naar
vluchtelingen pagina
Interneringskamp Oldebroek
Dit artikel gaat over het Interneringskamp Oldebroek met het daarbij gelegen Vrouwendorp
Moensdorp in
gebruik vanaf januari 1915 tot september 1916. Ook wordt aandacht besteed aan het
Vluchtelingenkamp Oldebroek in de beginmaanden van de Eerste Wereldoorlog.
Interneringskamp Oldebroek
Na de beschieting van Antwerpen op 7 oktober 1914 werd Nederland overstroomd door
honderdduizenden vluchtelingen onder wie ook ongeveer 40.000 voor het merendeel Belgische
militairen. Zij werden volgens het Landonzijdigheidsverdrag onmiddellijk ontwapend en
geïnterneerd zodra zij het Nederlandse grondgebied betraden en overgebracht naar
leegstaande kazernes o.a. te Amersfoort en Harderwijk. Deze kazernes waren veel te klein
voor de opvang van deze grote aantallen soldaten en dit leidde tot onhoudbare toestanden
op het gebied van huisvesting en hygiëne. De ergste nood werd gelenigd door het oprichten
van tentenkampen maar met de winter voor de deur was dit niet meer dan een noodoplossing.
Ook in kleinere plaatsen als Leeuwarden, Assen, Zwolle, Kampen en Loosduinen waren grote
groepen Belgische militairen ondergebracht met alle problemen van dien. De toenmalige
Minister van Oorlog Bosboom gaf daarom opdracht dat te Zeist, Harderwijk en Oldebroek
speciale barakkenkampen moesten worden gebouwd die onderdak konden bieden aan resp.
13.500, 11.500 en 3.500 geïnterneerden.
|
|
Toegangspoort Kamp Oldebroek |
Overzicht Kamp Oldebroek |
Het Kamp Oldebroek was in januari 1915 zover gereed dat 1.200 Belgische militairen uit
de kazerne te Leeuwarden en 2.300 Belgen uit de kazerne te Assen naar dit kamp konden
worden overgebracht; de provisorische interneringskampen in Leeuwarden en Assen konden
daardoor worden opgeheven. De totale bezetting van Kamp Oldebroek was uiteindelijk 24
officieren, 2 aalmoezeniers en 3.485 minderen. De Belgische reserve-kolonel Bernelot Moens
werd met het bevel belast.
|
|
Begrafenis in het Kamp |
Een van de kampstraten in Kamp Oldebroek |
Het kamp bestond uit 17 barakken waarvan twee bestemd waren voor onderofficieren. Er
werd een kantine gebouwd; schoolbarakken werden ingericht en er was ook een bibliotheek
aanwezig. Oldebroek was een legerplaats waar de Artillerie Schietschool van het
Nederlandse leger gevestigd was. De daar beschikbare faciliteiten, o.a. een ziekenzaal,
stonden ter beschikking van het kamp. Ook voor ontspanning werd gezorgd: er waren o.a.
twee muziekkorpsen.
|
|
Een kaatswedstrijd in het kamp |
Bewoners van Barak Jordaens op de foto |
Door tewerkstellingen buiten het kamp en vele mutaties werd het aantal geïnterneerden
in het kamp steeds kleiner. Op 30 juni 1916 waren er nog 2.734 personen aanwezig. Daar
kwam nog bij dat de Nederlandse overheid zocht naar middelen om een zuiniger beleid te
voeren terwijl de Artillerie Schietschool zich in haar functioneren belemmerd voelde door
de aanwezigheid van de Belgen. Men besloot daarom het kamp op te heffen.
|
|
Vertrek Belgen naar Kamp Harderwijk in juni 1916
|
Eind juli 1916 vertrokken 1958 geïnterneerden naar Kamp Harderwijk. De overigen bleven
als interneringsgroep achter in Oldebroek omdat zij daar en in de omgeving werk hadden
gevonden. Op 1 september 1916 werd Kamp Oldebroek officieel opgeheven.
Vrouwendorp Moensdorp
Vele gehuwde Belgische militaire vluchtelingen werden gevolgd door hun eveneens naar
Nederland gevluchte gezin. Oorspronkelijk woonden deze gezinnen op huurkamers in de
nabijheid van het interneringskamp waar de man was ondergebracht. Dit leidde tot
ongewenste prijsopdrijving van de kamerhuren en ook dreigden vele gezinnen zonder bron van
inkomsten te geraken. Er werden daarom bij de interneringskampen z.g. vrouwendorpen
gebouwd waar deze gezinnen gehuisvest werden en zo nodig ook ondersteuning konden krijgen.
In de onmiddellijke omgeving van Kamp Oldebroek werd Moensdorp gebouwd dat gelegen was
aan de weg die liep van het station naar de gebouwen van de Artillerie Schietschool. Het
dorp was genoemd naar de Belgische bevelhebber van het Kamp.
Moensdorp bestond uit 5 barakken met elk 20 kamers, 4 privaatgebouwen en een
kolenbergplaats. De bouwkosten kwamen voor rekening van de Nederlandse regering en
bedroegen in totaal f 42.866,445 Het terrein was rijksgrond en hoefde dus niet
gekocht of gehuurd te worden. De watervoorziening werd geleverd door de Artillerie
Schietschool waar ook de badinrichting en het hospitaal beschikbaar waren. De
elektriciteit werd geleverd door het Kamp Oldebroek. De kinderen kregen onderwijs in de 6
schoolgebouwen die binnen het interneringskamp gelegen waren en die in totaal 11 klassen
omvatten.
|
De school in Kamp Oldebroek |
Moensdorp werd geheel in eigen beheer gebouwd met behulp van de
geïnterneerde militairen uit het kamp. Bij de opheffing van Kamp Oldebroek in de zomer
van 1916 werd ook Moensdorp in zijn geheel overgebracht naar Harderwijk waar het werd
toegevoegd aan het daar gelegen vrouwendorp Heidekamp dat hierdoor huisvesting bood aan
200 gezinnen. Deze overbrenging gebeurde geheel door Belgische geïnterneerden.
Vluchtelingenkamp Oldebroek
Legerplaats Oldebroek was al eerder gebruikt voor de opvang van vooral armlastige
vluchtelingen die bij het uitbreken van de oorlog in augustus 1914 in de provincie Limburg
geen onderdak konden vinden. In september 1914 waren er al meer dan 1.100 vluchtelingen
opgenomen. De hier in het begin van 1915 nog aanwezige vluchtelingen werden ondergebracht
in het Vluchtoord Nunspeet.
De vluchtoorden Nunspeet, Ede en Uden werden door de Nederlandse regering gebouwd om
onderdak te bieden aan armlastige Belgische vluchtelingen die niet konden of wilden
terugkeren naar hun woonplaatsen en die van de Nederlandse overheid steun ontvingen.
(Zie
hiervoor: De opvang van burgervluchtelingen 1914 -
1918).
|
|
Groep vluchtelingen uit Mouland en Fouron
de Comte met hun geestelijke (september 1914) |
De drinkbakken van de paarden doen thans
dienst als reusachtige wastobbes |
Reeds op 17 september 1914 bezocht een afvaardiging van het provinciaal
Groningse Comité tot steun van Belgische en andere vluchtelingen het vluchtelingenkamp
van Oldebroek. Het Comité had geld en kleding ingezameld en wilde weten in welke plaatsen
het meest dringend hulp gewenst was. De afvaardiging bezocht ook het kamp in Oldebroek
maar voelde zich daar niet erg welkom. Hier volgt een verslag van dit bezoek:
.
.Wij werden zeer snel een eetzaal binnengebracht waar we in de hoek van de zaal
werden gezet en zagen als zoete kinderen een kwartier lang de eetlust van de
regerings-commissaris Dr. Muller en het personeel
. Daarna kregen we een onderhoud in
het bureau van de chef. Wij stelden de vraag: 'Wat kunnen wij doen?'. En kregen ten
antwoord: 'Niets. De regering zorgt voor onderhoud. Geld hebben we niet nodig, kleding
hebben we in overvloed en'
zo liet de regeringscommissaris er met een glimlach op
volgen
'de Hemel beware ons voor nog meer blouses'. 'Is er dan niets wat wij kunnen
doen?' was onze nederige vraag en het antwoord luidde: 'Ja, als het Groningse Comité iets
wil doen, laat het ons dan een kegelspel zenden voor de mannen; dan laten wij er een loods
voor bouwen en hebben de heren in hun vrije uren iets te doen'.
Het kamp was niet te bezichtigen; het was gesloten voor elk niet noodzakelijk bezoek.
'En trouwens, wat valt er aan te zien', zei Dr. Muller, 'grote loodsen, schuren en stallen
vol armzalige stakkers. Want meen niet dat een kamp uit iets anders bestaat'. De meeste
kampbewoners zijn de armsten uit de grensplaatsen; meer beschaafde of vroeger gegoede
personen geschikt voor huisvesting bij families zijn er niet. Wel zijn er lastige en
gevaarlijke elementen die noodzakelijk van onze grenzen moesten worden verwijderd.
Hierdoor moest het kamp strenger bewaakt en bestuurd worden dan de andere kampen die het
Comité daarna bezocht heeft.
Een hartelijke handdruk van Dr. Muller en een ondeugend 'charmant, uw komst, charmant'
van zijn lippen en wij stonden even snel weer buiten het kamp als we erin waren
gekomen
..
|
|
Belgische vrouwen aan het aardappelschillen |
De grote eetzaal tijdens het middagmaal |
Uit het verslag van het provinciaal Groninger Comité blijkt verder dat
ter leniging van de nood een bedrag van f 250,- naar Oldebroek werd gezonden met daarnaast
nog 13 kisten met kleding en het gevraagde kegelspel. Het geld en de kisten
werden dankbaar aanvaard.
Geraadpleegde literatuur:
H. Brugmans - Nederland in den oorlogstijd
J. Kooiman - De Nederlandse strijdmacht en hare mobilisatie
Verslag van de werkzaamheden der Centrale Commissie
Verslag van het provinciaal Comité tot steun van Belgische en andere vluchtelingen te
Groningen
naar vluchtelingen pagina
|