te kampen met
uitbraken van deze gevreesde darminfectie. In de meeste
gevallen kon worden aangetoond dat geïnfecteerd drinkwater
de besmettingshaard was geweest.
Sommige strijdmachten, in ieder geval de Duitsers en de
Amerikanen, beschikten weliswaar over mobiele
veldlaboratoria voor bacteriologisch onderzoek, waar ook
wateranalyses konden worden uitgevoerd, maar deze
laboratoria waren doorgaans gestationeerd bij veldhospitalen
verder achter de linies. Uitslagen van wateronderzoek waren
dan ook meestal niet snel bekend, ook al niet omdat gedegen
bacteriologisch onderzoek volgens de selectieve
kweekmethodes, die toen gebruikt werden, toch enkele dagen
in beslag nam.
2.4.
Waterzuivering
Zuiveren van oppervlakte- of grondwater om er drinkwater van
te maken betekent in het leger niet hetzelfde als in de
burgermaatschappij. De laatste stelt niet alleen scherpe
eisen aan hygiëne en veiligheid, maar ook aan kleur,
helderheid, smaak en reuk van het water. Daarnaast zijn
kosten belangrijk. Zuiveringstechnieken moeten goedkoop zijn
en het water mag geen bestanddelen bevatten die het
leidingwerk aantasten.
In het leger te velde betekent drinkwaterzuivering in de
allereerste plaats zorgen voor hygiënisch en veilig
drinkwater. Kleur, helderheid, geur en smaak, hoewel voor de
acceptatie van het drinkwater door de manschappen wel van
belang, tellen veel minder zwaar. Dat geldt zeker ook voor
het kostenaspect.
De door een leger in oorlog gehanteerde zuiveringstechnieken
zijn er in de allereerste plaats op gericht schadelijke
bacteriën (het bestaan van virussen was ten tijde van de
Eerste Wereldoorlog nog niet bekend) te doden of rigoureus
te verwijderen. In de praktijk maakten de beschikbare
zuiveringstechnieken geen onderscheid tussen
ziekteverwekkers en niet-schadelijke bacteriën.
Drinkwaterzuivering te velde was eigenlijk niets meer of
minder dan sterilisatie of desinfectie van het beschikbare
water.
Voorafgaand aan de eigenlijke sterilisatie of desinfectie
moest het ruwe water meestal eerst een voorbehandeling
(bijv. filtratie of ontijzering) ondergaan, terwijl het
steriel gemaakte water vaak nog een nabehandeling kreeg
(bijv. koeling of beluchting).
2.5.
Waterbehandelingstechnieken anno 1914
Tijdens de Eerste Wereldoorlog stonden de strijdende
legermachten verschillende technieken ten dienste voor het
bacterievrij maken van ruw water, elk met hun eigen voor- en
nadelen. Naar hun aard werden er drie categorieën van
waterbehandelingstechnieken onderscheiden.
In de eerste plaats was er de mechanische waterbehandeling,
waarbij bacteriën uit het water worden verwijderd door
filtratie. (Strikt genomen is filtreren niet alleen maar een
mechanische behandeling, vergelijkbaar met de werking van
een zeef, maar is er ook het fysische proces van adsorptie
bij betrokken).
Daarnaast was er een tweetal fysische behandelingstechnieken
in gebruik. Koken, als oude en beproefde methode om water
steriel te maken, werd veel toegepast, terwijl het bestralen
met ultraviolet licht een nieuwe methode in opkomst was voor
het afdoden van ziektekiemen.
Ten slotte waren er de chemische behandelingsmethoden,
waarbij bacteriën worden afgedood door het toevoegen van
bepaalde chemicaliën aan het ruwe water.
Op elk van deze technieken zal wat dieper worden ingegaan.
Er zal telkens eerst een korte beschrijving van het principe
van de waterbehandelingsmethode worden gegeven; daarna zal
met enkele voorbeelden worden aangegeven hoe de
verschillende strijdmachten dit in de praktijk brachten,
waarbij ook iets zal worden opgemerkt over de problemen die
zich daarbij voordeden.
3.
Filtreren
|
“Zijn mond staat
half open; hij spant zich in, woorden te vormen,
maar zijn lippen zijn te droog. Ik heb mijn veldfles
niet bij me; ik had hem niet meegenomen op
patrouille. Maar onder in de trechter staat wat
modderig water. Ik laat me naar beneden, neem mijn
zakdoek en spreidt hem wijd uit; dan laat ik hem in
het water zakken, en schep in de holte van mijn hand
een beetje van het gele water, dat er doorheen
sijpelt. Hij drinkt het op. Onmiddellijk ga ik weer
nieuw halen.”
Erich Maria Remarque – Im Westen nichts
Neues (1929) |
3.1. Principe van
filtratie
Filtreren is waarschijnlijk de oudst toegepaste methode voor
het drinkbaar maken van ruw water zowel in de
burgermaatschappij als in het leger. Bij filtratie wordt het
ruwe water door een dikke laag van poreus materiaal geleid.
Het water dringt in het poreuze materiaal door en treedt ten
slotte aan de andere zijde weer uit. Zwevende
verontreinigingen in het ruwe water worden op en in het
filterbed vastgehouden. Publieke drinkwaterbedrijven
gebruiken vaak zand- of grindfilters, grote bassins gevuld
met zand of fijn grind. Zand is niet erg geschikt om
bacteriën uit het water te verwijderen. Hiervoor is
filtermaterieel nodig met zeer fijne poriën.
Kant en klare waterfilters voor huishoudelijk of industrieel
gebruik werden al sinds het midden van de 19e eeuw op de
markt gebracht. Als filtermateriaal konden heel diverse
poreuze materialen dienen. Vaak waren dit gesteente-achtige
materialen zoals zandsteen, puimsteen, cokes, asbest,
zeoliet etc., maar ook houtskool (norit) en zelfs vilt en
canvas zijn gebruikt. Vooral sommige steen-achtige
materialen bleken in staat bacteriën vrijwel volledig uit
het water te verwijderen. Opgeloste stoffen in het ruwe
water, zoals van nature aanwezige zouten of organische
verontreinigingen, worden op z’n best slechts gedeeltelijk
verwijderd.
Filters zijn er in allerlei maten, soorten en uitvoeringen.
Een type dat ook ruime militaire toepassing vond, bestond
uit een holle metalen cilinder (filterhuis), waarin zich het
poreuze materiaal - de filterkaars - bevond. Een voorbeeld
van zo’n type filter was het Pasteur-Chamberland - filter,
hieronder schematisch afgebeeld in
de figuur.
|
Fig. 4: Doornede van een Pasteur –
Chamberland - filter |
Het filtermateriaal van dit filter bestond uit een soort
kunststeen, n.l. gebrande porseleinaarde. De aanvoerbuis a
voor het ruwe water bevindt zich aan de bovenzijde van het
filterhuis d; aan de onderzijde wordt het huis afgesloten
met een afdichtring h en een porseleinen afdichtplaat f.
Water dat via de aanvoerbuis binnenkomt, dringt via de vrije
ruimte c de filterkaars d binnen en kan het filter slechts
aan de onderzijde van de filterkaars via de opening i in de
afdichtplaat weer verlaten.
Het Pasteur-Chamberland-filter was zeer geschikt voor het
verwijderen van bacteriën. De capaciteit was echter klein.
Het leverde slecht twee liter steriel water per uur.
Bij sommige filtertypes liep het water onder invloed van de
zwaartekracht door het filter. Bij andere types werd de
filtratiesnelheid, en daarmee de capaciteit, opgevoerd door
gebruik te maken van zuig- of perspompen waarmee het water
geforceerd door de filterkaars werd gedrukt. Alle varianten
kwamen bij de legers te velde tijdens de Eerste Wereldoorlog
voor. Enkele voorbeelden passeren in de volgend paragraaf de
revue.
3.2. Filtratie
bij de legers te velde
Aanvankelijk werden de Duitse troepen met zak- of
veldfilters op pad gestuurd, waarin watten of celstof als
filtermedium waren verwerkt. Al snel bleken deze filters uit
hygiënisch oogpunt volstrekt ontoereikend en moest men
overschakelen op meer betrouwbare filtertypes.
Filters van de firma Berkefeld te Celle (die nog altijd
actief is op gebied van waterbehandelingstechnieken)
voldeden beter. Als filtermateriaal bevatten ze het poreuze
gesteente kiezelgoer, ook wel diatomeeënaarde genoemd. De
firma had voor militair gebruik diverse types ontwikkeld.
Het zogenaamde grosses Armeefilter bestond uit een batterij
van negen parallel geschakelde filterkaarsen die in een
kring waren opgesteld. Elk van de filterkaarsen kon bij
breuk of verstopping apart uitgeschakeld worden, terwijl de
rest van de filterbatterij bleef functioneren.
De batterij kon worden gemonteerd op een wagen welke door
paarden getrokken werd. Deze mobiele installaties hadden
genoeg capaciteit om eenheden van compagnie- of
bataljonsgrootte enige tijd van drinkbaar water te voorzien
(mits geschikt ruw water voorhanden was, uiteraard). Voor
grotere troepenonderdelen was hun capaciteit te gering.
Het Oostenrijkse leger gebruikte naast Berkefeld- filters en
Pasteur-Chamberland-filters ook nog zgn. Delphin-filters.
Het filtermateriaal bestond hier uit geperste kunststeen.
Deze filters konden, net als de Berkefeld-filters, tot
complete filter-batterijen aaneengeschakeld worden. Ze
werden dan aangesloten op de waterleiding of op bronnen. Op
deze manier waren ze bij uitstek geschikt voor grotere
troepeneenheden die langdurig op dezelfde plaats verbleven.
Ook waren er, evenals bij de Berkefeld-filters, mobiele
Delphin-filterbatterijen.
|
Fig. 5: Batterij Delphin-filters voor gebruik
in (semi-)permanente kantonnementen |
Delphin-filters waren er ook in een draagbare versie. Ze
bestonden uit een filterhuis met filter-elementen, een
handbediende waterpomp, die met de perskant werd aangesloten
op het filter, en een driepoot waarop het geheel gemonteerd
kon worden. Het ruwe water trad aan de onderzijde het
filterhuis binnen. De aftapleiding bevond zich aan de
bovenzijde van het filterhuis. Het apparaat kon 20 liter
zuiver drinkwater per uur leveren.
|
Fig. 6: Draagbaar Delphin-filter in
operationele toestand |
De draagbare Delphin-filters waren demontabel. In
gedemonteerde toestand was het filter met toebehoren verpakt
in een draagcassette, waardoor het gemakkelijk meegenomen
kon worden. Delphin-filters behoorden standaard tot velduitrusting van
de infanteriedivisies van het k.u.k. leger.
|
Fig. 7: Draagbaar Delphin-filter in cassette |
De firma Berkefeld leverde eveneens een draagbaar
filterapparaat voor militair gebruik. Dit apparaat had een
eigengewicht van 3 kg en leverde ongeveer 3 liter water per
minuut. Speciale snufjes bij dit filtertoestel waren o.a een
expansievat om de filterkaars te beschermen tegen de
drukstoten die tijdens het pompen optraden, een verlengstuk
voor de pomparm, waardoor de handpomp makkelijker te
bedienen was, en ten slotte een voetbeugel waar de bediener
van het filter zijn voet in kon zetten zodat het gehele
filterapparaat stabiel in positie bleef. Dit zgn. kleines
Armeefilter kon worden gedemonteerd en in een zeildoeken tas
worden meegedragen boven op de ransel.
Verder gebruikte het Duitse leger nog zgn. Hansa-filters,
mobiele filters waarin Gurocel, een poreuze kunststeen, als
filtermateriaal was gebruikt. Het Britse leger maakte al
jaren gebruik van kiezelgoer-filters, die sterk op
Berkefeld-filters leken. Ze werden geproduceerd door de
firma Doulton te Lambeth bij Londen.
In geval van nood of indien geen kant-en-klare filters
voorhanden waren, kon een eenheid te velde ook zelf een
filterinstallatie improviseren, indien de omstandigheden van
het terrein dat toelieten (Zie
■
bijlage 2). Deze
geïmproviseerde filters konden vaak wel een helder en goed
smakend water leveren, maar waren in hygiënisch opzicht veel
minder betrouwbaar dan de industrieel geproduceerde
kant-en-klare filters.
3.3. Problemen
bij de filtratie te velde
Filtreren was goedkoop in vergelijking tot de fysische
sterilisatie-technieken uit de volgende paragraaf. Ook
leverde filtratie een doorgaans helder, goed smakend, hoewel
niet altijd kleurloos drinkwater. Toch kleefden er serieuze
nadelen aan deze techniek.
Weliswaar kon door filtratie het aantal bacterien in het
water zeer sterk gereduceerd worden, gegarandeerd kiemvrij
werd het water niet. In de meeste gevallen was het
gefiltreerde water veilig om te drinken, maar een klein
risico op besmetting bleef bestaan.
Om deze reden verordonneerde het Oostenrijkse leger dat
water dat alleen gefiltreerd was, niet voor drinkwater
gebruikt mocht worden. Filtratie mocht alleen toegepast
worden in combinatie met een andere, meer betrouwbare
sterilisatietechniek.
Filtreren duurde lang, dat gold zeker voor drukloze filters.
Druk- en onderdrukfilters werkten in het algemeen sneller.
Daar staat tegenover dat langzaam filtreren meestal een
zuiverder drinkwater oplevert.
Filters raakten meer of minder snel vervuild, afhankelijk
van de hoeveelheid vuil in het ruwe water. Naarmate een
filter meer vervuild is, loopt het water er langzamer
doorheen. Dat geldt voor alle types filters. Uiteindelijk
raakt het filter verstopt. Filters moesten dus van tijd tot
tijd gereinigd worden. Het reinigen gebeurde door spoelen
met water in omgekeerde richting om het vuil, dat zich in en
op het filter had opgehoopt, te verwijderen. De buitenkant
van de filterkaarsen werd geschrobd en zo nodig geschuurd,
waarna alle onderdelen van het filter gesteriliseerd werden
door ze uit te koken. In het uiterste geval moest de
filterkaars vervangen worden door een nieuwe.
Berkefeld-filters moesten zo ongeveer om de drie dagen
gereinigd worden.
Het reinigen was omslachtig, vereiste grote zorgvuldigheid
en goed geïnstrueerd personeel. Een troep op mars of in
actie had gewoonlijk niet de tijd en gelegenheid grote zorg
te besteden aan reinigen van waterfilters. Onzorgvuldig
reinigen kon er toe leiden dat het filter juist een haard
van besmetting werd, met alle gevaren en gevolgen van dien.
Door de Duitsers buitgemaakte Berkefeld-filters van het
Russische leger bleken dermate vervuild, dat het drinken van
ongefiltreerd water een stuk veiliger leek.
Ook waren de filterkaarsen kwetsbaar. Bij stoten, zoals
nogal eens tijdens vervoer over moeilijk terrein gebeurde,
konden ze gemakkelijk breken. Filterkaarsen waarin
scheurtjes of barstjes waren ontstaan, waren onbruikbaar
geworden. Niet altijd werden deze kleine beschadigingen
tijdig opgemerkt, met als resultaat dat het gefiltreerde
water nog te veel bacteriën bevatte.
Hoewel door alle legers nog volop gebruikt, was filtratie
van water om het bacterie-arm te maken eigenlijk de
technologie van het verleden. Snellere methodes, die ook
veel betrouwbaarder waren, dienden zich aan.
Drinkwaterbereiding door filtratie verloor daarom bij de
legers steeds meer terrein. Filtratie werd steeds vaker en
gerichter toegepast als voorbehandeling van het ruwe water
of nabewerking van het gesteriliseerde water bij de nieuwere
sterilisatietechnieken.
4.
Fysische sterilisatiemethodes
|
“We klommen over
een afrastering en kwamen aan de beek. Daar lag er
een in het water, met z’n rode broek naar boven. Aan
de andere kant lagen of zaten dode of gewonde
Fransen. Ik sprong over de beek. Achter mij schepte
iemand water met z’n hand en slorpte het op.”
Ludwig Renn – Krieg (1929) |
4.1. Verhitten,
koken, destilleren
4.1.1. Principe van
sterilisatie door verhitten
In de decennia vóór de Eerste Wereldoorlog hadden Louis
Pasteur, Robert Koch en tal van andere natuurwetenschappers
de microbiële verwekkers van tal van besmettelijke ziektes
zoals dysenterie, tyfus en cholera ontdekt, en ook dat
verhitten een effectieve manier is om deze bacteriën te
doden.
Koken van water is in principe eenvoudig en bijna overal uit
te voeren. Door het water enige tijd te verhitten tot een
temperatuur van 100 °C of nog hoger worden alle ziektekiemen
gedood. Tevens verdwijnen door het koken vaak ook vieze
geuren en smaakstoffen uit het ruwe water.
Troebel ruw water wordt tijdens koken helderder omdat de
troebeling meebezinkt met de door het koken onoplosbaar
geworden carbonaat-zouten (ketelsteen). Het gekookte water
moet eerst afkoelen voordat het gedronken kan worden.
Zonder speciale maatregelen duur dit lang. De mobiele
drinkwaterkokers, die vooral door de Duitse en de
Oosterijkse legers gebruikt werden, leverden, dankzij een
speciale koeltechniek, water dat hooguit enkele graden
warmer was dan het gebruikte ruwe water.
4.1.2. Kooksterilisatie bij de
legers te velde
Bij het uitbreken van de oorlog in augustus 1914 beschikten
de Duitse en Oostenrijkse legers over mobiele
drinkwaterbereiders van het systeem Henneberg, ontwikkeld
door het Laboratorium van de Kaiser-Wilhelm-Akademie te
Berlijn. Kenmerkend voor dit systeem was, dat het gekookte
water in het apparaat zelf werd teruggekoeld tot drinkbare
temperatuur.
De apparaten werden gebouwd in Duitsland door de firma
Rudolf A.Hartmann. Deze drinkwaterbereiders waren er in
verschillende uitvoeringen. Het standaardmodel kon 600 à 700
liter drinkwater per uur leveren en was gemonteerd op een
vierwielige wagen. De wagen werd door twee paarden
getrokken.
|
Fig. 8: Henneberg-Hartmann mobiele
drinkwaterbereider, model KWA |
In het
bovenstaande figuur zijn de belangrijkste onderdelen van het model
KWA, dat bij het uitbreken van de oorlog het standaard model
was, duidelijk te zien. Vooraan op de dichtstbijzijnde hoek
van de wagen bevindt zich de stoomketel/sterilisator. De
schoorsteen is neergeklapt, hetgeen tijdens transport
voorschreven was. Onder de ketel is duidelijk de deur van de
stookplaats te zien.
Naast de ketel staat het voorfilter, waarin het ruwe water
werd ontdaan van fijn zwevend vuil. De horizontale cylinder
in het midden van de wagen is de koeler. De ketel werd
gewoonlijk gestookt met steenkool, dat werd meegenomen in de
kist onder de bok van de wagen.
De ketel werkte met een stoomdruk van 1,5 atmosfeer,
waardoor een temperatuur van 110 ºC werd bereikt. In de
stoomketel bevond zich een metalen, spiraalvormig gewonden
leiding, waardoor het ruwe, gefiltreerde water werd geleid.
De verblijftijd van het water in de stoomketel was minstens
1 minuut. Deze hittebehandeling, 1 minuut op 110 ºC, is ruim
voldoende om alle bacteriën af te doden. Vervolgens werd het
steriele water door de koeler geleid.
Deze koeler werkte volgens het tegenstroomprincipe (voor
nadere details zie verderop in de tekst bij het
Maruco-systeem). Gekoeld werd met ruw water dat daardoor
tegelijkerijd opgewarmd werd, voordat het in de stoomketel
werd geleid. Hierdoor werd tevens brandstof bespaard. De
koeling was zo effectief, dat het drinkwater ten slotte
aangeboden kon worden op een temperatuur die slechts 2 ºC
boven die van het gebruikte ruwe water lag.
|
Fig. 9: Henneberg-Hartmann drinkwaterbereider in actie bij
het Duitse leger |
Bij een kleinere uitvoering van dit apparaat, speciaal
ontwikkeld voor acties in
bergachtig terrein, waren de diverse onderdelen verdeeld
over twee tweewielige wagens, die elk door een paard of
muilezel getrokken werden. Deze units waren aanzienlijk
lichter en wendbaarder dan de vierwielige wagen met het
standaardmodel. Het “berg”-model had een capaciteit van
ongeveer 400 à 500 liter drinkwater per uur.
Zowel standaardmodel als “berg”-uitvoering waren geschikt
voor troepeneenheden ter grootte van een regiment of
bataljon. Aanvankelijk beschikte het k.u.k. leger aan het
front in Galicië eind 1914 over slechts 4
drinkwaterbereiders. Ze waren geplaatst bij de vier grote
oorlogshospitalen achter het front. Al snel bleek dit zwaar
onvoldoende en na het uitbreken van een tyfus-epidemie onder
de troepen werd er een groot aantal installaties bij
gekocht, zodat elk regiment van een mobiele
drinkwaterbereider kon worden voorzien.
In de loop van 1916 werden de drinkwaterbereiders
gemotoriseerd, wegens het steeds groter wordende gebrek aan
paarden.
De behoefte aan drinkwaterbereiders nam snel toe naarmate de
oorlog langer duurde. Zo had het Oostenrijkse leger begin
1917 ongeveer 400 van deze apparaten in gebruik.
Vergelijkbare aantallen waren operationeel bij de Duitsers.
Nalevering werd echter steeds moeilijker door het toenemende
gebrek aan grondstoffen tengevolge van de Engelse blokkade.
Voor kleinere troepeneenheden, ter grootte van een compagnie
e.d., produceerde de firma Hartmann kleine, draagbare
drinkwaterbereiders van het Henneberg-type. Het eigen
gewicht van deze apparaten was 45 kg. Ze konden gedemonteerd
worden in twee pakketten van 22,5 kg, die elk door één man
gedragen kon worden.
|
Fig. 10: Draagbare Henneberg-Hartmann drinkwaterbereider op
mars |
|
Fig. 11: Draagbare Henneberg-Hartmann drinkwaterbereider in
actie |
De belangrijkste elementen van de draagbare
drinkwaterbereider zijn in figuur 11 duidelijk te herkennen.
Rechts boven staat het voorfilter dat tevens als vultrechter
dienst doet. Het gefiltreerde ruwe water wordt via een slang
door de koeler geleid (midden op de foto) waarna het
voorverwarmd in de ketel (links) komt. De ketel bestaat uit
stookkast (onderste deel met de schuine dakjes) en de
eigenlijke stoomketel annex sterilisator (de rechtopstaande
cilinder). Het gesteriliseerde water verlaat de ketel via
een slang, wordt naar de koeler geleid en ten slotte
opgevangen in een voorraadvat (bij de hurkende soldaat). De
koeler werkt, evenals bij de grote drinkwaterkokers, volgens
het tegenstroomprincipe. Deze apparaten leverden ongeveer
100 liter drinkwater per uur.
De draagbare drinkwaterbereiders voldeden in de praktijk
niet. Het steriele drinkwater bleek telkens opnieuw toch in
contact te kunnen komen met het ruwe water, waardoor het
opnieuw besmet werd. Hierom besloot de k.u.k legerleiding in
het najaar van 1915 deze draagbare apparaten niet meer bij
te bestellen.
Het Duitse leger gebruikte naast de Henneberg-Hartmann
apparaten ook drinkwaterbereiders van de firma Max Rump und
Co. te Berlijn. Deze installaties hadden met ca. 750 liter
drinkwater per uur een iets grotere capaciteit, maar werkten
eveneens volgens het Henneberg-principe en weken alleen in
de uitvoering af van de Hartmann-apparaten.
Door het intensieve gebruik te velde traden tekortkomingen
aan de apparatuur onvermijdelijk aan het licht. De firma
Rump, evenals trouwens de firma Hartmann, bleef dan ook de
gehele oorlog verbeteringen aanbrengen aan de
drinkwaterbereiders. Pas in de loop van 1918 werkte het zgn.
Maruco-systeem (Max Rump und Co.) helemaal naar behoren. Een gedetailleerde beschrijving van het Maruco-apparaat is
te lezen in ■
bijlage 3.
De Fransen beschikten bij het uitbreken van de oorlog over
enkele drinkwaterbereiders van het Vaillard-Desmaroux -
systeem. Dit waren verbeterde versies van het
oorspronkelijke, al voor 1900 ontwikkelde, apparaat. Ze
werkten min of meer volgens hetzelfde principe als de
Henneberg-Hartmann - en Maruco - drinkwaterbereiders en
werden eveneens gestookt met steenkool. In de loop van de
oorlog lijken de Fransen zich, onder invloed van de Engelsen
en Amerikanen, meer en meer te hebben bediend van chemisch
gesteriliseerd drinkwater.
Naast de diverse drinkwaterbereiders van het hierboven
beschreven principe hadden sommige legers, waaronder de
Duitsers, ook waterdestillatoren in gebruik. In dit type
apparaten werd het water gekookt, waarbij de vrijkomende
waterdamp werd opgevangen in een koeler, waar hij vervolgens
weer condenseerde tot water. Het condenswater werd apart
opgevangen, was kiemvrij en kon vervolgens, eventueel na
verdere koeling en beluchting, direct als drinkwater
gebruikt worden.
Soms ook, als er geen andere mogelijkheden waren, werd water
gekookt in de kookketels van de mobiele veldkeukens. De
capaciteit van de keukens werd daarmee oneigenlijk gebruikt
en bovendien was het onhandig. Het gekookte water moest in
afgesloten gamellen gekoeld worden aan de lucht, hetgeen
vele uren in beslag nam. Daarna moesten veldflessen of
bekers gevuld worden met een scheplepel of een hevel o.i.d.
De kans op nabesmetting was groot.
|
Fig.12: Twee Duitse mobiele veldkeukens in actie in de
Vogezen |
4.1.3. Problemen bij de
kooksterilisatie te velde
Het bedienen van de tamelijk ingewikkelde machines vereiste
goed geïnstrueerd personeel. Hiervoor werden onderofficieren
aangesteld, die opgeleid waren in technische beroepen als
machinist, slotenmaker of bankwerker e.d. Een officier van
gezondheid hield toezicht op de handhaving van de hygiëne,
terwijl de eindverantwoordelijkheid voor de
drinkwaterbereiders bij een militaire arts lag.
Stoken met steenkool bleek bij grote behoefte of een
langdurig verblijf te velde soms problemen op te leveren
wegens stagnerende aanvoer. Stoken met hout, dat het
omliggende terrein kon leveren, gaf daarentegen meer
rookontwikkeling. Hierdoor bestond het serieuze gevaar dat
de posities aan de vijand verraden werden, indien het
apparaat vlak achter het front werd ingezet. ’s Winters
hadden de drinkwaterbereiders last van bevroren leidingen en
pompen, maar dit gold eigenlijk wel voor alle types
drinkwaterbereiders.
Door het verlies aan vluchtige en minerale bestanddelen
tijdens koken is het gekookte water flauw en laf van smaak.
Zelfs intensief beluchten van het gekookte water, zoals bij
de laatste modellen drinkwaterbereiders gebeurde, hielp niet
voldoende. Daarom hadden de soldaten een hekel aan het
drinken van gekookt water. Het drinkwater werd daarom
dikwijls verstrekt in de vorm van thee of koffie. Ook werden
wel smaakstoffen aan het gekookte water toegevoegd zoals
suiker of citroenzuur.
|
Fig. 13:
Britse soldaten drinken koffie achter het front
bij Orvillers
|
De kooksterilisatoren waren logge apparaten.. Het
Henneberg-Hartmann apparaat, standaardmodel K.W.A., woog
1150 kg. In moeilijk terrein of op hellingen konden de twee
trekpaarden er nauwelijks mee uit de voeten. Het vorige
model “1909”, dat ook nog volop gebruikt werd door de Duitse
en Oostenrijkse troepen, woog zelfs nog 200 kg meer!
Zelfs bouwde de firma Hartmann verrijdbare
drinkwaterbereiders met een capaciteit van 1000 liter water
per uur. Deze installaties wogen maar liefst 2450 kg en
waren alleen al daardoor ongeschikt om door een troep op
mars meegevoerd te worden. Ze waren bedoeld voor
legerkampen, forten en dergelijke (semi-)permanente
kantonnementen.
Een serieuzer probleem was dat ondanks de verbeteringen die
voortdurend aan de diverse apparaten werden aangebracht, er
toch telkens weer problemen met nabesmetting van het
gekookte water werden geconstateerd.
Hoewel koken zowel in het Duitse als het Oostenrijkse leger
gedurende de hele oorlog de belangrijkste manier van
drinkwaterbereiding bleef, waren de problemen met deze
apparaten aanleiding om naar andere sterilisatie-methoden
uit te zien. Een veelbelovende nieuwe techniek leek het
bestralen van water met ultraviolet licht te zijn.
4.2. UV -
bestraling
4.2.1. Principe van de
UV-sterilisatie
Door de problemen met de kooksterilisatoren waren vooral het
Duitse en het Oostenrijkse leger op zoek naar
betrouwbaardere drinkwatersterilisatoren. Hun aandacht werd
getrokken door de tamelijk nieuwe technologie van
steriliseren met ultraviolette (UV) straling.
Natuurwetenschappers waren allang bekend met het
bacterie-dodende effect van ultraviolette straling. Reeds in
1901 had de Amerikaanse fysicus Peter Cooper-Hewitt de lage
druk kwikdamplamp ontwikkeld. Kwiklicht is zeer rijk aan
ultraviolette straling. Pas toen de firma Westinghouse
robuuste uitvoeringen van de kwikdamplamp op de markt
bracht, kon de steriliserende werking ook in het dagelijks
leven worden toegepast. De eerste civiele
UV-watersterilisatoren werden door deze firma gebouwd.
Een kwikdamplamp is een gloeidraadloze lamp (vergelijkbaar
met de moderne halogeenlampen), meestal in de vorm van een
lange smalle buis en met twee verwijdingen aan de uiteinden,
waarin zich de elektroden bevinden, waartussen elektrische
spanning aangebracht wordt. De buis is gevuld met damp van
kwik, een vloeibaar metaal, waarvan ook een kleine
hoeveelheid in de lamp aanwezig is. Met een elektrische
gelijkspanning wordt de kwikdamp tot gloeien gebracht. De
lamp moet gemaakt worden van kwarts, omdat glas de
UV-straling grotendeels tegenhoudt.
Door de stralende lamp onder te dompelen in water worden de
daarin aanwezige bacteriën gedood. Daarbij zijn een paar
zaken van belang. Het kiemdodende effect is vlak tegen de
lamp aan groot, maar neemt snel af op grotere afstand van de
lamp. In troebel of gekleurd water is het kiemdodend effect
zeer veel geringer dan in helder, kleurloos water. In feite
is troebel water ongeschikt om met UV-straling behandeld te
worden.
Enkele publieke drinkwaterbedrijven, vooral in Frankrijk,
hadden in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog reeds
UV-sterilisatoren in bedrijf genomen. De ervaringen met deze
installaties waren over het algemeen uitstekend.
Bijvoorbeeld in de steden Saint Lo, Monaco, Lunéville en
Genua stonden UV-drinkwaterinstallaties met capaciteiten
oplopend van 1800 tot 43000 kubieke meter bacterievrij
drinkwater per dag.
Zie voor een schematische tekening met beknopte beschrijving
van een UV-watersterilisator anno 1910 in
■
bijlage 4.
4.2.2. UV-sterilisatie bij de
legers te velde
Twee Weense bedrijven hadden gezamenlijk voor het
Oostenrijkse leger een mobiele drinkwaterbereider op basis
van UV-bestraling ontwikkeld. Het onderstel, een
aanhangwagen die achter een truck kon worden gekoppeld, was
gebouwd door de Simmeringer Waggonfabrik A.G. De eigenlijke
sterilisator inclusief randapparatuur kwam van de firma
Warchalowski, Eissler & Co. (Beide bedrijven bestaan nog
steeds).
Deze UV-sterilisator werkte volgens het principe van
Westinghouse-Cooper-Hewitt. Hierbij werd de lamp niet
ondergedompeld in het ruwe water, maar stroomde water in een
dunne laag langzaam vlak onder de lamp door, zoals
schematisch in figuur14 is aangegeven.
|
Fig. 14: Principe van de Westinghouse-Cooper-Hewitt
UV-sterilisator |
Het van grof vuil ontdane ruwe water werd vooraf door een
Berkefeld-filter geperst om fijn zwevend vuil en kleur zo
goed mogelijk te verwijderen. Het voorgezuiverde water werd
naar een overloopvat geleid waarin zich de kwikdamplamp
bevond. Met behulp van een systeem van schotten stroomde het
water meerdere keren langs de lamp voor een zo groot
mogelijk kiemdodend effect.
De lampen werkten op een gelijkstroom van 100 volt. Stroom
werd geleverd door een dynamo die door een benzinemotor werd
aangedreven. De lichtsterkte van de lamp mag niet
fluctueren. Hiervoor is een constante bedrijfsspanning
nodig. Deze werd gecontroleerd met een voltmeter en door
visuele inspectie van de helderheid van de lamp. De
capaciteit van deze UV- drinkwaterbereider bedroeg ongeveer
600 liter steriel drinkwater per uur.
Het Duitse leger beschikte over enkele mobiele
UV-sterilisatoren van het fabrikaat Deelemann. Deze
watersterilisatoren waren er in twee modellen. Het ene model
werkte volledig zelfstandig. De belangrijkste onderdelen
waren een 2,5 PK benzinemotor, een dynamo met gelijkrichter
die 135 volt leverde, een waterpomp, twee grof- en twee
fijnfilters, een schakelkast en ten slotte twee
sterilisatiekamers met de UV-lampen. De benzinemoter dreef
zowel de waterpomp als de dynamo aan.
Anders dan bij de Oosterijkse UV- waterbereiders waren bij
de Duitse apparaten de lampen tijdens het steriliseren
geheel ondergedompeld. Alle onderdelen waren op een wagen
gemonteerd. Het geheel woog 1100 kg. De kwikdamplampen
werden geleverd door de Quarzlampengesellschaft te Hanau.
Het andere model was veel lichter. Het woog slechts 200 kg
en was gemonteerd op een aanhangwagentje. Dit model bezat
geen eigen stroomvoorziening, maar moest aangesloten worden
op stroomvoorziening van bijv. de mobiele
veldtelegrafieposten of van de röntgenwagens die tot de
uitrusting van de grotere veldhospitalen behoorden.
De capaciteit van beide modellen bedroeg ongeveer 10 liter
steriel water per lamp per minuut.
4.2.3. Problemen bij de
UV-sterilisatie te velde
De kwikdamplampen waren bijzonder kwetsbaar en erg gevoelig
voor breuk. Daardoor waren deze installaties minder geschikt
voor een leger in beweging. Bovendien waren de lampen duur.
Echter voor (semi-)permanente kantonnementen, kazernes,
legerhospitalen e.d. leken deze apparaten uitermate
geschikt.
Ondanks de goede ervaringen bij de civiele
drinkwaterbereiding viel het bacteriedodende effect in de
praktijk te velde soms nogal tegen. De vaak slechte
kwaliteit van het ruwe water was hiervoor verantwoordelijk.
Troebeling diende rigoureus uit het water verwijderd te
worden. Sterke troebeling leidde dan weer tot snelle
vervuiling van de filters. Soms moest daarom eerst een
klaring van het ruwe water met behulp van klaringsmiddelen
worden toegepast. IJzerchloride of aluminiumsulfaat in
combinatie met soda werden daarvoor gebruikt. Opgelost in
het ruwe water vormen deze middelen vlokken, die vrij snel
bezinken en waaraan zich de fijne, zwevende vuilbestanddelen
hechten. Het geklaarde water werd vervolgens gefiltreerd met
bijvoorbeeld Berkefeld-filters.
Zuivering vooraf door klaren en filtreren bleek echter lang
niet altijd voldoende. Weliswaar werd het water meestal wel
helder, maar opgeloste stoffen werden nauwelijks verwijderd.
Vooral water dat van nature veel humuszuren bevatte, vormde
een probleem voor de UV-sterilisatoren. Deze humuszuren
absorbeerden veel van de UV-straling, waardoor het
kiemdodend effect sterk verminderd werd. Afhankelijk van de
herkomst van het ruwe water bevatte het meer of minder van
deze storende humuszuren.
Dit betekende dat het steriliserende effect van de
UV-straling niet altijd te voorspellen was en sterk afhing
van de samenstelling van het ruwe water ter plekke. Dit
hield een aanzienlijk gezondheidsrisico in. Bij de publieke
drinkwater bedrijven deed dit probleem zich niet voor. Het
water is daar steeds van dezelfde herkomst en daardoor
nagenoeg constant van samenstelling.
Net als voor de kooksterilisatoren was voor de bediening en
het onderhoud van de UV-drinkwaterbereiders technisch goed
onderlegd personeel nodig.
In feite waren de mobiele UV-watersterilisatoren nog
allerminst volledig uitontwikkeld en derhalve niet geheel
betrouwbaar. Dat gold zowel voor het Duitse als het
Oostenrijkse fabrikaat. De tekortkomingen bleken in de
praktijk van het intensieve gebruik bij de troepen, maar ook
proeven uitgevoerd door het Hygienisches Institut van de
k.k. Universität te Wenen waren niet geheel bevredigend
verlopen. Vanaf medio 1916 heeft het Oostenrijkse leger dit
type waterbereiders daarom niet meer aangeschaft.
De geallieerde legers lijken nauwelijks gebruik te hebben
gemaakt van deze nieuwe techniek van drinkwaterbereiding.
Wel beschikten geallieerde legerhospitalen achter het front
over kleine UV-sterilisatoren om steriel water te maken voor
medische doeleinden.
5.
Chemische sterilisatie
|
“Koud en dorst –
een lied dat Funk steeds weer van de zwaargewonden
te horen krijgt. Hij heeft niets te drinken, hij
heeft geen veldfles, verloren. Naar de duivel ermee!
Hij vult zijn drinkbeker met regenwater, dat zich in
een plooi van het wagenzeil verzameld heeft.”
A.M. Frey – Die Pflasterkästen (1929) |
In de decennia voorafgaand aan
de Eerste Wereldoorlog maakten chemische wetenschap en
techniek een ongekend snelle ontwikkeling door. Ontdekkingen
volgden elkaar in snel tempo op. De chemische industrie
bloeide. De bacteriedodende eigenschappen van sommige
chemicaliën waren inmiddels bekend geworden en het gebruik
ervan voor het kiemvrij maken van water werd in de civiele
drinkwaterbereiding hier en daar reeds toegepast.
5.1. Principes
van de chemische sterilisatie
Hoe verschillend van aard en samenstelling de chemicalien
voor drinkwatersterilisatie ook zijn, in chemisch opzicht
vallen ze allemaal onder één gemeenschappelijke noemer. Het
zijn alle zgn. oxiderende stoffen of oxidatoren. Het is hier
niet de plaats aan de hand van chemische formules en
reactieschema’s dieper in te gaan op de chemie van deze
stoffen. Oxidatoren tasten de celwand van bacteriën aan,
dringen vervolgens de bacteriën binnen en vernietigen daar
de enzymen, eiwitachtige stoffen die belangrijke
levensfuncties van de bacteriecel mogelijk maken. Hierdoor
sterven de bacteriën af.
De meest gebruikte chemische sterilisatoren bij de
strijdende partijen waren chloor-producten en ozon.
5.1.1. Chloor (chloorgas,
chloorkalk, natriumhypochloriet, chloramine-T)
Chloor is een uitermate agressief en giftig gas. In de jaren
vóór de Eerste Wereldoorlog was men er in geslaagd dit gas
in zuivere vorm te produceren. Het gas werd bewaard en
vervoerd in stalen cilinders, waarin het chloor zich onder
hoge druk bevond.
Chloor werd in 1915 bij Ieper als eerste door de Duitsers
ingezet als strijdgas. Door het openen van de drukventielen
van 6000 cilinders ontsnapte 180 ton chloorgas en dreef met
gunstige wind in de richting van de vijand. 5000 geallieerde
soldaten werden gedood, nog eens 1500 buiten gevecht
gesteld.
Civiele toepassingen van chloor waren voor de oorlog al
ontwikkeld. De bacteriedodende werking was allang bekend en
vooral in de VS was desinfecteren van drinkwater met chloor
in zwang gekomen. In 1914 had de firma Wallace & Tiernan
reeds 23 chlorereringsinstallaties geleverd aan publieke
drinkwaterbedrijven in 18 verschillende steden in de VS.
Chloorgas kan direct vanuit een drukcilinder door middel van
een reduceerventiel en injectiebuis in het, vooraf
gezuiverde, ruwe water worden geleid. Een hoeveelheid van
0,2 à 0,4 milligram chloor per liter is in schoon water
normaliter voldoende om bacteriën binnen enkele minuten te
doden. In de praktijk zijn de doseringen vaak hoger, omdat
het ruwe water stoffen bevat die een gedeelte van het chloor
als het ware wegvangen.
Naast chloorgas zijn er enkele van chloor afgeleide stoffen
die een vergelijkbare desinfecterende werking hebben. De
belangrijkste zijn chloorkalk, natriumhypochloriet en
chloramine-T. Alle drie werden tijdens de Eerste
Wereldoorlog toegepast.
Chloorkalk (bleekpoeder; calciumchloridehypochloriet) is een
crèmekleurig poeder. Opgelost in water heeft het een
kiemdodende werking, die iets zwakker is dan die van
chloorgas. Het poedervormige chloorkalk is aanzienlijk
makkelijker te hanteren dan het gasvormige chloor, maar
heeft als serieus bezwaar dat het niet stabiel is. De
desinfecterende werking kan van partij tot partij sterk kan
variëren. Ook bij ouder worden van een partij kan de
effectiviteit flink teruglopen. Hierdoor bestaat het gevaar
dat bij gebruik ongewild een te lage doserig aan het water
wordt toegevoegd met het risico dat de kiemdoding
onvoldoende is.
Natriumhypochloriet heeft eveneens een iets zwakkere
desinfecterende kracht dan chloorgas. Het is net als
chloorkalk poedervormig en evenmin stabiel. Doordat het
duurder is dan chloorkalk werd het minder gebruikt.
Chloramine-T (natrium-tosylchloramide;
natrium-n-chloro-para-tolueensulfonamide) werd tijdens de
oorlog door de amerikaanse chemicus H.D. Dakin voor het
eerst toegepast voor sterilisatie van wonden. De stof bleek
ook geschikt voor drinkwatersterilisatie.
Chloramine-T is stabiel, waardoor het ondanks de hogere
prijs een goed alternatief was voor chloorkalk en
natriumhypochloriet. Het is poedervormig en kende dus
hetzelfde hanteringsgemak als bleekpoeder.
Ruw water bevat niet alleen bacteriën, maar ook opgeloste
organische stoffen. Deze vangen een deel van het toegevoegde
chloor weg, waardoor de effectieve, voor kiemdoding
beschikbare hoeveelheid veel minder kan zijn dan bedoeld.
Hierdoor bestaat het risico dat het water niet steriel
wordt. Om zeker te zijn van voldoende bacteriedodende
werking waren de gehanteerde doseringen te velde doorgaans
ruim bemeten, met als gevolg een restant niet verbruikt
actief chloor in het drinkwater.
Dit gaf een ongenietbare smaak aan het water en kon bij
sterke overmaat zelfs acuut giftig zijn. Hierdoor was het
noodzakelijk na de sterilisatie een tweede chemicalie aan
het water toe te voegen die de overmaat actief chloor
wegnam. Deze tweede stof werd antichloor genoemd. Veel
gebruikt als antichloor werden de poedervormige stoffen
natriumhyposulfiet, natriumbisulfiet, natriumthiosulfaat en
het gas zwaveldioxide. Ook waterstofperoxide-carbamide en
natriumpercarbonaat werden als antichloor ingezet.
5.1.2. Ozon
Ozon is een bijzondere, actieve vorm van zuurstof. Het is
net als gewone zuurstof gasvormig en ontstaat door
elektrische ontlading in lucht. Reeds in 1857 construeerde
Werner Siemens de ozonbuis, het eerste apparaat waarmee op
gecontroleerde wijze ozon uit lucht gemaakt kon worden. Het
apparaat werkte volgens het principe van de stille
elektrische ontlading tussen twee elektroden waarop
elektrische spanning wordt gezet.
De kiemdodende eigenschappen van ozon werden al snel
ontdekt, en talloze toepassingen, voornamelijk medische,
werden ontwikkeld. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden in
Duitsland soldaten met fistels, ontstoken wonden, koudvuur,
loopgraafvoeten etc. met succes behandeld door middel van
begassing met ozonhoudende lucht.
Rond 1900 waren er verschillende bedrijven in Europa en de
USA die drinkwater-ozonisatoren op de markt brachten. Bij
publieke drinkwaterbedrijven in o.a. Wiesbaden, Chemnitz,
Florence, Nice, Parijs en Sint Petersburg waren vóór de
Eerste Wereldorlog reeds ozoniseer-installaties
operationeel.
Het principe van drinkwatersterilisatie met ozon is
eenvoudig. Een luchtstroom wordt in een ozonisator, in feite
een bundel ozonbuizen, verrijkt met ozon en vervolgens in
het te steriliseren water geleid. Het ruwe water moet vrij
zuiver zijn en mag geen ijzer bevatten.
De hoeveelheid ozon die gevormd werd in een ozonisator anno
1915 is gering. Lucht bestaat voor ca. 20% uit zuurstof. Van
deze zuurstof werd hooguit slechts 1 à 2 % procent omgezet
in ozon. Dat wil zeggen dat de lucht die de ozonisator
verlaat dan ongeveer 3 à 5 gram ozon per kubieke meter
bevat. Dit is echter meer dan voldoende om het gewenste
kiemdodende effect te verkrijgen.
Ozon werkt zeer veel sneller dan chloorprodukten.De werking
van ozon berust, evenals die van chloorprodukten, op
aantasting van de celwand en oxidatie van de enzymsystemen
van de in water levende bacteriën. Ozon wordt daarbij zelf
omgezet in het veilige zuurstof. Hierdoor en door de geringe
hoeveelheid ozon die in feite gebruikt wordt, is naderhand
toevoegen van een “antichloor” overbodig.
5.1.3. Andere
desinfectiemiddelen (jodium, permanganaat, zilver,
zilverfluoride)
Jodium en kaliumpermanganaat behoren, evenals ozon en de
besproken chloorverbindingen, in chemisch opzicht tot de
krachtige oxidatoren. Zij attaqueren de bacteriën op de
zelfde wijze als de eerder genoemde chemische
sterilisatoren.
Zilver en zilverzouten werken gedeeltelijk anders, maar toch
speelt ook oxidatie een rol. Verschillende mogendheden,
waaronder Duitsland, Oostenrijk en Italie, hebben tijdens de
Eerste Wereldoorlog de kiemdodende werking van
zilverfluoride, bekend onder de naam “tachiol”, bestudeerd
om het bij de drinkwaterbereiding te velde te gaan
gebruiken. Tot inzet van betekenis is het niet gekomen. De
zilververbindingen werkten traag en zijn veel minder
effectief gebleken dan ozon en chloorproducten.
5.2. Chemische
sterilisatie bij de legers te velde
5.2.1. Chlorering te velde
Chemische drinkwatersterilisatie werd aanvankelijk vooral
door het Engelse expeditieleger in Vlaanderen en
Noord-Frankrijk toegepast. Kooktoestellen en
UV-drinkwaterbereiders hadden ze niet of nauwelijks, in
tegenstelling tot hun opponenten, de Duitsers en
Oostenrijkers. Ook de Amerikanen maakten vrijwel uitsluitend
gebruik van chemische sterilisatie, maar zij verschenen pas
in 1917 op het strijdtoneel.
Chlorering met chloorgas was bij de geallieerde legers in
Noord-Frankrijk de meest gebruikte sterilisatiemethode voor
drinkwater. Bij het uitbreken van de oorlog bestelde het
Engelse leger een groot aantal mobiele
chloreringsinstallaties bij de Amerikaanse firma Wallace &
Tiernan. De installaties waren gemonteerd op een truck. Ze
waren uitgerust met een of meer drukcilinders gevuld met
choorgas, grof- en fijnfilters voor het ruwe water, een
watertank voor het gesteriliseerde water, pompen,
leidingwerk, reduceerventielen, gasinjectiebuizen,
manometers etc.
|
Fig. 15: Mobiele W&T drinkwaterbereider
(de chloorcylinders
zijn zichtbaar net achter de cabine) |
Aan het eind van de oorlog had Wallace & Tiernan 600 van
deze installaties geleverd aan de geallieerde legers in
Frankrijk. Daarnaast leverden ze nog eens zo’n 4000
draagbare chlorerings-installaties aan de legers te velde en
het Amerikaanse Rode Kruis dat eveneens in Europa actief
was.
|
Fig. 16: Deel van de vloot van mobiele W&T
drinkwaterbereiders klaar voor aflevering |
Ook produceerden Wallace & Tiernan mobiele veldlaboratoria
voor de controle op het goed functioneren van de
drinkwaterbereiders, het uitvoeren van chemische en
microbiologische wateranalyses etc. Het Amerikaanse
expeditieleger in Noord-Frankrijk had enkele van deze
laboratoria in gebruik. (De firma Wallace & Tiernan bestaat
nog steeds, maar maakt tegenwoordig onderdeel uit van het
Siemensconcern).
|
Fig. 17: Mobiel W&T waterlaboratorium in bedrijf bij het
Amerikaanse leger |
Door de grote concentraties van troepen tijdens de slag om
Verdun in 1916 was daar de behoefte aan goed drinkwater
enorm. Ook de Franse burgerbevolking profiteerde van het
veilige, met chloorgas gedesinfecteerde drinkwater dat de
militairen leverden en leerde de grote waarde ervan kennen.
Tot op de dag van vandaag wordt deze methode van
drinkwatersterilisatie in Frankrijk verdunisation genoemd.
Het Britse leger gebruikte in 1916 als eerste chloramine-T
als sterilisatiemiddel voor de drinkwaterbereiding. Het
middel werd toen voor het eerst succesvol ingezet op de tot
hospitaalschip omgebouwde voormalige ocean liner Aquitania,
die een jaar eerder als troepentransportschip bij Gallipoli
was ingezet.
|
Fig. 18: Het Britse hositaalschip Aquitania |
De nog in vredestijd opgestelde Kriegssanitätsordnung van
het Duitse leger stelde in paragraaf 412 dat chemisch
gereinigd drinkwater niet als veilig beschouwd kon worden en
slechts in geval van nood mocht worden gebruikt. Gaandeweg
de oorlog moest de Duitse legerleiding noodgedwongen dit
standpunt versoepelen. Enerzijds waren er ook problemen met
de filtratie- en de kooktoestellen, anderzijds bleek telkens
weer uit wetenschappelijk onderzoek dat chemische
sterilisatie wel degelijk effectief en veilig kon zijn.
Bovendien kon chemische sterilisatie goedkoper zijn dan
kooksterilisatie.
Zo werd er reeds omstreeks 1915 door de firma David Grove te
Berlijn een mobiele drinkwaterbereider ontwikkeld, die
gebruik maakte van chloorkalk als desinfectiemiddel. De
chloorkalkdosering in dit proces was hoog, omdat die was
uitgelegd op sterk verontreinigd oppervlaktewater.
Om smaakproblemen te vermijden werden geen thiosulfaat of
bisulfiet e.d. gebruikt als antichloor, maar ijzerpoeder.
Het ijzer werd door de oxiderende werking van de overmaat
chloor gedeeltelijk omgezet in ijzerzouten, die vervolgens
uitvlokten als ijzerhydroxide. Deze vlokken werden tezamen
met het restant van het ijzerpoeder afgefiltreerd, waarna
een goed smakend steriel drinkwater werd verkregen. De
capaciteit van deze installaties was met 2 à 3
kubieke meter steriel
drinkwater per uur enorm.
5.2.2. Ozonisering te velde
Het Oostenrijkse leger bleef gedurende de gehele oorlog
uitermate sceptisch staan tegenover chemische sterilisering
van drinkwater voor de troepen. Chlorering werd niet of
slechts incidenteel toegepast. Een uitzondering leken ze
echter te maken, evenals trouwens hun Duitse collega’s
deden, voor het ozoniseren van water.
De firma Siemens & Halske in Berlijn, later omgedoopt in
Ozongesellschaft G.m.b.H Berlin, had al voor het uitbreken
van de oorlog een mobiele water-ozoniseer-installatie voor
militair gebruik ontwikkeld. Het apparaat bestond uit twee
wagens, een machinewagen en een sterilisatiewagen, die door
paarden werden getrokken. Zowel het Duitse als het
Oostenrijkse leger bezat een aantal van deze
ozoniseer-installaties.
|
Fig. 19: Siemens & Halske mobiele
ozon-drinkwatersterilisator in bedrijf;
vooraanzicht;rechts de machinewagen; links de
sterilisatiewagen. |
In de
bovenstaande figuur zijn enkele essentiële onderdelen van de
Siemens & Halske – ozoniseerinstallatie duidelijk te
herkennen. Op de sterilisatiewagen (links) valt de
sterilisatietoren op. Deze was gevuld met grind, dat de
functie had water en ozonrijke lucht intensief met elkaar in
contact te brengen. Het water werd boven in de
sterilisatietoren op het grindbed geleid, de ozonrijke lucht
kwam onder in de kolom binnen.
De sterilisatie-toren bestond uit twee delen, zodat de
bovenste helft tijdens transport kon worden neergelaten (zie
figuur 20). Onder de bok van de sterilisatiewagen zijn twee
ozonkasten zichtbaar. Eén kast was in gebruik, de ander
diende als reserve. Beide ozonkasten bevatten acht
ozonbuizen elk. Verder bevonden zich op de sterilisatiewagen
nog een transformater en een drietal waterfilters.
De onderdelen op de machinewagen zijn op de foto minder goed
herkenbaar. Hier bevonden zich een benzinemotor, een dynamo
met gelijkrichter, een tandradwaterpomp, een luchtpompje en
een droogkolom voor het drogen van de lucht voordat deze de
ozonkast inging. De wagens wogen elk 900 kg. De installatie
kon 2 à 3 m3 kiemvrij drinkwater per uur leveren.
|
Fig. 20: Siemens & Halske mobiele
ozon-drinkwatersterilisator op mars;
voorop de sterilisatiewagen, daarachter de machinewagen |
In
■
bijlage 5 is een schematische tekening met beschrijving
te vinden van de Siemens & Halske –
waterozoniseerinstallatie.
5.2.3. Lyster bags
De tot nu toe in dit artikel besproken drinkwaterbereiders
-- filters, kooktoestellen, UV-sterilisatoren, ozoniseer- en
chloreringsinstallaties -- waren steeds bedoeld voor grote
of middelgrote troepeneenheden te velde of achter het front.
De installaties stonden vaak strategisch opgesteld bij
veldhospitalen, verplegingsposten, veldkeukens, e.d., en
vormden als het ware de centrale bereidingspunten van
waaruit het steriele drinkwater werd gedistribueerd aan
kleinere eenheden en manschappen in de linies verder naar
voren. Maar lang niet altijd bereikte het water de soldaten
in de voorste linies.
Om dit probleem te ondervangen waren er verschillende
oplossingen bedacht.
Het Amerikaanse leger in Noord-Frankrijk werkte met het
systeem van de zgn.Lyster bags, in 1913 uitgevonden door de
militaire arts Major William John L. Lyster. Lyster bags
waren canvas zakken waarin drinkwater kon worden
gedesinfecteerd, vervoerd en bereid gesteld. Ze hadden een
inhoud van ongeveer 36 gallons (ca. 160 liter). Aan het
water in de Lyster bag werd chloorkalk toegevoegd. Glazen
buisjes die precies 1 gram chloorkalk bevatten, waren
hiervoor beschikbaar. De inhoud van 1 buisje, genoeg voor 1
Lyster bag, werd met een beetje water aangeroerd tot een
papje en vervolgens toegevoegd aan de inhoud van de Lyster
bag.
Voor het geval de buisjes met chloorkalk niet beschikbaar
waren, werd zo goed mogelijk de juiste hoeveelheid
chloorkalk-poeder afgepast. Als maatbekertje diende dan de
lege huls van een patroon van een Colt 45 automatisch
pistool. Een geheel gevulde, afgestreken huls bevatte juist
1 gram chloorkalk. De voorgeschreven inwerkingstijd van het
desinfectiemiddel was 30 minuten. Daarna werd een chemische
test uitgevoerd op actief chloor (jodium/zetmeel-test). Als
actief chloor werd aangetoond, was het water geschikt voor
consumptie. Een negatieve uitslag kon betekenen dat het
water nog niet steriel was. Er moest dan opnieuw chloorkalk
worden toegevoegd.
Elke compagnie van het Amerikaanse expeditieleger hoorde
over minstens één Lyster bag te beschikken. De Lyster bags
werden gewoonlijk meegenomen tot net achter de voorste
linies. Ze werden op manshoogte opgehangen aan een driepoot,
een boomtak o.i.d om nabesmetting via de grond of door
dieren te vermijden. Soms werden ze overkapt, om ze tegen
zon en regen te beschermen.
De waterzakken waren voorzien van aftapkranen, zodat
soldaten naar behoefte hun veldfles eruit konden vullen. Tot
op de dag van vandaag is dit systeem in zwang gebleven bij
de Amerikanen en wordt bijv. ook in Afghanistan en Irak nog
steeds gebruikt. Na de Eerste Wereldoorlog oorlog ging men
soms ook over op andere desinfectiemiddelen in de Lyster
bags, zoals jodiumtabletten.
|
Fig. 21: Lyster bags, US Army, Oost-Azië, 1945
|
Ook het Italiaanse leger kende dit systeem van verplaatsbare
linnen watersterilisatie-zakken, zij het dat hun zakken een
inhoud van zo’n 200 liter hadden. Verder hadden ze een
inwendig filter, eveneens van linnen doek vervaardigd,
waarmee het ruwe water ontdaan werd van grove bestanddelen
(bladeren, insecten e.d.) alvorens het in de zak terecht
kwam. Sterilisatie geschiedde, net als bij de Amerikaanse
Lyster bags, met chloorkalk.
De waterzakken hadden het niet geringe voordeel dat ze, in
tegenstelling tot watertanks of -vaten e.d., in lege
toestand opgevouwen konden worden. Daarom, en omdat ze
weinig wogen, konden ze makkelijk getransporteerd worden.
5.2.4. Sterilisatie-kits voor
de individuele man
Voor het Duitse leger had de firma Friedrich Bayer & Co. te
Elberfeld sterilisatie-kits ontwikkeld voor de individuele
man. Elke kit bevatte 10 witte glazen buisjes met “Desazon”
en 10 bruine glazen buisjes met “Ortizon”. Desazon was het
desinfectiemiddel en was niets anders dan chloorkalk met een
extra hoog gehalte aan actief chloor. Het antichloor,
Ortizon, bestond uit waterstofperoxide-carbamide.
Voor het steriliseren van 1 liter water, ongeveer de inhoud
van een veldfles, was de inhoud van 1 buisje Desazon genoeg.
Na toevoegen moest de veldfles even goed geschud worden.
Vervolgens had het Desazon minimaal 10 minuten inwerktijd
nodig. Daarna werd een buisje Ortizon toegevoegd. Het water
was daarna volkomen veilig om te drinken. Na de oorlog werd
Ortizon door Bayer aangeprezen en verkocht als pastilles
tegen slechte adem en beginnende keelpijn.
In Oostenrijk ontwikkelde de Österreichische Verein für
chemische und metallurgische Produktion een soortgelijke
watersterilisatie-kit voor de individuele man. De kits
bestonden uit 10 buisjes met elk 0,2 gram chloorkalk en 10
buisjes met elk 0,35 gram Ortizon. De medische afdeling van
het Ministerie van oorlog zag er echter niets in en gaf een
afwijzend advies.
Desondanks bestelde het Oostenrijkse opperbevel vervolgens
10.000 kits Desazon/Ortizon bij Bayer. De kits werden bij
wijze van proef in 1916 uitgereikt aan het 10e leger dat aan
het front in Karintië lag. Ondanks de goede resultaten bleef
het Oostenrijkse Ministerie van Oorlog chemische desinfectie
van drinkwater voor de troepen afwijzen.
|
Fig. 22: Duitse soldaten scheppen water uit een
granaattrechter.
Hier is de sterilisatie-kit van Bayer onmisbaar. |
Een zwak punt in het gebruik van de sterilisatie-kits van
Bayer was de 10 minuten wachttijd die nodig was om de
bacteriën in het water te doden. Veel soldaten gunden zich
die tijd niet, en liepen daardoor aanzienlijk risico op
besmetting.
De Fransen losten het probleem van de wachttijd tussen de
toedieningen van chloor en antichloor op met het sneller
werkende desinfectie-middel kaliumpermanganaat. Ze hadden
een houder ontwikkeld voor de individuele man, die
tegelijkertijd ook als doseerapparaatje voor het
desinfectiemiddel diende. De houder bestond uit twee lege
patroonhulzen die met de bodems aan elkaar waren gesoldeerd.
Beide helften konden worden afgesloten met een hol dopje van
aluminium.
De ene patroonhuls bevatte het desinfectiemiddel: een poeder
bestaande uit een mengsel van 50 delen kaliumpermanganaat,
30 delen watervrij natriumsulfaat en 20 delen
calciumcarbonaat. Het antichloor bevond zich in de tweede
huls en bestond uit 35 delen natriumhyposulfiet, 35 delen
watervrij natriumsulfaat en 30 delen calciumcarbonaat. De
dopjes op de hulzen dienden tevens als maatbekertjes. Voor
het steriliseren van een veldfles met water was 1 dopje
poeder uit beide hulzen voldoende. Nadat eerst het dopje met
kaliumpermanganaat was toegevoegd en even schudden, kon
zonder verder wachten direct het dopje met “antichloor”
worden toegevoegd. Na opnieuw even schudden was het water
veilig om te drinken.
Kaliumpermanganaat heeft een diep paarse kleur. De andere
drie stoffen zijn wit. Hierdoor verschilden de
poedermengsels in beide hulzen sterk in kleur, waardoor de
soldaten zich niet konden vergissen in de volgorde van
toediening.
Het natriumsulfaat en calciumcarbonaat in deze
poedermengsels hadden geen functie in de eigenlijke
sterilisatie van het water. Zij zorgden ervoor dat de
actieve stoffen, kaliumpermanganaat en natriumhyposulfiet,
niet zouden gaan klonteren door inwerking van vocht uit de
lucht. Door de aanwezigheid van deze hulpstoffen bleven de
poeders droog, klontvrij, rul en konden daardoor steeds goed
gedoseerd worden.
De voorraad desinfectiemiddel resp. antichloor in beide
hulzen was gewoonlijk voldoende voor 40 à 50 liter water.
5.3. Problemen
bij de chemische sterilisatie te velde
De chemische sterilisatie was in het algemeen snel en
betrouwbaar. Bovendien hadden de chemische
sterilisatiemiddelen het mogelijk gemaakt desinfectie-kits
voor de individuele man te ontwikkelen, hetgeen in principe
een groot voordeel was. Maar er kleefden ook nadelen aan de
chemische sterilisatie.
Met name chloor en chloorproducten zijn gevaarlijke
chemicaliën, die huid, ogen en ademhalingswegen kunnen
aantasten bij onoordeelkundig gebruik. Ook ozon is niet
zonder gevaar, indien het langdurig wordt ingeademd.
Behalve bij ozoniseren, werd het mineralengehalte van het
drinkwater nogal verhoogd door het toevoegen van de
desinfectiemiddelen en hun “antichloren”. Het water werd
weliswaar kiemvrij, maar uiterlijk, geur en smaak van het
water werden er doorgaans niet beter op. Dat gold zeker voor
het gebruik van de chemicaliën-kits voor de individuele man.
Pruttig water bleef pruttig, hoewel veilig om te drinken.
Ruw water dat er van zichzelf helder en schoon uitzag, werd
niet zelden alsnog troebel en bruin nadat de
desinfectiemiddelen er aan waren toegevoegd.
Dit kwam doordat van nature in het water aanwezig ijzer- en
mangaanzouten werden geoxideerd door de
sterilisatiemiddelen. Vervolgens vlokten ze uit als bruine
substanties. Hoewel op zich ongevaarlijk, zijn ze
allesbehalve aantrekkelijk om te drinken. De grote mobiele
chloreringsinstallaties waren doorgaans voorzien van een
nafiltratie om deze troebeling te verwijderen.
Chloor en chloorproducten doden bacteriën niet onmiddellijk.
Ze hebben enige inwerkingstijd nodig. Bij de grote mobiele
drinkwaterbereiders werden de voorschriften doorgaans goed
in acht genomen. Ook bij de bereiding van drinkwater in
Lyster bags golden strenge voorschriften.
Maar de soldaten in de voorste linies, die aangewezen waren
op hun sterilisatie-kits, hadden die tijd vaak niet of
gunden zich die niet. Niet zelden werd veel te snel het
antichloor toegevoegd, waardoor de kiemdodende werking van
het desinfectans voortijdig werd gestopt. Onnodig te
vermelden dat het zo verkregen drinkwater niet veilig was en
het drinken ervan vol risico.
De sterilisatie-kits waren tamelijk duur. Omgerekend kostte
het steriliseren van 1 liter water met behulp van Bayer-kits
ongeveer 15 Pfennig.
6.
Veilig water, maar niet voor iedereen
|
“. . . en steeds
weer en steeds opnieuw die aanvallen van buikloop,
dat verschrikkelijke branden in zijn lijf. Hij heeft
twee dagen niets gegeten, mocht niets drinken. Een
waanzinnige dorst komt op. Des te erger, omdat hij
maar al te goed weet, dat het uitgesloten is dat hij
hier ook maar een druppel water kan krijgen.”
Edlef Köppen – Heeresbericht (1930) |
De oproep van Sir William Osler
heeft effect gehad. Voor het eerst in de geschiedenis waren
er in een oorlog minder soldaten omgekomen door ziekte dan
door krijgsgeweld. Dit gold in ieder geval voor het
West-Europese strijdtoneel. De verplichte
vaccinatie-programma’s van de Engelsen en Amerikanen tegen
tyfus waren succesvol gebleken. Van hun soldaten stierven er
slechts enkele honderden aan deze gevreesde ziekte.
Anders was dat bij de Fransen en aanvankelijk ook de
Duitsers. In de loop van de oorlog kregen zo’n 130.000
poilus en ruim 115.000 Duitsers in Noord-Frankrijk tyfus.
Ongeveer 10 van elke 100 niet-gevaccineerde soldaten die
tyfus opliepen stierven er aan. De Duitsers begonnen pas in
de loop van 1916 met vaccineren, nadat al meer dan 10.000
van hun soldaten aan de ziekte bezweken waren. Daarna liep
het sterftecijfer sterk terug. Ook de Oostenrijkse troepen
hadden van tijd tot tijd te kampen met ernstige uitbraken
van tyfus en dysenterie.
Zonder de intensieve zorg voor veilig drinkwater zouden er
veel meer soldaten van de strijdende legers tyfus opgelopen
hebben, al is het onmogelijk aan te geven hoe groot precies
het gunstige effect van goed drinkwater is geweest. Het
lijdt geen twijfel dat ook veel meer soldaten aan tyfus
zouden zijn bezweken, als de legers niet hadden beschikt
over de moderne zuiveringstechnologieën, waarmee te velde op
grote schaal hygiënisch en veilig drinkwater kon worden
bereid.
Alle zorg en moderne zuiveringstechnieken ten spijt, dronken
de soldaten soms toch verdacht water. Ontoereikende of
falende techniek kon daarvan de oorzaak zijn, zoals bij
filters of kooksterilisatoren het geval was, maar vaker was
het uit onwetendheid of onverschilligheid dat soldaten
ongezuiverd water dronken. Soms ook hadden de manschappen
eenvoudig geen andere keus.
|
Fig. 23: Een watertransport bij Saint-Eloi is blijven steken
in de modder |
Tijdens de soms dagen lang aanhoudende gevechten was gebrek
aan drinkwater bij de soldaten in de voorste linies eerder
regel dan uitzondering. Als er al goed drinkwater
beschikbaar was, konden de mannen vooraan vaak niet bereikt
worden. De bevoorrading was door zware beschietingen of
slechte terreinomstandigheden dikwijls onmogelijk. Dit
leidde tot onthutsende situaties. Schokkend zijn de
getuigenissen van soldaten die, gekweld door hevige dorst,
uit granaattrechters of poelen dronken, waarin de lijken van
omgekomen vrienden of vijanden dreven.
▬
© 2006 -
Rob Kammelar -
De vertalingen van de citaten van Georg von der Vring, A.M.
Frey en Edlef Köppen zijn van de auteur van dit artikel. De
citaten van Ludwig Renn en E.M. Remarque komen uit de
Nederlandse vertalingen van de geciteerde werken. De
spelling is aangepast.
7. Geraadpleegde
bronnen
1. Dr. Hans Ammann – Der Kampf gegen die Kleinsten. Eine
Kriegsbakteriologie, München und Berlin, 1916
2. Leo van Bergen: Zacht en eervol. Lijden en sterven in een
Grote Oorlog, 2e dr., Den Haag, 2001
3. W.H.Cool: Leerboek der Pionierkunst, Eerste Deel, Breda,
1914
4. Dr. Moritz Friedman: Zur Frage der Trinkwasserversorgung
der Truppe im Felde, Wien, 1912
5. Maxime F. Gendre: Two Centuries of Electric Light Source
Innovations, z.j.
(www.einlightred.tue.nl/lightsources/history/light_history.pdf)
6. Handbook of Chemistry & Physics, 56th ed., Cleveland,
1975
7. Haupt: Die Beschaffung von keimfreiem Oberflächenwasser
im Felde mittels des Chlordesinfectionsverfahrens, in:
Zeitschrift für Lebensmittel-Untersuchung und –Forschung,
Vol.35, Nr.7/8 (1918)
8. Dr. Jaroslav Hladik: Kurzes Lehrbuch der Militärhygiene,
Wien und Leipzig, 1914
9. Dr. Paul Kahlisch: Trinkwasserversorgung im Felde,
Berlin, 1921
10. D.A. Koster C.I.: Verslag over een onderzoek naar de in
Europa gangbare systemen van drinkwaterzuivering en
wenschelijkheid hunner toepassing in Nederlandsch-Indië,
Batavia, 1916
11. W.F.J.M. Krul: Drinkwaterzuivering bij de oorlogvoerende
legers, in: Polytechnisch Weekblad, 18 november 1921
12. Leidraad voor den Dienst van Verplegingsofficier bij de
Afdeelingen van het Veldleger, Breda, 1910
13. Lt.-Colonel P.S. Lelean: Sanitation in war, 3rd ed.,
London, 1919
14. Dr. C. te Lintum: Ons Vaderland onder Koningin
Wilhelmina, Zutphen, 1927
15. Charles Lynch, Frank W. Weed, and Loy McAfee (Editors):
The Medical Department of the United States Army in the
World War, Washington, 1923-1929; zie de
website
http://history.amedd.army.mil)
16. Major Howard McCyost: Water Purification in War, in:
Quartemaster News Service 1920 (reprinted in Quartermaster
Professional Bulletin, March 1988; zie
hiervoor ook de website
www.qmfound.com/water_purification_in_war.htm)
17. Nieuwe Rotterdamsche Courant, 26 februari 1915,
ochtendblad A
18. Wilfried Schimon: Die Wasserversorgung der k.u.k.
Truppen 1914-1918, in: Österreichische Militärische
Zeitschrift, nr.5, 2004 (zie hiervoor de
internetversie:
www.bmlv.gv.at/omz/ausgaben/artikel.php?id=233 )
19. Wallace & Tiernan, The History of
Wallace & Tiernan
(Zie hiervoor de website
www.wallace-tiernan.com/mainsite/whatsnewframeset.htm
en
klik op de link
"W&T History pdf
File" |