|
Spaanse griep en Mexicaanse griep:
mortaliteit en impact
Over de verschillen in
dodental en impact bij pandemieën
door Leo van Bergen |
|
Nadat de derde geïnfecteerde in ons land
is gesignaleerd, moet geheel Nederland aan de dubbele
dosis griepvaccin; een actie die past in het nationale
denken dat ons land sinds enkele jaren teistert. Alle
Mexicanen zijn verdacht (terwijl ook van hen slechts een
zeer kleine minderheid is aangedaan) en de preventieve
maatregel is er een die louter rijke landen zich kunnen
veroorloven. Dat was in 1918 tijdens de Spaanse Griep
wel anders.
Enerzijds werd volkomen terecht geen enkele Spanjaard
erop aangekeken, anderzijds stonden de medici en
farmaceuten geheel machteloos tegen het hun toen nog
volkomen onbekende virale geweld. Het devies was toen
(indien mogelijk) uitzieken, wachten tot de golf weer
voorbij is en dan de draad des levens weer oppakken.
Die totale medische en medicinale onmacht was een van de
redenen waarom, ondanks het enorme aantal doden dat de
Spaanse griep eiste (50 tot 100.000.000 wereldwijd en
alleen al in Nederland in november 1918 17.000, wat
vergelijkbaar is met 40.000 slachtoffers nu), de impact
daarvan vrij gering was.
Dat is nu, met dank aan de pilletjes en spuitjes
afkomstig van de hedendaagse farmaceutische giganten –
voor wie de griep in deze economisch barre tijden vanuit
financieel oogpunt een geschenk uit de hemel is – wel
anders. Het aantal doden zal thans mede daardoor
waarschijnlijk geheel in het niet vallen bij het aantal
doden van de pandemie van 1918-1919 maar de impact zal
naar het zich laat aanzien veel groter zijn.
Wel moet hierbij worden opgemerkt dat het wat betreft
het dodental eigenlijk nog te vroeg is om daar iets met
zekerheid over te zeggen. De Spaanse griep leek zomer
1918 uitgewoed alvorens met een (nog) dodelijker
variatie zijn rentree te maken.
Voor de stelling dat er nu minder doden zullen vallen -
ook met een even agressief en dodelijk virus - maar dat
de indruk veel groter zal zijn – ook met een minder
agressief en dodelijk virus - zijn echter nog andere
redenen aanwezig dan louter medische redenen. De impact
wordt ook – en misschien nog wel het meest – bepaald
door sociaal-culturele, politieke en economische
omstandigheden.
Dit neemt niet weg dat natuurlijk de veranderde medische
omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. Na
1919 is het influenzavirus geïsoleerd. Vaccins zijn
beschikbaar gekomen evenals antibacteriële middelen ter
bestrijding van secundaire infectie – waarbij natuurlijk
wel altijd bedacht moet worden dat die worden gemaakt
door bedrijven die op zijn minst niet alléén het heil
der ganse mensheid voor ogen staat, maar ook dat van
zichzelf en hun aandeelhouders.
Eind jaren veertig startte de WHO haar wereldwijde
influenzacampagne. Tel daar de ervaringen met Aziatische
griep (eind jaren vijftig) en Hongkong griep (eind jaren
zestig) bij op en duidelijk is dat de
medisch-biologische reactie geheel anders zal zijn dan
in 1918. Toen was weliswaar het bestaan van bacteriën
niet nieuw meer, maar virussen waren nog onbekende
minuscule grootheden.
Dit maakt dat er nu meer en andere medische maatregelen
kunnen worden genomen dan toen, maar welke dat precies
zijn en worden, hangt ook weer samen met de veranderde
maatschappelijke omstandigheden. Te noemen zijn het
welvaartsniveau, met zijn, althans in de Westerse
wereld, enorme hoeveelheid geld die omgaat in
gezondheidszorg en normen en waarden zoals de mate van
solidariteit met anderen.
Leven we in een gesloten of open samenleving? Hoe staat
het met de communicatiemiddelen? Al die zaken zijn nu
geheel anders dan in de tijd van de bovengenoemde
pandemieën. Dat was allemaal anders in de jaren vijftig
en zestig en dat was zeker geheel anders in 1918-1919
toen het eerste halve jaar van de pandemie samenviel met
het laatste halve jaar van de ook al zo enorm dodelijke,
zogenoemde Grote Oorlog, die vier jaar durende orgie van
ongebreideld geweld.
Opvallend is, zoals eerder gezegd, de geringe impact van
de Spaanse Griep. Ofschoon enigszins overdreven was het
niet verwonderlijk dat de historicus A.W. Crosby in 1989
over ‘the forgotten pandemic’ sprak, terwijl het medisch
gezien toch alles in zich had om de gemoederen jaren
bezig te houden.
Puur medisch gezien wordt de mate van impact bepaald
door de antwoorden op de volgende vragen. Hoevelen zijn
er ziek? Hoe groot is daarvan het percentage doden? Wat
is de samenstelling van de aangedane bevolkingsgroep?
Bij de laatste vraag geldt de regel: hoe meer kinderen
en jongvolwassenen er sterven naast de gebruikelijke
reeds zwaar zieken en ouden van dagen, hoe groter de
impact zal zijn.
Opmerkelijk aan de Spaanse Griep is dat zij aan al deze
medisch-biologische randvoorwaarden voldeed. Het
dodental was extreem hoog en de getroffen
bevolkingsgroep was door de bank genomen veel jonger dan
bij andere grieppandemieën. Toch bleek de impact heel
wat geringer dan uitsluitend op grond hiervan zou worden
verwacht. Er zijn dan ook meer algemene oorzaken waarmee
eveneens rekening moet worden gehouden.
Ten eerste: in hoeverre was de epidemie vermijdbaar
en/of verwijtbaar. Hoe meer dat het geval is, of beter:
hoe meer een bepaalde bevolking of een bepaald deel van
een bevolking denkt dat dat het geval is, hoe groter de
kans op een flinke impact.
Daarvoor zijn pakweg twee scenario’s. De overheid kan
waarschuwen voor allerhande ernstige fataliteiten waarop
men zich terdege moet voorbereiden. Blijkt het
vervolgens mee te vallen – wat natuurlijk alleen maar
kan als er eerder rampscenario’s zijn voorgespiegeld –
dan valt iedereen over haar heen omdat zij onnodig
paniek heeft gezaaid; zie de Fitna-crisis van vorig
jaar.
Waarschuwt die overheid echter niet in voldoende mate en
besluit zij een afwachtende houding aan te nemen en de
ramp vervolgens rampzalig, dan ligt het verwijt van een
falende overheid zeer dicht om de hoek.
Ten tweede: in welke mate en voor hoe lang is de
maatschappij niet alleen op het moment van de epidemie
of pandemie zelf, maar ook daarna nog ontwricht? Ook dat
hangt weer niet alleen samen met aard en ernst van de
ziekte, maar ook met maatschappelijke omstandigheden
zoals de financieel-economische en politieke situatie en
wederom de politieke reactie.
Hier zien we al een fiks deel van de verklaring. Een
griepepidemie op zich is nooit vermijdbaar, maar dat zou
wel kunnen gelden voor sommige desastreuze gevolgen
ervan. Het een noch het ander ging echter op in 1918.
De Spaanse Griep was in de toenmalige omstandigheden en
met de toenmalige stand van medisch-biologische kennis,
vermijdbaar noch verwijtbaar. Overheden kon niets worden
verweten, want er was toch niets aan te doen.
Verder trof de Spaanse Griep weliswaar ook gezonde
volwassenen en kinderen, maar dat ook die groepen van de
samenleving met regelmaat ziek werden en stierven, was
niet uitzonderlijk in die tijd voorafgaand aan de
uitvinding van de penicilline.
Het kindertal in die dagen was hoog en de welvaart door
de bank genomen laag. Het sterven van een kind was een
normale zaak, wat overigens niet wil zeggen dat het ook
iets was waar lichtjes overheen werd gestapt.
Allesbehalve. Maar het sterven op zich, bijvoorbeeld als
gevolg van de toenmalige grote doder tuberculose, zorgde
er in innige samenwerking met bittere armoede wel voor
dat er niet al te zeer van ellende werd opgekeken.
Kijk naar een deel van de soldaten van de Eerste
Wereldoorlog. Zij meldden zich vaak vrijwillig omdat ze
dachten dat het leven in het leger in ieder geval niet
erger kon zijn dan het leven dat ze, bijvoorbeeld in de
steenkolenmijnen, al leidden. Ellende was er gewoon –
altijd en overal.
Dit wijst al vooruit naar de derde en wellicht
belangrijkste reden waarom de Spaanse Griep een voetnoot
in de geschiedschrijving werd of beter: lange tijd een
voetnoot in de geschiedenis is geweest.
Zij viel deels samen met de Eerste Wereldoorlog (wat
overigens niets zegt over de connectie tussen deze
twee). Die bron van immense ellende moest worden
vergeten, inclusief alles wat ermee werd geassocieerd en
de grieppandemie was daar onderdeel van.
Bovendien beïnvloedde die oorlog de preventie, zowel op
persoonlijk als maatschappelijk vlak. Toen de pandemie
volop woedde, schreef Wilfred Owen dat hij zich temidden
van al het geweld niet ook nog eens druk kon maken om
een griepepidemie.
De maatregelen die hij eigenlijk moest treffen ter
preventie van besmetting van hem en zijn manschappen
lapte hij dan ook aan zijn bemodderde laarzen; waarbij
opgemerkt dat ze waarschijnlijk toch niets hadden
geholpen.
En ook de overheden, in ieder geval van de
oorlogsvoerende landen, hadden wel wat anders aan hun
hoofd. Maar ook als ze het wel serieus hadden genomen en
alles in het werk hadden willen stellen dat mogelijk was
om de pandemie in te dammen, dan nog zouden de politici
en medici al snel op de politieke, sociale en zeker
financiële grenzen zijn gestuit die de oorlog stelde.
Zelfs als er preventieve middelen aanwezig waren geweest
of zouden zijn gevonden, dan nog zou hun hoeveelheid
door die omstandigheden nooit meer dan een zeer beperkte
hoeveelheid zijn geweest, die dus aan een
voorgeselecteerd deel van de bevolking zou zijn
voorbehouden.
Een vierde reden voor de geringe impact schuilt
paradoxaal genoeg in het gegeven dat het Spaanse
griepvirus uitermate agressief was. Het betrof een
zogenaamd Caesarvirus-plus: het kwam, zag en overwon
niet alleen, maar was toen ook meteen weer verdwenen.
De oorlog was zelf, met zijn loopgraafkarakter, voor de
langste tijd een Sitzkrieg. De Spaanse Griep gaf
als het ware een voorproefje van de oorlog die twintig
jaar later zou volgen. Zij voerde een virale
Blitzkrieg tegen de gehele wereldbevolking. Het was
een ziekte die op één bepaalde plek slechts kort
huishield, al deed zij dat dan wel zeer fiks.
Maar daardoor was ondanks het grote sterftecijfer de
maatschappij – mede dus door het door medische,
economische en politieke omstandigheden achterwege
blijven van preventieve maatregelen – toch slechts
relatief kort uit haar voegen getild.
Ondanks Irak en Afghanistan zijn de specifieke grenzen
die de Eerste Wereldoorlog stelde er nu niet meer of in
ieder geval in veel geringere mate. Grenzen op zich zijn
echter zeker niet afwezig. Ook nu zullen derhalve
sociale, politieke, economische en financiële
overwegingen bij de voorbereiding moeten worden
betrokken.
Dat werkt in de huidige economische crisis alleen maar
klemmender, wat op dit moment in Mexico al te zien is.
Opmerkingen als ‘als we niet sterven aan de griep, dan
gaan we wel dood aan de honger’, zijn reeds gehoord,
waarin de kritiek doorklinkt dat het middel - dat in
tegenstelling tot de griep zelf, wél het economische
leven tot stilstand brengt - erger wordt gevonden dan de
kwaal.
In de huidige tijd met zijn ontbossing, waardoor zowel
het contact tussen dieren onderling als tussen mens en
dier is toegenomen, zijn gegroeide vraag naar allerlei
dierlijke producten en zijn vergroting van het menselijk
reisverkeer in zowel aantal als afstand, wordt de káns
op een heuse pandemie fiks groter geacht dan vroeger.
Dit gegeven heeft geleid tot het in innige samenwerking
van epidemiologen en internetgiganten opzetten van Early
Warning Systems, iets wat een luttel decennium geleden
nog onmogelijk zou zijn geweest, laat staan in 1918.
Maar hiermee komen we tevens op een volgend verschil met
1918 dat ervoor zorgt dat de indruk die een pandemie zal
maken, onvergelijkbaar groter zal zijn dan in eerdere
tijden.
Door de huidige communicatiemiddelen zal een pandemie,
ook als het in snelheid te vergelijken is met de Spaanse
Griep, een veel langduriger indruk achterlaten. Daardoor
zal zij ook langduriger het leven mede bepalen, ook als
zij lang zo dodelijk niet is. In 1918 wisten we niet wat
er in Mexico speelde, nu zien of lezen we het meerdere
malen per dag op tv, internet, sms of twitter.
Hierbij komt dat toegenomen welvaart en afgenomen
kindertal de wetenschap dat leven onzekerheid betekent,
dat leven risico inhoudt, voor een groot deel hebben
weggenomen. De wens tot zekerheid en afwezigheid van
ongeluk is diep doorgedrongen in de maatschappij. Risico
is geen geaccepteerd onderdeel van ieder leven meer. Het
moet volledig uitgebannen worden, tenzij het een zelf
gekozen risico is. En zeker het sterven van kinderen
wordt niet meer geaccepteerd.
Ook dat maakt dat de impact van een nieuwe pandemie
groter is dan puur op grond van verspreiding en
dodelijkheid zou worden verwacht. Ofwel: was er in de
Eerste Wereldoorlog niets nieuws aan het Westelijk Front
als er op één dag zo’n 2.000 soldaten sneuvelden,
tegenwoordig zou een dergelijk aantal doden onder ‘onze
jongens’ jaarlijks al tot enorme consternatie leiden. En
dat geldt al helemaal voor een dodental in één maand van
40.000. En dat aan zoiets banaals als de griep. |
|
▬
Over de
auteur: Dr. Leo van Bergen (1959) is medisch-historicus aan
het VUmc-Amsterdam, afdeling Metamedica. Hij is
gespecialiseerd in de relatie tussen oorlog en geneeskunde.
Op
6 juni 2009 kreeg hij de Dr. J.A. Verdoornprijs
uitgereikt vanwege
zijn uitmuntend wetenschappelijk werk op het gebied
van oorlog en geneeskunde.
Zijn bekende boek
over de Eerste Wereldoorlog,
Zacht en Eervol.
Lijden en sterven in een Grote Oorlog, verscheen in
maart 2009 in de Engelse vertaling bij Ashgate Publishing
onder de titel
Before
my Helpless Sight. Suffering, Dying and Military Medicine on
the Western Front.
© 2009 -
Leo van Bergen. De auteursrechten
van bovenstaand artikel
berusten bij de auteur.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan
ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming
vereist van de auteur: Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur
worden voorgelegd. |
|
|