Het Schlieffen-plan - Duitse legers rukken op
Het Duitse aanvalsplan dat in augustus 1914 in werking
werd gesteld, lag al jaren in de kast. Het was bedacht
door Graf Alfred von Schlieffen, die van 1891 tot 1905
na keizer Wilhelm II de hoogste militaire chef was. Het
plan behelsde een snelle opmars door België en
Luxemburg, gevolgd door omsingeling en vernietiging van
de Franse strijdkrachten. Om een langdurige oorlog op
twee fronten te voorkomen, moest dit karwei binnen zes
weken geklaard zijn. Daarna zouden de Duitse troepen
naar het oosten worden overgebracht om de Russische
stoomwals te stoppen voordat die goed en wel op gang zou
zijn gekomen.
Over een zeer breed front openden zeven Duitse legers
tegelijk de aanval op Frankrijk. De vijf legers op de
rechterflank moesten met een wijde boog door België en
Noord-Frankrijk trekken, vervolgens met de vesting Metz
als spil naar het zuiden afbuigen. De uiterste
rechterflank moest vervolgens net ten zuiden van Parijs
naar het oosten zwenken en zo de Fransen in de rug
aanvallen. De Franse legers zouden dan worden
voortgedreven naar het oosten, waar het 6e en 7e leger
hen zouden opwachten voor de genadeslag.
Het plan mislukte, deels doordat het 1e leger onder
generaal Alexander von Kluck, dat op de uiterste
rechterflank opereerde, te vroeg naar het oosten afboog
en daardoor het 2e leger, dat onder commando stond van
generaal Karl von Bülow, in de weg ging lopen. Hierdoor
vertraagde de Duitse opmars, waardoor de Fransen tijd
kregen zich achter de Marne te verschansen en de
Duitsers te stoppen.
Bij een inspectie aan het front raakte generaal von
Kluck in maart 1915 zwaar gewond door een granaatscherf.
Een jaar later verliet hij de actieve dienst. Voor het
mislukken van het Schlieffenplan werd Alexander von
Kluck medeverantwoordelijk gehouden.
|
Generaal
Alexander von Kluck |
Het 3e leger, dat links van het 2e leger opereerde,
stond onder bevel van generaal Max von Hausen. Weer
links daarvan opereerde het 4e leger onder commando van
hertog Albrecht von Württemberg. De spilfunctie had het
5e leger. Het had zich verzameld in het gebied tussen
Thionville en Metz, tegenover de fortengordel rond
Verdun. Het bevel voerde kroonprins Friedrich-Wilhelm.
Het 6e en 7e leger tenslotte, onder het bevel van resp.
kroonprins Rupprecht von Bayern (voor
foto zie Deel 2)
en generaal Josias von Heeringen, opereerden op de
linkervleugel. Ze bleven in hun posities om de Franse
legers op te vangen die op de vlucht zouden zijn voor de
troepen van generaal von Kluck en von Bülow.
Von Schlieffen maakte de uitvoering van zijn plan niet
meer mee. Hij stierf in 1913.
Legeraanvoerders in Berlijns stratenplan: Kluck en
Rupprecht von Bayern
Het is opvallend hoeveel generaals uit de Eerste
Wereldoorlog er nog op Berlijnse straatnaamborden te
vinden zijn. Enkele van deze straten kregen hun naam nog
in de Kaiserzeit, tijdens of zelfs vóór het begin van
de Grote Oorlog.
De Weimarrepubliek had er vervolgens weinig behoefte aan
in Berlijns stratenplan de militaire kaste te eren, die
de oorlog gezocht en vervolgens verloren had. Dat
veranderde echter radicaal toen de nazi’s aan de macht
kwamen. De Eerste Wereldoorlog werd in een nieuw, bijna
mythisch licht gesteld.
Militarisme en oorlog werden verheerlijkt, helden werden
gezocht en gevonden. Deze verheerlijkingscultus
resulteerde onder meer in tientallen straten met namen
van generaals uit de verloren oorlog, waarvan de nazi’s
het beeld per se wilden bijstellen.
De meeste ‘generaalsstraten’ liggen in het vroegere
West-Berlijn. In de wijk Lankwitz in het stadsdeel
Steglitz vinden we zelfs een compleet Generalsviertel
(zie kaart).
Het West-Berlijnse beleid na de Tweede Wereldoorlog ten
aan zien van deze straatnamen is ondoorgrondelijk.
Ook al kregen vanaf de jaren vijftig enkele van deze
‘generaalsstraten’ een minder controversiële naam, het
aantal straatnaamborden met namen van generaals uit de
Eerste Wereldoorlog is nog steeds indrukwekkend. Het
gebied van het vroegere Oost-Berlijn, waar voornamelijk
volks- en arbeiderswijken lagen, kende van oudsher veel
minder straten met militaristische namen.
Bovendien werden de Oost-Berlijnse straatnamen in
1951/1952 opgeschoond en gezuiverd van namen die aan het
fascistische, militaristische en monarchistische
verleden herinnerden. Enkele aan de Eerste Wereldoorlog
herinnerende straatnamen lijken echter bij deze
communistische zuiveringsactie over het hoofd gezien en
bestaan nog voort.
Welke generaals kunnen we tegenkomen op een wandeling
door Berlijn?
Nog tot 1991 heeft in de wijk Tiergarten langs de
zuidelijke oever van de Spree de Schlieffenufer (1934)
bestaan. Tegenwoordig is deze oever opgeplitst in de
John-Foster-Dulles-Allee en de Bettina-von-Arnim-Ufer.
De nabijheid van Schloss Bellevue, na de val van de muur
de officiële zetel van de Duitse bondspresident, is
ongetwijfeld voor het Berlijnse stadsbestuur aanleiding
geweest deze straat een minder controversiële naam te
geven. Je zou als Bondspresident toch niet willen dat je
Franse collega bij een staatsbezoek komt aanrijden over
de Schlieffenufer.
|
Schloss
Bellevue aan de oever van de Spree. Hier is de
officiële zetel van de
Duitse bondspresident. In de rechter benedenhoek
van de foto is nog juist
een stukje van de John-Foster-Dulles-Allee te
zien, die nog tot 1991
Schlieffenufer heette, naar de bedenker van het
aanvalsplan dat in
augustus 1914 in werking trad. |
Drie van de zeven legeraanvoerders die de aanval tegen
Frankrijk leidden, prijken nog steeds op Berlijnse
straatnaamborden. Kroonprins Friedrich-Wilhelm zijn we
reeds tegengekomen in deel 2. De andere
twee zijn von Kluck en Rupprecht von Bayern1).
In Tiergarten, toch al een wijk met veel martiale namen,
vinden we de Kluckstrasse (1935) in het verlengde van
de Stauffenbergstrasse. Deze laatste is genoemd naar de
man die in 1944 een mislukte aanslag op Hitler pleegde.
Zo ligt in Berlijns stratenplan de agressor naast de
verzetsheld. In het al meermalen genoemde stadsdeel
Lichtenberg treffen we de Rupprechtstrasse (1906) aan
in een nogal naargeestige, door spoorbanen ingesloten,
uithoek.
Maar er blijken nog veel meer ‘generaalsstraten’ in
Berlijn te lopen. Laten we eerst eens kijken hoe de
eerste weken van de oorlog verliepen.
Luik, Namen, Antwerpen - Zwaar geschut sloopt de
forten
De eerste hindernis op weg naar Parijs was de vesting
Luik, waarvan de Belgen meenden dat die onneembaar was.
Voordat von Klucks 1e Leger aan zijn opmars door België
kon beginnen moesten de twaalf forten, die in een ring
rond de stad lagen, tot zwijgen worden gebracht. Die
taak was toebeeld aan zes brigades uit het 2e Leger die
onder commando stonden van generaal Otto von Emmich.
Op 4 augustus 1914 staken von Emmichs stoottroepen de
grens over. Ze stuitten op aanzienlijk grotere
tegenstand dan verwacht. Bovendien bleek het Duitse
geschut veel te licht om de forten te kunnen
uitschakelen.
|
Von Emmichs
stoottroepen in Stavelot bij Luik |
Terwijl de Belgische forten bleven schieten, wist
aanvankelijk slechts één brigade onder commando van
Ludendorff, die we later nog in andere rollen zullen
tegenkomen, Luik te bereiken. Pas toen dagen later de
zware Krupp- en Škoda- kanonnen, die inderhaast uit
Keulen waren nagezonden, in stelling waren gebracht,
konden de forten in puin geschoten worden.
Von Klucks opmars liep meteen al drie dagen vertraging
op. De Duitsers waren woedend over de onverwacht felle
tegenstand en wreekten zich op de burgerbevolking. Luik
werd gebombardeerd vanuit een zeppelin. En terwijl von
Emmich een triomfantelijk telegram naar zijn vrouw
stuurde, staken zijn troepen Visé in brand, plunderden
op grote schaal, executeerden meer dan honderd burgers,
onder wie vrouwen en kinderen en deporteerden honderden
onschuldige Belgen naar gevangenkampen in Duitsland.
|
Generaal Otto
von Emmich, de veroveraar van Luik |
De volgende halte op weg naar Parijs was de vesting
Namen met haar zes forten. De aanval werd uitgevoerd
door twee divisies van het 2e Leger, die onder commando
stonden van generaal Max von Gallwitz. Hij maakte niet
dezelfde fout als von Emmich en begon direct met het
inzetten van het zware geschut.
Namen viel binnen enkele dagen. Nadat von Gallwitz
vervolgens in 1915 een campagne tegen de Russen had
gevoerd, kreeg hij in 1916 het commando over een legergroep voor Verdun,
waar de kroonprins zijn chef werd.
Hier liet hij zijn troepen keer op keer, ten koste van
enorme verliezen aan weerszijden, de Côte 304 en de Mort
Homme bestormen, tot die in mei 1916 in Duitse handen
vielen. Een jaar later waren deze heuvels, opnieuw ten
koste van buitensporig veel doden en gewonden, echter
weer in handen van de Fransen.
|
Generaal Max
von Gallwitz, de veroveraar van Namen |
Terug naar de eerste maanden van de oorlog. De legers
van von Kluck en von Bülow waren tot staan gebracht aan
de Marne. Wat er nog restte van het Belgische leger had
zich na de nederlagen bij Luik en Namen teruggetrokken
binnen de vesting Antwerpen, dat het volgende doel van
de Duitse operaties in België werd. Eenheden uit
Lotharingen, onder commando van generaal von Beseler,
moesten het karwei klaren.
De monsterkanonnen die de forten van Luik en Namen
hadden uitgeschakeld, werden per trein tot voor
Antwerpen gebracht. Moeiteloos schoten ze een bres in de
verdedigingsgordels van de stad. ’s Nachts werd de stad
gebombardeerd door zeppelins.
|
Generaal Hans
von Beseler, de veroveraar van Antwerpen |
Honderdduizenden burgers sloegen op de vlucht. De
meesten zochten hun heil in Nederland. Het grootste deel
van het Belgische leger ontkwam naar het westen.
Op 10 oktober trokken de Duitsers de stad binnen. Von Beseler
maakte naam met deze overwinning. In augustus van het
jaar daarop veroverde hij de Russische vesting Modlin.
Vervolgens werd hij benoemd tot gouverneur-generaal van
Warschau, waar hij in 1916 in naam van keizer Wilhelm II
het koninkrijk Polen proclameerde.
Nog veel meer generaals in het stratenplan van
Berlijn:
Emmich, Gallwitz, Beseler en anderen; das
Generalsviertel
De veroveraars van de Belgische vestingen Luik, Namen en
Antwerpen zijn in Berlijn alle drie met een straatnaam
bedacht. Von Emmich ontving niet alleen uit handen van
de keizer de hoogste militaire onderscheiding Pour le
Mérite; kort nadat het nieuws van de verovering van Luik
Berlijn bereikt had, werd er reeds een straat naar hem
genoemd. Vandaag nog is in de wijk Steglitz-Lankwitz de
Emmichstrasse (1914) te vinden.
Op nauwelijks vijf minuten loopafstand vinden we in
dezelfde wijk de Gallwitzallee (1937). Gallwitz heeft 13
jaar langer op zijn straat moeten wachten, maar ook zijn
naam prijkt tot vandaag op een Berlijns straatnaambord.
Halverwege Emmichstrasse en Gallwitzallee komen we dan
nog langs de Beselerstrasse (1915), die zijn naam kreeg
om de verovering van Antwerpen te vieren.
Niet voor niets heet de wijk, waarin deze straten
liggen, in de volksmond das Generalsviertel, de
generaalsbuurt. Veel ‘generaalsstraten’ in deze wijk
kregen hun naam tijdens het nazi-bewind, als onderdeel
van hun militaristische propaganda. Een aantal is in de
loop der jaren inmiddels herdoopt en heeft minder
controversiële namen gekregen. Tot op vandaag kan men
hier echter nog aantreffen de Falkenhausenweg2)(1937), de Hohenbornweg3) (1937), de Klüberstrasse4) (1937), de Maerckerweg5) (1936), de
Mudrastrasse6) (1936), de Pappritzstrasse7) (1937), de Schefferweg8) (1939) en de
Wichurastrasse9) (1937), allemaal vernoemd naar hoge
militairen die belangrijke functies hadden of
opmerkelijke wapenfeiten pleegden tijdens de Eerste
Wereldoorlog.10)
|
De Berlijnse wijk
Lankwitz, met het Generalsviertel
(Klik op de plattegrond of
hier voor
een grote kaart) |
Het aantal Berlijnse ‘generaalsstraten’ is hiermee
nog niet uitgeput! Ook buiten het
Generalsviertel komen we nog enkele opmerkelijke namen
tegen, zoals we zullen zien.
Oorlog in west, oost en zuid
Duitsers strijden in Frankrijk, Rusland en het
Midden-Oosten
Toen de Duitse opmars aan de Marne tot staan was
gebracht, waren de kansen op een snelle overwinning in
het Westen definitief verkeken. Het Schlieffenplan had
gefaald. Beide partijen groeven zich letterlijk in en
bestookten elkaar vanuit de loopgraven. Aanvallen, die
meestal werden ingeleid met hevige
artilleriebombardementen, liepen vast in het
prikkeldraad, de modder en het mitrailleurvuur van de
tegenpartij. Terreinwinst werd nauwelijks geboekt en was
doorgaans tijdelijk. De verliezen aan doden en gewonden
waren kolossaal.
Na de slag aan de Marne werd de zieke von Hausen, de
opperbevelhebber van het 3e Leger, vervangen door Karl
von Einem, de vroegere minister van Oorlog van Pruisen.
Enige tijd later werd ook de bevelhebber van het 2e
Leger, Von Bülow, van zijn functie ontheven. Hij werd
opgevolgd door Fritz von Below, die zijn sporen al had
verdiend in Lotharingen en aan de Masurische meren. Hij
had het commando over het 2e Leger toen de Britten op 1
juli 1916, ter ontlasting van de stellingen bij Verdun,
hun catastrofale aanval bij de Somme begonnen. Alleen al
in die dolle aanval op de eerste dag verloren de Britten
60.000 man, tegen de Duitsers 6.000.
|
Commandopost van
generaal Fritz von Below aan de Somme, juli 1916 |
Terwijl zich in het westen een loopgravenoorlog
ontwikkelde, behaalden de Duitsers in het oosten de ene
overwinning na de andere. Nadat een compleet Russisch
leger vernietigd was bij Tannenberg en een ander uit
Oost-Pruisen verjaagd, werd een adempauze ingelast.
De Duitsers vormden een nieuw 10e leger onder bevel van
generaal Hermann von Eichhorn. Samen met het 8e leger
onder Otto von Below zou hij in februari 1915 de Russen
opnieuw een verpletterende nederlaag bezorgen (zie Deel
4).
In 1918 werd von Eichhorn
opperbevelhebber in de Oekraine. Hij kwam door een
bomaanslag in Kiew om het leven.
Verschillende van Duitslands beste generaals waren
gedetacheerd bij het leger van bondgenoot Turkije.
Collmar Freiherr von der Goltz diende aanvankelijk bij
de Pruisische generale staf. In de jaren 1883-1896 was
hij gedetacheerd bij het Turkse leger, dat hij grondig
reorganiseerde.
Na de Duitse inval in Belgie werd hij benoemd tot
gouverneur-generaal van dat land. Teleurgesteld over het
feit dat hem wegens zijn leeftijd geen post bij de
gevechtstroepen was verleend, vroeg hij al na enkele
maanden om overplaatsing. De Turken gaven hem die
gelegenheid wel.
Nadat Turkije de zijde van de Centrale
Mogendheden had gekozen werd Von der Goltz commandant
van het Ie Turkse leger. In 1916 versloeg hij een Brits
leger bij Koet-al-Amara.
Moritz Freiherr
von Bissing werd in november 1914 de opvolger van Von
der Goltz als gouverneur-generaal van België. Omdat hij
alleen maar verantwoording schuldig was aan de keizer
zelf, mat hij zichzelf de status van onderkoning aan en
rekende hij er op dat de Belgen hem als de opvolger van
hun koning Albert zouden beschouwen. Zijn politiek was
er op gericht Walen en Vlamingen tegen elkaar uit te
spelen, in de verwachting dat na het beëindigen van de
krijgshandelingen Vlaanderen tot een soort deelstaat van
Duitsland gemaakt kon worden.
|
De
gouverneur-generaal van België Freiherr von Bissing
(voorste rij, tweede van
rechts)
bij de overdracht van de vervlaamste
universiteit van Gent aan de academische senaat,
21
oktober 1916 |
Een van
zijn sterkste staaltjes om de Vlamingen voor zich te
winnen was de ‘vernederlandsing’ van de franstalige
universiteit van Gent, die hij tegen de wil van de
bevolking, het stadsbestuur en het zittende
professorenkorps doorzette. Slechts een kleine groep
radicale flaminganten steunde hem hierin. Om zijn doel
snel te bereiken liet hij tegenstanders van dit plan
naar Duitsland deporteren.
Net als Freiherr von der Goltz
vocht ook Hans von Seeckt
tijdens de Eerste Wereldoorlog
in Turkije. Nadat hij in 1915 met het 11e Duitse leger
acties aan het Oostelijk Front en op de Balkan had
gevoerd, werd hij benoemd tot chef van de generale staf
van het Turkse leger. In 1919 nam hij deel aan de
vredesonderhandelingen in Versailles. Hij werd na de
oorlog opperbevelhebber van de Reichswehr.
|
Generaal Hans von
Seeckt (links) tijdens een oefening |
Tijdens de
Kapp-putsch in 1920 weigerde hij het leger tegen de
putschisten in te zetten onder het motto Reichswehr
schiesst nicht auf Reichswehr. Toen president Friedrich
Ebert hem daarop vroeg welke positie het leger eigenlijk
innam, antwoordde hij Die Reichswehr steht hinter mir.
Nog meer generaalsstraten: Below, Eichhorn, Goltz,
Seeckt en anderen
Al deze Pruisische vechtjassen prijken op dit moment nog
op Berlijnse straatnaamborden. Als we in het stadsdeel
Schöneberg het U-Bahn-station Nollendorfplatz aan de
noordzijde verlaten, lopen we de Einemstrasse (1936)
in.
In het al eerder genoemde noordelijke stadsdeel
Reinickendorf vinden we de Belowstrasse (1941, genoemd
naar Fritz, niet naar Otto) niet ver van U-Bahn-station
Kurt-Schumacher-Platz. Het korte verbindingsstraatje
tussen Birkenstrasse en Eschenstrasse in de wijk
Kaulsdorf van het oostelijke stadsdeel Hellersdorf heet
Eichhornstrasse (1909).
In de al eerder genoemde wijk Spandau-Hakenfelde treffen
we vervolgens de Goltzstrasse (1900) aan, terwijl in
een andere Spandauer wijk, Wilhelmstadt, de
Seecktstrasse (1936) te vinden is.
De onderkoning
van België, Freiherr von Bissing, vinden we terug als
Bissingzeile (1936) in Mitte-Tiergarten.
Dichtbij het ‘Tierpark Berlin’ in het oostelijke
stadsdeel Lichtenberg loopt dan nog de Criegernweg
(1936) en vlakbij de begraafplaats in de zuidelijke wijk
Lichtenrade van het stadsdeel Tempelhof treffen we nog
de Kirchbachstrasse (vóór 1923) aan. Beide zijn
genoemd naar ‘kleinere’ generaals uit de Eerste
Wereldoorlog. 11)
12)
In het oostelijke, nogal volkse stadsdeel
Hohenschönhausen vinden we nog de Papendickstrasse
(1939). Waarom Maximilian Papendick13), die bij lange
na niet de rang van generaal had en al helemaal niet van
koninklijke bloede was, acht jaren na zijn dood, een
‘eigen’ straat kreeg, is niet bekend. Was hij wellicht
een verdienstelijk NSDAP-lid geweest?
Het einde - Ludendorff, Hindenburg, Groener
Maar we zijn er nog niet. Een drietal namen moet nog
worden genoemd.
In 1916 kwam het opperbevel over de Duitse
strijdkrachten in handen van de generaals Hindenburg en
Ludendorff, de overwinaars van Tannenberg (zie Deel 4).
Gaandeweg de oorlog kreeg vooral Ludendorff ook steeds
meer invloed op de staatszaken en het burgerlijk
bestuur. De facto was Duitsland gedurende de laatste
twee oorlogsjaren een militaire dictatuur onder zijn
leiding.
|
Hindenburg
(links) en Ludendorff in Kowno, 1916 |
Ludendorff zoeken we tegenwoordig tevergeefs in het
Berlijnse stratenplan. Erg vreemd is dat niet. Aan het
eind van de oorlog onttrok hij zich aan zijn
verantwoordelijkheid. Hij kon de militaire nederlaag
niet verkroppen en legde zijn functie neer.
Hij verliet eenvoudig het legerhoofdkwartier te Spa en
maakte zich in vermomming uit de voeten naar het
neutrale Zweden. Na zijn terugkeer naar Duitsland sloot
hij zich aan bij Hitler en liep in 1923 mee in de
voorste rijen tijdens diens mislukte putsch in München.
Ook Hindenburg wilde in november 1918 zichzelf de
onontkoombare nederlaag besparen. Slechts met veel
moeite wist men hem te bewegen aan te blijven. Het
tekenen van het wapenstilstandsverdrag liet hij aan
anderen over. Hij ging met pensioen en bracht vervolgens
de ‘dolkstootlegende’ in omloop: de nederlaag zou niet te wijten zijn aan het falen van
de militairen, maar zou de schuld zijn van de politici die,
door toenadering te zoeken tot de vijand, het leger een
mes in de rug hadden gestoken.
In 1925 werd Hindenburg
tot Rijkspresident gekozen.
In 1933, een jaar na zijn herverkiezing, benoemde hij
Hitler tot Rijkskanselier en tekende hij de Verordnung
zum Schutz von Volk und Staat, waarmee hij de weg
effende voor de nationaalsocialistische dictatuur.
En het was allemaal zo frisch und fröhlich begonnen.
De Duitse mobilisatie in 1914 liep als een geoliede
machine. Met 11.000 treinen waren miljoenen Duitse
soldaten in enkele weken zonder haperen naar hun
mobilisatiebestemmingen vervoerd. Alleen al tussen 2 en
18 augustus 1914 passeerden 2.150 treinen van elk 54
wagons de Hohenzollernbrug in Keulen richting België en
Frankrijk. Dat was mede te danken aan Wilhelm Groener.
Hij was verantwoordelijk voor het militaire
spoorwegennet en de logistiek van het vervoer per trein.
|
Augustus 1914:
een trein vol soldaten verlaat een Berlijns station
richting front.
|
Door de punctuele organisatie van het troepentransport
per trein, steeg Groeners prestige enorm. Hij werd
bevorderd tot generaalmajoor en werd in 1916
plaatsvervangend Minister van Oorlog van Pruisen.
Na Ludendorffs desertie naar Zweden werd hij tot diens
opvolger benoemd. Toen, in het zicht van de naderende
nederlaag, de troepen muitten, in de Heimat onlusten
uitbraken en keizer Wilhelm II elke zin voor realiteit
leek te hebben verloren, was hij een van de weinigen die
het hoofd koel hield in het legerhoofdkwartier te Spa.
Op Wilhelms voorstel om als Oberster Kriegsherr aan
het hoofd van de troepen, die tenslotte de eed van trouw
hadden afgelegd, naar Berlijn te marcheren om de
dreigende revolutie met geweld neer te slaan, haalde
Groener slechts zijn schouders op en antwoordde:
“Fahneneid!? Kriegsherr!? Das sind schliesslich Worte –
das ist am Ende bloss eine Idee - !” om te vervolgen
met "Unter seinen Generalen wird das Heer in Ruhe und
Ordnung in die Heimat zurückmarschieren, aber nicht
unter der Führung Eurer Majestät!".
En zo gebeurde het ook. Wilhelm II nam de wijk naar
Nederland. Groener leidde de terugkeer van de troepen,
die hij ter beschikking stelde van de nieuwe regering in
Berlijn (zie Deel 7).
Berlijnse straten: Ludendorff, Hindenburg, Groener
Al direct in 1914 werden er in de wijk
Steglitz-Lankwitz, in de latere generaalsbuurt, straten
vernoemd naar de beide zegevierende generaals van
Tannenberg, die zich later ontpopten als de deserteurs
van Spa.
De Ludendorffstrasse werd in 1919 al weer omgedoopt en
is in de loop van de jaren helemaal verdwenen14).
Ook de Hindenburgstrasse heeft allang een andere naam
gekregen en heet tegenwoordig Eiswaldtstrasse15).
In de aangrenzende wijk Steglitz-Lichterfelde bestaat
echter sinds de overwinning bij Tannenberg nog steeds de
Hindenburgdamm (1914), en daar moet de oude
veldmaarschalk het mee doen.
|
Kwartiermeester-generaal Wilhelm Groener |
Kwartiermeester-generaal Wilhelm Groener is nog tamelijk
recent met een Berlijnse straat geëerd. Ruim na de
Tweede Wereldoorlog, in 1962, werd in het al meermaals
genoemde stadsdeel Spandau de Moltkestrasse, die al
sinds 1891 zo heette, omgedoopt in Groenerstrasse.
Over de reden van die herdoop op dat tijdstip kan men
slechts gissen.
Cité Foch
Duitse generaals op Berlijnse straatnaamborden dat is
nog te begrijpen, al zijn het er wel erg veel. Maar wat
doet de Franse generaal Foch in het Berlijnse
stratenplan? Foch was toch degene die in 1918 het
laatste grote Duitse offensief stopte tijdens de tweede
Slag aan de Marne, waarna de krijgskansen definitief
keerden ten gunste van de geallieerden? En Foch was toch
de generaal die als Chef des armées alliées de
Duitsers de voor hen vernederende wapenstilstand liet
tekenen in die wagon in het bos bij Compiègne?
|
Generaal Foch (2e
van rechts) na het tekenen van de wapenstilstand
op 11 november 1918 |
In de wijk Waidmannslust van het noordelijke stadsdeel
Reinickendorf ligt een apart wijkje met de on-duitse
naam Cité Foch. En wat nog opmerkelijker is: alle
straten in dit wijkje hebben Franse namen. Alsof we in
een willekeurige Franse stad zijn vinden we hier de
Avenue Charles de Gaulle, loopt om de hoek de Allée
Marie Curie en komt even verderop de Rue Racine uit op
de Place Molière.
Toen de Tweede Wereldoorlog overging in de Koude Oorlog
en het duidelijk werd dat de westelijke
bezettingsmachten van Berlijn langer zouden blijven dan
voorzien, gingen de Fransen voor hun militairen eigen
woonwijken bouwen. Er ontstonden in de Franse
bezettingszone van Berlijn vijf zogenaamde cité’s met
woningen, scholen, winkels, bioscopen en
sportvoorzieningen.
De grootste, met bijna 800 woningen, noemden de Fransen
met veel gevoel voor verhoudingen Cité Foch, naar de man
die de Duitsers een oorlog eerder definitief op de
knieën had gedwongen.
|
Straatje in Cité Foch te
Berlijn-Reinickendorf |
Toen met de val van de muur de Koude Oorlog voorbij was
en de Fransen in 1994 vertrokken waren, kwamen de
woningen beschikbaar voor de stad Berlijn, die er
voornamelijk ambtenaren in huisvestte. Als uit een
merkwaardig soort masochisme handhaafden de Berlijners
de naam Cité Foch, evenals de Franse straatnamen in deze
wijk.
Noten
[1] Berlijn kent weliswaar ook drie verschillende
Albrechtstrassen, n.l. in Mitte, in Steglitz en in
Tempelhof, geen van deze straten is echter vernoemd naar
hertog Albrecht von Würtemberg. De Albrechtstrasse in
Berlin-Mitte is bekend geworden, doordat hier tijdens
het Derde Rijk het beruchte hoofdkwartier van de S.S.
gevestigd was.
[2] Generaalmajoor Ludwig von Falkenhausen:
opperbevelhebber van het 6e leger tijdens de Slag bij
Arras in 1917; werd daarna gouverneur-generaal van
België
[3] Heinrich Wild von Hohenborn: werd in 1915 Minister
van Oorlog van Pruisen; moest vertrekken na een conflict
met Hindenburg.
[4] Robert von Klüber: was stafchef van het 1e leger van
de Armee-Abteilung A en ook van het 17e leger; tijdens
de binnenlandse onlusten in 1919 werd hij in de stad
Halle op straat door een revolutionaire menigte
gelyncht.
[5] Georg Maercker: was van 1908 tot 1910 commandant van
een eenheid in Herero-land in Duits Zuid-West-Afrika;
tijdens de Eerste Wereldoorlog divisiecommandant; voerde
tijdens de binnenlandse onlusten van 1919 een vrijkorps
aan dat de links-revolutionaire bewegingen bestreed.
Voorheen heette deze straat Mackensenstrasse, naar
Generalfeldmarschall Ludwig Mackensen die als
bevelhebber van een legergroep eerst in Oost-Pruisen en
daarna vooral op de Balkan actief was. Na de oorlog
sympathiseerde Mackensen met Hitler.
[6] Bruno von Mudra: nam als commandant van het XVIe
legerkorps deel aan de inval in België en Frankrijk;
werd in 1914 opperbevelhebber van de Armee-Abteiling A
aan het westfront, later werd hij bevelhebber van het 1e
en het 17e leger.
Van 1914 tot 1936 heette deze straat de
General-Kluck-Strasse
[7] Günther von Pappritz: luitenant-generaal der
cavalerie, in augustus 1914 commandant van de vesting
Königsberg in Oost-Pruisen.
[8] Reinhardt von Scheffer-Boyadel: generaal der
Infanterie; commandant van het 17e en 25e reservecorps.
[9] Carl Wichura: had in 1900 deelgenomen aan het
neerslaan van de Boxer-opstand in China; in 1915
plaatsvervangend commandant van het IIIe legerkorps,
later commandant van het VIIIe reservekorps; in 1919
bevorderd tot generaal der Infanterie.
[10] Verder vinden we in deze wijk nog straten die namen
dragen van generaals uit de Frans-Duitse oorlog van
1870/71 en uit het eerdere Pruisische oorlogsverleden.
[11] Paul von Criegern: luitenant-generaal; commandeerde
een brigade in Vlaanderen.
[12] Günther von Kirchbach: luitenant-generaal;
bevelhebber van het Xe reservecorps van het 2e Leger.
Von Kirchbach was ook president van de Rijkskrijgsraad
in Berlijn.
[13]
Maximilian Papendick: opgeleid als ingenieur, diende
tijdens de Eerste Wereldoorlog als Vizefeldwebel (sergeant) in de verbindingscompagnie
van het 4e Garderegiment Infanterie. Hij kreeg het
Goldenes Verdienstkreuz, de hoogste onderscheiding
voor subalternen. In mei 1918, enkele dagen na zijn
onderscheiding, raakte hij zwaargewond, doch in
september deed hij al weer frontdienst.
[14] De straat als zodanig bestaat niet meer, ook niet
onder een andere naam. Het tracé van de straat maakt
tegenwoordig deel uit van het terrein van de Freie
Universität Berlin.
[15] De straat is nu genoemd naar de in 1905 overleden
commandant van de aan- en afvoertroepen, die gelegerd
waren in de nabij gelegen kazerne aan de tegenwoordige
Gallwitzallee. Thans doet het gebouw dienst als
politiekazerne.
Geraadpleegde literatuur
▬
P.J. Muller: De Europeesche
Oorlogsbrand. Rotterdam, 1914/1915
▬
Gudmund Schnitler: De wereldoorlog (1914-1918). Den
Haag, 1936.
▬
A.J.P. Taylor: The first World War. An illustrated
history. London, 1963.
▬
Corelli Barnett: The Swordbearers. Supreme Command in
the First World War.
London, 1963.
▬
Hans Dollinger (Herausg.): Der Erste Weltkrieg in
Bildern und Dokumente, 1965.
▬
Barbara Tuchman: De kanonnen van augustus, 3e druk,
1976.
▬
Sophie de Schaepdrijver: De Groote Oorlog, 5e druk,
1999.
▬
John Keegan: De Eerste Wereldoorlog 1914-1918, 3e
verbeterde druk, 2000.
▬
Stephan Burgdorff / Klaus Wiegrefe (Hg.): Der Erste
Weltkrieg. Die Urkatastrophe
des 20. Jahrhunderts.
Darmstadt, 2004.
▬
Website
Lexikon von A-Z zur Berlingeschichte
Berlin
von A bis Z |