Inleiding
Al in het voorjaar van 1917 waren plannen ontwikkeld om
in de omgeving van Cambrai een offensief in te zetten.
Hierbij werden voor het eerst plannen gemaakt voor een
gecombineerde aanval van tanks èn infanterie. Maar
doordat er veel Britse troepen nodig waren voor de in
dat jaar geplande veldslagen bij Mesen en Ieper waren
deze plannen niet verder uitgewerkt.
De Derde Slag bij Ieper (zie
veldslag Ieper III) was een mislukking
geworden. Onder meer dan erbarmelijke omstandigheden en ondanks
enorme aantallen slachtoffers was er aan Britse kant geen enkele
voordeel behaald.
Bij deze slag waren op 31 juli ook 216 tanks ingezet; de
grootste concentratie van tanks tot dan toe. De tanks
bleken echter niet geschikt op het kapotgeschoten,
moerassig geworden slagveld.
|
Slagveld bij Ieper in 1917 |
Ook bleek dat, ondanks
de uitgereikte kaarten, oriëntatie op het slagveld
nagenoeg onmogelijk omdat alle herkenningspunten waren
verdwenen in deze immense modderpoel. De tanks liepen
vast in de modder of doolden doelloos rond tot ze door
de Duitse artillerie werden uitgeschakeld. Een groot
probleem was ook dat de motoren voortdurend afsloegen omdat de romp van
de Mark IV niet waterdicht bleek. Alleen bij St. Juliaan werd op drogere grond een aanval met tanks
succesvol afgerond. In de drie maanden die de slag zich
zou voortslepen, speelden de tanks dan ook geen rol van
betekenis.
Het debacle bij Ieper was slecht voor het moreel van het
Britse leger en voor het Britse thuisfront, waar
duidelijk uitingen van oorlogsmoeheid waar te nemen
waren. Ook de militaire situatie in Italië, waar
eveneens Britse troepen waren ingezet, was zorgwekkend.
Daarnaast was de strijd aan het Oostelijk Front nagenoeg
voorbij, nadat in Rusland een revolutie had
plaatsgevonden. Bij een eventuele beëindiging van de
strijd daar, zouden Duitse troepen vrij komen die
vervolgens aan het Westelijk Front konden worden
ingezet.
Succesvol Brits offensief noodzakelijk geacht voor
verbetering moreel
Er was daarom naar de mening van de Britse
opperbevelhebber Sir Douglas Haig een offensief nodig dat de publieke opinie
gunstig zou beïnvloeden en tegelijkertijd de militaire
druk op het Britse front zou verminderen. Al in het het voorjaar
van 1917 waren al plannen gemaakt voor een
aanval op Cambrai. Deze plannen werden nu weer tevoorschijn gehaald en verder
uitgewerkt.
|
|
Cambrai lag ook bij de grote
doorbraak in 1918 zwaar in de vuurlinie.
Bovenstaande foto's laten zien hoe Cambrai er
uit zag na de oorlog.
(Klik op de foto's voor een vergroting) |
Deze stad Cambrai was een voor de Duitsers zeer
belangrijk regionaal spoorweg-knooppunt voor het
omliggende gebied van waaruit een groot deel van het
Duitse front werd bevoorraad. Als de aanval voorspoedig
zou verlopen achtte men het zelfs mogelijk door te
stoten naar Valenciennes en Douai en vervolgens tot
aan de Frans-Belgische grens.
Op 16 september 1917 overhandigde generaal Byng aan de
Britse opperbevelhebber Douglas Haig de eerste
gedetailleerde plannen voor een aanval op Cambrai. Op 15 oktober startte Operatie GY. Vier infanteriedivisies
zouden tezamen met vijf bataljons van de Tank Brigades
van het 2e en 5e Britse Leger vanaf begin november voor
tien dagen gezamenlijk oefenen om de aanval op Cambrai
voor te bereiden.
Het gekozen aanvalsgebied
Het gekozen aanvalsgebied in de richting van Bourlon en
Fontaine [officiële naam: Fontaine-Notre-Dame] werd aan
twee kanten begrensd door een kanaal. Het waren het
westelijk gelegen droogliggende Canal du Nord en het in
het oosten gelegen Saint-Quentin Canal.
Omdat er in dit gebied sinds het begin van de oorlog
niet gevochten was en er dus ook geen of nauwelijks
artilleriebombardementen hadden plaatsgevonden, was het
een relatief ongeschonden terrein. En omdat het een
goede natuurlijke waterafvoer bezat, bestond er geen
gevaar van moddervorming zoals dat in Vlaanderen wel het
geval was. Het was daarom een zeer geschikt gebied om
tanks in te zetten. Het enige natuurlijke obstakel was
de Grand Ravine tussen Havrincourt en Ribecóurt.
|
Overzicht van
het gebied rond Cambrai 1917
(Klik op de plattegrond of
hier
voor een grote kaart) |
Het Duitse front bij Cambrai was, omdat het er zo rustig
was, relatief dun bezet want niets wees op
voorbereidingen voor een grootscheepse Britse aanval. De
Duitsers zelf noemden het front bij Cambrai om die reden
zelf het ‘Sanatorium für Flandern’! Het 2e Duitse Leger,
dat van de hoofdweg Cambrai-Arras tot La Fère stond
opgesteld, beschikte daarom slechts over zeven divisies.
Maar juist in deze periode werden in het frontgebied in
het diepste geheim 476 Britse tanks aangevoerd,
onderverdeeld in 376 gevechtstanks en 100 tanks voor
ondersteunende diensten. Zij behoorden tot het Tank
Corps dat sinds juli 1917 de nieuwe naam was geworden voor ‘Heavy Section
Machine Gun Corps’.
De Britse tanks stonden onder
leiding van brigade-generaal Hugh Elles. Grote
hoeveelheden munitie en benzine werden aangevoerd
tezamen met een enorm aantal infanteristen. Dit was het
3e Britse Leger dat onder leiding stond van generaal
Byng.
Voorbereidingen in het diepste geheim getroffen
De eerste Britse troepen kwamen aan in het gebied op 7
november. Eerst kwam de artillerie daarna de infanterie
en daarna de tanks. Het transport van de tanks vond ‘s
nacht per trein plaats tussen 15 en 18 november. Er
waren totaal 36 treinen nodig voor dit transport.
|
Tanks van het C Battalion worden
aangevoerd per trein |
De gewone soldaten en ook de lagere officieren waren
niet op de hoogte van de aanvalsplannen. Er werd zelfs
door de Britse legerleiding gesuggereerd dat de troepen
zouden oefenen voor inzet in Italië. Op die manier
konden krijgsgevangen genomen Britse soldaten de
Duitsers bij de ondervraging dan ook weinig vertellen.
De voorbereidingen waren zo succesvol dat, ondanks enige
aanwijzingen en verdachte geluiden, de Duitsers zelfs in
de nacht van 19 op 20 november niet geloofden in een
aanval van meer dan locale omvang.
Er werden tal van maatregelen getroffen die ervoor
moesten zorgen dat de aanval voor de Duitsers een
volkomen verrassing zou zijn. Zo werd aan de rand van
het Bois de Havrincourt (Havrincourt Wood) een drie
kilometer lang scherm van boomstammen opgericht waardoor
de Britse troepenbewegingen niet waarneembaar waren.
|
Tanks type Mark IV werden vanuit
Engeland overgebracht naar het tankpark in
Rolencourt. Vandaar werden ze per trein
overgebracht naar de plaats van
bestemming. Om die reden zijn ook de
geschutskoepels verwijderd.
Die werden apart per trein uit Engeland
aangevoerd en ter plekke gemonteerd.
|
De meeste activiteiten vonden ’s nachts plaats. Voor
zonsopgang werden alle tanksporen verwijderd en waren
alle troepen verborgen, zodat Duitse piloten bij
verkenningsvluchten die altijd rond 9.00 uur in de
ochtend plaatsvonden, niets konden waarnemen van de
activiteiten en troepenbewegingen.
De cavalerie werd verborgen onder camouflagenetten die
over valleien werden gespannen. In de onderkomens waar
normaal plaats was voor 14 manschappen werden nu 50
mannen ondergebracht. De tanks werden verborgen in het
Bois de Havrincourt en het Bois d’Essart (Dessart Wood)
of in provisorische onderkomens in de verlaten en in
puin geschoten dorpen.
De
eigenschappen van de nieuwe Mark IV tanks
Het type tank bij de aanval op Cambrai was de Mark IV
met een bemanning van acht personen. Deze tank was de
verbeterde versie van de Mark I en II en was in maart
1917 in productie genomen. Van het 'tussenliggende' type
Mark III zijn slechts 50 exemplaren gemaakt. Door
allerlei technische problemen is men hiermee niet verder
gegaan maar direct overgestapt op de fabricage van de
Mark IV.
Het gewicht van
de Mark IV was nog steeds 28 ton,
de lengte
was 8.06 m., de hoogte van 2.46 m. en en
de breedte 4.11 m.
|
|
Tank Mark IV
(female tank links en male tank rechts)
De afbeeldingen zijn afkomstig van de deksels
van bouwpakketten van schaalmodellen.
Wie belangstelling heeft voor schaalmodellen van
tanks uit de Eerste Wereldoorlog
klik hier.
Ongetwijfeld zijn ook in Nederland
bouwpakketten van tank schaalmodellen te koop
zie adressen.
Er zijn vele liefhebbers die met schaalmodellen
fraaie WOI diorama's bouwen:
klik hier. |
De belangrijkste
verbeteringen vergeleken met de Mark I en II waren:
▬ het motorvermogen was
vergroot tot 125 pk
dat geleverd werd door een watergekoelde Daimler motor, de topsnelheid was,
afhankelijk van de oppervlaktegesteldheid, ongeveer 6
kilometer per uur en de actieradius was nu 55 tot 60
kilometer afhankelijk van de omstandigheden.
Op het
slagveld temidden van bomkraters, greppels en natte
ondergrond was de behaalde snelheid in werkelijkheid niet veel
meer dan een kilometer per uur. De tanks konden onder
zware terreinomstandigheden de infanterie vaak niet bijhouden.
▬ de pantserplaten aan de zijkant waren van 10 mm dikte
naar 12 mm gebracht
▬ de brandstoftank werd aan de buitenzijde van de
achterkant van de tank bevestigd omdat daardoor
explosies aan de binnenzijde van de tank voorkomen
zouden worden. Dit was bij de Mark I en II vaak
voorgekomen waardoor de bemanning geen schijn van kans
had en levend verbrandde in de tank.
▬ er was een elektrische pomp aangebracht tussen de tank
en de carburateur, waardoor de motor onder alle
omstandigheden verzekerd was van de toevoer van
brandstof. Een grote verbetering in vergelijking
met de Mark I en II.
|
Tank type MarkIV met de 'unditching
beam' - de 'uitgraafbalk' bedoeld om meer greep
te krijgen als de tank was weggegleden in een
greppel, granaattrechter of loopgraaf
|
De 376 gevechttanks waren voorzien van een ‘unditching
beam’. Dit was een met staalplaat beklede balk die
bevestigd was op de bovenzijde van de tank. Wanneer de
tank in een loopgraaf of greppel gleed kon deze balk met
kettingen aan de rupsbanden vastgemaakt waardoor de tank
zichzelf kon bevrijden omdat de balk extra grip gaf.
Klik
hier om Mark IV
tanks in vol bedrijf te zien op YouTube
Ook werden de tanks voorzien van ‘fascines’
[houtbundels - takkenbossen]. Dit waren grote bundels (diameter
150 tot 200 cm.) bestaande uit palen, boomstammen of stevige takken
die bij elkaar werden gehouden door kettingen en
die bovenop de tank waren bevestigd. Deze bundels werden
vanaf de tank in de loopgraven gegooid waardoor ze hun
weg zonder oponthoud konden vervolgen. (Zie de foto
hierboven waarop de tanks per trein worden aangevoerd.)
De tactiek
bij het gebruik van de tanks
De tanks opereerden in groepjes van drie. Een leidende
tank [head - 'male' tank met kanonnen en mitrailleurs] werd gevolgd door twee volgende tanks
[body - twee 'female' tanks met machinegeweren]. De leidende tank moest over de prikkeldraad-versperring de eerste loopgraaf
benaderen en
daarin zijn houtbundel deponeren. Vervolgens moest deze
leidende tank voor de loopgraaf linksaf slaan en de
tegenstand in de eerste loopgraaf opruimen met de
kanonnen en de
mitrailleurs.
De tweede tank reed over het houtbundel in de voorste
loopgraaf door naar de tweede loopgraaf, deponeerde daarin
haar houtbundel en sloeg linksaf om de tegenstand in
deze tweede loopgraaf uit te schakelen met de
mitrailleurs.
De derde tank reed vervolgens over de eerste en de
tweede loopgraaf, deponeerde haar houtbundel in de derde
en meestal laatste loopgraaf van het
verdediging-systeem en sloeg ook linksaf om de
tegenstand in de derde loopgraaf uit te schakelen met
behulp van de mitrailleurs.
De drie tanks werden gevolgd door de infanterie die ook
behulpzaam bij het opruimen van overgebleven tegenstand
in de loopgraven.
|
Luchtfoto van drie tanks in
formatie tijdens de Slag bij Cambrai |
De eerste tank was inmiddels gedraaid en teruggekeerd
naar de plaats waar deze zijn houtbundel in de voorste
loopgraaf had achtergelaten en kon daar de loopgraaf
oversteken en vervolgens doorrijden over de houtbundel in
de tweede en derde loopgraaf, daarbij gevolgd door de
tweede en derde tank die inmiddels ook waren
teruggekeerd van hun opruimactiviteiten bij de tweede en
derde loopgraaf.
De tankeenheid kon vervolgens worden ingezet om, gevolgd
door de infanterie, het de vijandelijke artillerie en
oprukkende vijandelijke reservetroepen lastig te maken.
Tanks voor ondersteunende taken
Naast de gevechtstanks waren er ook tanks speciaal
toegerust voor ondersteunende taken zoals:
▬
Wire Crusher tanks (32 stuks) die ook wel ‘WC tanks’
werden genoemd, die als taak hadden de
prikkeldraadversperringen op te ruimen door middel van
een anker dat aan een 10 meter lange ketting achter de
tank was bevestigd.
▬
Transporttanks, meestal gerepareerde onbewapende tanks
van oudere types uit vorige veldslagen, waarachter drie
sledes werden gehangen waarop 14 ton aan voorraden kon
worden geladen.
▬
Wireless tank, die voorzien was van een zender, een
per bataljon.
▬
Tanks die voorzien waren van rails en balken waarmee
men bruggen kon bouwen.
▬ Tanks die een kabelhaspel droeg voor de aanleg van
telefoonlijnen.
|
■
Luitenant Stuart Hastie - Royal Tank
Corps
De eerste golf gevechtstanks reed over het prikkeldraad
van de Hindenburglinie. Daarachter kwam een groep tanks
die speciaal was aangepast om het prikkeldraad aan te
pakken. Die tanks moesten het prikkeldraad opruimen,
zodat de cavalerie kon volgen. Elke tank was voorzien
van een dreganker en een stalen kabel.
De tank reed in het kluwen prikkeldraad, liet het anker
vallen, sloeg dan rechts af en reed dan evenwijdig met
de prikkeldraadversperring. Zo rolde het anker over de
grond en rolde het prikkeldraad eromheen.
Het trok ook de palen mee tot het een kluwen draad had
dat zo hoog was als een huisje en de tank niet meer
verder kon door het enorme gewicht van het prikkeldraad.
De kabel werd doorgesneden en de tank volgde de andere
gevechtstanks in de strijd en liet een gat van 60 meter
achter dat van alle prikkeldraad en van elke paal
was ontdaan. |
De tank nog steeds een ‘rijdende doodkist’
Binnenin de tank was het pikdonker ondanks het feit dat
het interieur witgeschilderd was. En het was er
levensgevaarlijk doordat metaalsplinters lossprongen als
de tank werd geraakt. De bemanning droeg daarom
gezichtsmaskers.
De waarneming vanuit de tank was erg zeer beperkt. Er
was een periscoop aan boord die tijdens de gevechten
snel onbruikbaar bleek. Aan de voorzijde van de tank
zaten twee kleppen die gebruikt werden door de
commandant en de bestuurder.
Tijdens het gevecht werden deze gesloten en moest men
door twee smalle gleuven turen om te zien hoe men moest
manoeuvreren. Aan de zijkanten van de tank waren
afsluitbare kijkopeningen aangebracht, van waaruit ook
kon worden geschoten met een geweer of een revolver,
maar die tijdens de gevechten geen praktische waarde
meer hadden.
De temperatuur in de tank liep al snel op tot 45 graden
Celsius en de atmosfeer werd verpest door de lucht van
verbrande olie, benzine en uitlaatgassen, stoom uit het
koelsysteem en zwavel en cordietlucht van de verschoten
munitie. Ook liep de bemanning vaak brandwonden op omdat
ze in aanraking kon komen met gloeiend hete motordelen.
Na enkele uren in actie te zijn geweest was de bemanning
misselijk, moest vaak overgeven en dreigde flauw te
vallen of raakte zelfs bewusteloos door de giftige
dampen en koolmonoxidevergiftiging.
|
■ Kapitein F.R.J. Jefford (MBE) – Royal Tank corps
Na verloop van tijd waren alleen de chauffeur en ikzelf
nog bij bewustzijn, dankzij het feit dat wij voor in de
tank geen last hadden van de uitlaatgassen van de motor.
Wij profiteerden van de frisse lucht die door de
kijkgaten naar binnen kwam. Al eerder tijdens de
slag merkte ik dat mijn bemanning buiten bewustzijn
raakte.
De motor kwam tot stilstand en de vijand begon
mijn tank te beschieten. Ik had vier man nodig
om de tank weer aan te zwengelen en ik moest
eerst met veel moeite drie man wakker schudden
voordat we de motor konden starten om onszelf in
veiligheid te brengen. De bemanning bleek er
later zo slecht aan toe dat ze onmiddellijk naar
Engeland werden overgebracht.
|
De meeste slachtoffers bij de tanks kwamen om het leven
door verbranding. De gebruikte benzine was zeer vluchtig
en kwam tot ontbranding door de kleinste vonkjes. Bij
een voltreffer explodeerde de in de tank aanwezige
munitie en explodeerden ook de benzinetanks. Bij een
voltreffer raakten de deuren vaak ontzet en konden dan
niet worden geopend. Bovendien waren de uitgangen zeer
nauw waardoor men in noodgevallen de tank onmogelijk
snel kon verlaten.
|
De communicatie met het hoofdkwartier vond plaats door
middel van duiven die voorzien waren van een boodschap.
Doordat de duiven aan dezelfde ontberingen als de
bemanningen werden blootgesteld, waren zij na het
loslaten vaak niet meer in staat te vliegen.
Verder beschikte men over vlaggen, vaantjes en gekleurde
borden om de communicatie tussen infanterie en
bijbehorende tanks op het slagveld te onderhouden. Met
deze borden konden 39 verschillende berichten worden
gegeven, zoals: ‘We are ditched’ of ‘OK. Infantery
forward!’ Tijdens de gevechten bleken deze vlaggen,
vaantjes en signaalborden
vaak volkomen onbruikbaar.
De Britse aanval op dinsdag 20 november
Om 6.45 uur begon het bombardement: 1.000 Britse
kanonnen beschoten met geconcentreerd vuur de Duitse
linies waarbij het zwaartepunt lag op de dorpen
Havrincourt, Flesquières en la Vacquérie.
Hierbij was een nieuwe Britse aanvalstactiek ontwikkeld:
een kortdurende beschieting werd ingezet om het terrein
niet om te woelen waardoor het ongeschikt werd voor
oprukkende tanks. En nog tijdens de beschieting zouden
de tanks oprukken om de Duitsers te verrassen die
tijdens de inleidende beschietingen, zoals te doen
gebruikelijk was, dekking hadden gezocht in hun
onderaardse schuilkelders.
|
Tank Mark IV in opmars
|
In een van de voorste Mark IV tanks met de naam Hilda
zat generaal Hugh Elles. Hij stond er absoluut op zijn
mannen te leiden in deze eerste grote tankslag in de
geschiedenis. Het was een van de weinige gelegenheden
tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarbij een generaal
zijn manschappen voorging in de strijd. Deze gebeurtenis
werd binnen het Tank Corps even legendarisch als het
speciale bericht dat door iedere tankcommandant aan zijn
tankbemanning op de avond voor de slag werd voorgelezen
uit naam van generaal Hugh Elles:
|
Special Order No 6
1. Tomorrow the Tank Corps will have the chance for
which it has been waiting for many months - to operate
on good going in the van of the battle.
2. All that hard work and ingenuity can achieve has been
done in the way of preparation.
3. It remains for unit commanders and tank crews to
complete the work by judgement and pluck in the battle
itself.
4. In the light of past experience I leave the good name
of the Corps with great confidence in their hands.
5. I propose leading the attack in the centre division.
Hugh Elles, Brigadier General
Commanding Tank Corps
|
|
En boven het gedonder van het bombardement uit klonk een
vreemd gebrul: daar naderden overal logge, zwarte
gevaarten, die de prikkeldraadversperringen onder zich
platwalsten en ongehinderd op de Duitse loopgraven
afkwamen.
|
■ Kapitein Horace Birks - Royal Tank Corps
We hadden eenvoudige kompassen in de tanks en zetten
koers naar het vijandelijke front. Het was muisstil tot
we het prikkeldraad van de vijand bereikten, dat was het
startsein voor de kanonnen en die zorgden voor een
prachtig spektakel, daar kon het variété in Crystal
Palace niet tegen op.
De Duitsers vuurden niet eens terug. Het was de eerste
keer in ons leven dat we de Duitsers zo op hun donder
zagen krijgen en de manschappen waren enorm in hun
nopjes.
Er kwamen geen salvo's van machinegeweren en dus zetten
we onze tanks in, maar toen kwamen we bij die strook
prikkeldraad. Die was heel indrukwekkend. Ze was zo' n
twee meter hoog en op sommige plaatsen ruim 120 meter
diep.
Natuurlijk, als we daar in vast waren komen te zitten en
onze rupsbanden waren afgerukt, dan waren we er geweest.
In plaats daarvan maakten de tanks grote stroken vrij in
het prikkeldraad en de Schotten, die met ons meevochten,
stroomden door de gaten die we gemaakt hadden en we
kwamen allemaal aan de andere kant, in de diepe vallei
die bekendstond als de Grand Ravine.
|
'Tanks!, tanks!’ werd er geschreeuwd en de Duitse
soldaten kwamen tevoorschijn uit hun schuilplaatsen.
Verzet baatte niet – langzaam maar onstuitbaar waggelden
de plompe tanks naar voren, veegden de loopgraven leeg,
reden over de loopgraven heen en lieten grote bressen in
de prikkeldraadversperringen achter. En via deze bressen
drong, achter de tanks, de Britse infanterie de Duitse
loopgraven binnen waar korte metten werden gemaakt met
de lamgeslagen Duitsers die zich bij honderden tegelijk
overgaven.
Britse aanval een volledig succes
Binnen enkele uren doorbraken de tanks van Elles en de
infanterie van Byngs 3e Britse Leger op talrijke
plaatsen de Duitse verdedigingslinie tussen Havrincourt
en Banteux. De zo zeer sterk geachte Siegfriedstelling
(die door de Britten de Hindenburglinie werd genoemd)
ging in deze Duitse sector geheel verloren.
|
Luchtfoto van de
Siegfriedstellung (Engels: Hindenburg Line)
Let op de prikkeldraadversperringen en de drie
verdedigingsloopgraven achter elkaar.
(Klik op de
foto of
hier
voor een grote foto) |
In de namiddag trokken de Britten al over de grote weg
Cambrai-Bapaume.
De Britse
20e divisie nam Marcoing in. Hier gingen de eerste tanks
even na 13.00 uur over het St. Quentinkanaal. Ook
drongen Britse tanks het stadje Noyelles binnen.
Urenlang was er die middag zowel ten westen als ten
oosten van het St. Quentin- kanaal over kilometers
frontbreedte geen enkele Duitse soldaat te vinden vóór
Cambrai. De Duitse frontlinie was volkomen verdwenen.
Maar de Britten merkten deze gaten niet op of misten de
reservetroepen om van deze doorbraken gebruik te maken.
Het Duitse opperbevel vreesde dat deze aanval het begin
van een grote strategische doorbraak zou zijn waarvoor
Cambrai als doel was gekozen. Generaal Erich Ludendorff,
als hoogste Duitse commandant, gaf direct zijn orders:
alle beschikbare Duitse reservedivisies moesten zo snel
mogelijk naar Cambrai worden overgebracht. De vraag was
of deze troepen hier op tijd, dus vóór de gevreesde
grote doorbraak, zouden aankomen.
|
■ Korporaal Jack Dillon - Royal Tank Corps 2e
battalion
De locatie voor de Slag bij Cambrai werd zo goed
geheimgehouden dat zelfs mijn kolonel haar niet kende.
Eigenlijk kreeg ik het voor hem te horen, want ik leidde
de verkenningspatrouille van de compagnie. Het was mijn
taak de weg naar het front te verkennen. Ik vond Cambrai
een uitstekende keuze, want er was nog niet veel
gevochten en je kon er goed opschieten. Het waren de
beste omstandigheden die je je maar kon wensen.
Ik plande de route op de gebruikelijke manier. We hadden
onze frontbreedte toegewezen gekregen en ik wist dus
waar we heen moesten. Nu moest ik uitzoeken hoe we daar
konden komen. Het was een behoorlijk eind, bijna vijf
kilometer, en ik liep het eerste stuk overdag en de rest
in de avondschemering.
Ik spande een lint van de frontlijn terug over de weg
die ik verkend had. Ik omzeilde de dingen die we wilden
vermijden en uiteindelijk kwam ik aan waar de tanks
zouden vertrekken. Op het eind van die dag was ik
behoorlijk moe en ging ik een uur of twee slapen.
Op de avond van 20 november [1917] brachten we de tanks
naar hun startpositie. De tanks werden bestuurd door
reservechauffeurs en reserveteams, zodat de echte
tankbemanningen fris zouden zijn voor de strijd. Ik was
hun gids en terwijl ik hen naar hun plaats bracht,
maakte ik iets heel vervelends mee.
Onze zaklantaarns waren grotendeels verduisterd en ik
raakte vast in een stuk prikkeldraad. De eerste tank
kwam op me af en ik kon hem niet tegenhouden of me
losmaken uit het prikkeldraad. Ik zwaaide met mijn
zaklantaarn en hield die zo hoog mogelijk.
|
Het
slagveld tijdens de gevechten op een
stereofoto
Klik op de foto voor een vergroting of
klik
hier |
Uiteindelijk stopte de bestuurder met een hoop gevloek,
want dat was ongehoord. Je mocht nooit met een licht
naar een bestuurder zwaaien, want dat verblindt hem.
Maar dat was nu net mijn bedoeling geweest. Ik had de
tank laten stoppen en werd bevrijd.
De tanks maakten ongelooflijk veel lawaai als je erin
zat, maar erbuiten, op een zachte ondergrond, viel het
best mee. En we hadden de luchtmacht erbij gehaald als
dekmantel voor het lawaai van de tanks. We bereikten
onze aanvalspositie, zo'n 150 meter achter onze eigen
frontlijn, en de tanks werden zo opgesteld dat, zodra
het bevel gegeven werd, ze gewoon vooruit moesten
rijden.
Bij het begin van de aanval rukten de tanks op onder een
spervuur dat het terrein in het geheel niet beschadigde,
onze artillerie bestookte de Duitse artillerie met zo'n
precisie dat die de tanks niet meer onder vuur nam.
Het was mijn taak beschikbaar te zijn voor het geval van
verdere ontwikkelingen. Opeens, totaal onverwacht, kwam
er een kogel die mijn duim doorboorde en mijn wandelstok
meters ver uit mijn hand liet vliegen.
Maar het front spleet als vanzelf open. De loopgraven
van de Hindenburglinie waren ons hoofddoel. Die linie
kon je onmogelijk met tanks oversteken, daarvoor was ze
veel te breed en te diep, maar ons vindingrijke
hoofdkwartier bedacht een oplossing. Er werden enorme
bundels takkenbossen aangevoerd.
Ze hadden een doorsnee van zo' n anderhalve meter, het
waren net enorme rollen toiletpapier.
Ze wogen anderhalve ton en werden voorop de tank
meegevoerd. Wanneer de tank bij de loopgraaf kwam, werd
de bundel losgelaten en die viel op de bodem van de
loopgraaf. Zo kon de tank naar beneden rijden, op de
bundel terechtkomen en aan de andere kant weer naar
boven kruipen. Zo werd de Hindenburglinie, die niet
overgestoken kon worden, toch overgestoken.
De Duitsers waren allesbehalve blij met onze onsportieve
list. Zij dachten dat die tanks met die vreemde dingen
op hun voorkant nieuwe helse machines waren. Maar het
werkte. En voor het eerst konden we een tactische
manoeuvre uitvoeren, want we hadden veel tanks in de
strijd gegooid.
Het front was niet erg breed en er waren zo'n 350 tanks
ingezet. Het plan was een loopgraaf uit te kiezen en op
een bepaald punt zou de voorste tank die oversteken en
naar de volgende loopgraaf oprukken. De twee tanks
erachter zouden over dezelfde bundel takkenbossen
oversteken en links en rechts afslaan om de loopgraven
aan de zijkanten schoon te vegen. Dan zou de laatste
tank volgen en de eerste voorbijrijden, zodat de tactiek
bij de volgende loopgraaf herhaald kon worden.
|
Zou zouden de Duitsers
de tanks hebben zien aankomen
volgens een tekening van de Duitse
kunstenaar Harmon |
Het schoonvegen van de loopgraaf aan de zijkanten was
vrij eenvoudig, want elke tank hoefde maar met één kant
af te rekenen. De tank hield half over de loopgraaf halt
en vuurde er een paar zesponders in en daarmee was die
wel schoongeveegd. De infanterie volgde en nam de
posities dan over.
Het was fantastisch om te zien hoe ze met het
prikkeldraad afrekenden. Ik had nog nooit zulke stapels
prikkeldraad gezien. De versperringen waren 10 meter
breed, ruim een meter hoog en zo dicht dat je er
nauwelijks een bezemsteel doorheen kon steken. De
artillerie zou een eeuwigheid nodig gehad hebben om dat
te vernietigen. Maar de tanks reden er dwars doorheen en
ik ben persoonlijk in hun spoor gevolgd. Ik liep er
dwars doorheen alsof ik op een tapijt liep.
De tanks ruimden het prikkeldraad op, zodat er grote
aantallen troepen doorheen konden. Ze reden er met twee
tanks in, lieten stalen ankers vallen, reden van elkaar
weg en volgden dan de versperring en sleepten de ankers
achter zich aan. Zo maakten ze van de enorme
prikkeldraadversperringen grote kluwens van zo'n zes
meter hoog, en wanneer het terrein zo geruimd was, lag
er niets meer, zelfs geen onkruid.
We braken door de vier Duitse linies en ondervonden niet
al te veel tegenstand. De tanks waren al vlug bij hun
doel en toen ik ze bereikte, zaten de tankbemanningen
een beker thee te drinken.
De infanterie volgde en vroeg zich af hoe het kon dat ze
er zo makkelijk doorheen waren geraakt. Het was een
echte doorbraak. Als de cavalerie ter plaatse was
geweest om de aanval voort te zetten, zoals de bedoeling
was geweest, dan had het een grote Britse overwinning
kunnen zijn.
We hadden kunnen doorstoten tot de andere kant van
Cambrai en dan zou er een volledige herordening van de
Duitse linie hebben plaatsgevonden. Maar de cavalerie
kwam pas uren later en er waren niet genoeg manschappen
ter plaatse.
Rond tien uur 's ochtends werd het duidelijk dat de
Duitsers drie tot vier uur de tijd hadden om zich te
reorganiseren. Tegen die tijd waren de tanks onder
dekking van de infanterie teruggetrokken en had ik geen
enkele reden om daar nog te blijven. Ik vond een
munitiemuildier zonder last, sprong op zijn rug en kreeg
een lift naar een veldhospitaal waar ze mijn duim
verzorgden. Hij was er erg aan toe, maar hij genas prima
en later kon ik hem weer volledig gebruiken.
|
Toen de avond viel, stonden de Britten ten westen van
Cambrai aan de rand van Moeuvres, Anneux en Cantaing.
Vlak ten zuiden daarvan hadden ze Graincourt, Noyelles,
Marcoing en Masnières in handen. Ook waren ze ten oosten
van het St.-Quentinkanaal tot in Rumilly doorgedrongen.
Raadpleeg
hier de kaart van de Slag bij Cambrai
De Britse aanval was een dus volledig succes geworden.
De troepen hadden over een frontbreedte van 20 kilometer
diep een terreinwinst geboekt van ongeveer 7 kilometer.
Er waren 10.000 Duitsers krijgsgevangen genomen en er
waren 123 kannonen en 281 machinegeweren veroverd. Toen
dit succes in Groot-Brittannië bekend werd, reageerde
men zeer enthousiast; in hele land werden de kerkklokken
geluid!
Het verloop van de strijd op woensdag 21 november
Pas in de middag van deze woensdag kwamen de Britten
weer in beweging. Het was hetzelfde patroon als de
vorige dag - de tanks gingen voorop, de infanterie
volgde. En weer bleken de Duitsers tegen de Britse tanks
nauwelijks verweer te hebben.
De Britse aanval concentreerde zich nu sterk op het ten
westen en zuidwesten van Cambrai gelegen gebied: het
Bois de Bourlon (Bourlon Wood), het dorp Bourlon en de
dorpen Fontaine en Cantaing.
|
Britse infanteristen trekken op
samen met de tanks |
De Duitsers moesten opnieuw terugtrekken. Ze ontruimden
Cantaing in de middag. Om 17.30 uur reden de Britse
tanks Fontaine binnen dat gelegen was op een drietal
kilometers van Cambrai.
De avond van deze woensdag was van beslissende
betekenis. Hoewel praktisch alle Duitse linies in het
aanvalsgebied onder de voet waren gelopen, had een grote
Britse doorbraak nog steeds niet plaatsgevonden. Ook de
Britse cavalerie wachtte nog steeds op het bevel naar
voren te gaan.
De reden was dat het succes van de opmars het Britse
hoofdkwartier min of meer had verrast. Voor een grote
strategische doorbraak waren bij nader inzien eigenlijk
te weinig reservetroepen beschikbaar en het was
inmiddels bekend dat de Duitsers druk doende waren hun
reservetroepen naar Cambrai te dirigeren.
Raadpleeg
hier de kaart van de Slag bij Cambrai
De vraag was nu of de bereikte frontlijn kon worden
geconsolideerd. Ook dat bleek een probleem: de tot
dusverre ingenomen Britse posities waren nog niet
zodanig dat men het tot dan veroverde gebied goed kon
verdedigen. Daarvoor moest eerst het hooggelegen gebied
ten noorden van de grote weg Cambrai – Bapaume worden
veroverd. Zo begon een dagenlange, verwoede strijd om
het Bois de Bourlon (Bourlon Wood) bij het dorp Bourlon
en om Fontaine, het belangrijkste gedeelte van de
heuvelrug van Bourlon.
De strijd om Fontaine op donderdag 22 en vrijdag 23
november
Op donderdag 22 november heroverden de Duitsers Fontaine,
na zware man tegen man gevechten. De volgende dag
trokken de Britten het dorp opnieuw binnen. Nu pasten de
Duitsers een nieuwe tactiek toe. De voorste eenheden
lieten de Britse tanks bewust door. Onmiddellijk daarna
betrokken ze weer hun oorspronkelijke linies en
bevochten daarna de Britse infanterie die de tanks op
enige afstand volgde. Zo probeerde men, vaak met succes,
tanks en infanterie van elkaar te scheiden.
|
Na de gevechten achtergebleven
tank in het dorp Fontaine-Notre-Dame |
In Fontaine zelf bleken de tanks in de nauwe straten
zeer kwetsbaar te zijn, zeker als de Duitsers kans zagen
bundels samengebonden handgranaten onder de logge
gevaarten te gooien. Elf tanks gingen die dag in vlammen
op. De overige trokken zich bij het vallen van de avond
terug.
Het was de Britten niet gelukt Fontaine weer in handen
te krijgen. Op 27 november gingen ze opnieuw in de
aanval. Nog voor de middag hadden ze het dorp opnieuw in
handen. Maar aan het eind van dezelfde middag heroverden
de Duitsers het dorp.
De Slag om Bourlon
op zaterdag 23 november t/m dinsdag 27 november
Buitengewoon hevig werd ook gevochten om het Bois de
Bourlon en het nabijgelegen dorp Bourlon. Het bezit van
dit hooggelegen terrein was voor de Britten een absolute
voorwaarde om het reeds veroverde gebied te kunnen
behouden. Op zaterdag 23 november begon 'de Slag om
Bourlon' - in feite een veldslag om een gehucht en een
klein bos.
Tientallen tanks schoven langs de boshellingen omhoog.
Er werd maar geringe tegenstand geboden en de Britten
kregen het bos al na enkele uren in handen en bereikten
in het westen en het oosten de rand van het dorp. Daar
boden de Duitsers zware tegenstand en het dorp zelf kon
niet worden veroverd. Tegen de avond waren de Britten
zelfs vrijwel overal weer naar de bosrand teruggedreven.
|
Britse tank
'Flying Fox' door een
brug gezakt in de buurt van Masnières. |
De volgende dag herhaalden de Britten hun aanval.
Ditmaal met succes: tegen de avond hadden ze het dorp
Bourlon in handen. De volgende ochtend (het was zondag 25
november) werden ze echter na zware gevechten door de
Duitsers verdreven. Twee dagen later (dinsdag 27
november) probeerden de Britten het nog één keer. Maar
de Duitsers boden hardnekkige tegenstand en de Britten
slaagden er niet in het dorp te veroveren.
De situatie was duidelijk: de Britten waren niet in
staat de heuvelrug van Bourlon te veroveren: de troepen
waren volkomen uitgeput en reservetroepen waren in
onvoldoende mate beschikbaar.
De grote Duitse tegenaanval
Op diezelfde dinsdag vond in Le Cateau op het
hoofdkwartier van het Duitse 2e Leger een belangrijke
bespreking plaats. Aanwezigen daarbij waren kroonprins
Rupprecht van Beieren (opperbevelhebber van de 2e
Legergroep) en generaal Erich Ludendorff.
Het moment leek gekomen om de Duitse tegenaanval in te
zetten: de Britse troepen waren duidelijk uitgeput en in
het defensief gedrongen. De door de Britten gevormde
uitstulping [saillant] in de frontlijn vroeg er als het
ware om om afgesneden te worden. Daarbij waren in de
periode van 20 tot 29 november in 730 treinen voldoende
Duitse troepen aangevoerd: dertien infanteriedivisies
waren op dat moment beschikbaar.
|
Veroverde loopgraaf nabij
Havrincourt november 1917 |
Het Duitse aanvalsplan was duidelijk: een hoofdaanval
inzetten vanuit het oosten (omgeving Banteux) in de
richting van Gouzeaucourt en een tweede aanval vanuit
het noorden (omgeving Bourlon) in zuidelijke richting.
De bedoeling was de Britten te omsingelen en tot
overgave te dwingen. De Duitse aanval begon op vrijdag
30 november.
Na een korte voorbereidende beschieting doorbraken
Duitse stormtroepen in het oosten rond 9.00 uur de
Britse linies. De Britten waren volkomen verrast:
omvangrijke Britse eenheden werden volkomen onder de
voet gelopen. Tegen 12.00 uur barstte ook in het
noorden, vanuit het gebied ten westen van Bourlon, de
strijd los. Hier stootten de Duitsers echter direct op
hevige tegenstand maar maakten desondanks goede
vorderingen.
De gevechten gingen door tot vrijdag 7 december. De
Duitsers hadden weliswaar geen kans gezien de Britten
een vernietigende nederlaag toe te brengen, maar in het
noorden was het grootste deel van het eerder verloren
gebied heroverd. Daarnaast hadden ze in het oosten zelfs
terrein bezet dat voordien in Britse handen was. Op deze
dag had de Duitse tegenaanval het Britse offensief van
20 november ongedaan gemaakt.
Het aantal slachtoffers (dood, vermist, gewond of
krijgsgevangen genomen) in de periode tussen 20 november
and 8 december wordt door het 3e Leger opgegeven als
44.207. Een aantal van 6.000 van hen werd krijgsgevangen
gemaakt tijdens de grote Duitse tegenaanval op 30
november. Het aantal vijandelijke slachtoffers wordt in
het British Official History op ongeveer 45.000 geschat.
|
■ Luitenant Miles Reinke –
Garderegiment Dragonders, Duitse Leger
Toen de eerste tanks de eerste linie doorbraken, dachten
we dat we gedwongen zouden worden ons terug te trekken
naar Berlijn. Ik herinner me één tank, hij droeg de naam
Hyena, die heel ver was opgerukt en toen plots halt
hield, op ongeveer 1.000 meter van mijn ondiepe
loopgraaf.
Sommige jongens van ons ontdekten algauw dat ze een tank
konden stoppen door via het mangat bovenaan een
handgranaat naar binnen te gooien. Toen dat bekend
raakte, beseften de jongens dat er een zwakke plek was;
hun machinegeweren konden niet elk punt rond de tank
bestrijken en dat was wel heel belangrijk om de tank te
verdedigen.
Ik had eigenlijk erg te doen met de jongens in de tanks,
want die konden onmogelijk wegkomen. Wanneer een man de
bovenkant van de tank kon bereiken, was de tank ten dode
opgeschreven en de arme bemanning kon niet meer
ontsnappen. De brandstof vloog dan in brand en na
anderhalf of twee uur zagen we alleen nog brandende
tanks voor en achter ons.
|
En de infanterie die achter de tanks oprukte, moest ook
nog afrekenen met de machinegeweren van onze infanterie.
Die deden het nog altijd, want de Britse artillerie had
moeten stoppen met vuren toen de tanks oprukten en
natuurlijk waren sommige van onze mitrailleurnesten
ongedeerd gebleven.
Hoe dan ook, de aanval viel stil en we wachtten op
regimenten van de cavalerie die ons zouden inladen en
naar Berlijn rijden. Maar tot onze opperste verbazing
gebeurde dat niet. Nadat er nieuwe troepen waren
aangevoerd naar de plaats waar de Britse tanks een
doorbraak hadden geforceerd, stabiliseerde de situatie.
We werden opnieuw geformeerd en daarna konden we heel
duidelijk de plek zien waar de Britse tanks zich door de
Duitse linies heen hadden geboord. Een paar dagen later
voerden we een tegenaanval uit. De eerste dag leverde
dat niets op. Ook de tweede dag niet, maar de derde dag
lukte het ons toch. |
Spectaculaire overwinning wordt mislukking – wat was
er fout gegaan?
De Britse wens om het jaar 1917 met een spectaculaire
overwinning te beëindigen, was niet in vervulling
gegaan. Wat was er fout gegaan? De verklaring schuilt in
het feit dat de aanval oorspronkelijk was gepland als
een tactische aanval, met de bedoeling het Duitse leger
ter plaatse zware verliezen toe te brengen en stellingen
en geschut te vernietigen. Het offensief was dus
oorspronkelijk niet gepland om terrein te veroveren.
|
In een loopgraaf vastgelopen
tank tijdens de Slag bij Cambaria |
Tijdens de voorbereidingen werd de vraag gesteld: als
een doorbraak in het front eventueel zou slagen, zou het
dan zinvol zijn om door te gaan? En daarom werden aan de
zeven infanteriedivisies en het tankkorps ook nog drie
cavaleriedivisies toegevoegd. En hier lag de kern van de
mislukking.
Voor een tactische doorbraak had men troepen genoeg en
die tactische doorbraak was een succes gebleken. Maar
voor een strategische doorbraak van groot formaat had
men niet genoeg reservetroepen achter de hand, zodat men
zich uiteindelijk moest ingraven in de bezette gebieden
of zich terug moest trekken als de Duitsers zouden
aanvallen.
De Duitsers waren over de resultaten natuurlijk zeer
tevreden: de grote Duitse tegenaanval had de
Geallieerden bewezen van een Duitse militaire nederlaag
nog steeds geen sprake kon zijn en de frontlinie was in
ieder geval weer gestabiliseerd.
De toekomst van de tank na de Slag bij Cambrai
De slag bij Cambrai werd uiteindelijk een mislukking
maar de schuld daarvoor kon niet worden gelegd bij de
tanks. Ze hadden bij het begin van de slag een briljant
succes geboekt. Daar hadden ze, zo bleek in december,
ook zwaar voor moeten betalen.
Van de 4.000 officieren en manschappen van het Tank
Corps die hadden deelgenomen aan de slag waren 1.153
gedood of gewond geraakt. Minder dan een derde deel van
de tanks kwam uiteindelijk terug op de basis en alle
teruggekeerde tanks waren zwaar beschadigd en moesten
volledig worden opgekalefaterd. In feite zouden slechts
weinigen hiervan opnieuw in actie komen omdat in 1918 de
sterk verbeterde Mark V tank in gebruik werd genomen.
Toch zou de tank een keerpunt blijken te zijn in de
manier van toekomstige oorlogvoering want ondanks de
uiteindelijke mislukking bij Cambrai was duidelijk
geworden dat de voordelen van de tank bij offensieve
acties zeer groot waren. Er werd dan ook gepleit voor
een sterke verhoging van de productie van het aantal
tanks en een grotere inzet van tanks bij toekomstige
offensieven.
Productie
van tanks
in de
periode 1916-1918 |
Jaar |
Gr-Brittannië |
Frankrijk |
Duitsland |
Italië |
USA |
1916 |
150 |
----- |
----- |
----- |
----- |
1917 |
1.277 |
800 |
----- |
----- |
----- |
1918 |
1.391 |
4.000 |
20 |
6 |
84 |
Totaal |
2.818 |
4.800 |
20 |
6 |
84 |
Ook in 1918 zetten de Britten en ook de Fransen (en in
veel mindere mate de Italianen en de Amerikanen)
honderden tanks in, maar een beslissende invloed op de
oorlogsvoering had dit wapen nog niet, vooral vanwege de
vaak optredende mechanische problemen, de effectieve
Duitse anti-tankwapens en nieuwe tactische verdedigingsmethoden
en door (geallieerde) meningsverschillen over de vraag
hoe dit tankwapen op het slagveld op de meest
doelgerichte manier kon worden ingezet.
Duitse opvattingen over het tankwapen
Aan Duitse kant meende men dat de tank wel degelijk te
bestrijden was als men er maar in slaagde, zoals dat
onder andere in Bourlon en Fontaine was gebeurd,
oprukkende tanks en vijandelijke infanterie van elkaar
scheidden. Daarna konden de tanks worden aangevallen
die, geïsoleerd optredend, voor lichte veldartillerie en
zware mitrailleurs zeer kwetsbaar bleken.
|
Britten
bestuderen het zwaar kaliber 'anti-tank-geweer'
waarmee tanks werden
uitgeschakeld. Deze geweren werden niet geschouderd maar aangelegd
tegen een speciaal daarvoor ontwikkeld onderstel.
|
Ook hadden
de Duitsers al binnen korte tijd het eerste anti-tankwapen ontwikkeld waarmee de Britse tanks
effectief konden worden uitgeschakeld. Het was een groot
kaliber uitvoering van het infanteriegeweer, met
bijbehorende speciale munitie. Ook waren er Duitse
troepen getraind in het gebruik van veldgeschut tegen
aanvallende tanks.
|
De enige tank
die tijdens de Eerste Wereldoorlog door
Duitsland werd
geproduceerd
en in actie kwam was de A7V.
Dit was een tank
met een gewicht van 33 ton,
uitgerust
met twee
Daimler motoren van 100 pk elk,
16 koppige bemanning, een
70 mm-kanon,
en 6 machinegeweren.
Het
productieaantal was slechts 20 stuks.
|
De tank was dus naar de mening van de Duitsers zeker
niet onoverwinlijk en men sloeg de militaire
gebruikswaarde ervan daarom niet zo hoog aan. Het
gevolg was dat Duitsland geen haast zette achter de
productie van tanks.
Dit werd mede ingegeven door het
feit dat, door de toenemende oorlogsschaarste in
Duitsland, er nauwelijks productiemogelijkheden aanwezig
waren. Pas bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog
zou blijken dat de Duitse opvatting over het gebruik van
tanks volkomen was veranderd!
Door de laatste grote Duitse tegenaanval tijdens de slag
bij Cambrai, vielen een groot aantal Britse tanks in
Duitse handen. Sommigen bijna onbeschadigd - beschadigde
exemplaren waren waren bruikbaar om onderdelen uit te
slopen. Uiteindelijk waren de Duitsers in staat om 60
(sommige bronnen noemen 50 of 80) Mark IV tanks weer
rijklaar te maken.
|
Buitgemaakte Britse tank (Beutepanzer)
aan het werk in Duitse dienst in 1918 |
Er werden
zes Beutepanzerabteilungen opgericht, ieder met vijf
Mark IV's met nieuwe Duitse kanonnen en Maxim
machinegeweren. Ze werden beschilderd met Duitse
kentekens om verwarring te voorkomen.
Deze buitgemaakte Mark IV tanks werden gebruikt bij latere Duitse aanvallen
bij Amiens in 1918.
De eerste
tank-tegen-tank veldslag bij Villers-Bretonneux in 1918
In de buurt van de stad Amiens vond in 1918 ook de
eerste tank-tegen-tank veldslag plaats. Dat was bij het
dorp Villers-Bretonneux waar op 24 april 1918 drie
Britse Mark IV tanks tegenover een groep van drie Duitse
A7V tanks stonden.
De Britse tanks vuurden als eersten op de Duitse tanks.
Eén van de Duitse tanks vuurde twee salvo’s terug
waardoor twee Britse tanks werden uitgeschakeld. Om
onduidelijke redenen trokken de drie Duitse tanks zich
daarna terug.
De overgebleven Britse tank onder leiding van luitenant
Frank Mitchell, achtervolgde daarop de Duitse tanks en
vuurde daarbij drie schoten af. De leidende Duitse tank
werd daarbij geraakt en tot stilstand gedwongen. De
bemanning verliet de tank waarbij vijf van hen werden
uitgeschakeld door het Britse machine-geweervuur uit de
tank.
De tank van Mitchell zette daarna de achtervolging in op
de beide overgebleven Duitse tanks maar werd daarbij
geraakt door een Duitse vliegtuigbom en later nog eens
door een schot uit een van de Duitse tanks. Mitchell
besloot tot de terugtocht. Hierbij werd de tank geraakt
door Duits artillerievuur maar de Britse bemanning weet
te ontkomen en terug te keren naar de Britse
linies. De eerste-tank-tegen-tank veldslag uit de
militaire geschiedenis was hierbij ten einde gekomen.
Naschrift: de tank D51 - Deborah
In Flesquières deed het verhaal de ronde, dat er ergens
in de buurt van het dorp nog een tank uit de Eerste
Wereldoorlog begraven zou liggen. Een van de oude dames
in het dorp, die in 1917 zeventien jaar oud was,
herinnerde zich dat ze had gezien dat Russische
krijgsgevangenen, op bevel van de Duitsers, een tank in
een grote kuil duwden.
Philippe Gorczynski en Jean-Luc Gibot, twee mannen die
geïnteresseerd waren in de tankslag bij Cambrai, stelden
een onderzoek in. Hierbij kwamen ze tot de conclusie,
onder andere met behulp van infrarood film en
elektronische metaaldetectie, dat zich in een bepaald
weiland inderdaad een groot metalen voorwerp onder de
grond bevond.
Op 5 november 1998 werd met graven begonnen – na een uur
werd het dak van een tank ontdekt. Op 20 november, 81
jaar na de slag, was de tank met hulp van het Royal Tank
Regiment geheel uitgegraven. Het was een ‘female’ Mark
IV tank, die uitgerust was met machinegeweren (de
aanwezigheid van kanonnen zou immers wijzen op een
‘male’ tank).
|
De uitgegraven Deborah tank |
Aan de hand van een brief werd de tank geïdentificeerd
als de D51 die de naam Deborah droeg. Die brief was
geschreven door de kleinzoon van tankcommandant tweede
luitenant F.G. Heap. Tijdens de slag bij Flesquières
commandeerde hij de D51 tank. De beschadiging aan de
tank die in de brief beschreven werd, bleek dezelfde te
zijn als die van de tank die in Flesquières was
opgegraven.
Toen in 1917 de D51 de laatste huizen van een straat in
Flesquières gepasseerd was, werd zij door Duits
veldgeschut getroffen en buiten gevecht gesteld. Vier
van de bemanningsleden kwamen daarbij om het leven en
werden na de slag naast het wrak van de tank begraven.
Luitenant Heap wist met de rest van de bemanning te
ontkomen. Tank D51 bleek achteraf de tank te zijn, die
op 20 november 1917 van alle tanks de meest
vooruitgeschoven positie had bereikt. Voor zijn optreden
op die dag ontving luitenant F.G. Heap de Military Cross
medaille.
|
Deborah D51
zoals thans tentoongesteld in de schuur in
Flesquières (foto Eric Wils) |
De tank Deborah
D51 wordt tentoongesteld in een schuur in
het dorpje Flesquières, een twintigtal kilometers van
Cambrai. De bedoeling is dat deze schuur ooit een klein
tankmuseum gaat worden. Voor informatie over
openingstijden en een rondleiding kan contact worden
gezocht via
visite.org@tank-cambrai.com
Voor meer informatie kan men de website
Tank of Flesquieres Official Website raadplegen.
Literatuur
▬ Bryan Cooper - Tank battles of World War 1
▬ A.
Smithers - The First Great Tank Battle 1917
▬ Max Arthur - Forgotten Voices
▬ Peter
Barton - De Somme - Slagveld van Wereldoorlog I
▬ 14 -18 De Eerste Wereldoorlog
- diverse artikelen
▬ David
Fletcher - British Tanks 1915-1919
▬ David
Fletcher - Tanks and Trenches
▬ John
Glanfield - The Devil's Chariots
▬ History
of Cambrai. Maj. Gen. Sir Percy Hobart: Stand To! Nr.
54, 55 en 56.
▬ Walter
Kortooms en Frans Vossenaar – De tank bij Flesquières
artikel in Opgediept Verleden deel V – uitgegeven door WFA-Nederand 2004 |