Het Duitse keizerrijk wordt een zeemacht
Tirpitz en de vlootwetten
Keizer Wilhelms voortdurende aandringen op de bouw van
een sterke oorlogsvloot kreeg pas succes, nadat hij een
medestander had gevonden in Alfred von Tirpitz, sinds
1898 minister van Marine en eerder chef-staf van het
Duitse eskader dat in 1896/97 het Chinese Kiautschou
veroverde.
In 1898 nam de Rijksdag de vlootwet aan, waarmee een
budget van 408 miljoen mark werd goedgekeurd voor de
bouw van 19 slagschepen, 8 kustpantserschepen, 12 zware
en 30 lichte kruisers. In 1900, 1906, 1908 en 1912
volgden telkens nieuwe vlootwetten, waarmee even zovele
uitbreidingen van de vloot werden goedgekeurd. Zo werden
in 1912 de budgetten verstrekt voor de bouw van nogmaals
41 slagschepen, 20 zware en 40 lichte kruisers.
|
De Hochseeflotte stoomt op |
De officiële vlootpolitiek ondervond enthousiaste steun
bij de bevolking. In 1898 hadden enkele bankiers en
industriëlen, onder wie Krupp, de Flottenverein
(Vlootvereniging) opgericht als politiek
lobby-instrument. Door handige propaganda kreeg deze
vereniging brede steun vanuit de bevolking. In heel
Duitsland werden lokale afdelingen opgericht.
Miljoenen Duitsers waren direct of indirect bij een
afdeling van de Flottenverein aangesloten. Door
middel van allerlei manifestaties, via lezingen en door
de uitgifte van tijdschriften maakte de Flottenverein de bevolking rijp zich achter de bouw te scharen van
een oorlogsvloot die zich kon meten met die van de
Britten. Tegengeluiden waren nauwelijks te horen.
Grootadmiraal Tirpitz verdween uit het
stratenplan van Berlijn
Grootadmiraal Tirpitz treffen we niet meer aan in het
Berlijnse stratenplan. De Tirpitzstrasse in de wijk
Lichtenberg - Friedrichsfelde bestaat niet meer, ook
niet onder een andere naam. Langs het Landwehr-kanaal in
Mitte en Kreuzberg liep de Tirpitzufer. Deze oever kreeg
in 1947 een verrassende andere naam, waarover in een
volgende paragraaf meer te lezen is (klik hier).
De lokale afdeling van de Flottenverein in
Berlin-Reinickendorf bedacht dat met een straatnaam de
bekendheid van de vereniging en wat zij nastreefde kon
worden vergroot. Zo kreeg in 1903 de weg, die vanaf
S-Bahn-station Alt-Reinickendorf in oostelijke richting
vlak langs het spoor loopt, de naam Flottenweg.
Zeeslag in het Skagerrak
Grand Fleet
en Hochseeflotte treffen
elkaar
Het grootste treffen tussen de Britse Grand Fleet en
de Duitse Hochseeflotte vond plaats op 31 mei en 1
juni 1916 op de Noordzee voor de kust van Jutland ter
hoogte van het Skagerrak. Doordat de Britten de
noordelijke en de zuidelijke uitgangen van de Noordzee
beheersten, bleven de acties van de keizerlijke marine
doorgaans beperkt tot korte, snelle uitvallen naar de
Engelse oostkust. Na beschieting van Engelse
kustplaatsen zoals Hartlepool en Scarborough werd dan
snel de steven gewend naar de thuishavens, voordat de
Britse pantserkruisers en slagschepen vanuit Rosyth en
Scapa Flow konden ingrijpen.
De nieuwe Duitse vlootcommandant, admiraal Reinhard
Scheer, was voorstander van een agressievere strategie.
Op 31 mei 1916 voer Scheer met zijn gehele vloot de
Noordzee op, met de bedoeling de slagkruiservloot van
admiraal Beatty in een hinderlaag te lokken en te
vernietigen. Hij had de overtuiging dat de Britse
hoofdmacht, die in Scapa Flow lag, te laat zou komen om
te kunnen ingrijpen.
De Britten waren echter vooraf op de hoogte van de
Duitse plannen, maar vergisten zich in de positie van
Scheer’s hoofdmacht, waarvan ze dachten dat die nog
gedeeltelijk in de thuishavens verbleef. Daarom stoomde
de Britse hoofdmacht, onder commando van admiraal
Jellicoe, niet op volle snelheid op, zodat de Britse
voorhoede, onder admiraal Beatty, zich aanvankelijk
tegenover een Duitse overmacht bevond.
Aan Duitse zijde ging het verkenningseskader onder
vice-admiraal Franz Ritter von Hipper direct het gevecht
aan. De slagkruisers SMS Lützow – het vlaggeschip - ,
SMS Derfflinger, SMS Seydlitz, SMS Moltke en
SMS
Von der Tann openden als eerste het vuur, dat
onmiddellijk beantwoord werd door Beatty’s slagkruisers.
De Lützow werd buiten gevecht gesteld door meer dan
20 zware treffers en werd tenslotte op bevel door een
eigen torpedoboot tot zinken gebracht. De Seydlitz en
de Derfflinger werden na zware treffers buiten
gevecht gesteld, maar konden op eigen kracht
Wilhelmshafen bereiken.
De Moltke en de Von der
Tann bleven gedurende de gehele zeeslag functioneren,
ondanks zware treffers waarbij doden en gewonden vielen.
De lichte kruiser SMS Frauenlob, die deel uitmaakte van
een verkennings-eskader van de Duitse hoofdmacht, werd
door de Britse kruiser Southampton tot zinken
gebracht.
|
De SMS Seydlitz in brand geschoten
tijdens de zeeslag in het Skagerrak |
In het begin van het treffen hadden de Duitsers het
meeste geluk - bijna elk schot dat ze afvuurden was een
voltreffer - maar toonden ze ook het meeste lef, totdat
bleek dat ze de hele Grand Fleet tegenover zich
hadden en niet slechts Beatty’s Battlecruiser
Squadrons.
Scheer besefte dat zijn schepen tegen de
voltallige Engelse oorlogsvloot het onderspit zouden
delven en zette, met enkele gedurfde tactische
manoeuvres, koers naar zijn thuishavens. Jellicoe bleef
het gevecht zoeken, maar kon de vijand niet precies
lokaliseren. Uiteindelijk misten de hoofdmachten van
beide vloten elkaar in het donker van de nacht van 31
mei op 1 juni 1916 op slechts enkele mijlen.
In Duitsland werd het treffen als een glorieuze
overwinning gevierd. Inderdaad waren de verliezen aan
Engelse kant, zowel in tonnage als in manschappen, hoger
dan die van de Duitsers. De Duitsers kenden 3.058
slachtoffers: doden, vermisten, gewonden en
krijgsgevangenen, tegen de Engelsen 6.945. Aan schepen
verloren de Duitsers de slagkruiser SMS Lützow, vijf
lichte kruisers, waaronder de SMS Frauenlob, en nog
vijf destroyers, totaal 61.180 ton. De Engelsen verloren
zes
grote oorlogsbodems en acht destroyers, totaal 115.025 ton.
De zeeslag in het Skagerrak was het laatste grote
zeegevecht tussen Engeland en Duitsland. De Duitse
admiraals Scheer en Hipper durfden hun vloot niet weer
de Noordzee op te sturen. Voor het verdere verloop van
de oorlog speelde de Hochseeflotte zowel in militair
als in economisch opzicht geen rol meer. De Engelsen
bleven heersen op zee, de blokkade van Duitsland bleef
gehandhaafd.
|
Beschadigde
geschutskoepel op de SMS
Derfflinger na de zeeslag in het Skagerrak |
Oorlogsschepen in het Berlijnse stratenplan?
Wie wel eens iets heeft gelezen over de zeeslag in het
Skagerrak - de grootste zeeslag ooit - kan in het
stratenplan van Berlijn veel van de Duitse scheepsnamen
uit die zeeslag herkennen. Niet dat de Berlijnse
stadsbestuurders de straten van hun stad vernoemd hebben
naar de kruisers en slagschepen van de keizerlijke vloot
- en evenmin gebeurde het omgekeerde -, maar wel hebben
straten en oorlogsbodems gemeenschappelijke peetvaders
in even zovele oude Pruisische generaals, die het
militaristische verleden van deze Duitse soldatenstaat
gestalte hebben gegeven.
Bijna elke oorlogsbodem van Hippers verkenningseskadron,
die alle vernoemd waren naar oude Pruisische
vechtjassen, had een Berlijnse straat als tegenhanger en
de meeste zelfs meer dan één. De schepen zijn gezonken
of gesloopt, de straten en pleinen bestaan nog.
In Mitte-Tiergarten, vlakbij de al eerder genoemde
Kluckstrasse (zie Deel
3 - Duitse generaals in de Eerste Wereldoorlog)
vinden we de Lützowplatz1) (1896), en in
Tempelhof-Lichtenrade loopt de Lützowstrasse (1911).
Eveneens in Tiergarten, in de omgeving van de
Lützowplatz, treffen we de Derfflingerstrasse2) (1870) aan en iets noordelijker in de wijk Mitte-Moabit
de Seydlitzstrasse3) (1881).
Ook in het al eerder
genoemde Generalsviertel in Steglitz-Lankwitz (zie Deel
3 - Duitse generaals in de Eerste Wereldoorlog)
lopen zowel een Derfflingerstrasse (vóór 1894) als een
Seydlitzstrasse (1884), terwijl er ook nog een
Seydlitzstrasse (vóór 1922) èn een Seydlitzplatz (vóór 1923) te vinden zijn in Tempelhof-Lichtenrade.
In
Steglitz-Lichterfelde treffen we nog steeds een
Moltkestrasse4) (1899) aan, maar de Moltkestrasse
die in Mitte-Tiergarten liep, is in 1998 omgedoopt in
Willy-Brandt-Strasse, genoemd naar de oud-burgemeester
van Berlijn die van 1969 tot 1974 bondskanselier was.
Tenslotte vinden we in de wijk Baumschulenweg van het
zuidoostelijke stadsdeel Treptow nog de
Frauenlobstrasse5) (1906).
De Skagerrakplatz, waarmee de nazi’s in 1933 de
herinnering aan de ‘overwinning’ op de onverslaanbaar
geachte Britse vloot nieuw leven wensten in te blazen,
heeft allang weer zijn oude naam Kemperplatz terug. Dit
plein, waar ooit de bekende Rolandbrunnen stond, is
te vinden in Mitte-Tiergarten net ten noorden van de
Potsdamer Platz.
Duitse oorlogsschepen op de wereldzeeën
SMS Goeben en
SMS Yorck
Al eerder tijdens de oorlog waren Duitse oorlogsschepen
actief geweest. Niet alleen op de Noordzee, maar ook
elders lieten eenheden van ’s keizers oorlogsvloot zich
gelden.
Bij het uitbreken van de oorlog bevond de pantserkruiser
SMS Goeben6)
zich in gezelschap van de lichte kruiser
SMS Breslau in de Middellandse Zee. Op 4 augustus
1914 beschoten beide schepen de havens van Philippeville
en Bône in Frans Algerije, van waaruit troepen
ingescheept werden voor het Franse moederland.
Vervolgens braken Goeben en Breslau door een
blokkade van Franse en Britse schepen in de Straat van
Messina en ontkwamen, met Turkse instemming, via de
Dardanellen naar de Zwarte Zee. Beide schepen werden op
16 augustus aangekocht door Turkije. De Goeben
voer
de rest van de oorlog onder de naam Sultan Yavuz Selim en bond de strijd aan met de Russische vloot. De
commandant van de Goeben, admiraal Wilhelm Souchon,
werd opperbevelhebber van de Turkse marine.
|
De
pantserkruiser SMS Goeben die later in
de oorlog deel uitmaakte van de Turkse marine |
De pantserkruiser SMS Yorck voer onder een weinig
gelukkig gesternte. Nadat het schip in 1913 bij een
manoevre in de buurt van Helgoland een eigen torpedoboot
had geramd, waarbij 69 zeelieden omkwamen, liep de Yorck
enkele maanden na het uitbreken van de oorlog
vlak voor de Duitse kust, in de monding van de Jade, op
een eigen zeemijn en zonk.
Zeeslag bij de Falkland-eilanden
Ook op de oceanen hadden Britse en Duitse vlooteenheden
elkaar bestookt. In een poging de belangrijke
aanvoerroute van chilisalpeter te beveiligen stootte een
Duits eskader onder commando van vice-admiraal Graf
Maximilian von Spee op 8 december 1914 bij de
Falkland-eilanden op een Britse vlooteenheid.
De moderne Britse slagkruisers HMS Invincible en
HMS Inflexible bleken, met hun zware 30.5 cm geschut,
enkele maten te groot voor de Duitse pantserkruisers. De
Britten wisten, zonder noemenswaardige verliezen aan
eigen kant, vier van de vijf Duitse schepen uit te
schakelen. De SMS Scharnhorst – het vlaggeschip van
het eskader- en de SMS Gneisenau werden tot zinken
gebracht. Honderden Duitse zeelieden, onder wie
eskadercommandant Graf von Spee, verloren het leven.
|
De
pantserkruiser SMS Scharnhorst werd tot
zinken gebracht in de
slag bij de Falkland eilanden |
Zeeslag bij de Doggersbank
Kort daarna leverden Britse en Duitse vlooteenheden
opnieuw slag, ditmaal op de Noordzee bij de Doggersbank.
Op 24 januari 1915 stak een Duits eskader, onder
commando van vice-admiraal Hipper, de Noordzee over. De
slagkruisers SMS Seydlitz, SMS Derfflinger, SMS Moltke en de oude pantserkruiser
SMS Blücher hadden het
voorzien op Britse vissersschepen, die van spionage
werden verdacht.
Door het ontcijferen van de Duitse militaire codes waren
de Britten op de hoogte van de Duitse plannen. Een
eskader slagkruisers wachtte de Duitsers op. Om een
dreigende omsingeling door de Britten, die in de
meerderheid waren, te ontlopen, maakte Hipper direct
rechtsomkeert. Met hun zwaardere kanonnen openden de
Britse schepen direct van grote afstand het vuur.
De oude Blücher, met zijn lichtere bepantsering,
kreeg een reeks voltreffers en kapseisde. De Seydlitz kreeg een voltreffer in een van de geschutskoepels,
maar slaagde er in met de rest van het eskader te
ontkomen. Aan Duitse zijde waren er 954 doden te
betreuren, waarvan alleen al op de Blücher 792. De
Engelsen verloren 14 levens.
|
De pantserkruiser SMS Blücher kapseist in
de zeeslag bij de Doggersbank |
SMS Iltis
De kanonneerboot SMS Iltis hielp in 1900 mee de
Boxer-opstand in China neer te slaan. Het schip maakte
deel uit van het Duitse eskader dat het kustfort Taku
bij Tientsin veroverde. Tijdens deze actie kreeg het
schip diverse treffers, waarbij acht bemanningsleden
omkwamen. Kapitein Wilhelm von Lans raakte zwaar gewond.
Kapitein èn schip werden beide onderscheiden met de
hoogste Duitse orde Pour le Mérite.
|
De kanonneerboot SMS Iltis
|
De rol die de Iltis tijdens de Eerste Wereldoorlog
speelde was die van figurant. De gloriedagen van de Iltis waren allang voorbij en het schip stond op de
nominatie uit de vaart te worden genomen, toen Japan in
augustus 1914, met een begerig oog naar de Duitse
koloniën in China, de oorlog verklaarde aan Duitsland.
De Iltis bevond zich op dat moment in de haven van
Tsingtau in het door Duitsland beheerste gebied
Kiautschou. Tegen de overmacht van de Japanse belegering
kon de Duitse bezetting het niet lang bolwerken.
De overgave van de Duitse kolonie aan Japan was
onvermijdelijk. Pas nadat de Duitsers hun militaire, en
ook veel civiele, installaties hadden vernietigd, legden
ze de wapens neer. De Iltis werd op 28 september
1914 door de eigen bemanning tot zinken gebracht,
evenals de zusterschepen Jaguar, Luchs en Tiger.
Nog meer oorlogsbodems in het Berlijnse
stratenplan
Niet alleen de schepen van Hippers verkenningseskadron
in de zeeslag bij het Skagerrak vinden we terug in het
Berlijnse stratenplan. Ook de namen van oorlogsbodems
die elders op de wereldzeeën met wisselend succes in
actie kwamen, treffen we aan op Berlijnse
straatnaamborden.
Beginnend in het stadsdeel Schöneberg lopen in elkaars
verlengde van west naar oost de Goebenstrasse
(1874), de Yorckstrasse7) (1864) en de
Gneisenaustrasse8) (1864). De laatste ligt al in het
stadsdeel Kreuzberg. Niet ver daar vandaan, op
loopafstand van U-Bahn-station Hallesches Tor, liggen
Blücherstrasse9) (1885) en Blücherplatz (1884),
de laatste met de bekende Amerika Gedenkbibliothek.
Ook is er nog een Blücherstrasse (1893) in
Steglitz-Lichterfelde.
In Berlin-Mitte loopt de Scharnhorststrasse10)
(1860) vanaf het beroemde Berlijnse ziekenhuiscomplex Charité naar het
Bundeswehrkrankenhaus. Nog een Scharnhorststrasse (vóór 1922) treffen we aan in de
wijk Tempelhof-Lichtenrade.
Om de wapenfeiten van de Iltis tijdens de Boxeropstand
in blijvende herinnering te houden kregen drie straten
in de wijk Zehlendorf - Dahlem in 1906 van het
stadsbestuur respectievelijk de namen Iltisstrasse,
Lansstrasse en Takustrasse. De Iltisstrasse is
als enige straat in Berlijn daadwerkelijk naar een
oorlogsschip genoemd.
Een staaltje van Berlijnse dubbelzinnigheid bij het
toekennen van straatnamen gaven de autoriteiten ten
beste, toen ze in 1999 in deze zelfde Dahlemse buurt,
waar ook veel musea en instituten van de Freie
Universität Berlin staan, een straat wilden vernoemen
naar Otto von Simson, nazi-slachtoffer en na de Tweede
Wereldoorlog voorzitter van de Duitse UNESCO-commissie.
Ze kozen ervoor de Kiebitzweg (‘Kievitweg’), die
ongeveer in het verlengde ligt van de Lansstrasse, om te
dopen. Lansstrasse, Iltisstrasse en Takustrasse bleven
ongemoeid en blijven tot op de dag van vandaag
herinneren aan het Duitse
militaristisch-expansionistische verleden van de Kaiserzeit.
Zeelieden
Otto Weddigen
Kapitänleutnant Otto Weddigen had het commando
over de onderzeeboot U9 toen hij op de Noordzee voor de
Nederlandse kust door hevige storm en een defect
girokompas uit de koers raakte. Op 22 september 1914
dook hij op om zijn accu’s op te laden. Boven water
gekomen bleken zich op dezelfde plek de Britse
pantserkruisers HMS Aboukir, HMS Hogue en HMS
Cressy op te houden. Binnen een uur waren ze door
Weddigens torpedo’s tot zinken gebracht. Bijna 1.300
Engelse matrozen kwamen om, ongeveer duizend konden er
worden gered door de Nederlandse schepen Titania en
Flora, die toevallig in de buurt waren.
In februari 1915 kreeg Weddigen het commando over de
U29. Met dat schip werd hij op 18 maart 1915 geramd door
het Britse slagschip HMS Dreadnought in de Pentland
Firth. Bij die actie kwam Otto Weddigen samen met zijn
bemanning om het leven.
|
U-boot-kapitein
Otto Weddigen |
Otto Weddigen werd postuum een cultfiguur. De
keizerlijke boulevardpers kreeg niet genoeg van hem.
Ansichtkaarten, wandborden en bierpullen met zijn
portret vonden gretig aftrek. Er verschenen
verschillende biografieën over zijn leven en in 1927
kwam de speelfilm ‘U9 Weddigen’ uit.
Erich Köhler
Fregattenkapitän Erich Köhler werd in de eerste
drie maanden van de oorlog met zijn schip SMS
Karlsruhe de schrik van de Atlantische Oceaan. De
gloednieuwe kruiser, die zowel met kolen als met olie
gestookt kon worden, was in januari 1914 van stapel
gelopen en was voorbestemd de SMS Dresden af te
lossen in het Duitse steunpunt in de Caraïben.
Köhler, commandant van de Dresden, kwam in Port
au Prince aan boord om het commando op de Karlsruhe
over te nemen. Op 3 augustus, net nadat in de haven van
Havana gebunkerd was, werd het bericht ontvangen dat het
vaderland zich in oorlog bevond met Frankrijk en
Engeland.
De nieuwe dienstorders stuurden Köhler en de SMS
Karlsruhe ter kapervaart de Antlantische oceaan op.
Na een laatste bevoorrading in Willemstad op Curaçao
begon Köhler aan zijn strooptocht. Op 18 augustus werd
als eerste het Britse vrachtschip Bowes Castle
buitgemaakt. In de tien weken daarna werden op de druk
bevaren route tussen de Rio de la Plata en Europa nog
vijftien Britse en een Nederlands schip aangehouden.
Kolen, olie en andere waardevolle zaken werden in beslag
genomen. De schepen werden tot zinken gebracht. De
bemanningen werden overgedragen aan schepen in de buurt
die onder neutrale vlag voeren. Het Nederlandse schip
was het 3.649 ton metende vrachtschip Maria, dat
gecharterd door een Britse firma op weg was van
Portland, Oregon naar Belfast. Op 21 september 1914 werd
haar lot bezegeld door de kanonnen van de Karlsruhe.
|
Fregattenkapitän Erich Köhler maakte in de
eerste oorlogsmaanden
de
Atlantische Oceaan onveilig voor Britse
handelsschepen. |
SMS Karlsruhe bevond
zich op 4 november 1914 in de buurt van Trinidad toen er
een abrupt einde aan haar kapervaart kwam. ’s Avonds om
drie minuten voor zeven explodeerde het gehele
voorschip. Binnen 25 minuten was de Karlsruhe gezonken.
263 opvarenden kwamen om het leven. Onder hen was
kapitein Erich Köhler.
146 overlevenden bereikten aan boord van het
begeleidingsschip Rio Negro op 6 december 1914 de
thuishaven Kiel.
Als oorzaak van de explosie werd een ongeluk in het
munitieruim vermoed. De Duitsers hielden de ondergang
van de Karlsruhe streng geheim. Nog maanden lang maakten
Britse oorlogsschepen jacht op kaperkapitein Erich
Köhler. Pas in maart 1915 bleek uit de vondst van
wrakstukken dat het schip gezonken moest zijn.
Albin Köbis en Max Reichpietsch
De zelfgekozen werkloosheid van de Hochseeflotte, waar
admiraal Scheer zich na de slag in het Skagerrak toe
gedwongen zag, had een verwoestende werking op het
moreel van de scheepsbemanningen. De officieren
reageerden hun ongenoegen af op de manschappen. Zinloze
en zware oefeningen, waarbij gescholden en gekoeioneerd
werd, werden afgewisseld met regelrechte pesterijen.
De meeste tijd moesten de bemanningen benedendeks
doorbrengen, verlof om aan wal te gaan werd stelselmatig
geweigerd. Bovendien was de voeding karig en slecht – in
heel Duitsland heerste trouwens honger en ondervoeding
als gevolg van de Engelse blokkade. De verzorging van de
officieren was veel beter, ook al doordat niet zelden
voorraden die voor de manschappen bestemd waren in de
officiersmesses terecht kwamen.
Dit alles leidde in de zomer van 1917 telkens weer tot
protesten, die overigens nauwelijks verbetering
brachten. De bemanningen hielden, zonder dat daarvoor
toestemming was gegeven, demonstratieve wandelingen aan
de wal, hielden langzaam-aan-acties en gingen zelfs in
hongerstaking.
Aanvankelijk waren de acties uitsluitend gericht tegen
de slechte behandeling. Vooral de bemanningen van de SMS Friedrich der Grosse – het vlaggeschip van de
vloot – en het linieschip SMS Prinzregent Luitpold
namen hierin het voortouw.
De bemanning van dit laatste schip weigerde op 19 juli
tijdens de vaart van Kiel naar Wilhelmshafen door het
Kaiser-Wilhelm-Kanal11) de bevelen uit te voeren,
waardoor de doortocht voor het hele IVe eskader
geblokkeerd werd. Later breidden de acties zich ook uit
tot andere schepen.
Ook veranderde de strekking van de acties. Het besef dat
de oorlog allang verloren was, begon algemeen door te
dringen. De leidende actievoerders, onder wie Albin
Köbis, stoker op de Prinzregent Luitpold en Max
Reichpietsch, matroos op de Friedrich der Grosse,
maakten plannen voor een grote vredesdemonstratie
tezamen met de arbeiders van de scheepswerven in Kiel.
|
Albin Köbis
(geheel links) met andere stokers op de SMS Prinzregent Luitpold.
|
Zover kwam het niet. Op 1 augustus 1917 kwam het op de
Prinzregent Luitpold, na nieuwe chicanes van de kant
van de officieren, tot een uitbarsting. De bevelhebbers
grepen hard in en lieten de aanvoerders van de
vredesbeweging arresteren. Onder hen waren Köbis en
Reichpietsch. Op 26 augustsus werden de subalternen
Willy Sachse, Wilhelm Weber, Hans Beckers, Albin Köbis
en Max Reichpietsch door een krijgsraad wegens
voorbereidingen tot een gewapende opstand ter dood
veroordeeld.
De vonnissen van drie van hen werden herzien in 15 jaren
gevangenisstraf. Albin Köbis en Max Reichpietsch werden
op 5 september 1917 op de schietbaan op de Wahner
Heide bij Keulen door een vuurpeloton terechtgesteld,
respectievelijk 22 en 24 jaar oud.
|
Max Reichpietsch
(links) en Albin Köbis,
de leiders van de matrozenstaking op de
Hochseeflotte in 1917 |
Zeelieden in het Berlijnse stratenplan
Met uitzondering van prins Heinrich von Preussen (zie
Deel 2- Keizer Wilhelm II en zijn familie) zijn de hoge
zee-officieren van Wilhelms vloot uit het Berlijnse
stratenplan verdwenen. Zo hebben in de loop der jaren
o.a. Tirpitzufer en Tirpitzstrasse,
Admiral-von-Schröderstrasse en Graf-Spee-Strasse andere
namen gekregen, waarbij, zoals we nog zullen zien, soms
opmerkelijke naamswisselingen gehanteerd zijn. Toch is
er nog een viertal marinemannen te vinden op Berlijnse
straatnaamborden. Bij elkaar vormen ze een merkwaardig
gezelschap.
In Steglitz – Lichterfelde loopt tot op heden nog de
Weddigenweg (1915), genoemd naar de U-boot-kapitein
die bij verrassing - niet in het minst tot z’n eigen -
drie Engelse kruisers torpedeerde en die daardoor een
ware volksheld werd. Pas na de Tweede Wereldoorlog
raakte kapitein Weddigen in vergetelheid. Het Berlijnse
stadsbestuur heeft kennelijk nog geen aanleiding
gevonden de Weddigenweg van een minder controversiële
naam te voorzien.
Al werd Fregattenkapitän Erich Köhler lang niet
zo’n posthume volksheld als zijn U-Boot-collega
Weddigen, ook ‘zijn’ straat is tot op de dag van vandaag
gehandhaafd. Eveneens in Steglitz-Lichterfelde, niet ver
van de Weddigenweg, loopt de Köhlerstrasse (1916)
In het kader van hun militaristische propaganda
veranderden de nazi’s in 1933 de
Kaiserin-Augusta-Strasse, die in Tiergarten langs het
Landwehr-kanaal loopt, in Tirpitzufer, naar de architect
van keizer Wilhelms oorlogsvloot. Na de Tweede
Wereldoorlog werd deze straat omgedoopt in Reichpietschufer (1947). Dat juist een rebellerende
matroos de grootadmiraal Tirpitz van z’n
straatnaambordje verdrong, is weer zo’n ironische streek
van de geschiedenis.
|
Het gebouw van
het Bundesministerium der
Verteidigung aan de Reichpietschufer in
Berlijn –
Tiergarten. In dit gebouw was van 1911 tot 1914 het Reichsmarineamt
gevestigd en vervolgens tijdens de
Eerste Wereldoorlog het Reichswehrministerium.
De
Reichpietschufer heette toen nog Königin – Augusta –
Strasse en ging vanaf 1933
Tirpitzufer heten. |
Vlakbij de Reichpietschufer leeft de stoker Albin Köbis
voort in de Köbisstrasse (1947). Tijdens de periode
van het Derde Rijk heette deze straat
Admiral-von-Schröder-Strasse.12)
Noten
[1] Lützowplatz (Tiergarten) en Lützowstrasse
(Lichtenrade) zijn evenals de pantserkruiser SMS Lützow
vernoemd naar Ludwig Freiherr von Lützow (1782-1834),
Pruisisch militair die o.a. bij Jena en Auerstedt
Napoleon bevocht.
In Mitte - Tiergarten lopen ook nog de Lützowstrasse en
Lützowufer. Deze zijn echter genoemd naar het voormalige
dorp Lützow (ook: Lietzow) bij Spandau.
[2] SMS Derfflinger en de diverse Derfflingersstrassen
zijn genoemd naar Georg Reichsfreiherr von Derfflinger
(1606 - 1695), militair van Oostenrijkse afkomst die in
dienst van de keurvorst van Brandenburg de Zweden
verdreef uit Pommeren en Oost-Pruisen.
[3] Naamgever van de SMS Seydlitz en de verschillende
Seydlitzstrassen is Friedrich Wilhelm Freiherr von
Seydlitz-Kurtzbach (1721 - 1773), generaal der
cavallerie in dienst van Frederik de Grote van Pruisen.
[4] SMS Moltke en de Moltkestrasse danken hun naam aan
Helmuth Graf von Moltke (1800 - 1891), opperbevelhebber
van het Duitse leger tijdens de Frans-Duitse oorlog
(1870/71).
[5] SMS Frauenlob en de Frauenlobstrasse zijn in zoverre
uitzonderingen dat ze nu eens niet genoemd zijn naar een
Pruisische ijzervreter, maar naar de middeleeuwse
dichter/troubadour Heinrich von Meißen (ca.1250 - 1318),
ook genoemd Frauenlob.
[6] SMS Goeben
en de later in dit deel genoemde Goebenstrasse ontlenen
hun naam aan
August von Goeben (1816 - 1880), generaal der infanterie
tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870/71). De Turkse
marine hield de Goeben onder verschillende namen
tot ver na de Tweede Wereldoorlog in de vaart. Het schip
maakte zelfs enige tijd deel uit van de NAVO-vloot. In
1966 werd de Goeben gesloopt.
[7] SMS Yorck en de Yorckstrasse zijn genoemd naar
Johann Graf Yorck von Wartenburg (1759 - 1830),
bevelhebber van de Pruisische hulpkorpsen in Napoleons
‘Grande Armee’ tijdens de veldtocht in Rusland. Voerde
vervolgens in de veldslagen bij Katzbach en Leipzig
(1813) Pruisische troepen aan tégen Napoleon.
[8] SMS Gneisenau en de Gneisenaustrasse dragen de naam
van August Graf Neidhardt von Gneisenau (1760 - 1831),
Pruisisch generaal uit de ‘bevrijdingsoorlog’ tegen
Napoleon. Nam deel aan de veldslagen bij Katzbach en
Leipzig in 1813.
[9] SMS Blücher, Blücherplatz en Blücherstrassen
herinneren aan Gebhard Leberecht Fürst Blücher von
Wahlstatt (1742 - 1819), bevelhebber van de Pruisische
troepen tijdens de slag bij Waterloo, waar hij samen met
de Britse troepen onder Wellington Napoleon definitief
versloeg.
[10] SMS Scharnhorst en de beide Scharnhorststrassen
danken hun naam aan Gerhard von Scharnhorst (1755 -
1813), stafchef van generaal Blücher (zie hiervoor);
stierf aan de verwondingen opgelopen in de slag bij
Großgörschen tegen Napoleon.
[11] Sinds 1948 heet dit kanaal Nord - Ostsee - Kanal.
Het ruim 98 kilometer lange kanaal verbindt Kiel aan de
Oostzee met Brunsbüttel - aan de monding van de Elbe –
aan de Noordzee.
[12] Admiral August Ludwig von Schröder (1854 - 1933);
werd in 1907 bevelhebber van het IIe eskader van de
oorlogsvloot; ging in 1912 met pensioen, maar trad weer
in actieve dienst bij het uitbreken van de oorlog.
Voerde tot het eind van de oorlog het bevel over het
marinekorps en de legergroep Noord van het IVe leger in
Vlaanderen.
Geraadpleegde literatuur
▬
Hermann Kirchhoff (Herausg.): Der Seekrieg 1914-1915.
Schiffspost- und
Feldpostbriefe, sowie andere Berichte
von Mitkämpfern und Augenzeugen.
Leipzig, 1915
▬
Arno Dohm: Die grösste Seeschlacht der Geschichte.
Gütersloh, 1936
▬
Hans Dollinger (Herausg.): Der Erste Weltkrieg in
Bildern und Dokumenten.
Wiesbaden, 1965
▬
Robert Rosentreter und Horst Westphal: Rebellion in
der Hölle. Berlin, 1976
▬
L.L. von Münching: De
verliezen van de Nederlandse koopvaardij in de
Eerste Wereldoorlog 1914-1918. Haarlem, 1981.
▬
V.E. Tarrant: Jutland. The German perspective. London,
1995
▬
W.G. van Boven (red.): Unsere Zukunft liegt auf dem
Wasser. Herinneringen van
Wilhelm II aan zijn
keizerlijke marine. Den Helder en Doorn, 1998
▬
John Keegan : De Eerste Wereldoorlog 1914-1918. 3e
verbeterde druk,
Amsterdam, 2000
▬
Website Lexikon von A-Z zur
Berlingeschichte
Berlin von A bis Z |