naar Berlijn pagina - naar homepage


De Duitse luchtmacht tijdens de Eerste Wereldoorlog

Verhalen en portretten uit de Eerste Wereldoorlog aan
de hand van hedendaagse straatnamen in Berlijn (deel 6)

door Rob Kammelar

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog was het luchtwapen nog volop in ontwikkeling. Aanvankelijk zette de Duitse legerleiding, anders dan de geallieerden, nog sterk in op luchtschepen. Al snel echter kwamen de beperkingen van deze trage en logge gevaartes aan het licht. Tegelijkertijd maakten vliegmachines een razendsnelle ontwikkeling door. Nauwe samenwerking tussen constructeurs, zoals Anthony Fokker, en ervaren gevechtspiloten zoals Manfred von Richthofen, Werner Voß en anderen, maakte het luchtwapen snel volwassen.
Tientallen straatnamen in Berlijn herinneren tot op de dag van vandaag aan bouwers en bemanningen van luchtschepen, aan vliegtuigconstructeurs, maar vooral aan de legendarische gevechtspiloten uit de Eerste Wereldoorlog.

Inhoud

Luchtschepen en hun constructeurs
      Met luchtschepen op de vijand los
      Luchtschipbouwers in het Berlijnse stratenplan: Zeppelin, Schütte-Lanz e.a.
Vliegtuigen en vliegtuigbouwers
      Vliegtuigen zijn het nieuwe oorlogswapen
      Vliegtuigbouwers in het stratenplan van Berlijn: Fokker, Rumpler e.a.
Het luchtwapen wordt volwassen
      Manfred von Richthofen en het vliegende circus
      Fliegerviertel Tempelhof: gevechtspiloten als straatnaamgevers
Noten
Geraadpleegde bronnen

Luchtschepen en hun constructeurs

 
Met luchtschepen op de vijand los
Lagen bij het uitbreken van de oorlog de zeestrijdkrachten van met name Engeland en Duitsland al op volle oorlogssterkte onder stoom te wachten op het commando om uit te varen en op de vijand los te gaan, voor het luchtwapen was de situatie heel anders. Ook al beschikten de legers van zowel de centralen als de geallieerden al wel over vliegtuigen, toch moesten de militaire mogelijkheden van deze toestellen nog helemaal ontdekt worden.

Het Duitse leger zette aanvankelijk sterk in op luchtschepen, de kolossale sigaarvormige ballons die nu algemeen bekend staan onder de naam zeppelins, naar hun uitvinder Ferdinand Graf von Zeppelin. Luchtschepen konden hoger vliegen, langer in de lucht blijven, hadden een veel groter vliegbereik en een groter draagvermogen dan de nog tamelijk primitieve vliegtuigen. Ze leken het ideale middel om verkenningsvluchten mee uit te voeren en om vanaf grote hoogte doelen op de grond te bestoken met bommen.

Het Belgische Luik heeft de twijfelachtige eer de eerste stad in de grote Europese oorlog te zijn geweest die een luchtbombardement vanuit een zeppelin te verwerken kreeg 1). Daarna volgden Antwerpen, Parijs, Londen en vele andere steden in Frankrijk en Engeland. Hoewel de schade die zeppelins vanuit de lucht aanrichtten gering was, zeker naar huidige maatstaven gemeten, veroorzaakten de enorme luchtschepen grote angst en paniek onder de burgerbevolking, ook al omdat aanvallen vaak ’s nachts plaatsvonden. Deze luchtbombardementen wierpen hun schaduwen vooruit op Coventry, Hamburg, Dresden en al die andere inferno’s van de Tweede Wereldoorlog.

Hoewel gaandeweg de oorlog de militaire effectiviteit van de luchtschepen het moest afleggen tegen de steeds beter wordende vliegtuigen en vliegeniers, blijven deze luchtreuzen in de collectieve herinnering toch onverbrekelijk verbonden met de Eerste Wereldoorlog, al bewezen ze na de oorlog nog twee decennia lang ook volop hun diensten in de burgerluchtvaart.

In 1915 startte de Luftschiffbau Zeppelin GmbH, die al constructiewerkplaatsen in Friedrichshafen, Potsdam en Gotha bezat, op aanwijzing van het Ministerie van Oorlog een nieuwe bouwplaats voor militaire luchtschepen in het dorp Staaken bij Spandau, ten westen van Berlijn. De bouw van de luchtschepen stond onder toezicht van hoofdconstructeur Hugo Eckener2). Hij leverde tijdens de oorlog maar liefst 88 luchtschepen af, hoofdzakelijk voor de Marine. Hiervan werden er 12 in Staaken gebouwd. Eckener was daarnaast ook verantwoordelijk voor de opleiding van luchtschipkapiteins en hun bemanningen.

Bekende Zeppelin-constructeurs die betrokken waren bij de voortdurende verbeteringen en vernieuwingen, en die ook steeds grotere luchtschepen ontwierpen waren Ludwig Dürr3) en Hellmuth Hirth 4).
 
Het luchtschip Zeppelin L45 op vliegveld Staaken bij Berlijn, voordat het op
19 oktober 1917 Londen bombardeerde. Op de terugweg maakte het toestel een noodlanding
in Frankrijk en vloog daarbij in brand. De bemanning werd krijgsgevangen gemaakt.

De firma Zeppelin was niet de enige leverancier van luchtschepen. Concurrenten van Zeppelin waren de Luftschiffbau Schütte-Lanz en het constructiebedrijf van August Parseval. De eerste firma, gesticht door Johann Schütte en Karl Wilhelm Lanz, bouwde luchtschepen met houten geraamtes voor leger en marine, terwijl de zeppelins geraamtes van duraluminium hadden.

Parseval had aanvankelijk naam gemaakt met luchtschepen zonder geraamte. Deze gevaartes behielden hun aerodynamische vorm voornamelijk door de druk van het gas binnen de voorgevormde omhulling. Het grootste van deze zgn. Prall-luchtschepen was de PL25, dat ruim 112 meter lang was met een draaggasvolume van 14.000 kubieke meter. Het luchtschip deed gedurende de Eerste Wereldoorlog aanvankelijk dienst als verkenningstoestel boven de Noordzee en later als opleidingsschip.

De Parseval PL25, een luchtschip zonder geraamte. Om vijandelijke vliegtuigen te
verjagen was op de rug van het draaglichaam, dat met het uiterst brandbare
waterstofgas gevuld was, een machinegeweer gemonteerd!

De militaire leiding van het luchtschipwapen van de marine had Fregattenkapitän Peter Strasser. Hij was verantwoordelijk voor planning en inzet van de marine-luchtschepen en was ook de man achter de luchtraids op Engeland, die vanaf 1915 werden uitgevoerd. Voor zijn verdiensten werd Strasser in 1917 onderscheiden met de orde ‘Pour le Mérite’. In augustus 1918 was Strasser - toevallig - aan boord van de L70, een verbeterd type luchtschip, dat deel uitmaakte van een eskader zeppelins dat Londen had gebombardeerd. Op de terugweg werd de L70 boven de Noordzee onderschept door een Brits jachtvliegtuig en neergeschoten. Strasser kwam - evenals de rest van de bemanning - om het leven.

Fregattenkapitän Peter Strasser organiseerde de raids met luchtschepen op Engeland.
Hij kwam om, toen hij met de L70 door een Brits jachtvliegtuig werd neergehaald.

Een opmerkelijke figuur in de vroege luchtvaart in Duitsland was Käthe Paulus. Ze was actief in de ballonvaart en geldt als de uitvindster van de moderne opvouwbare parachute. In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog trok ze met een show door het land waarbij ze opsteeg met haar ballon en vervolgens met de door haar ontwikkelde parachute afsprong. In 1913 kreeg ze opdracht van het leger om haar parachute te vervolmaken voor militaire doeleinden. Tevens adviseerde ze het leger over het gebruik van waarnemingsballonnen boven het slagveld. Het bedrijf dat ze oprichtte leverde tijdens de oorlog 1.000 ballonomhulsels en 7.000 parachutes aan het leger. Het nut van de laatsten bleek onder meer tijdens de Slag om Verdun, toen in april 1917 tien Duitse ballonnen werden neergeschoten. Alle waarnemers konden zich met hun door Käthe Paulus genaaide en gevouwen parachute in veiligheid brengen.

Luchtschipbouwers in het Berlijnse stratenplan: Zeppelin, Schütte-Lanz e.a.
De bouwers van luchtschepen werden in Berlijn al vroeg met straatnamen vereerd. De bekendste, Graf von Zeppelin komen we zelfs viermaal tegen op Berlijnse straatnaamborden. Zo vinden we in Köpenick - Oberschöneweide de Zeppelinstrasse(1906). Nog een Zeppelinstrasse (1909) treffen we aan in Spandau - Falkenhagener Feld, terwijl zich in Mitte -Wedding nog de Zeppelinplatz (1910) bevindt. Nog onlangs heeft in Spandau bij het voormalige vliegveld Staaken, waar zich de constructiehallen van de  Luftschiffbau Zeppelin GmbH bevonden, een straat de naam Am Zeppelinpark (2007) gekregen.

Ferdinand Graf von Zeppelin

Naar de beide Zeppelin-constructeurs Dürr en Hirth werden nog tamelijk recent straten genoemd. Sinds het jaar 2000 kan men op het terrein van de General-Steinhoff-Kaserne in Spandau – Kladow, naast het voormalige vliegveld Gatow, de Ludwig-Dürr-Strasse en de Hellmuth-Hirth-Zeile5) aantreffen. Op het terrein van kazerne en vliegveld is ook het Luftwaffenmuseum gevestigd. In de hangars en rond de verkeerstorens is een uitgebreide tentoonstelling van militaire vliegtuigen en vliegtuigafweersystemen vanaf de Eerste Wereldoorlog te bekijken.

Het voormalige militaire vliegveld Gatow in Berlijn, waar thans het
Luftwaffenmuseum is gevestigd. Op de achtergrond de General-Steinhoff-Kaserne.
Op dit terrein bevinden zich o.a. de Ludwig-Dürr-Strasse en de Helmuth-Hirth-Zeile.

Ook luchtschipbouwer August Parseval wordt hier met een straatnaam herdacht, terwijl er in Köpenick – Oberschöneweide, vlak bij de Zeppelinstrasse, nog een Parsevalstrasse (1910) loopt. In de wijk Steglitz - Lichterfelde vinden we de Schütte-Lanz-Strasse (1933).

In stadsdeel Tempelhof - vlakbij het gelijknamige vliegveld - vinden we dan nog de Peter-Strasser-Strasse (1936) in een wijk die we nog nader zullen leren kennen.

Het dorp Staaken en de voorstad Spandau zijn inmiddels allang opgeslokt door de metropool Berlijn. Om te herinneren aan het vliegveld en de constructiewerkplaats uit de Eerste Wereldoorlog werd in 1965 in deze buurt een nog naamloze weg met de naam Luftschifferweg getooid. Parallel aan deze weg loopt de Eckenerweg (1968).

De uitvindster van de moderne opvouwparachute, die tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst op ruime schaal werd toegepast en veel mensenlevens redde, wordt in Berlijn met twee straatnamen herdacht. In Spandau-Kladow vinden we de Käthe-Paulus-Zeile (2000), terwijl in Mitte-Moabit sinds kort de Katharina-Paulus-Strasse (2005) te vinden is.

Vliegtuigen en vliegtuigbouwers
 
Vliegtuigen zijn het nieuwe oorlogswapen
Aanvankelijk gebruikten de Duitsers hun vliegtuigen alleen voor luchtverkenning en voor het overbrengen van urgente schriftelijke berichten. Voor het uitvoeren van bombardementen zagen ze veel meer in de zeppelins. De Fransen bewapenden als eersten hun vliegtuigen – of eigenlijk de piloten – om zo Duitse verkenningsvliegtuigen boven hun linies te kunnen verjagen. Vervolgens gingen de Duitsers eveneens tot bewapening over en werden gewapende vliegtuigen meegestuurd om verkenningsvluchten te beschermen. De volgende stap was met gewapende vliegtuigen de begeleiders van de verkenners te verjagen of te vernietigen. Zo breidde de oorlog zich in rap tempo uit tot het luchtruim. Al snel beseften zowel de geallieerden als ook de Duitsers het grote strategische belang van de heerschappij in de lucht.

Een belangrijke rol in de ontwikkeling van het Duitse luchtwapen speelde onze landgenoot Anthony Fokker. Niet alleen waren de door hem gebouwde toestellen - een verbeterde versie van de eendekker Morane-Saulnier M - licht en bijzonder wendbaar, maar ook was hij de eerste die een goed functionerend, gesynchroniseerd machinegeweer - d.w.z. een machinegeweer dat in de vliegrichting tussen de roterende bladen van de propeller door schoot - in zijn toestellen wist in te bouwen. Vooral dit laatste gaf de Duitsers geruime tijd een flinke voorsprong op hun opponenten. Om bewapening en vliegtuigen beter op elkaar te kunnen afstemmen nam Fokker in 1916 de wapenfabriek F.H. Zimmermann GmbH in de Berlijnse voorstad Reinickendorf over. Het bedrijf ging verder als Fokker Flugzeug Waffen Fabrik.

Fokker bezocht regelmatig het front om te luisteren naar de ervaringen van de gevechtspiloten en om zelf de vliegprestaties te bekijken van zijn toestellen en de toestellen van zijn Duitse èn geallieerde concurrenten. Zo deed hij ideeën op voor verbetering en vernieuwing. Veel van de beste Duitse jachtvliegers vlogen Fokker-machines. Later ging Fokker ook twee- en driedekkers bouwen, toen gebleken was dat de geallieerden daar veel succes mee hadden. Gevechtspiloot Manfred von Richthofen – de rode baron – werd een legende met zijn Fokker-driedekker.

Anthony Fokker (geheel links met leren kap en vliegbril) aan het front in
Vlaanderen, 1917. In het midden, net rechts achter de staart van het vliegtuig,
gevechtspiloot Manfred von Richthofen.

Op het vliegveld van Johannisthal ten zuidoosten van Berlijn was Anthony Fokker al voor de oorlog een vliegschool begonnen. Nadat hij lucratieve contracten met het Duitse èn het Oostenrijkse leger had afgesloten, werd de vliegschool nog voor het uitbreken van de oorlog verplaatst naar Schwerin in Mecklenburg, waar zich Fokkers fabriekshallen en constructiewerkplaatsen bevonden.

Onder druk van de Oberste Heeresleitung ging Fokker in 1917 samenwerken met Hugo Junkers, die in 1915 een volledig metalen vliegtuig had ontwikkeld. Het leger zag veel mogelijkheden in deze eendekker J1, vooral vanwege de snelheid die het toestel kon ontwikkelen. Er zaten echter ernstige fouten in het ontwerp. Zo was de bevestiging van de vleugels aan de romp niet sterk genoeg, waardoor ze soms afbraken. Tijdens de oorlog lukte het de Junkers-Fokkerwerke AG niet meer dit toestel gevechtsrijp te maken.

Rond het vliegveld Johannisthal waren nog meer vliegtuigbouwers actief. En allemaal bouwden ze tijdens de Eerste Wereldoorlog toestellen voor leger of marine.
De Luft-Verkehrs-Gesellschaft AG van Arthur Müller leverde gedurende de oorlog 1.800 tweedekkers. Walther Huth had in 1909 de Albatros-Flugzeugwerke GmbH opgericht. Aanvankelijk bouwden ze de Franse Farman-eendekker na. Vanaf 1911 leverde Huth dit toestel aan leger en marine.

Niet alleen in Berlijn maar ook elders in Duitsland waren vliegtuigconstructeurs gevestigd. August Euler had in 1912 zijn in Darmstadt begonnen vliegtuigfabriek annex vliegschool verplaatst naar Niederrad bij Frankfurt am Main. Al voor het uitbreken van de oorlog bouwde hij toestellen voor militair gebruik.

Een Euler jachtvliegtuig uit 1915 voorzien van twee boordmitrailleurs

Luchtvaartpionier Hans Grade had zijn wortels op Johannisthal, maar opende in 1910 een vliegschool in Borkheide, waar ook militaire piloten werden opgeleid. Al snel begon hij ook een constructiewerkplaats. Tijdens de oorlog voerde hij voornamelijk reparaties aan gevechtsvliegtuigen uit.

Een van de bekendste vliegtuigen uit het begin van de Eerste Wereldoorlog was de Taube, een licht toestel dat voornamelijk voor verkenningsvluchten werd gebruikt. Het werd voor en tijdens de oorlog ook meermalen boven ons land gesignaleerd. Als gevechtstoestel bleek het al spoedig veel te kwetsbaar, onder meer omdat het niet harder dan zo’n 90 km per uur kon vliegen. Het toestel, dat oorspronkelijk ontworpen was door de Oosterijker Ingnaz Etrich, werd in licentie gebouwd door de Edmund Rumpler Flugzeugbau in Johannisthal. Het werd bekend onder de naam Etrich-Rumpler-Taube.

Een Etrich-Rumpler-Taube bij de Rumpler-vliegschool op het vliegveld Johannisthal bij Berlijn

Twee Taubes werden kort voor oorlogsbegin geleverd aan de troepen in het Duitse steunpunt Kiautchou in China (zie ook Deel 5). Het ene toestel stortte bij de eerste de beste proefvlucht neer en werd volledig verwoest. Het andere werd gevlogen door Oberleutnant Gunther Plüschow, die net zijn vliegopleiding op Johannisthal voltooid had.

Na de Japanse oorlogsverklaring op 15 augustus begon de belegering van de vesting Tsingtau. Plüschow voerde met zijn Taube verkenningsvluchten uit boven de Japanse belegeraars en wierp primitieve, zelfgemaakte bommen uit. Japanse vliegmachines verjoeg hij door er tijdens de vlucht met zijn pistool op te schieten. Veel hielp het allemaal niet. In november namen de Japanners de stad in. Plüschow wist met zijn machine te ontsnappen en landde in de provincie Kiangso. Om te verhinderen dat zijn toestel in handen van de vijand zou vallen, stak hij het in brand. Gunther Plüschow wist na veel omzwervingen als verstekeling via Vlissingen zijn vaderland te bereiken.

Gunther Plüschow - hier vlak voor een verkenningsvlucht -  moest het
in 1914 met zijn Etrich-Rumpler-Taube als een eenmansluchtmacht
opnemen tegen de Japanse belegeringsmacht van Tsingtau

De ontwikkeling van vliegtuigen was niet uitsluitend een zaak van enthousiaste hobbyisten en ondernemende zakenlui. Er was ook gedegen technisch-wetenschappelijke ondersteuning. In 1912 ging in Treptow-Adlershof de Deutsche Versuchsanstalt für Luftfahrt van start. Hier werden nieuwe concepten ontwikkeld en ook konden er vliegtuigonderdelen, prototypes en zelfs al bestaande toestellen getest worden op luchtwaardigheid. In 1916 werd het instituut uitgebreid met een militaire afdeling, de Prüfanstalt und Werft der Fliegertruppe, die later Flugzeugmeisterei des Heeres ging heten. Leidende ingenieurs waren Friedrich Bendemann en Wilhelm Hoff.

Ook grote bedrijven zoals Siemens, AEG en Daimler waren – deels al voor de oorlog – met de productie van dit nieuwe transportmiddel begonnen. Toen de vliegmachine zich tijdens de oorlog tot een effectief wapen ontwikkelde, bleek dit een uiterst lucratieve handel. In Deel 8 komen de activiteiten van deze bedrijven nader aan bod.

Vliegtuigbouwers in stratenplan van Berlijn: Fokker, Rumpler e.a.
Berlijnse straatnaamgevers hebben een zwak voor luchtvaartpioniers. Ballonvaarders, luchtschippers, luchtschipcontructeurs, vliegtuigbouwers, luchtvaarttechnici en – wetenschappers en vooral piloten uit de eerste decennia van de militaire en burgerluchtvaart zijn in het Berlijnse stratenplan terecht gekomen. Berlijn was in het begin van de 20e eeuw een gerenommeeerd centrum van de luchtvaart. Vooral in de omgeving van de vele Berlijnse vliegvelden – stilgelegd dan wel nog steeds in gebruik – vinden we straten die genoemd zijn naar de helden van de luchtvaart.

Johannisthal, in het tegenwoordige stadsdeel Treptow, waar in 1909 het eerste vliegveld van Duitsland in gebruik werd genomen, maakt sinds 1920 deel uit van Groot-Berlijn. Het vliegveld werd in 1995 definitief gesloten, maar nog onlangs werden hier enkele straten genoemd naar luchtvaartpioniers uit het roemrijke verleden van Johannisthal. Een van deze nieuwe straten 6) is de Fokkerstrasse (2001). Een andere straat hier is genoemd naar Fokkers compagnon. Sinds 2002 loopt hier de Hugo-Junkers-Strasse.

Het vliegveld Johannisthal in Berlijn werd in 1995 definitief gesloten en daarna
heringericht als landschapspark. In de omgeving en in het nabijgelegen
Adlershof zijn de laatste jaren veel straten genoemd naar luchtvaartpioniers,
van wie sommigen een opmerkelijke rol vervulden tijdens de Eerste Wereldoorlog

Vlak bij dit voormalige vliegveld hebben ook de ontwerper en de bouwer van de Taube ‘hun’ straten. In Treptow-Adlershof loopt de Rumplerzeile (2002), terwijl in Treptow-Johannisthal de Igo-Etrich-Strasse (2002) te vinden is. Verder loopt er ook nog een Edmund-Rumpler-Strasse (2000) bij het voormalige vliegveld Gatow, op het terrein van de al eerder genoemde Steinhoff-kazerne in Spandau-Kladow.

Ook in Treptow-Johannisthal vinden we de Arthur-Muller-Strasse (2002) en de Walther-Huth-Strasse (2002). De August-Euler-Zeile (2002) moeten we echter zoeken in Spandau-Kladow. Vliegtuigontwerper en -reparateur Hans Grade, die ook tractoren en personenauto’s ontwierp en na de Eerste Wereldoorlog met succes een automobielfabriek begon, wordt zelfs met twee straatnamen herdacht. In Neukölln-Britz loopt al sinds 1911 de Gradestrasse. Nog een Gradestrasse (1981) is te vinden in Tempelhof-Mariendorf.

De leiders van het militaire onwikkelingsinstituut voor de luchtvaart worden eveneens met straatnamen herdacht. De Bendemannstrasse (2002) en de Wilhelm-Hoff-Strasse (2002) zijn uiteraard in Treptow-Adlershof te vinden, waar ooit hun instituut gevestigd was.

Oorlogspiloot Gunther Plüschow maakte na de oorlog naam met vliegexpedities naar Zuid-Amerika. In 1931 kwam hij om het leven toen hij met zijn vliegtuig boven Argentinië neerstortte. Kort na zijn plotselinge dood werd er reeds een Berlijnse straat naar de populaire Plüschow genoemd. De Plüschowstrasse (1931) vindt men in het zuidwestelijke stadsdeel Zehlendorf.

Het luchtwapen wordt volwassen

Manfred von Richthofen en het vliegende circus
Het luchtwapen maakte in het begin van de oorlog een razendsnelle ontwikkeling door. Als de Duitsers bij het begin van de oorlog al een achterstand hadden op de geallieerden dan maakten ze die snel goed. Vliegtuigen èn piloten waren gevreesde tegenstanders en werden dikwijls door hun geallieerde opponenten bewonderd om hun prestaties. Vrees en bewondering waren trouwens wederzijds.

Aanvankelijk opereerden de gevechtspiloten alleen. In hun toestellen zochten ze hun tegenstander in de lucht op om het gevecht van man tegen man aan te gaan. Langzamerhand begonnen sommigen van hen te beseffen dat vliegen in formatie - ook tijdens luchtgevechten – een overwicht op de vijand kon opleveren. Een van de bedenkers van deze tactiek was Oswald Boelcke. Zijn bemoeiingen leidden tot de vorming van de Jagdstaffel (jagergroepen, jachtescadrilles), groepen van 12 piloten die met hun toestellen gezamenlijk opereerden.

Luchtgevecht van man tegen man

Fliegerhauptmann Boelcke leidde een groot aantal jonge gevechtspiloten op in de nieuwe tactiek. Hij onderhield vriendschappelijke betrekkingen met kroonprins Friedrich-Wilhelm. Op 28 oktober 1917 botste Boelcke in de lucht met zijn strijdmakker Fliegerhauptmann Erwin Boehme tijdens een gevecht met twee Britse piloten. Boelcke stortte neer en kwam om.

De Jagdstaffel waren een succes. Vooral Jasta 11 werd door de geallieerde piloten gevreesd maar ook bewonderd. Vanaf midden januari 1917 had Manfred von Richthofen het commando over deze jagergroep. Hij was een leerling van Boelcke en paste met veel succes diens tactische lessen toe. ‘Was Boelcke uns sagte, war ein Evangelium’, benadrukte Richthofen telkens weer. In de eerste drie maanden van Richthofens commando schoot Jasta 11 meer dan 100 vijandelijke toestellen uit de lucht. Zelf verloren ze er twee.

In 1917 werden de Jagdstaffel samengevoegd tot grotere eenheden, de Jagdgeschwader (jachteskaders). Von Richthofen kreeg het bevel over Jagdgeschwader 1, dat bestond uit de samengevoegde Jasta’s 4, 6, 10 en 11.

De jachteskaders hadden geen vaste standplaats maar werden daar ingezet waar de situatie aan het front dat het meest nodig maakte. Ze beschikten over eigen transportmiddelen en grote tenten die dienden als pilotenverblijf en onderhoudsruimte en die bij elke verplaatsing afgebroken en weer opgebouwd moesten worden. De geallieerden noemden hen daarom het vliegende circus. Ook de vaak fel gekleurde vliegtuigen – Richthofens machine was rood geverfd – zullen aan dat beeld hebben bijgedragen.

Het vliegende circus. 1e van links Manfred von Richthofens broer Wolfram,
4e van links Kurt Wolff, 6e van links Manfred von Richthofen

Van alle Duitse gevechtspiloten boezemde von Richthofen het meeste ontzag in. Hij was de beste van allemaal. Of had hij het meeste geluk? In ieder geval had hij meer dan 80 tegenstanders uitgeschakeld, voordat hij zelf neergehaald werd. Hij sneuvelde niet in een tweegevecht, maar zijn toestel werd vanaf de grond geraakt en stortte neer. Op 21 april 1918 kwam bij Vaux-sur-Somme een eind aan het leven van Fliegerass Manfred von Richthofen. De legende van de red baron - zoals zijn geallieerde tegenstanders hem noemden - bleef voortleven.

Manfred von Richthofen voor zijn Fokker driedekker Dr.I

Bijna even indrukwekkend waren de prestaties van Richthofens vriend Werner Voß, eveneens opgeleid door Boelcke. Voß haalde 48 tegenstanders neer, waarvan 22 in de laatste drie weken van zijn leven, toen hij een Fokker DR.I driedekker vloog. Hij was daarmee een van de succesvolste Duitse gevechtspiloten.

Op 22 september 1917, tijdens een 24-uurs verlof, was hij te gast op een feestje van Anthony Fokker in Hotel Bristol te Berlijn om het succes van diens nieuwe driedekker vliegtuig te vieren. De volgende dag sneuvelde Voß bij Frezenberg in Vlaanderen toen hij plotseling geconfronteerd werd met een overmacht van zeven toestellen van het Britse No.56 Squadron.

Fliegerleutnant Werner Voß (links), die in drie weken tijd 22 vijandelijke piloten
 tijdens luchtgevechten neerhaalde, in gesprek met Manfred von Richthofen

Nog zo’n ervaren gevechtspiloot was Kurt Wolff (voor foto klik hier - Kurt Wolff staat 4e van links). Hij nam deel aan de luchtgevechten tijdens de Slag om Verdun en de Slag aan de Somme. Wolff was een echte Fliegerass die 33 tegenstanders uitschakelde. Hij had het bevel over Jasta 11 toen hij op 15 september 1917 sneuvelde bij Wervik in Vlaanderen. In zijn Fokker Fl 102/17 dolf hij het onderspit tegen Norman McGregor met zijn Sopwith Camel.

Een andere opvolger van von Richthofen als commandant van Jagdstaffel 11 was luitenant Eberhardt Mohnicke. In zijn driedekker van het type Dr. I 155/17 schoot hij 9 tegenstanders uit de lucht. In maart 1918 raakte hij tijdens een luchtgevecht zwaar gewond, maar wist zijn toestel heel aan de grond te zetten. Hij overleefde de oorlog, maar kwam in oktober 1930 om het leven toen zijn vliegtuig neerstortte in de buurt van Augsburg.

Erich Loewenhardt kwam in maart 1917 bij Jasta 10, dat deel uitmaakte van het door Richthofen gecommandeerde Jagdgeschwader 1. Een jaar later, hij was toen net 20, had hij 15 tegenstanders neergehaald en kreeg hij het commando over Jasta 10. Met zijn nieuwe Fokker D.VII brak toen een voor hem buitengewoon succesvolle periode aan. In enkele maanden tijd wist hij het totaal van zijn overwinningen op 54 te brengen. Op 10 augustus 1918 kwam hij om het leven tijdens een luchtgevecht met het Britse No.56 Squadron. Bij Chaulmes (Fr.) botste Loewenhardt in de lucht met zijn kameraad Alfred Wenz. Beide piloten sprongen uit hun toestel, maar Loewenhardts parachute opende zich niet. Wenz bracht het er levend af.

Luitenant Erich Loewenhardt haalde in enkele maanden tijd
 meer dan 40 vijandelijke vliegtuigen neer

De luchtmacht bestond niet alleen uit verkennings- en jachtvliegtuigen. Gaandeweg de oorlog werden ook speciale bommenwerpers ontwikkeld. Dit waren grote toestellen, die veel bommen over lange afstanden konden vervoeren. Het testen van deze toestellen gebeurde in het geheim in Vlaanderen. Het project liep onder de deknaam Brieftauben-Sonderkommando Ostende. De man achter deze geheime operatie was luitenant-kolonel Wilhelm Siegert, inspekteur van het luchtwapen (IdFlieg) dat rechtstreeks onder het opperbevel van het leger viel.

Oberstleutnant Wilhelm Siegert was inspecteur van het
luchtwapen en pleitbezorger van bombardementen op Londen

Siegert had de overtuiging dat luchtbombardementen op Engeland, die tot dan incidenteel plaatsvonden en beperkt waren gebleven tot kustplaatsen, havens en schepen, moesten worden opgevoerd in zwaarte en frequentie. Bovendien, vond hij, moesten ze niet beperkt blijven tot militaire installaties. Vooral ook de gebouwen van de ministeries van Oorlog en Marine in Londen moesten doelwit zijn. De luchtraids op Engeland kostten aan bijna 1.400 mensen, vooral burgers, het leven, meer dan 3.000 raakten gewond.

Fliegerviertel Tempelhof: gevechtspiloten als straatnaamgevers
Doordat in 1926 de beperkingen die het Verdrag van Versailles had opgelegd aan de Duitse burgerluchtvaart werden opgeheven, groeide het vliegveld Tempelhof, dat in 1923 in gebruik was genomen, uit tot een van de belangrijkste luchthavens in Europa. In de wijk, die zich uitstrekte voor de toegang tot het nieuwe vliegveld, waren al enkele straten vernoemd naar pioniers van de luchtvaart. Rond 1930 kwamen daar enkele straten bij die namen kregen van militairen die tijdens de oorlog bij het luchtwapen dienden.

Zo ontstonden nog tijdens de Weimar-republiek, ruim voordat de nazi’s aan het bewind kwamen, de Siegertweg (1930) en de Mohnickesteig (1931). Maar ook de Wintgensstrasse (1930) en de Wüsthoffstrasse (1930) waren nieuwe namen hier.

Wilhelm Siegert, de man achter het geheime Brieftauben-Sonderkommando Ostende, had de oorlog overleefd. Toen hij in 1929 plotseling overleed, was dat aanleiding een straat naar hem te noemen. Ook luitenant Mohnicke, commandant van Jagdstaffel 11, had de oorlog overleefd. Hij kreeg zijn straatnaam, nadat hij in 1930 was omgekomen bij een vliegtuigongeluk in de buurt van Augsburg.

Kurt Wüsthoff 7) en Kurt Wintgens 8) waren, evenals Mohnicke, gevechtspiloot geweest. Wüsthoff overleefde de oorlog, maar stortte in 1926 neer met zijn toestel tijdens een vliegshow ter ere van Max Immelmann, een van de allereerste Duitse gevechtspiloten. Wüsthoffs dood zorgde voor enorm veel publiciteit, die kennelijk in 1930 nog doorwerkte toen hem een straatnaam werd gegund bij vliegveld Tempelhof.

Kurt Wintgens sneuvelde in de oorlog. Het blijft gissen waarom het Berlijnse stadsbestuur deze Kampfflieger in 1930 met een straatnaam eerde. Bijzondere binding met Berlijn had hij niet en er waren andere gevechtspiloten - dood of levend - met een veel grotere reputatie.

Gevechtspiloten als straatnaamgevers. De toon was gezet. Maar het waren de nazi’s die enkele jaren later die toon opbliezen tot een complete fanfare. Zij veranderden de Siedlung Tempelhof, zoals deze buurt heette, in 1936 op slag in Fliegerviertel Tempelhof.

In 1936 werd von Richthofens sterfdag op bevel van de Rijksminister voor Luchtvaart Hermann Goering – zelf met 22 luchtoverwinningen een zeer succesvol gevechtspiloot uit de Eerste Wereldoorlog – uitgeroepen tot ‘Dag van de luchtvaart’. Om dat blijvend te vieren schrapten de nazi’s in een pompeuze plechtigheid maar liefst 15 straatnamen in Tempelhof en vervingen die door namen van Fliegerhelden uit de Eerste Wereldoorlog.

De nazi-propagandamachine draaide op volle toeren. Snorkende redevoeringen werden gehouden. Milch, de staatssecretaris van Luchtvaart, sprak van
... mannesmutigen Einsatz und die totbereite Pflichterfüllung
van de geëerde ‘Helden’. De nationaalsocialistische partijkrant Völkischer Beobachter schreef:

  ... 18 Jahre sind seit diesem 21.4. des letzten Kriegsjahres vergangen, an dem Richthofen sein Leben dem Vaterland schenkte. In dieser Zeitspanne liegen der Niedergang unseres Volkes, seine größte Schmach, Not und Verzweiflung, aber auch junge Hoffnung und erfolgreicher Kampf, starker Glaube und schöner Sieg, Aufstieg und neue Größe. Heute stehen die Helden des großen Krieges wieder auf vor unseren Augen als hehre Vorbilder und Menschen, denen es nachzueifern gilt im Denken und Handeln. ... -heute donnern wieder die Maschinen unserer jungen Luftwaffe am Himmel!.

Natuurlijk werd een van de prominentste straten in de wijk genoemd naar von Richthofen. De Manfred-von-Richthofen-Strasse begint op het plein 9) voor de in NS-architectuur opgetrokken, imponerende entree van vliegveld Tempelhof, loopt met een grote boog in zuidelijke richting om te eindigen op de Tempelhofer Damm.
 
Platz der Luftbrücke, beginpunt van de Manfred-von-Richthofen-Strasse.
Het monument herinnert aan de geallieerde luchtbrug in 1948 en wordt
door de Berlijners “Hungerharke” genoemd; daarachter de passagiersgebouwen
 van vliegveld Tempelhof, dat binnenkort gesloten wordt, wanneer het nieuwe
 vliegveld Berlin-Brandenburg International in gebruik genomen gaat worden

Ongeveer evenwijdig aan de Manfred-von-Richthofen-Strasse doorsnijdt een andere prominente straat de wijk. Deze straat werd Boelckestrasse gedoopt, naar de leermeester van von Richthofen en vele andere gevechtspiloten.
 
De Manfred-von-Richthofen-Strasse in
het Fliegerviertel van Berlijn-Tempelhof

Maar nog meer namen van gevechtspiloten stonden hoog genoteerd op Goerings lijstje. Voß, Wolff en Loewenhardt waren - net als von Richthofen – opgeleid door Oswald Boelcke of hadden deel uitgemaakt van Jasta 11 of Jagdgeschwader 1, waarover ook Goering zelf korte tijd het commando gevoerd had.

Bijzonder trots waren de nazi’s op Werner Voß. Toen Adolf Hitler nog als korporaal koeriersdiensten deed in de loopgraven van het Westelijk Front, vloog Voß al met een hakenkruis op zijn Albatross D.II. Door de straatnamen Werner-Voß-Damm, Wolffring en Loewenhardtdamm wordt de herinnering aan deze Fliegerhelden en hun daden nog steeds levend gehouden.

Maar voor Goering was het nog lang niet genoeg. Zo vinden we verder in Tempelhofs Fliegerviertel nog Bäumerplan10), Eschwegering11), Gontermannstrasse12)Hoeppnerstrasse13), Höhndorffstrasse14), Kleineweg15), Leonhardyweg16), Rumeyplan17), Schreiberring18) en Thuyring 19).  
 
Voor vergroting klik hier
Het Fliegerviertel in Berlijn-Tempelhof waar nog steeds veel straten
genoemd zijn naar gevechtspiloten uit de Eerste Wereldoorlog.
(Klik op de plattegrond of
hier voor een grote kaart)

In 1945 werden er plannen gemaakt om al deze Fliegerstrassen – Goerings erfenis – een andere naam te geven. Nationaalsocialistische en militaristische straatnamen moesten eens en vooral uitgebannen worden. Zo zou de Manfred-von-Richthofen-Strasse omgedoopt worden in Erich-Mühsam-Strasse, naar de anarchistisch-pacifistische dichter die in 1919 minister werd van de Beierse radenrepubliek in München (zie hiervoor Deel 7).

Maar het liep anders. Alleen de Immelmannstrasse werd in 1949 omgedoopt in Dudenstrasse, naar een 19e eeuwse filosoof. Alle andere Fliegerstrassen behielden niet alleen hun naam, er kwam er zelfs een bij!

In 1957 kreeg een doodlopend zijstraatje van de Gontermannstrasse de naam  Udetzeile,  naar Ernst Udet, met 23 overwinningen een van de meest succesvolle Duitse gevechtspiloten, die na de oorlog opklom tot Generalluftzeugmeister op Goerings Ministerie voor Luchtvaart. Udet maakte in 1941 een eind aan zijn leven toen bleek dat Goering en Hitler hem verantwoordelijk hielden voor de nederlaag van de Luftwaffe in de Slag om Engeland.

Het is op z’n minst opmerkelijk te noemen dat het West-Berlijnse stadsbestuur nog in 1957, twaalf jaren na de Tweede Wereldoorlog, aanleiding zag een straat te noemen naar deze man. Over de motieven kan men slechts gissen.
 
Gevechtspiloot Ernst Udet vlak voor de start van een nieuwe vlucht

Sinds 1994 zijn er diverse burgerinitiatieven geweest om alsnog deze Fliegerstrassen, resultaat van nazi-propaganda met geen ander doel dan verheerlijking van oorlog en militarisme, om te dopen. Protestbrieven, handtekeningenacties, zelfs een rechtszaak leidden echter tot niets en tot op de dag van vandaag prijken de namen van gevechtspiloten uit de Eerste Wereldoorlog op straatnaamborden van de Siedlung Tempelhof.

Ook buiten het Fliegerviertel treffen we nog ex-gevechtspiloten aan op Berlijnse straatnaamborden, al is het in deze gevallen niet hun oorlogsverleden waaraan ze de straatnaam te danken hebben.

In Zehlendorf loopt de Poßweg (1934), genoemd naar de marinepiloot Reinhold Poß. Hij was commandant van de Marine-Feld-Jagdstaffel IV dat in het Belgische Zeebrugge gelegerd was. Vlak voor het einde van de oorlog raakte hij in krijgsgevangenschap. Na de oorlog nam hij deel aan internationale vliegraces. In 1933 stortte hij met zijn vliegtuig neer en kwam om het leven.

Berlijn kan blijkbaar niet genoeg krijgen van luchthelden. Zelfs vijandelijke gevechtspiloten worden er met een straatnaam herdacht. Daarvoor moeten we naar het noorden van de stad. In Reinickendorf – Tegel ligt de Cité Guynemer, een van die buurten die na de Tweede Wereldoorlog ontstonden in de Franse bezettingszone. Net als in de grotere Cité Foch (zie Deel 3) zijn ook hier de Franse straatnamen tot op vandaag gehandhaafd.

In Cité Guynemer vinden we de Rue Nungesser et Coli (1956), genoemd naar twee Franse piloten die in 1927 omkwamen bij hun gezamenlijke poging een non-stop vlucht over de Atlantische oceaan te volbrengen. Beiden hadden ze een verleden als gevechtspiloot in de Eerste Wereldoorlog.

Vooral Charles Nungesser werd gevreesd door zijn tegenstanders. Met een aantal van 45 overwinningen was hij een van de meest succesvolle piloten uit de oorlog. François Coli diende aanvankelijk bij de infanterie maar werd omgeschoold tot piloot nadat hij tweemaal zwaar gewond was geraakt. Tijdens een van zijn luchtgevechten raakte hij blind aan zijn rechter oog. Beide Franse piloten leven voort in de naam van een straat in het noorden van Berlijn.

Noten
 [1] Bombardementen vanuit luchtschepen hadden vóór de Eerste Wereldoorlog ook al plaatsgevonden. Het eerste bombardement zou in 1911 hebben plaatsgevonden, toen een Italiaans officier nabij Tripolis in Libië bommen wierp vanuit een luchtschip op rebellen die tegen de Italiaanse koloniale overheersing in opstand waren gekomen.
 [2] Na de oorlog vergaarde Hugo Eckener roem door lange non-stop vluchten, o.a. naar Zuid-Amerika en over de Noordpool. Ook maakte hij als eerste een vlucht rond de wereld. Hij was de man achter de geregelde vluchten van het luchtschip ‘Hindenburg’ naar Amerika v.v., maar toen dit schip in 1937 kort voor de landing explodeerde, waarbij 36 mensen omkwamen, werd Eckener verantwoordelijk gesteld voor deze catastrofe die voor de nazi-regering ernstig gezichtsverlies betekende.
 [3] Ludwig Dürr werd in 1913 Technisch Directeur van de firma Luftschiffbau Zeppelin en maakte na de oorlog naam met de bouw van grote luchtschepen zoals de L129 en L130.
 [4] Hellmuth Hirth was in het begin van de oorlog luitenant bij het jachteskader Boelcke (zie sectie 'Het luchtwapen wordt volwassen'), maar werd door bemiddeling van Graf von Zeppelin vrijgesteld om bij hem in dienst te kunnen treden voor de ontwikkeling van extra grote luchtschepen. In 1915 vloog hij het reuzenluchtschip ‘Gotha RI’.
 [5] Ook andere straten in deze buurt dragen namen van luchtvaartpioniers, al zijn die niet per se met de Eerste Wereldoorlog geassocieerd: Umberto-Nobile-Strasse (luchtschipper poolvluchten), Charles-Lindbergh-Strasse (non-stop solovlucht Atlantische Oceaan), Auguste-Piccard-Strasse (ballonvaarder), George-Caylay-Strasse (Engelsman, 19e eeuw, glijvliegers) e.a.
 [6] Andere nieuwe straten hier zijn de Louis-Blériot-Strasse (2001) en de Melli-Beese-Strasse (2005). De Fransman Louis Blériot (1872-1936) vloog in 1909 als eerste met een vliegtuig van Calais naar Dover over Het Kanaal. Hij nam kort daarna deel aan een vliegmanifestatie in Johannisthal. Tijdens de Eerste Wereldoorlog leverde zijn vliegtuigfabriek zo’n 5600 toestellen aan de geallieerden.
Melli Beese (1886-1925) was Duitslands eerste vrouwelijk piloot. Ze haalde haar brevet in 1911 in Johannisthal met een Etrich-Rumpler-Taube. Toen de oorlog uitbrak, kreeg ze, samen met haar Franse echtgenoot, huisarrest opgelegd in hun woonplaats Wittstock an der Dosse.
 [7] Kurt Wüsthoff (1898-1926); leverde als zeventien-jarige zijn eerste luchtgevecht; jongste drager van ‘Pour le Mérite’ ooit; hij bleef in 33 luchtgevechten zijn tegenstanders de baas, voordat hij zelf neergeschoten werd. Hij belandde zwaargewond in Franse krijgsgevangenschap.
 [8] Kurt Wintgens (1894-1916); haalde minstens zeven tegenstanders uit de lucht; dolf het onderspit tegen de Fransman Hurteaux bij Villers-Carbonnel; zijn toestel stortte brandend neer achter de vijandelijke linies.
 [9] Tegenwoordig heet dit plein Platz der Luftbrücke, ter herinnering aan de luchtbrug die de Amerikanen in 1948 instelden om de Russische blokkade van Berlijn, een van de dieptepunten van de Koude Oorlog, te breken en de bevolking van West-Berlijn van voedsel en andere levensbehoeften te voorzien. Het herdenkingsmonument dat hier staat wordt in de Berlijnse volksmond Hungerharke genoemd.
 [10] Paul Bäumer (1896-1927); gevechtspiloot; begon na de oorlog een vliegtuigfabriek annex pilotenopleiding.
 [11] Rudolf von Eschwege (1895-1917); sneuvelde op de Balkan toen zijn vliegtuig – een Halberstadt D III dubbeldekker - bij een aanval op een waarnemingsballon door luchtafweergeschut werd geraakt.
 [12] Heinrich Gontermann (1896-1917); gevechtspiloot; commandeerde Jasta 5 en later Jasta 15; hij schoot 21 tegenstanders uit de lucht. Gontermann kwam op 30 oktober 1917 om het leven toen zijn nieuwe vliegtuig – een Fokker Dr.I driedekker – in de buurt van Marle (Fr.) neerstortte omdat een deel van de bovenste vleugel afbrak.
 [13] Ernst von Hoeppner (1860-1922); was vanaf november 1916 commandant van de Duitse luchtstrijdkrachten; publiceerde na de oorlog "Deutschlands Krieg in der Luft".
 [14] Walter Höhndorff (1892-1917); verongelukte tijdens een proefvlucht in een nieuw type vliegtuig in de buurt van Montmédy, Frankrijk.
 [15] Rudolf Kleine (1886-1917); gevechtspiloot; voerde ook enige tijd het commando over Bombengeschwader 3, dat raids uitvoerde op Engelse steden; Kleine sneuvelde op oudejaarsdag 1917 tijdens een luchtgevecht boven Ieper. Hij ligt begraven op het kleine oorlogskerkhof van Vladslo in Vlaanderen (zie ook Deel 9).
 [16] Leo Leonhardy (1880-1928); piloot; was commandant van Bombengeschwader 6. Na de oorlog was hij directeur van de luchtverkeersschool in Berlin-Staaken en directeur van de Duitse Maatschappij voor Luchtvaart (Luftfahrtgesellschaft); schreef boeken over de Duitse luchtvaartgeschiedenis.
 [17] Fritz Rumey (1891-1918); een van de meest succesvolle Duitse gevechtspiloten; hij schakelde 45 tegenstanders uit. Bij Cambrai raakte Rumey in gevecht met de Zuidafrikaanse piloot George Lawson, waarbij zijn Fokker D VII ernstig beschadigd werd. Het lukte hem er uit te springen maar zijn parachute weigerde. Rumey bezweek op 24 september 1918 aan zijn verwondingen.
[18] Wilhelm Schreiber (1893-1918); gevechtspiloot; sneuvelde in een luchtgevecht bij Ieper.
 [19] Emil Thuy (1894-1930); gevechtspiloot; commandant van Jasta 28, later van Jagdgruppe 7; na de oorlog studeerde hij af als ingenieur. Hij kwam tijdens een dienstreis voor zijn werkgever – de firma Siemens-Schuckert – om het leven toen zijn vliegtuig in de buurt van Smolensk (Rusl.) neerstortte.

Geraadpleegde bronnen
Christopher Sprigg : The Airship. Its Design, History, Operation and Future.
    London, z.j., (= ca.1930).
Ernst Udet: Mein Fliegerleben. Berlin, 1935
Hans Dollinger (Herausg.): Der Erste Weltkrieg in Bildern und Dokumente.
    Wiesbaden, 1965
William E. Burrows: Richthofen. A True History of the Red Baron. Harcourt, 1969
Marc Dierikx: Dwarswind. Een biografie van Anthony Fokker. Den Haag, 1997.
Diverse websites over de geschiedenis van de (militaire) luchtvaart, waaronder
    www.luftfahrtgeschichte.com 
Website Lexikon von A-Z zur Berlingeschichte Berlin von A bis Z


 © 2007 - Rob Kammelar. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk toestemming vereist van de auteur.

  naar Berlijn pagina - naar homepage


eXTReMe Tracker