naar gifgas-pagina - naar homepage


Gifgas - De chemische wetenschap voor oorlogsdoeleinden misbruikt


Albert Hahn (1877-1918) De ontwikkeling van de menschheid -
Van menschaap tot aapmensch (1915)

In de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog ontstond, ook in Nederland, grote bezorgdheid over de ontwikkelingen in de de toepassing van chemische strijdmiddelen. Deze ontwikkelingen stuitten op veel verzet, dat vooral afkomstig was uit de sociaal-democratische en pacifistische arbeidersbeweging.
Onderstaande tekst is afkomstig uit de brochure Stikgas – De chemische wetenschap voor oorlogsdoeleinden misbruikt. Deze tekst biedt een goed overzicht van de opvattingen die over dit onderwerp rond 1924 leefden in de moderne arbeidersbeweging.

Inhoudsoverzicht

Inleiding
Hoe het vroeger was
De oudste toepassingen van strijdmiddelen
Hebben de Duitsers het eerst gifgassen gebruikt?
De eerste gasaanval
De chemische oorlogvoering
Afweermiddelen
De verliezen in de gasoorlog
Wat willen Professor Wester en de zijnen?
Moderne strijdmiddelen
Groeiend verzet
Onze strijd tegen de machten der duisternis

Inleiding
(...) Voor de organisatie van de oorlog is ook de wetenschap voortdurend werkzaam. Iedere uitvinding wordt onmiddellijk op haar oorlogscapaciteiten onderzocht en in alle landen zijn bijzondere instituten en laboratoria opgericht met de uitsluitende bedoeling, de bestaande vernielingsmiddelen te perfectioneren en nieuwe uit te vinden. Het tegenwoordige oorlogsmateriaal is nog niet moorddadig genoeg, de vernietigings- en vernielingskracht schijnt nog altijd te begrensd en in haar uitwerking te humaan te zijn. De staten zoeken naar nog barbaarser wapenen. Koortsachtig wordt aan de samenstelling van nieuwe vergiften en moordende gassen gewerkt. Deze middelen zullen de doorslag geven in de volgenden oorlog... indien de volkeren dien niet onmogelijk maken. Want laat ons niet uit het oog verliezen, dat gedurende de wereldoorlog deze vergifwapenen nog slechts zeer onvolkomen, feitelijk nog in hun geboortestadium waren en dat hunne toepassing bij een verderen duur van de strijd nog veel verschrikkelijker vormen zou hebben aangenomen.

Tot welk een graad van volmaaktheid het vergifwapen reeds gekomen was, wordt aangetoond door een rede van Lloyd George, ongeveer een jaar geleden gehouden, waarin hij mededeelde, dat bij een voortduren van de oorlog de Geallieerden een gas, Levisiet genaamd, in toepassing hadden kunnen brengen, waardoor de ganse bevolking van Berlijn binnen 24 uur zou zijn vernietigd. Maar ook dit gas is door nieuwe uitvindingen reeds weer overtroffen.

Het Amerikaanse Staatslaboratorium, waarin meer dan 4.000 mensen dag aan dag nieuwe scheikundige vernielingsmiddelen onderzoeken, heeft onlangs een vloeibaar vergif samengesteld, waarvan één enkele vliegmachine een lading kan meevoeren, voldoende om ieder levend wezen binnen een omtrek van 12 kilometer te doden.

Dergelijke bijzondere laboratoria bestaan in vrijwel alle landen der wereld, hoewel de staten door het aannemen van de Conventie van Washington de verplichting op zich hebben genomen, het gebruik van gifgassen en van andere chemische middelen tegen te gaan.

Op het ogenblik werkt men aan de volmaking van het mosterdgas. Een Franse deskundige verklaarde hieromtrent onlangs in een interview met een correspondent van de Morning Post, dat, afgescheiden van de dodelijke uitwerking, een met dit gas gebombardeerde stad gedurende enige dagen volkomen onbewoonbaar zou zijn. Ondanks dezen graad van volmaking was men, zoo zei hij, nog steeds bezig, de uitwerking nog gevaarlijker en moordender te maken.

Tezelfdertijd ondernam men proeven met andere gassen. Hieronder bevond er zich één, dat tijdelijk het denkvermogen wegneemt en dat de mensen in een toestand van dronkenschap of idiotisme brengt.

Hand in hand met de vervolmaking van chemische vernietigingswapenen gaat de perfectionering van de luchtvaarttechniek. Dit spreek van zelf, omdat de luchtvaart eerst de toepassing in het groot van scheikundige middelen mogelijk maakt. Ook op dit gebied wordt rusteloos gewerkt, want ook de luchtvaarttechniek stond gedurende de laatste oorlog feitelijk nog in haar kinderschoenen. Toekomstige oorlogen zullen derhalve alles, wat de mensheid aan verschrikkingen reeds medegemaakt heeft, verre overtreffen. Het zullen niet meer gevechten tussen legers zijn, - de gehele burgerbevolking zal in de moordpartij worden betrokken.

Uit hetgeen hieronder volgt zal blijken dat de werkelijkheid van het ogenblik tienmaal erger is dan in December 1922 aan de hand van de toen bekende feiten mogelijk werd geacht.

Hoe het vroeger was
In Het Volk van 18 Augustus 1923 hebben wij indertijd op gezag van Dr. D.H. Hiensch (De Gasoorlog - H.P. de Swart & Zoon, 's Gravenhage, 1923) omtrent de toepassing van chemische strijdmiddelen in het verleden enkele mededelingen gedaan, welke wij in dit geschriftje willen herhalen. Alvorens daartoe over te gaan, willen wij erop wijzen, dat over het onderwerp ‘de Chemische oorlogvoering’ - wetenschappelijk de meest juiste benaming, daar men niet alleen met stikgassen heeft te doen, - een rijke literatuur zich bezig is te vormen,zoowel hier, als in het buitenland.

Binnen het bereik der arbeiders ligt behalve het boekje van Dr. Hiensch, dat van Prof. Dr. D.H. Wester, leraar in de Natuurwetenschappen aan de Hogere Krijgsschool, ‘De Chemische oorlogvoering’ (Mavors, Eibergen, 1923) welk laatstgenoemd boekje o.m. een vrij volledige literatuuropgave bevat.

De oudste toepassingen van strijdmiddelen
Welke chemische strijdmiddelen werden nu door onze voorvaderen toegepast? ‘Tusschen 431 en 404 voor Christus’, - zoo lezen wij bij Dr. Hiensch - ‘vielen de Spartanen de Atheners aan met zwaveldioxyde; de Saracenen gebruikten het tegen de Kruisvaarders en bij het beleg van Maastricht in 1579 door de Spanjaarden diende dit gas voor verdediging. Aan het einde van de 12e en begin 13e eeuw gebruikte de inquisiteur van Dauphiné stikgassen om de Calvinisten uit holen te verdrijven. In 1845 werden de Arabieren met rook verdreven door het verbranden van groenhout- en in 1905 gebruikten de Japanners stikgassen tegen de Russen. Ofschoon er in dien bewegingsoorlog niet veel gebruik van is gemaakt.’

Wij hebben ons in ons ‘Volk’-artikel indertijd veroorloofd, er Dr. Hiensch in alle bescheidenheid aan te herinneren, dat het dappere Hollandse leger er ter gelegenheid van het verzet der inlandse bevolking in Gajoe en Alas-landen, al evenmin tegen heeft opgezien onze bruine broeders uit te roken.

Prof. Wester vermeldt dezelfde historische feiten als Dr. Hiensch, doch laat daar nog enkele interessante mededelingen op volgen, welke wij onze lezers niet willen onthouden: ‘Ook de moderne ontploffingsmiddelen ontwikkelen groote hoeveelheden giftige of bedwelmende gassen, nitreuze dampen en vooral koolstofmonoxyde (= CO). Dientengevolge kunnen deze soms ernstige vergiftiging- (bedwelming-)verschijnselen tot gevolge hebben.

De Engelse Lyddietgranaten in de Boerenoorlog, de Shimosegranaten in de Russisch-Japanschen strijd, - beide in hoofdzaak met picrinezuurvulling - zijn in dat opzicht berucht.

Picrinezuur geeft bij explosie 61.05, trotyl 57.01, schietkatoen 27-49 procent koolmonoxide. Dit is de gevaarlijken kolendamp, welke het in onze huiskamers zo benauwd kan maken. Men stelle zich nu eens voor hoe het soldaten moet vergaan in een omgeving, waar de lucht eenvoudig verpest wordt door het uiteenspatten van een Lyddietgranaat.

Prof. Wester zegt dan nog: ‘De lucht ter plaatse van mijnontploffingen bevatte soms na 15 min. nog 0.13% van dit schadelijke gas. Vooral in terreinverdiepingen, schepen, forten, e.d., waar de gevormde reactieproducten blijven hangen, hebben ze meermalen hun verderfelijke werking uitgeoefend’. (Bijvoorbeeld tijdens de Balkan-oorlog).

Diepe eerbied behoeven wij nu niet bepaald te hebben voor degenen die deze oorlogsmiddelen in toepassing hebben doen brengen. Toch was wat in het verleden is geschied, slechts kinderspel, vergeleken bij hetgeen de wereldoorlog ons te aanschouwen zou geven!

Hebben de Duitsers het eerst gifgassen gebruikt?
Als vaststaande kan worden aangenomen, dat het de Duitsers zijn geweest, die het eerst een voorgenomen offensief door een gasaanval hebben doen voorafgaan. Wij komen daarop nader terug.

Wat is daarover door de geallieerden een misbaar gemaakt! Nu zag men eens hoe ontaard de ‘Hunnen’ waren! Prof. Wester wijst er echter zeer terecht op, dat men bij ‘kritische beschouwing al spoedig in deze verontwaardiging een groot percentage schijnheiligheid ontdekte. Ze werd opgeblazen pour bèsoin de la cause; een mooie gelegenheid om de snoodheid en Rücksichtlosigkeit der Boches zonneklaar te bewijzen aan landgenoot en neutraal. Nadat het ‘ongewone’ er af was en de chemische industrie in verschillende landen zich had aangepast, zijn de opvattingen vanzelf bijgedraaid’.

Vergeten was, zoo zouden wij hieraan toe willen voegen, wat de Engelsen tegenover de Boeren hadden uitgehaald, wat verder in de Russisch-Japanschen oorlog was gebeurd, vergeten ook, dat Rusland en Frankrijk reeds in September 1914 gifige stoffen hadden doen verwerken in handgranaten en granaten, waarvan de eigenschappen en de uitwerking - volgens Dr. Hiensch – respectievelijk waren:

‘Zeer vluchtig, gifig, bewusteloosheid, braken, bloedgif, kookpunt 97° C. Lichter dan water, niet te mengen (Russische handgranaten)’.

‘Braken, diarree, weinig giftig, werking op centraal zenuwstelsel, verlammingsverschijnselen, kookpunt 3.5° C. Oplosbaar in water (Franse granaten)’.

Terecht concludeert deze schrijver dan ook op pagina 7 zijner brochure: ‘Wij zien dus, dat vrijwel in het begin van de oorlog scheikundige stoffen zijn gebruikt: dat de bedoeling spoedig heeft voorgezeten ze als oorlogswapen aan te wenden: dat echter de aanmaak en het zoeken naar doeltreffende stoffen een tijd noodig hebben gehad om tot een ruimere toepassing te geraken’.

De eerste gasaanval
Met hun eerste gasaanval op 22 April 1915 hebben de Duitsers een geweldige opschudding teweeg gebracht in de gelederen der geallieerden. Wij hebben daar reeds met een enkel woord melding van gemaakt. Wat de aanval zelf betreft, deze bracht een volslagen ontreddering teweeg. Ongeveer 7.000 Engelsen sneuvelden en een gelijk aantal werd gevangen genomen; geen kanon werd ter verdediging afgevuurd; de Britten verloren terrein en de doorbraak scheen beslissend te worden. Edoch - zoo gaat Dr. Hiensch, aan wie wij deze feiten ontlenen, verder - de Duitsers hadden ook geen ervaring van gasaanvallen en ondervonden zoveel last van hun eigen gas, doordat zij zelf bij de aanval ook geen gasmaskers hadden opgezet, dat het tactische resultaat verder op niets uitliep, te meer daar de Canadezen het gat stopten en heldhaftig stand hielden.

Ziet daar het povere resultaat van een gasaanval, aan de voorbereiding waarvan een kleine vijf maanden was gearbeid, waarvoor niet minder dan 180.000 KG. chloorgas op de vijand was losgelaten en wellicht weken lang op een gunstige wind was gewacht, welke niet te zwak mag zijn, wil het gas niet al te dicht bij de eigen stellingen blijven hangen.

Waar bovendien de tegenpartij zich niet gemakkelijk voor een tweede maal zou laten overrompelen, is dit kostbare en in het gebruik uiterst onzekere strijdmiddel slechts bij uitzondering aangewend. Na 1916 praktisch in het geheel niet meer.

‘Met gasgranaten’ - aldus Dr. Hiensch op blz. 8 - ‘kan men de giftige stoffen strooien waar men wil, ook op elk willekeurig ogenblik en de concentratie van het gas op beperkte plaatsen sterk opvoeren door een groot aantal granaten op een bepaald punt te werpen, zonder grote massa's gas te verspillen’.

En bij Prof. Wester lezen wij: ‘Op de gaswolken volgden de granaatvullingen e.a.; op de gassen de vloeistoffen en vaste stoffen; op de giftige en verstikkende gassen volgden die chemicaliën, welke niezen of tranen verwekken of blaren trekken.

Een staf van chemici e.a. deskundigen werd gealarmeerd; het werd een wedloop tussen de kwaliteit en kwantiteit der chemicaliën enerzijds en de steeds meet volmaakte afweermiddelen anderzijds’.

De chemische oorlogvoering
De eigenlijke chemische oorlogvoering dagtekent feitelijk eerst van het jaar 1916. Daarbij is uitsluitend van reeds lang bekende scheikundige verbindingen gebruik gemaakt. Uit de aard der zaak - zegt Prof. Wester ‘heeft men bij vroegere wetenschappelijke chemische onderzoekingen de giftige - dus gevaarlijke - stoffen zooveel mogelijk links laten liggen.

Toch is hetgeen ondanks deze beperking, in de wetenschappelijke laboratoria aan helse middelen is uitgedacht en door de strijdende legers als oorlogswapen aangewend, zóó afschrikwekkend, dat men zich met verbijstering afvraagt, wat de toekomst zal opleveren, nu men chemici opzettelijk naar geschikte oorlogschemicaliën laat zoeken.

In deze oorlog zijn dan gebruikt:

a. Toxica
b. Suffocantia
c. Lacrimogenia
d. Sternugenia
e. Vesicagenia

Deze Latijnse namen hebben het voordeel van internationale bruikbaarheid; hieronder volgt een nadere omschrijving:

Toxica nu zijn bloedgifen, als blauwzuur. Voor oorlogsgebruik zijn ze onpraktisch gebleken, zodat ze weinig zijn toegepast.

Suffocantia zijn verstikkende chemicaliën, stikgassen. Ze veroorzaken ontsteking der ademhalingsslijmvliezen, wat bronchitis, longoedeem en longontsteking ten gevolge heeft. Eén voorbeeld is: chloor.

Lacrimogenia zijn traanverwekkende chemicaliën, traangassen. Ze veroorzaken heftige tranenvloed. Omtrent deze gassen wordt medegedeeld, dat ze, hoewel vrij onschadelijk zijnde, nochtans uitgebreide toepassing hebben gevonden. De reden hiervoor is dat ze reeds in geringe concentratie de manschappen dwingen hun masker te gebruiken, waardoor hun bewegingsvrijheid wordt belemmerd, terwijl bij hogere concentratie ten gevolge ,van sterke tranenproductie het, zien onmogelijk gemaakt wordt en de soldaat genoodzaakt, het masker af te nemen, om alsdan de noodlottige werking te ondergaan van meer gevaarlijke gassen, welke op hem afgezonden worden.

Sternugenia zijn niesverwekkende chemicaliën, niesstoffen. Organische arsenicumverbindingen spelen hierbij een zeer belangrijke rol. Van niesgassen kan iets soortgelijks gezegd worden als van traangassen. In de praktijk bereikt men er vaak meer succes mee, dan met 500 à 1.000 maal zo grote hoeveelheid van een feitelijk veel gevaarlijker gas, als fosgeen. Onder de niesgassen heeft Prof. Wester ook het beruchte, reeds door Fimmen vermeldde Lewisite gerangschikt, welk gifgas genoemd is naar de Engelse ontdekker kapitein Lewis. Het is geen enkelvoudige chemische verbinding, maar een mengsel van minstens drie stoffen. Een der hoofdbestanddelen is chloorvinyldichloorarsine.

Dit mengsel dan, in de pers vaak ‘Methyl’ genoemd, ook vaak met de veelzeggende naam ‘The Dew of Death’ (Doodsdauw) aangeduid, openbaart echter behalve zijn niesverwekkende eigenschappen, ook blaartrekkende en veroorzaakt ten slotte in betrekkelijk geringe hoeveelheden de dood. De fabelachtige werkzaamheid van deze stof blijkt uit de mededeling, dat 3 druppels op het achterlijf van een rat gebracht, deze binnen 1 à 3 uur doet sterven. Men heeft nog geen gelegenheid gehad deze gevaarlijke stof op het oorlogsveld toe te passen (Wester, blz. 498).

Vesicagenia zijn blaartrekkende chemicaliën, blaarstoffen, welke slijm- vlies- en huidirritaties veroorzaken, die op brandwonden gelijken. Een voorbeeld hiervan is het mosterdgas. Het geniepige van deze verbinding is, dat het pas na 4 tot 10 uren begint te werken, zegt Prof. Wester. En dan lezen wij verder: ‘Waar het gas op de opperhuid gekomen is, veroorzaakt het ondraaglijke jeuk, roodheid en blaren als van brandwonden. Als het in behoorlijke concentratie aanwezig is, tast het zelfs de door kleren beschermde opperhuid aan. De wonden genezen zeer langzaam. Ook de slijmvliezen van ogen en de neus- en mondholte worden aangetast: roodheid, ettering, enz. Van de huid hebben de vochtige plaatsen het 't zwaarst te verantwoorden: oksels, liezen, scrotum’.

Dat de soldaten het allerbangst voor mosterdgas waren, behoeft in het geheel niet te verwonderen, als wij verder vernemen, dat het in open terrein dagenlang kan nawerken, in bosachtig terrein zelfs maanden lang, zodat het ook 's nachts verschoten kan worden. Maar hierdoor wordt ook vaak een streep door de rekening van de aanvaller gehaald. Zoo konden de Duitsers in April 1918 eerst 14 dagen na de verdrijving der Engelsen met behulp van mosterdgas, hun ‘glorierijken intocht’ in Armentières houden.

Om goed uit te laten komen, welk een afschuwelijke werking het mosterdgas op de menselijke huid, etc. uitoefent, laten wij hieronder verder nog volgen, wat Dr. Hiensch over het mosterdgas heeft medegedeeld.

‘Het werkt nog wel 24 à 48 uur na zijn uitstrooiing en veroorzaakt jeuk en verbrandingen op de huid van de 1e, 2e en derde graad, brengt oog- en longontsteking te weeg, dringt door alle kleren heen. Het laat zich gemakkelijk verspreiden ten gevolge van het aanpakken met de handen van voorwerpen, die er mee bevochtigd zijn, daar met de besmette handen zo licht de huid van aangezicht en overige lichaamsdelen wordt aangeraakt’.

Een ander niet minder afschuwelijk gas is het in April 1918 voor het eerst gebruikte labyrintgas, dat een werking moet uitoefenen op het evenwichtscentrum en tevens bijtend werkt. In sterke concentratie veroorzaakt het ernstige aandoeningen en de dood bij inademing, waarbij etterige longontsteking optreedt alsmede prikkeling in de onderste ledematen, stoornissen in beweging, waardoor herhaaldelijk vallen wordt veroorzaakt, als ook hartverlamming. In een concentratie van 1 : 20.000 stierven apen, die er een half uur in hadden vertoefd.

Afweermiddelen
Zo hebben wij dan gezien met welke ‘hoogstbeschaafde’ middelen men elkaar in de wereldoorlog heeft gepoogd in het zand te doen bijten. Zijn daartegen geen afweermiddelen gebezigd? Ongetwijfeld. In hoofdzaak werden daarvoor de steeds meer geperfectioneerde gasmaskers gebruikt, waarmede verrassende resultaten verkregen zijn en ten aanzien waarvan Dr. Hiensch zelfs de verwachting uitspreekt, dat ‘het toekomstmasker een instrument moet worden, dat een even gewichtige en even goed verzorgde plaats inneemt als het geweer van de soldaat’, terwijl Prof. Wester het eenvoudig onverantwoordelijk acht, dat er in het Nederlandse leger officieren en onderofficieren rondlopen, die zelfs nimmer een gasmasker gezien hebben.

Wat de samenstelling der belangrijkste gasmaskers betreft, die van Amerika, Engeland, Frankrijk en Duitsland wordt ons door Prof. Wester onthuld, doch hij heeft helaas geen vrijheid, de vulling van het Nederlandse masker, die in vergelijking met de buitenlandse zeer goed heeft voldaan, wereldkundig te maken. ‘Deze wordt nog steeds geheim gehouden en gaarne willen we dit geheim eerbiedigen’, verklaart deze trouwe Nederlander plechtig.

De verliezen in de gasoorlog
Men zal zich herinneren, dat wij op gezag van Prof. Wester konden mededelen, hoe men in de oorlogstijd uitsluitend reeds lang bekende scheikundige verbindingen heeft gebruikt en uit de aard der zaak bij vroegere wetenschappelijke chemische onderzoekingen de gifige - dus gevaarlijke - stoffen zoveel mogelijk links heeft laten liggen’. Wij verzoeken onzen lezers, zich hiervan terdege rekenschap te geven. Want wat is het geval?

Zowel Dr. Hiensch als Prof. Wester proberen het te laten voorkomen, alsof de chemische oorlogvoering feitelijk als een stap in de goede richting kan worden aangemerkt, omdat hij minder slachtoffers maakt dan de zogenaamde mechanische oorlog.

Zoo betoogt Dr. Hiensch, na enkele statistische gegevens te hebben besproken: ...
‘De gasoorlog moet tot heden een goedaardige oorlog genoemd worden, enorm veel goedaardiger dan met kanonnen en geweren alleen, doch daaraan moet direct worden toegevoegd: dankzij de vrijwel afdoende beschermende maatregelen die tegen oorlogsgassen tot heden kunnen worden genomen. Toen die maatregelen nog niet zo afdoende waren, bleken de feiten wel anders, zoals onderstaande opgave van een Duitse hulppost weergeeft:

 
door handgranaten   3  
door geweervuur   8  
artilleriegewonden 17  
door loopgraafbommen 18  
totaal  46 waarvan dood 7
     
door gas 32 waarvan dood 21

De gasverliezen zijn tijdens de oorlog geleidelijk gedaald van 35% tot 2,5%, terwijl de blijvende invaliditeit zeer gering is. En iets verder:

‘De blijvende gebreken door kanon- en geweervuur teweeggebracht ben ik nog niet in statistieken tegengekomen, doch zullen enorm veel groter zijn dan de blijvende bezwaren door de oorlogsgassen, die tot nog toe zijn gebruikt’.

Prof. Wester gaat zoo mogelijk nog een stapje verder in het vergoelijken van de chemische oorlogvoering: ‘En als, we deze aangelegenheid meer verstandelijk en zakelijk beschouwen blijkt bovendien, dat het aantal doden door chemicaliën betrekkelijk gering was toen men zich eenmaal daartegen behoorlijk gewapend had met afweermiddelen.
Aan Amerikaanse zijde werden ongeveer 6% der manschappen door chemicaliën gewond, ook ca. 6 % door andere oorzaken. Van de 1e 6%, dat waren ca. 75.000 manschappen, stierven echter slechts 1.5%. De andere konden later weer dienst doen.
Blijkbaar veroorzaken de chemicaliën betrekkelijk zelden ernstige, blijvende invaliditeit. Denk daarbij eens even aan de velen die arm, been, enz. missen! Neen, al te lichtvaardig mag men de chemische oorlogvoering op gevoelsoverwegingen niet veroordelen’ .

Het is opmerkelijk, dat Prof. W ester slechts gegevens publiceert betreffende het Amerikaanse leger, dat slechts heel kort aan het eigenlijke oorlogsbedrijf heeft deelgenomen en dat nog wel in een periode, waarbij tengevolge van het grote tekort aan allerlei grondstoffen de Duitse legervoorziening danig begon af te takelen.

Maar in welk een vreemdsoortig licht treden de door de heren Hiensch en Wester gepubliceerde cijfers, als wij hun felle tegenstander Dr. J. H. Prins met nadruk horen verklaren: ‘Onmiddellijk pijnloos dodend waren de gebruikte stoffen zeker niet, integendeel hebben zij de eigenschap langzaam dood te martelen. In de afgelopen oorlog heeft men gassen of liever vloeistoffen in fijn verdeelde toestand gebruikt, welke juist op de onmisbare organen van het menselijk lichaam (ogen, centraal zenuwstelsel, longen en de overige inwendige organen), een buitengewoon schadelijke en vernielende invloed hebben. Het is gebleken, dat deze stoffen feitelijk het gehele organisme langzaam vergiftigen, zelfs indien de mate van vergiftiging in het begin onbetekenend lijkt. Bij grotere concentraties vernielen zij allereerst de luchtwegen en longen geheel of gedeeltelijk en onherstelbaar. Vandaar dat er nog dagelijks talrijke slachtoffers vallen van de nu reeds vijf jaren achter ons liggende gasoorlog, vandaar ook dat de militaire statistieken omtrent het aantal genezen patiënten absoluut misleidend zijn’.

Fantasie noemt Dr. Hiensch de mededeling, dat er nog dagelijks talrijke slachtoffers vallen van de nu reeds vijf jaren achter ons liggende gasoorlog, doch laat na tegenbewijzen te leveren.

Welk een armzalige houding!

Wat willen Prof. Wester en de zijnen?
Voor Prof. Wester is het een uitgemaakte zaak, dat de wereldoorlog niet de laatste oorlog is geweest en dat de mensheid rekening zal hebben te houden met een veelvuldig gebruik van chemicaliën in een toekornstigen oorlog. Daarop zal zij zich hebben voor te bereiden, daarop zal ook Nederland zich hebben voor te bereiden. Op welke wijze dat dient te geschieden, vernemen we tevens.

Er moet namelijk gezorgd worden:

1e voor een chemische industrie, respectievelijk voor chemicaliën;
2e. voor doelmatige afweer.

Wat nu dit eerste punt betreft, is Prof. Wester gelukkig eerlijk genoeg om buiten twijfel te stellen, dat Nederland er niet aan denken kan en mag, een eigen chemische industrie in het leven te roepen.

Oorlogschemicaliën zullen we daarom, zo geeft Prof. Wester ten minste te bekennen, hebben te betrekken, zoals we tot heden veel geschut en munitie hebben betrokken en we zullen daarbij, zo zegt hij verder, speciale aandacht moeten schenken aan defensie-chemicaliën. Wij laten nu maar in het midden, dat het zijn neutraliteit-krachtig-handhavende Nederland door de een of andere oorlogseventualiteit verplicht zal kunnen worden, de zijde van een der strijdende partijen te kiezen en dan niet langer vrij zal zijn in het aannemen een defensieve houding. Integendeel, in een moordend offensief kan worden betrokken, waarbij zijn manschappen praktisch geheel weerloos zouden blijken te zijn, dan wel volledig aangewezen zullen zijn op de hulp van door het lot opgedrongen bondgenoten.

Wat daarvan de heilloze gevolgen zijn, hebben kleine landen als Montenegro en België ondervonden, in tegenstelling tot Griekenland en Luxemburg, die elk hun neutraliteit niet gewapenderhand hebben verdedigd en toch van oorlogsgeweld en dergelijke verschoond zijn gebleven.

Liever vestigen wij de aandacht op hetgeen Dr. Prins heeft op te merken naar aanleiding van mogelijke aankoop van oorlogschemicaliën in het buitenland: ‘Daarbij stuit men echter op bezwaren, die veel ernstiger zijn dan het kopen van geschut onder dezelfde omstandigheden. De gifstoffen danken een belangrijk deel van haar gevechtswaarde aan de omstandigheid dat haar chemische samenstelling en daarmede de mogelijkheid zich ertegen te beschermen, onbekend zijn. Wordt nu de leverancier onze vijand, dan worden wij bestookt met ons onbekende middelen, waartegen wij ons moeilijk of helemaal niet verdedigen kunnen, terwijl onze tegenstander van ons wapen volkomen op de hoogte is.’ Dat lijkt ons afdoende.

Ten aanzien van het scheppen van een afdoende afweermogelijkheid is Prof. Wester bepaald optimistisch gestemd. Het moet z.i. mogelijk zijn:

1e. te zorgen voor een voldoende hoeveelheid doelmatige gasmaskers en de troepen in 't gebruik behoorlijk te trainen;

2e. aan verbeteringen, en wijzigingen in de bestaande maskers in verband met nieuwe oorlogschemicaliën voortdurende aandacht te doen schenken.

Weer komt Dr. Prins roet in het eten werpen. ‘Zelfs indien de strijd beperkt bleef tot de combattanten’ - zoo constateert deze geleerde in ‘de Telegraaf’ van 28 April 1924 - ‘zou de verdediging afhankelijk zijn van de deugdelijkheid van de gasmaskers en verdere bekleding van de strijders, een deugdelijkheid, welke zonder kennis van de samenstelling van de vijandelijke gifstof min of meer aan het toeval is overgelaten. Eerst nadat de vijandelijke aanval begonnen is en wij ons monsters hebben kunnen verschaffen van de gebruikte gifstof kan het probleem der bescherming onder handen worden genomen. Het is echter duidelijk, dat, in verband met het grote effect van het gifwapen, een klein land praktisch vernietigd kan wezen vóór zelfs de aard van het vijandelijke gif door een analyse is vastgesteld. Maar zelfs indien ons de tijd wordt gelaten door onderzoek van het gebruikte gif vast te stellen, welke chemische beschermingsmaatregelen wij moeten nemen, dan zou een dergelijk onderzoek, wilde het niet te laat komen, een grote staf van speciale deskundigen en grote daartoe ingerichte laboratoria eisen, een voorwaarde waaraan wij al evenmin kunnen voldoen’.

Dit laatste is Prof. Wester absoluut niet met zijn lastige opponent eens. Luidt niet zijn conclusie, dat Nederland naar het voorbeeld van Frankrijk zal moeten komen tot een systematische mobilisatie van alle chemische krachten, welke het kleine Nederland herbergt? ‘Daarvoor komen m.i. - zo voert Prof. Wester aan - in de eerste plaats in aanmerking de chemisch geschoolde krachten, waarover het leger reeds beschikt: de militaire apothekers. Men moet echter tevens zorgen voor een reserve van apothekers, scheikundigen, technologen, farmacologen, e.d. deskundigen. Men dient dus, voor zover dit niet reeds geschied is, een afzonderlijke Chemische Dienst te organiseren, die over voldoende geldmiddelen moet beschikken om zich nauwkeurig op de hoogte te kunnen stellen van wat er in de wereld op het gebied van oorlogschemicaliën en afweer geproduceerd wordt en de betekenis daarvan te kunnen onderzoeken.
Dit laatste is even nodig als kennisneming resp. onderzoek van nieuw geschut, e.d. Het hoofd van deze dienst behoort natuurlijk een energiek man te zijn, chemisch goed onderlegd en met organisatorisch talent. Men geeft hem ten opzichte van andere legerautoriteiten een zeer onafhankelijke positie,opdat zijn dienst niet door andere belangen geremd wordt. Onze moderne tijd met zijn moderne strijdmiddelen vraagt moderne leiders'.

Wij zouden liever willen zeggen: ‘Onze moderne tijd met zijn moderne strijdmiddelen vraagt van Nederland de royale erkenning, dat zijn beperkte hulpmiddelen hem dwingen, van deelname aan deze nieuwe bewapeningswedloop geheel af te zien’.

Moderne strijdmiddelen
Het is algemeen bekend, dat in de voornaamste landen der wereld met koortsachtig en ijver gearbeid wordt aan de volmaking van de luchtvloten en de oorlogschemicaliën. Frappant is wel, dat ofschoon Amerika ca. 1.400 ton oorlogschemicaliën in voorraad heeft, welke 10 jaar bruikbaar blijven, men in de Amerikaanse Edgewoodfabrieken (bouwkosten f 100 miljoen; 2.400 man personeel) nog dag in dag uit werkt aan alle problemen, die met deze stoffen verband houden. En uitsluitend voor dit doel is een jaarkrediet van f 1.500.000 toegestaan. (Nederland besteedt hiervoor slechts het 1/50 deel: een bedrag van f 30.000).

Is het een wonder dat mannen als Will Irwin, Edison, e.a. de mensheid toeroepen, op haar hoede te zijn, dat zelfs hogere militairen zich genoopt gevoelen, hun waarschuwende stem te laten horen, nu meer en meer blijkt, dat het blanke ras op zelfvernietiging aanstuurt?

Reeds spreekt men er over de onzichtbare ultraviolette stralen van het zonnelicht tegen zijn medemens aan te wenden, waardoor diens vlees en bloed zullen ineenschrompelen, en wordt bepleit, van bommen met bacillen geladen gebruik te maken ter verspreiding van kwaadaardige epidemieën onder het leger en de burgerlijke bevolking van de vijand.

Kapitein Bradner, de chef van de Chemische Oorlogsdienst in de Verenigde Staten, ziet kans met één vliegmachine met 2000 KG. van het Lewisitegas aan boord, elk menselijk leven te doden binnen een ruimte van ruim 11 KM. lengte en 30 M. breedte. Edison meent zelfs dat in drie uur tijd de Londense bevolking van 7,5 miljoen zielen ter dood gebracht zou zijn, wanneer twintig tot vijftig van zulke vliegtuigen opdracht zouden ontvangen, Londen van de aarde te doen verdwijnen.

Nederland telt ook ongeveer 7,5 miljoen inwoners, zij 't dat ze niet zoals de Londenaars in één wereldstad zijn ondergebracht en toch lopen er in het kleine Holland mannen rond, die zichzelf proberen wijs te maken, dat ons landje in de nieuwen bewapeningswedloop mee moet hollen, ook al kost 't Nederland het leven.

Luitenant-kolonel Fuller wil vloten van zich snel voortbewegende tanks, gevuld met massa's vloeibaar gas, waartegen de vijand zich waarschijnlijk niet zal kunnen beschermen, de grens laten overtrekken en elk levend wezen in de velden en boerderijen, de dorpen en steden van de vijandelijke landen vernietigen. Terwijl bij de grenzen alle leven zal worden weggevaagd, zullen luchtvloten de grote industriële en regeringscentra van de vijand aanvallen. Al deze aanvallen zullen op de burgerlijke bevolking worden gedaan, ten einde deze te dwingen, zich naar de wil van de aanvallers te voegen.

Verder is er sprake van de uitvinding van vliegtuigen, die draadloos kunnen worden bestuurd, die automatisch bommen laten vallen. Franse vliegtuigen wel te verstaan! waarvan driehonderd, elk dragend circa 250 KG. bommen, voldoende zijn, om bestuurd van uit een enkel centraal punt in Parijs, binnen 24 uur bijna 2 miljoen KG. bommen in Berlijn, Genève of Londen te kunnen laten vallen. Dat alles en nog veel meer weten Dr. Hiensch, Prof. Wester en andere voorstanders van bewapening minstens zoo goed als wij en desondanks luidt hun advies, dat gestreefd behoort te worden naar het scheppen van afdoende afweermogelijkheden.

Afdoende afweermogelijkheden! Is het niet om te huilen?

Groeiend verzet
Gelukkig, dat de sociaal-democraten geen gelegenheid laten voorbijgaan, om op de monsterachtige dwaasheid van een meedoen aan dezen heilloze bewapeningswedloop met klem van redenen te wijzen.

Van Zadelhoff heeft in de Tweede Kamer herhaaldelijk zijn scherpe afkeuring uitgesproken over het drijven der Nederlandse militaristen in deze richting en nog zeer onlangs de Nederlandse chemici, die zich hebben laten vinden om een soort van Chemische Raad te vormen, ter voorlichting van de Minister van Oorlog op het stuk van oorlogschemicaliën, moderne gifmengers genoemd, bij welke gedenkwaardige gelegenheid Minister Van Dijk de dooddoener gebruikte, dat men ‘beter in massa kon moorden dan in massa gemoord te worden’.

Alsof Nederland met zijn 112 vliegmachinetjes ooit gelegenheid zou krijgen ‘in massa te moorden’!

Op 23 April 1924 is de vrijzinnig- democratische Prof. Van Embden de sociaal-democraten te hulp gekomen in een rede, waarvan de parlementaire redacteur van ‘Het Volk’ de navolgende kenschetsing gaf:

‘Diepen indruk maakten Prof. Van Embden’s mededelingen over de afschuwelijke werking van de gassen, op de fabrikage waarvan wetenschap en techniek zich tegenwoordig met duivelse genialiteit toeleggen en waaromtrent aangrijpende bijzonderheden nog niet lang geleden ook in ons blad zijn vermeld geworden.’ [‘Het Volk’ van 18, 20 en 21 Augustus 1923.]

Diepen indruk maakte deze rede ook op de Regering en op de rechtse meerderheid, al bleek dit niet uit de verwerping van de door de heer Van Embden opgestelde motie, waarin de Kamer werd uitgenodigd uit te spreken, ‘dat de snelle ontwikkeling van de verdelgingstechniek, in het bijzonder van de chemische strijdmiddelen, een onderzoek vereist van de vraag, of het voor een klein land mogelijk is, door het onderhouden van een oorlogsweermacht zijn veiligheid te dienen en de regering uitnodigt, dat onderzoek te laten geschieden door een staatscommissie van burgerlijke en militaire leden.’

Buiten het Parlement is het Dr. J.H. Prins, deskundige bij uitnemendheid, die niets af laat te trachten, er het Nederlandse volk van te doordringen, dat ‘afgezien van economische dwangmaatregelen, welke op ons toegepast zouden kunnen worden, in het chemische wapen een strijdmiddel ter wereld is gekomen, dat de oorlog voor een groot land misschien, maar voor ons met onafwendbare noodzakelijkheid tot een volslagen nutteloosheid maakt.’

Onze strijd tegen de machten der duisternis
Onze strijd tegen al degenen, die zich fel kanten tegen de door de moderne arbeidersbeweging gepropageerde ontwapening van Nederland, zal buitengewoon zwaar zijn. Maar hij zal niet boven onze krachten gaan. Blijft niet het I.V.V. al zijn invloed aanwenden, om het wereldgeweten te doen ontwaken?

Zijn niet in Denemarken en Engeland socialistische ministers aan het bewind gekomen, door wie consequent wordt aangestuurd op ontwapening, c.q. op krachtige bevordering der ontwapeningspropaganda?
Nog slechts enkele weken geleden heeft Ramsay MacDonald wederom een belangwekkende rede gehouden, waarin hij namens de Engelse regering niet alleen een beroep deed op de grote mogendheden, om mede te werken aan het herstel van Europa en tot beperking der bewapening, maar ook op de kleine Zweden, Noorwegen, Denemarken, Nederland, Polen, Tsjecho-Slowakije en iedere andere Europese Staat.

‘Niemand weet beter’ - aldus de socialistische Minister-president van het Britse wereldrijk - ‘dan de kleine staten, dat een militaire politiek geen geld in het laatje brengt. De grote staten kunnen hun legers over de kleine staten laten gaan als een grote stoomwals en gewapend of niet gewapend moeten de zwakken ten prooi vallen aan de sterken van de wereld, indien deze alleen door macht zou moeten worden geregeerd. De enige politiek die nationale veiligheid en rechtvaardigheid kan brengen, is de politiek van ontwapening. Enige critici hebben gevraagd waarom niet terstond een internationale conferentie werd bijeengeroepen. Maar iemand kan geen internationale conferentie bijeenroepen op een ogenblik, waarop zij geen succes kan hebben, en een mislukking zou rampspoedig zijn. Maar de regering bereidt de weg voor. Zodra het dringende vraagstuk van Centraal Europa uit de wereld is, en hij hoopte dat dit nu niet meer zoo lang zal duren, geloofde hij, dat de bestaande moeilijkheden zouden zijn overwonnen. Tijd is een sterke factor en het zou fataal zijn om de zaken te overhaasten. Hij hield echter vol, dat de vredesbeweging langzaam maar zeker vorderingen maakt.’

Voorspelde verder Oudegeest op het pasgehouden N.V.V-congres niet, dat in Zweden bij de eerstkomende verkiezingen de sociaal-democraten krachtig versterkt uit de stembus zullen komen en Branting opnieuw het roer van staat in handen zal nemen? Dat ook België rood gekleurd zal worden? Dat Duitsland wellicht spoedig voor nieuwe verkiezingen geplaatst zal worden?

En is, wat niemand heeft durven hopen, in Frankrijk geen halt toegeroepen aan Poincaré, die men wel eens de demon van Europa heeft genoemd? Hoe duidelijk heeft in het land van Marianne de stembus gesproken! Terwijl de gehele Oude Wereld zuchtte onder het loden juk van de Franse overheersing en tengevolge van de vazallen~politiek die Frankrijk tegenover de landen van de Kleine Entente voerde, een veel en veel groter aantal soldaten onder de wapenen moest worden gehouden, dan voor de oorlog ooit het geval geweest is, en evenveel jonge mannen aan de productie onttrokken bleven, heeft thans de Franse kiezers klaar en helder te verstaan gegeven, deze politiek van bloed en tranen moe te zijn en heeft het Poincaré zijn ontslag gegeven.

De hele wereld slaakte een zucht van verlichting. Nu eerst bestaat de mogelijkheid, dat alles beter zal worden, nu de gepantserde vuistpolitiek heeft afgedaan, was de algemene verzuchting:

O, men smaalt op de socialisten! O, men schroomt niet, hen verdacht te maken! Maar wat is men blij, als de socialisten geroepen worden, de regering in handen te nemen! Men weet immers, dat dan ernst gemaakt zal worden met de ontwapening, zonder welke de mensheid niet verlost zal kunnen worden uit het moeras van economische ontreddering, waarin de wereldoorlog haar gestort heeft. Laat deze wetenschap voor de Nederlandse arbeiders een aansporing zijn, om de ontwapeningspropaganda, welke door de moderne arbeidersbeweging, door N.V.V. en S.D.A.P., is ingezet, uit alle macht te steunen, en laten zij zich voornemen, er letterlijk alles op te zetten, opdat ook in Nederland bij de komende verkiezingen Socialistische Ministers geroepen zullen worden, de economische wagen weer in het goede spoor te brengen!

       Reuzentaak, uw krachten waardig,
       Heldentaak, die roept om u!


Bovenstaande tekst is afkomstig uit de brochure:
F.S. Noordhoff
Stikgas – De chemische wetenschap voor oorlogsdoeleinden misbruikt
(Amsterdam – 1924)

De tekst is gemoderniseerd om de leesbaarheid te verbeteren. Ik heb de vrijheid genomen de titel van dit artikel aan te passen in: Gifgas – De chemische wetenschap voor oorlogsdoeleinden misbruikt, om de vindbaarheid op internet te verbeteren.


  naar gifgas-pagina - naar homepage