Blokkade na afloop oorlog gehandhaafd
De terugkeer van het Duitse veldleger in november en
begin december 1918 ging in het begin gepaard met
erebogen, muziek, bloemen en toespraken. Dit was
mogelijk doordat de geallieerde bezettingsdivisies in
langzaam tempo volgden om incidenten te vermijden.
Maar de vreugde verdween spoedig want er veranderde
slechts weinig voor de Duitse bevolking nadat het Duitse
leger wegsmolt door een overhaaste en chaotische
demobilisatie en de geallieerde bezettingstroepen
(Amerikanen, Britten, Fransen en Belgen) de hun
toegewezen gebieden van het Rijnland hadden ingenomen.
De blokkade te land en ter zee bleef gehandhaafd en
daardoor ook de grauwe ellende en honger van alledag. De
Duitse hoop op een spoedig einde van de ondervoeding en
kou, van ziekten en vuilheid verdween weer.
Duitse voorstellen om met Duits goud levensmiddelen op
de vrije markt aan te kopen werden met name door de
Fransen afgewezen. Het aanwezige Duitse goud – dat
tijdens de oorlog al grotendeels was weggevloeid -
diende beschikbaar te blijven voor herstelbetalingen aan
Frankrijk. Dit land had dat Duitse goud weer nodig om
een begin te maken met de aflossing van de tijdens de
oorlog gigantisch hoog opgelopen Franse schuld aan
Amerika gevolg van onbeperkte leveranties uit de
Verenigde Staten.
Schuldeiser Amerika eiste dat de Franse aflossingen in
goud werden betaald. Wilde echter de Franse franc zijn
waarde behouden dan kon de Franse goudvoorraad als
dekking niet aangetast worden. Er bestond in Frankrijk
over het algemeen weinig begrip voor de situatie in
Duitsland. Het Franse volk had, nog afgezien van de zeer
zware verliezen aan mankracht tijdens de oorlog, zijn
huizen, kerken, industrieën en spoorlijnen die in bezet
gebied lagen, na de Duitse terugtocht in de herfst van
1918 vaak onnodig zwaar verwoest teruggekregen.
Ook hadden de Duitsers nog in oktober en begin november
1918 diverse Engelse passagiers- en veerboten
getorpedeerd met verlies van honderden mensenlevens. Ook
waren in oktober nog honderden Amerikanen in de rug
beschoten tijdens een vuurpauze bij onderhandelingen in
het operatiegebied tussen Maas en Argonnen. Men was dan
ook van Franse zijde aanvankelijk niet geneigd in te
gaan op de dringende Duitse verzoeken de blokkade van
voedselimporten op te heffen.
Hulp
voor Duitsers van onverwachte zijde
Maar al kort nadat de Geallieerden hun bezettingszones
onder controle hadden, kreeg men van de meest
onverdachte zijde hulp. Er verschenen van militaire en
medische rapporten over samenscholingen voor Britse en
Amerikaanse kwartieren en legerkampen van barrevoets
lopende, vervuilde en uitgehongerde Duitse kinderen, die
om brood en resten van maaltijden bedelden.
In het Britse hoofdkwartier te Keulen werden berichten
ontvangen dat Engelse militairen - vooral die thuis
kinderen hadden - hun rantsoenen weggaven en
overplaatsing naar Engeland vroegen, omdat zij hun
verblijf in het armoedige, vuile en hongerige Duitsland
als te deprimerend beleefden.
Ook kwamen er memoranda binnen - ongevraagd en ongekuist
– van Britse en Amerikaanse legerartsen uit steden als
Hannover, Bremen en Trier waarin ernstig werd
gewaarschuwd tegen voortzetting van de blokkade. Vooral
het verslag met bevindingen van de populaire Amerikaanse
officier-geneesheer ‘Smiley’ Blanton kreeg bekendheid.
Gewezen werd daarbij in het bijzonder op de ontberingen
van de opgroeiende Duitse jeugd.
|
Onderzoek van militair-medische kant leverde als
resultaat op dat door de jarenlange ondervoeding de
geestelijke concentratie en vaardigheid van deze jeugd
zorgwekkend waren en dat voortzetting van de blokkade
een gevaar voor de toekomst van het hele Duitse volk
opleverde. Voortzetting van de blokkade diende nergens
meer toe, vooral nu aan een hervatting van
oorlogshandelingen niet meer te denken was.
De conclusies van die memoranda liepen parallel met die
van een Duitse onderzoekscommissie van deskundigen uit
december 1918, waarin de gevolgen van die jarenlange
ondervoeding van het Duitse volk werden afgeschilderd in
de zwartste kleuren.
De publieke opinie begon in Amerika en Engeland nu ook
te pleiten voor opheffing van de blokkade. Inmiddels
waren van Deense en Nederlandse zijde hulpacties op gang
gekomen, vooral ten bate van de Oostenrijkse jeugd die
er zo mogelijk tijdens de oorlog nog beroerder aan toe
was geweest. Hulpacties en verslagen vanuit die twee
neutrale staten maakten wel degelijk indruk maar
voorstellen ter verbetering van de situatie binnen de
geallieerde Opperste Oorlogsraad in Versailles, liepen
stuk op Franse tegenstand. Niet alleen de financiële
dwang van de Verenigde Staten, maar ook ongeloof in
Duitse jammerklachten leverden slechts afwijzing van
Britse en Franse zijde.
Blokkade eindelijk opgeheven in maart
1919
In het voorjaar van 1919 werd de
toestand in Duitsland heel onrustig door gewapende
acties van ultra-links en ultra-rechts. Er ontstond
zowel in Amerika als in Engeland vrees voor een mogelijk
communistisch Duitsland dat steun zou zoeken bij de
Sovjetunie.
Inmiddels was door de zorg van de Amerikaanse voorzitter
Herbert Hoover van de Opperste Raad voor Aanvoer en Hulp
een reusachtige hoeveelheid voedsel opgestapeld in
Engelse en Nederlandse havens. Maar toen de Fransen
dwars bleven liggen op het punt van betalen, ook nadat
de Amerikanen toestemden in aankopen met Duits goud,
werd door de Britse premier David Lloyd George een
toneelstukje opgevoerd in een vergadering van de
Opperste Oorlogsraad op 8 maart 1919, toen de
vredesonderhandelingen te Versailles al waren begonnen.
Hij ontving (volgens afspraak) een ijltelegram van
generaal Herbert Plumer, bevelhebber van het Britse
Rijnleger vanuit Keulen. Daarin verzocht Plumer zeer
dringend de blokkade van voedselimporten op te heffen
daar de toestand in Duitsland hoogst kritiek was
geworden en hij niet voor orde en veiligheid in de
Britse bezettingszone kon instaan. De indruk daarvan na
voorlezing van het telegram en een dramatische
donderspeech van Lloyd George daarna tegen de Fransen
gericht, veranderde de houding deze laatsten.
Voedselimporten, deels op krediet en grotendeels op
ruilbasis door Duitse levering van industrieproducten,
spoorwegonderdelen en machines vooral aan Frankrijk en
betaling van goudgeld, hieven de blokkade binnen een
paar weken op. Maar de dreiging van een hervatting
ervan, vooral door de Fransen gehanteerd, bleef bestaan
tot 12 juli 1919, toen de Rijksdag de voorwaarden van de
Vrede van Versailles met tegenzin aanvaardde. Een
periode van bijna vijf jaar van schaarste en nood scheen
eindelijk voorbij te zijn.
Vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog
In de Eerste Wereldoorlog ontstonden voor Duitsland
vanaf 1916 steeds nijpender tekorten aan
infanteriereserves enerzijds en aan vakarbeiders voor de
oorlogsindustrie anderzijds. Men vermeed het echter om
17-jarigen op te roepen.
Verplichte tewerkstelling in Duitsland van Belgische en
Poolse arbeiders en het massaal gebruik van Russische
krijgsgevangenen in de landbouw, waren uiteindelijk ook
niet meer voldoende om de steeds groter wordende
behoefte aan arbeidskracht op te vullen. Dit probleem
gold zowel voor de militaire als voor de industriële
sector.
In het vierde jaar van de Tweede Wereldoorlog (1942),
tevens het laatste jaar van spectaculaire Duitse
successen, ontstond die enorme behoefte aan
arbeidskrachten opnieuw. De al sinds 1939 bestaande
verplichte tewerkstelling in de oorlogsindustrie,
landbouw en openbare bedrijven van niet in militaire
dienst zijnde Duitse mannen, en in beperkte mate van
vrouwen, woog niet op tegen de steeds groter wordende
behoefte aan militairen als gevolg van de uitbreiding
van de oorlogsfronten.
Invoering met harde dwang van verplichte arbeidsdienst
in de Duitse oorlogsindustrie, landbouw en openbare
bedrijven voor mannen tussen 18 en 45 jaar uit de
bezette gebieden, uitbuiting van (vooral Russische)
krijgsgevangenen en slavenarbeid tot de dood toe van
joodse en politieke gevangenen, moesten het Duitse leger
en de oorlogsindustrie op peil helpen.
Niettemin werd, na de zware nederlagen der Duitsers in
1943, het gebrek aan reserves zo groot dat in het
voorjaar van 1944 ook 16-jarige jongens werden
opgeroepen (‘Volksgrenadiere’). En tenslotte moest de
‘Volkssturm’, waarin de laatste reserves, bestaande uit
partijkader, minder validen, afgekeurde soldaten,
bejaarden, jongens en vrouwen, meehelpen Duitsland te
verdedigen tegen de uit het oosten en westen
binnendringende geallieerde legers.
Duits onderzoek naar gevolgen blokkade
Nood en schaarste schenen in 1919 voorbij te zijn. Maar
de herinneringen aan de gevolgen van de blokkade en de
tijd van verloedering, armoede, kou en honger bleven in
de Duitse geesten gebrand. In de jaren twintig
verschenen in een aantal delen verhoren, rapporten en
samenvattingen van een parlementaire enquête naar de
oorzaken van de ineenstorting van 1918. Deze waren
gebaseerd op uitvoerig archiefonderzoek en beschikbare
statistische gegevens, vooral uit de steden met meer dan
5.000 inwoners. De conclusies waren onder andere dat de
blokkade fnuikend bleek voor de Duitse burgerij in
fysiek en psychisch opzicht.
Gebrek aan levensmiddelen, vooral vet en melkproducten,
hadden het weerstandsvermogen van miljoenen Duitsers
gesloopt door fatale ondervoeding als gevolg van
calorieën- en eiwitgebrek van 30% - 50% van de
vooroorlogse gemiddelden. De reeds bestaande tekorten in
1914 – die toen nog door import konden worden aangevuld
– namen in de latere oorlogsjaren enorm toe door gebrek
aan krachtvoer voor het vee en kunstmest voor land- en
tuinbouw. Een groot tekort aan textiel, schoeisel,
geneesmiddelen en zeep veroorzaakte ziekten en
vervuiling op grote schaal, waarvan vooral jonge
kinderen en ouden van dagen het slachtoffer werden. De
meest voorkomende ziekten waren tuberculose en
longontsteking.
Ook buiten Duitsland bezon men zich opnieuw op de
problemen van de economische blokkade en de Duitse
bevolking. Verschillende Britse en Amerikaanse
beschouwingen wezen op de zwakke Duitse economische
positie in 1914 en de riskante buitenlandse politiek ten
opzichte van een toekomstige oorlog op twee fronten.
Daardoor werd de geallieerde blokkade een steeds
benauwender wurggreep voor de Duitse bevolking.
Al deze beschouwingen zijn ons zo langzamerhand
vertrouwd geworden. Nieuw
echter waren uiteenzettingen over mogelijke gevolgen van
de blokkade als verklaring voor de aanhang van Hitler.
Door de gevolgen van de blokkade werden vooral de
kinderen van de jaarklassen 1901-1914 getroffen. Het
reeds in 1919 en 1920 vastgestelde gebrek aan
concentratie en geestelijke overspanning, vormen van
hysterie en gebrek aan kritiek bij deze jeugd, zou er de
oorzaak van zijn geweest dat vooral de jeugd in de armen
van Hitler zou zijn gedreven. Dan zou die blokkade dus
zowel op de korte, als op de lange termijn, een wel zéér
noodlottige uitwerking hebben gehad.
Welke conclusies werden getrokken voor de toekomst?
Vastgesteld werd ook dat de Duitsers wel degelijk van
die blokkade hadden geleerd. Al vroeg ontstond een Duits
streven naar autarkie, d.w.z. onafhankelijkheid van het
buitenland en zelfredzaamheid in economisch opzicht.
Vooral in de Hitlertijd (dus vanaf 1933) werd dit
streven in de praktijk gebracht.
Zo was de opvatting dat tekorten in geval van oorlog
veel geringer zouden worden door zich te richten op
Oost-Europa. Daartoe diende de bezetting der Sudeten in
1938 en de verovering van Silezië in 1939, gebieden waar
ijzer en steenkool ruimschoots voorhanden waren. Maar
voor de verkrijging van krachtvoer en menselijke
voedingsmiddelen moesten de Duitsers de vooral toegang
hebben tot de Oost-Europese landbouwproductiegebieden.
Dit scheen te gelukken in augustus 1939 toen een
Duits-Russisch akkoord voorzag in de verkrijging door
Duitsland, vanuit de Sovjetunie, van krachtvoer,
kunstmest, voedingsmiddelen (zuivel, granen, vlees),
vlas, jute en metalen als koper, nikkel en tin en
brandstoffen zoals dieselolie en benzine, in ruil voor
Duitse machines, industrieproducten en chemische
stoffen.
De onverwachte Duitse inval in Rusland in juni 1941
verstoorde deze gestage goederenstromen. Van Duitse kant
rekende men er echter op de oorlog tegen de Russen in
enkele maanden te kunnen beslissen. Daarna zou het
ontzaglijke Russische gebied op ‘Germaanse’ wijze worden
gekoloniseerd met hulp van Duitse, Nederlandse en
Vlaamse boeren, die heersers zouden worden over tot
slaven gedegradeerde Russen en Polen. Opnieuw dus, net
als voor de Eerste Wereldoorlog, een zeer optimistische
veronderstelling die in de praktijk op brute wijze
gelogenstraft zou worden.
Onmiddellijk bij het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog werd in Duitsland een streng
distributiestelsel ingevoerd. Overtreding daarvan werd
bijzonder rigoureus bestraft. De toegewezen rantsoenen
en extra-aanvullingen waren ruim voldoende en werden
altijd gehonoreerd. Het in lange rijen voor de winkels
staan werd vermeden door tijdige bevoorrading van de
detailhandel. De Duitse burger ontving tot het najaar
van 1944 ruimere rantsoenen dan de Britse, terwijl dat
in de Eerste Wereldoorlog precies andersom was.
De Brits-Amerikaanse blokkade ter zee had op Duitsland
veel minder uitwerking in de Tweede Wereldoorlog dan in
de Eerste Wereldoorlog. De Duitse duikboten vormden tot
het begin van 1943 echter een veel groter gevaar voor
Groot-Brittannië dan in 1917. Daarentegen namen de
geallieerde luchtbombardementen op Duitsland vanaf 1942
elk jaar in hevigheid toe. Net zolang totdat geen enkele
Duitser meer zekerheid had van een dak boven het hoofd
en het landelijke transportsysteem nagenoeg volkomen
vernield was. Dat was eind 1944 het geval.
Omstreeks diezelfde tijd, doordat voor Duitsland uit de
bezette gebieden nauwelijks meer iets te halen viel,
zakten de Duitse rantsoenen onder die van de Britse.
Daarna heerste vanaf eind 1945 tot de herfst van 1947
honger en armoede in het bezette Duitsland. Net als in
de rest van het verwoeste en leeggeplunderde Europa.
Slotbeschouwing
Evenmin als voor de Eerste Wereldoorlog had Duitsland in
de Nazi-tijd geleerd een oorlog op twee fronten te
vermijden en de kracht van zijn tegenstanders
realistisch in te schatten. Net als tussen 1900 en 1914
voerde Duitsland vanaf 1934 tot 1939 een provocerende
buitenlandse politiek in woord en daad. Telkens stelde
Duitsland de wereld voor voldongen feiten en meende
daarbij opnieuw dat een eventuele oorlog van korte duur
zou zijn. Het waren dezelfde vergissingen die voor de
tweede keer tot een wereldoorlog zouden leidden.
Wereldoorlogen die voor Duitsland op nederlagen
uitliepen en het Duitse volk onnoemelijk veel leed
bezorgden.
Gebruikte literatuur
●F. Altrichter - Die seelischen Kräfte des deutschen
Heeres im Frieden und im Weltkriege (Berlin 1933)
●C.H. Baer - Der Völkerkrieg. Eine Chronik der
Ereignisse seit dem 1. Juli 1914
dl. 111 Juli 1914 - Febr. 1915 (Stuttgart 1915)
dl. VII Febr. 1915 - Aug. 1915 (Stuttgart 1916)
dl. XII Aug. 1915 - Febr. 1916 (Stuttgart 1917)
dl. XVI Febr. 1916 -Aug. 1916 (Stuttgart 1917)
dl. XX Aug. 1916 - Febr. 1917 (Stuttgart 1918)
dl. XXV Febr. 1917 - Febr. 1918 (Stuttgart 1921)
dl. XXVIII Febr. 1918 - Nov. 1918 (Stuttgart 1923).
●Arthur Dix - Wirschaftskrieg und Kriegswirtschaft. Zur
Geschichte des deutschen Zusammenbruchs (Berlin 1920)
● Ernst Glaeser - Jahrgang 1902 (z.j.)
●Peter Grag Kielmannsegg - Deutschland und der Erste
Weltkrieg (2e Stuttgart 1980)
●Marie Elisabeth - Das unbekannte Heer (Berlin 1936)
● Rudolph Stratz - Der Weltkrieg (Berlin 1933)
● C. Paul Vincent - The politics of hunger. The Allied
Blockade of Germany (Ohio 1985)
● E. van Wrisburg - Heer und Heimat 1914 -1918 (Leipzig
1921)
● E. van Wrisburg - Heer und Heimat 1914 - 1918 (Leipzig
1922)
Die Ursachen des deutschen Zusammenbruchs im Jahre 1918
Vierte Reihe im Werk des parlamentarischen
Untersuchungsausschusses. Sechster Band (Berlin 1928). |