Inleiding
In deze voordracht wil ik ingaan op de rol van de
wetenschappers en technologen, kortom de uitvinders,
tijdens de Eerste Wereldoorlog. Naar mijn persoonlijke
mening wordt daar in Nederland te weinig aandacht aan
besteed. Dichters krijgen over het algemeen veel meer
aandacht, hoewel hun rol tijdens de oorlog zich meestal
niet onderscheidde van die van hun literair minder
begaafde collega’s.
Maar vanaf de oudheid hebben dichters ons verhaald over
de heldenmoed en de gruwelen van de strijd. Men hoeft
slechts te denken aan de Ilias van Homerus. Vele Engelse
kostschooljongens die begin 1915 naar Gallipoli gingen,
voelden zich een beetje als Achilles die naar Troje
vertrok.
Over de wederwaardigheden van iemand als kapitein
William Livens, de uitvinder van de Britse Gas Brigade
of majoor Walter Wilson van de Royal Naval Air Service,
een van de ontwerpers van de tank, lees je vrijwel
nooit. Toch waren het de uitvinders die de oorlogvoering
blijvend van karakter hebben veranderd.
Ik wil beginnen met een citaat van de Brit Karl Pearson
uit 1919:
|
‘When the history of the present war is really
written one of the most curious chapters will be the
marvellous manner in which in almost every field the
scientific layman [=leek] has come to the aid of
executive ignorance’. |
Wie was Karl Pearson? Hij is niet zo bekend als de
Britse opperbevelhebber Douglas Haig geworden, maar was
een Britse wiskundige en professor aan het University
College in Londen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij verantwoordelijk
voor de berekeningen van artilleriebanen en voor het
opstellen van afstandstabellen voor het lange
afstandsgeschut. Je zou kunnen stellen dat hij de
software opstelde voor de belangrijkste hardware tijdens
de oorlog namelijk de artillerie.
Weliswaar een wapen dat al lang bestond, maar waaraan
nog wel het een en ander geoptimaliseerd kon worden. En
als er een wapen doorslaggevend was geweest tijdens de
Eerste Wereldoorlog, dan was het wel de artillerie.
Nieuwe middelen
Mijn tweede figuur kent u ongetwijfeld, het is het
embleem van de Stichting Studiecentrum Eerste
Wereldoorlog. Een Duitse cavalerist met een lans. Uit de
tijd dat cavaleristen zich nog als een moderne ridder
beschouwden. Aanstormen op de tegenstander met een lans
of sabel zoals dat al eeuwen eerder werd gedaan.
|
Duitse
cavalerist met een lans |
Er zijn echter twee voorwerpen die in de Eerste
Wereldoorlog zijn ontwikkeld ter bescherming van de
soldaat. Dat is in de eerste plaats de Stahlhelm, hoewel
dat eigenlijk een verdere ontwikkeling was van de
Pickelhaube en al die fraaie helmen die de cavaleristen
in 1914 droegen toen ze ten strijde trokken.
Het andere voorwerp is het gasmasker dat in de loop van
1915 werd ontwikkeld en in 1916 algemeen in het Duitse
leger werd ingevoerd. Iemand heeft dat bedacht,
ontwikkeld, getest, kortom uitgevonden. Die iemand was
professor Richard Willstätter, de ontdekker van
chlorofyl. De stof in planten dat kooldioxide (CO2)
omzet in suikers en zuurstof. Willstätter was de collega
en beste vriend van de controversiële Duitse professor Fritz Haber. (Meer hierover zie de uitgebreide rubriek
Gifgas
tijdens de Eerste Wereldoorlog op deze website)
Toen de militairen in augustus 1914 met de oorlog
begonnen maakten ze gebruik van de bestaande
technologische middelen: treinen voor het vervoer van de
troepen en materieel, snelvurende artillerie,
machinegeweren, en de nieuwe generatie explosieven zoals
dynamiet en rookzwak buskruit ontwikkeld door de Zweed
Alfred Nobel en tijdgenoten.
De ene strijdende natie was in 1914 verder met de
toepassing van technologische middelen dan de anderen,
met Duitsland als toonaangevend land. De Fransen
hadden nog bepaalde ouderwetse ideeën zoals het
‘offensive à l’outrance’ uitgevoerd door rijen
infanteristen met de bajonet op het geweer.
Eind 1914 stopte aan het Westelijk Front de
bewegingsoorlog. Er was geen definitieve beslissing
gevallen, beide partijen bleken van gelijke kracht en
het was duidelijk dat de oorlog niet voor kerstmis
afgelopen zou zijn. De vuurkracht van de artillerie
dreef de troepen letterlijk de grond in en de
manoeuvreerruimte op het slagveld verdween. De
loopgravenoorlog was begonnen en de oorlog werd een
variant op de middeleeuwse belegeringsoorlog: een strijd op
de vierkante meter.
De roep om wetenschappelijke hulp
Er moest iets nieuws bedacht worden en dus werd er door
de oorlogvoerende partijen een beroep gedaan op hun
wetenschappers. Zo werd er door het Britse ministerie
van Oorlog een circulaire rondgestuurd waarin iedere
wetenschapper, die over een ontdekking van militair
belang beschikte, uitgenodigd werd daarvan kennis te
geven.
Maar ook de Duitsers en Fransen deden soortgelijke
oproepen. Wetenschappelijke commissies en adviesgroepen
rezen als paddenstoelen uit de grond. De natie riep zijn
wetenschappers en ethische bezwaren speelden geen enkele
rol. Wetenschappers en technologen werden aan het werk
gezet om nieuwe ideeën uit te werken.
Het slagveld was niet de meest geschiktste plaats voor
wetenschappers en wanneer ze ergens al aan het front
dienden werden ze daar na het eerste oorlogsjaar snel
weggehaald. Ze konden hun land beter aan de tekentafel
of in een laboratorium dienen.
|
|
Henry Moseley in zijn laboratorium en
als luitenant.
Als militair oogde hij nauwelijks als een Achilles |
In Groot-Brittannië werden de militairen nadrukkelijk
gewezen op de dood van de veelbelovende natuurkundige
Henry Moseley in Gallipoli in 1915. Hij was pas 28 jaar.
Naar aanleiding daarvan schreef zijn leermeester
professor Ernest Rutherford een appèl in het
toonaangevende Britse wetenschappelijk tijdschrift
Nature in 1915.
|
Oorlog zet aan tot innovatie. De Eerste Wereldoorlog
heeft gefungeerd als een enorme versneller van de
technologie. Het was echter niet alleen die oorlog, het
was een tijdperk van opkomende nieuwe technologie:
elektriciteit, telegrafie, vliegtuigen, auto’s, etc. Met
daarbij de bijkomende verwachting dat technologie alle
problemen wel zou kunnen oplossen.
Tijdens de oorlog vond er een snelle vooruitgang op het
gebied van het transport plaats zowel op het land als in
de lucht. Auto’s, vrachtwagens, bussen waren er al, maar
ze werden snel verbeterd. Het vliegtuig werd sterk
ontwikkeld, iets waar onze landgenoot Anton Fokker veel
aan heeft bijgedragen, wat resulteerde in een oorlog in
de lucht.
Iets wat ook totaal nieuw was, maar ik beperk me hier
tot twee nieuwe wapensystemen, gifgas en de tank, die
ontstonden in de hoop daarmee de impasse van de
loopgravenoorlog te doorbreken. In de eerste plaats
gifgas.
Gifgas
Begin 1915 testten enkele chemici samen met officieren
van de genie een aantal chemische stoffen in een
laboratorium. Zij kwamen tot de conclusie dat een
chemische stof de basis voor een effectief wapen zou
kunnen vormen.
Nee, die chemici waren niet Fritz Haber en een Duitse
collega, maar twee Britse hoogleraren van het Imperial
College in South Kensington in Londen. Het zou leiden
tot Britse traangasgranaten met de code SK van South
Kensington, die echter pas in 1916 tijdens de slag van
de Somme werden afgeschoten.
Maar het waren toch de Duitsers die met de gifgasoorlog
waren begonnen op 22 april 1915? Ja, maar dat toch ligt
niet zo zwart-wit. Al lang voor de Eerste Wereldoorlog
werd er gebruik gemaakt van chemische middelen tijdens
de vele oorlogen en conflicten die de mensheid heeft
uitgevochten.
Zowel de Fransen als de Duitsers experimenteerden in de
herfst van 1914 en winter van 1915 aan het front met
traangasgranaten. De effecten waren gering en werden
nauwelijks door de troepen opgemerkt. Maar alle
strijdende partijen waren bezig met de ontwikkeling van
een chemisch wapen.
|
Testen van chloorcilinders op Wahn, een Duits
oefenterrein, begin 1915 |
De Duitsers deden echter de beslissende stap en begonnen
te experimenteren met chloorgas uit cilinders. Dat was
het idee van Fritz Haber en leidde er toe dat op 22
april 1915 de Duitsers 150 ton chloor bij Ieper
loslieten. Er was toen mijns inziens sprake van een
totaal nieuwe situatie. Er was voor het eerst een
chemisch wapen ontwikkeld dat op grote schaal werd
ingezet om een doorbraak in de loopgravenoorlog te
bewerkstelligen.
Niet zo maar een paar traangasgranaten naar een
tegenstander gooien, maar 150 ton chloor verspreiden.
Speciaal voor de gevechten in april 1915 op industriële
wijze aangemaakt, verpakt in 6.000 cilinders en door
nieuw opgerichte gastroepen verspreid. De rest is bekend
en staat in ieder geschiedenisboek over de Eerste
Wereldoorlog.
De gasaanval op 22 april 1915 met chloor had een groot
effect op de Franse troepen en er ontstond paniek. Dat
de Duitsers de aanval niet voldoende hebben uitgebuit is
weer een ander verhaal. Het was tenslotte pas aan het
eind van de middag dat men de aanval inzette en met wat
meer inzicht had Ieper vermoedelijk afgesneden kunnen
worden. Maar dat is allemaal achteraf.
De Fransen en Britten namen na 22 april 1915 het
grootschalige gebruik van gas snel over. Ook zij
formeerden speciale gaseenheden en schakelden hun
chemische industrie in. Dit resulteerde er uiteindelijk
in dat de strijdende partijen tot november 1918 elkaar
met miljoenen gasgranaten bestookten.
De bewapeningsspiraal deed zijn werk. Chloor werd
vervangen door het giftiger fosgeen en in juli 1917
werd, opnieuw rond Ieper, voor het eerst mosterdgas
gebruikt. Mosterdgas tastte niet alleen de
ademhalingswegen aan zoals chloor en fosgeen, maar
veroorzaakte eveneens blaarvorming op de huid. Ook werd
veel onderzoek gedaan naar een betere verspreiding van
het gas.
De gasoorlog begon met het leeg laten lopen van
gascilinders richting de vijandelijke loopgraaf en de
Britten en Fransen kopieerden de Duitse opzet van
voorjaar 1915. De Britten ondervonden bij hun eerste
gebruik van chloorgas tijdens de slag bij Loos in
september 1915 dat de wind naar hun eigen stellingen kon
draaien.
|
Livens-projector |
Om niet afhankelijk te zijn van een gunstige wind werden
gascilinders vervangen door gasgranaten en speciale
granaatwerpers, zoals de Livens-projector, werden
ontworpen om de loopgraven te bestoken. Deze projector
bestaat uit een vergrote mortier, de stalen pijp op de
foto. De gasbom, links op de tafel, werd elektrisch
ontstoken. Er werden zo’n 25 van deze projectoren op een
rij gezet.
|
Genie-officier William Howard Livens |
William Howard Livens werd beschouwd als de uitvinder
van de Britse Special Brigade. Hij was een Brits
werktuigkundig ingenieur en kapitein in de Royal
Engineers. Hij ontwierp ook de vlammenwerper voor het
Britse leger.
Volgens bronnen schijnt hij redelijk eigenzinnig te zijn
geweest, een niet ongebruikelijke eigenschap voor een
uitvinder. Zijn naam leeft voort in zijn gaswapen dat
voor het eerst succesvol werd ingezet in april 1917 bij
de slag om Arras. De Duitsers werden er althans door
verrast.
Was gifgas een
oorlogswinnaar?
Gas was echter verre van doorslaggevend voor het verloop
van de oorlog. Door gasmaskers, een goede gasdicipline
en training kon het gevaar grotendeels geneutraliseerd
worden. Ondanks verbeteringen aan het gaswapen in de
loop van de oorlog, bleef het een te beperkt wapen.
De tegenstander in de loopgraaf kon er mee uitgeschakeld
worden, maar het bleef een statisch wapen en bracht geen
mobiliteit. Het uiteindelijke effect van het gaswapen
was strategisch gezien gering en dus was het niet het
technologische middel om de oorlog te winnen.
Het gebruik van gifgas had echter een sterk
psychologische effect en veroorzaakte bij de
frontsoldaat veel meer angst dan kogels en granaten.
Soldaten waren voortdurend bang overvallen te worden
door een aansluipende onzichtbare gaswolk. Gas werd ook
nooit een populair wapen bij de troepen. Het was zo
totaal anders was dan de gebruikelijke infanterie- en
artilleriewapens. Het was geen ridderlijk wapen.
De vraag is natuurlijk of ridderlijkheid nog enige rol
speelde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Er was een
instinctieve afkeer voor het gaswapen: ‘die Feinde
vergiften zu sollen wie die Ratten’ zoals sommige Duitse
officieren in 1915 verkondigden. In 1916 weigerden
Britse divisiecommandanten zelfs de eigen gastroepen in
hun sector: ‘Take your bloody gas away. I ‘ll have
nothing to do with it’.
Het gaswapen na de Eerste Wereldoorlog
Hoe stond het met het gaswapen na de Eerste
Wereldoorlog? Het gaswapen werd door de Britten in april
1915 verketterd als ‘an atrocious method of warfare’
maar toch snel overgenomen.
Dat beeld was na de Eerste Wereldoorlog wel even anders
zoals blijkt uit het rapport van The Committee on
Chemical Warfare Organisation, onder leiding van
luitenant-generaal Arthur Holland. Deze commissie werd
in 1919 opgericht om aanbevelingen te doen over de
toekomst van het Britse chemisch wapen. Hun
aanbevelingen werden in 1920 door het Britse kabinet
aangenomen. Een citaat uit het rapport luidt:
|
‘That gas is a legitimate weapon in war, the
Committee have no shadow of doubt and the
members took it as a foregone conclusion that
gas will be used in the future because no
successful weapon has ever been abandoned by
Nations fighting for existence.’ |
Toch werd de introductie van gifgas het symbool voor de
volgens pacifisten kwalijke rol van de wetenschap
tijdens de Eerste Wereldoorlog.
‘Stikgas – De chemische wetenschap voor
oorlogsdoeleinden misbruikt’ is de veelzeggende
titel van een Nederlandse brochure uit 1924.
Na de Eerste Wereldoorlog is er uitvoerig gediscussieerd
over het gebruik van chemische wapens, een discussie die
eigenlijk tot op vandaag de dag doorloopt. In 1925
besloten de belangrijkste staten in de wereld tot het
Protocol van Genève dat wordt beschouwd als de eerste
belangrijke multilaterale overeenkomst betreffende een
verbod op het gebruik van gifgassen.
Het is opvallend dat van alle wapensystemen die tijdens
de Eerste Wereldoorlog voor het eerst werden toegepast
of die een enorme evolutie hadden ondergaan het alleen
voor het chemisch wapen tot een verbod is gekomen na de
oorlog.
Natuurlijk heeft de afschuw tegen het gebruik van
strijdgassen een grote rol gespeeld, maar het bleek ook
dat ze toch niet zo effectief waren als de tegenpartij
over een adequate bescherming beschikte.
Geen van de strijdende partijen heeft duidelijk voordeel
van ze gehad en dus was een verbod op het gebruik ervan
geen grote aderlating van de militaire mogelijkheden van
de grootmachten na de Eerste Wereldoorlog.
|
De dreiging gifgas na de Eerste Wereldoorlog |
Ondanks de dreiging, de grote angst uitgedrukt in deze
figuur, en het feit dat er een aanzienlijke voorraad van
was geproduceerd, werden gifgassen niet ingezet tijdens
de Tweede Wereldoorlog. Het paste gewoon niet goed in
het verloop van die oorlog. Ethische bezwaren hebben
daarin mijns inziens nauwelijks meegespeeld.
De tank
Op 15 september 1916 tijdens de slag van de Somme werd
de militaire geschiedenis definitief veranderd door de
introductie van een gepantserd voertuig op rupsbanden en
voorzien van geschut. Zijn officiële naam was
oorspronkelijk ‘landship’, maar het voertuig werd om
redenen van geheimhouding tank genoemd en die naam is
gebleven.
De eerste ideeën over de tank werden geopperd in het
najaar van 1914 als de Britse stafofficier
luitenant-kolonel Ernest Swinton de ontstane patstelling
aan het Westelijk Front bestudeerd. Door middel van een
gepantserd rupsvoertuig zouden prikkeldraad en
mitrailleurs voor de aanvallende infanterie uit de weg
geruimd kunnen worden.
De plannen van de ontwikkeling voor een dergelijk
voertuig werden echter afgekeurd door het Britse leger.
Waarop men zich tot de marine richtte die meer oog had
voor technologische ontwikkelingen. In februari 1915
werd door Winston Churchill, toentertijd minister van
Marinezaken, het Landship Committee ingesteld om de
ideeën verder uit te werken.
Begin 1916 vonden de eerste demonstraties plaats van de
tanks. De ontwikkeling van de tank is een voorbeeld van
een fraai staaltje Brits ingenieurswerk waarbij diverse
personen - zoals majoor Walter Wilson van de Royal Naval
Air Service en William Tritton - betrokken waren.
Tritton was de technisch expert en later de directeur
van een firma in landbouwmachines.
De Eerste Wereldoorlog was niet alleen de oorlog van de
chemici, het was voor het grootste deel de oorlog van de
mechanici. Aan de hand van een aantal foto’s wil ik
nader ingaan op de tank.
|
William Tritton voor zijn trench-crossing
machine |
Bovenstaande foto toont William Tritton, een fabrikant
in landbouwmachines, staande voor een van de eerste
ontwikkelingen om te komen tot de tank. Hij zou in 1919
geridderd worden voor zijn uitvinding van de tank. Hij
ziet er uit als een gemoedelijke baas.
|
De oude en
nieuwe cavalerie |
Dit is een foto met en zekere symboliek, bedoeld of
onbedoeld. Een Britse cavaleriecolonne passeert een tank
en kijkt er met zekere afgunst naar. De rol van de
cavalerie, in vele legers een eliteregiment, bleek
tijdens de oorlog zeer beperkt in het geweld van de
mitrailleur en de artillerie.
De cavalerie was niet in staat gebleken een doorbraak te
forceren in de loopgravenoorlog. Het was een wapen dat
tot het verleden behoorde. De tank zou de nieuwe
cavalerie worden en zijn uitvoerder gunde het
paardenvolk geen blik waardig. De toekomst was aan hem.
|
Een
combinatie van oude en nieuwe technologie |
Dit is ook een karakteristieke foto. Een voorbeeld van
oude en nieuwe technologie verenigd, namelijk een duif
gebruikt als communicatiemiddel in een Britse tank.
Communicatie op het slagveld was een van de grote
problemen van de commandanten in de Eerste Wereldoorlog.
Tot aan de frontlijn kon men telefoonlijnen leggen en
via de telefoon contact houden, maar tijdens een aanval
was men ongecontroleerd bezig. Aan de ontwikkeling van
radiocommunicatie werd grote aandacht besteed, maar de
zend- en ontvangapparatuur was te groot en te zwaar om
met de optrekkende troepen mee te sturen.
Maar misschien had een slimme natuurkundige als Henry
Moseley hier voor een doorbraak kunnen zorgen. Het zou
echter pas een wereldoorlog later zijn dat er draadloos
stemcontact mogelijk was tussen de fronttroepen en de
commandanten.
|
De Deborah D51 tank uit de slag om
Cambrai in 1917 |
Deze foto toont een van de tanks uit de Eerste
Wereldoorlog. Het is een vrouwelijke Mark IV tank,
uitgerust met alleen machinegeweren en niet voorzien van
een kanon. Haar naam is Deborah D51 en ze staat
tentoongesteld in een schuur in het dorpje Flesquières,
een twintigtal kilometers van Cambrai. De bedoeling is
dat de schuur ooit een klein tankmuseum gaat worden.
Deze tank was een van de ongeveer 400 tanks die op 20
november 1917 door de Britten werden ingezet tijdens de
slag om Cambrai in een poging de Hindenburglinie te
doorbreken. Het was de eerste grote inzet van tanks.
Ze waren aan de voorkant voorzien van haken om
prikkeldraadversperringen weg te trekken en van bundels
rijshout om loopgraven op te vullen zodat de tanks er
overheen konden rijden.
De aanval was een groot succes en er werd een doorbraak
in de Duitse linies van ongeveer acht kilometer
verkregen. Iets dat sinds 1915 ongekend was. Ongeveer
tweederde van de ingezette tanks ging bij de aanval
verloren.
Maar zoals zo dikwijls aan het Westelijk Front kon de
aanval niet bestendigd worden. Na een Duitse tegenaanval
– zonder tanks - op 30 november moest het door de
Britten veroverde terrein weer prijsgegeven worden.
De Deborah tank werd in november 1998 opgegraven en
geeft goed weer dat ook dit wapen succesvol kon worden
uitgeschakeld. De tank werd opgraven door Philippe
Gorczynski. Degenen die in de winter van 2008 de
tv-uitzending van ‘In Europa’ (gebaseerd op het boek van
Geert Mak) over het jaar 1916 hebben gezien, hebben
gemerkt dat hij zeer gepassioneerd over dit wapentuig
sprak.
Ik heb daar met enige verwondering naar gekeken, maar
misschien moet je Fransman of verzamelaar zijn om dat te
kunnen begrijpen. Deborah was een ‘dame’ en ze zou maar
jaloers worden als Gorczynski nog een andere tank zou
opgraven. Deborah is toch een offensief wapentuig
geweest waar soldaten mee werden omgebracht.
De tank was een wapen dat perfect paste in de militaire
wereld, zoals gifgas daar eigenlijk niet in paste. Er
was en is nog steeds weinig discussie over de ethische
kant bij de invoering van de tank in een leger, zoals
dat bij gifgas wel het geval was. Het ene ontwikkelde
wapen is nu eenmaal het andere niet.
Was de tank een
oorlogswinnaar?
De tank zou in de loop van de oorlog een steeds
belangrijke rol gaan spelen. Met name de Britten en
Fransen zetten vanaf november 1917 meer en meer tanks
in. Maar de tank was geen oorlogswinnaar voor de
geallieerden. Ze werden vaak tactisch verkeerd ingezet
en waren relatief langzaam, je kon ze lopend bijhouden;
alleen bruikbaar voor korte afstanden, dus voor het
doorbreken van een prikkeldraadversperring; te dunwandig
voor de artillerie, met een gericht schot konden ze
uitgeschakeld worden; te licht bewapend, vooral als ze
alleen voorzien waren van mitrailleurs; mechanisch
gecompliceerd, dus een aantal was voortdurend niet
inzetbaar door mechanische problemen. En doordat ze
gecompliceerd waren, was de productie relatief laag. Er
zouden door de Britten ruim 2.600 tanks gemaakt worden,
door de Fransen zelfs iets meer. De Duitse productie was
laag.
|
Een Duitse
tank uit 1940 |
Tanks beloofden tijdens de Eerste Wereldoorlog meer dan
ze konden. Ze lieten een glimp zien van een ander soort
oorlog, die ruim 20 jaar later werd uitgevochten. In het
begin van de Tweede Wereldoorlog maakten de Duitsers
duidelijk wat een tankleger kon, ze veroverden er bijna
heel Europa mee.
De tanks hadden de rol van de cavalerie overgenomen en
konden na een doorbraak opstomen op een wijze waar oude
cavaleristen zoals de Britse opperbevelhebber Douglas
Haig tijdens de Eerste Wereldoorlog alleen van gedroomd
hadden.
Vuurkracht van de artillerie gecombineerd met
pantserbescherming en mobiliteit. De moderne ridder
zou niet langer op een paard rijden, maar op een tank
zoals deze propagandafoto uit het Duitse blad Signal uit
1940. En zonder gasmasker. Dat is tot de dag van vandaag
gebleven.
Tot slot
Het is duidelijk dat de manier van oorlogvoeren in de
loop van de Eerste Wereldoorlog totaal veranderd is. Van
de bajonet tot de tank. Nieuwe wapensystemen werden
geïntroduceerd die later in de twintigste eeuw verder
ontwikkeld werden. Wat dat betreft is de Eerste
Wereldoorlog een mijlpaal geweest.
Hebben nu die nieuwe wapensystemen tot de geallieerde
overwinning geleid aan het Westelijk Front? In zijn boek
‘How the War Was Won’ (ISBN: 1-84415-207-3) uit 1992
beargumenteert de Britse militairhistoricus Tim Travers
dat ondanks het slechte leiderschap van de Britse
bevelhebbers, de tegenstander verslagen werd door een
toenemend gebruik van technologie.
Dat is ongetwijfeld waar, maar het was meer het
overweldigend gebruik van reeds bestaande middelen dan
de introductie van de nieuwe wapens zoals gifgas of de
tank.
Uiteindelijk werd de oorlog beslist door de kwantiteit
en niet door de kwaliteit van bepaalde wapens.
Doorslaggevend waren de industriële mogelijkheden van de
geallieerden om artillerie in allerlei soorten en maten
in enorme aantallen te vervaardigen en door de massale
toepassing van kleinere wapens als machinegeweren,
loopgraafmortieren en handgranaten.
In al die wapens zijn explosieve stoffen nodig om de
granaten en kogels naar de vijand sturen. En in het
geval van bommen en granaten ook nog een explosief om de
granaat te laten ontploffen. Het afvuren van
blindgangers heeft nu eenmaal weinig effect.
Chemici worden in de Eerste Wereldoorlog altijd in
verband gebracht met de introductie van gifgas. En dat
komt hun reputatie niet ten goede. De meeste chemici
waren echter niet bezig met het uitvinden van nieuwe
gifgassen, maar met het verbeteren en optimaliseren van
productieprocessen van explosieven.
Zoals bijvoorbeeld zorgen dat er minder blindgangers
waren. Dat waren niet de grote uitvindingen die in de
boeken terechtkomen of in oorlogsmusea worden
tentoongesteld. Maar als men een 10%
productievermeerdering kon bewerkstellingen in de
munitie voor artilleriegranaten, dan is deze
‘uitvinding’ belangrijker geweest dan het bedenken van
een tank.
Ik wil mijn verhaal dan ook afsluiten met een ode aan de
chemici, tenslotte ben ik er zelf ook een. Het is een
beetje een omweg en een enigszins buiten het onderwerp,
maar ik wil u het citaat niet onthouden. Het stond in
een Editorial van november 1918 in het nog steeds
toonaangevende Britse wetenschappelijk tijdschrift
Nature:
|
‘If we had not had the chemists to produce the
high explosives required, the noblest spirit
would not have saved us from destruction’. |
Oorlog wordt nu eenmaal niet gewonnen door dichters, hoe
nobel van geest die ook zijn. Of oorlog kan worden
gewonnen door historici laat ik aan uw oordeel over, ze
kunnen er wel veel over schrijven.
Nawoord
De voordracht bracht een van de toehoorders tot de
volgende reactie:
|
Pearson rekende aan een artilleriebaan
Alles er van wist hij nog niet
Maar na Wils verhaal zal ’t u niet zijn ontgaan
Er lag iets nieuws in ’t verschiet
En wat na dit verslag bleek
Wils is zeker geen leek
Hij noemde zelfs de naam Willstätter
Uitvinder van iets veel gepaster
Want dat stond de soldaten veel netter
En ’t hielp ‘t was ’t gasmasker
Tegen gasgranaten
Zeer veel afgeschoten
Door ridderlijke fanaten
En van dit gifgas werd zeker niet veel genoten
Genoten heb ik wel, Wils, heb dank
Je voordracht was van de bovenste plank. |
Waarmee maar weer eens geïllustreerd wordt dat dichters
het laatste woord hebben. |