Jeugd en vroege volwassenheid van Wilhelm II
Friedrich Wilhelm Viktor Albert von Hohenzollern kwam na
een gecompliceerde bevalling op 27 januari 1859 meer dood dan levend ter wereld. Eén van de gevolgen hiervan was dat zijn linkerarm niet functioneerde, wat hem zijn leven lang zou hinderen. De hiervoor toegepaste behandelingstherapieën, door biograaf John Röhl gekwalificeerd als kindermishandeling en folterpraktijken, zouden een fatale invloed hebben op de psychische ontwikkeling van de toekomstige keizer en een verklaring zijn voor zijn latere manifestatiedrang, praalzucht, aandachttrekkerij en behoefte aan macht.
|
Portret
van Wilhelm met zijn moeder Victoria in 1875 |
Wilhelm was als kind hyperactief, concentratiegestoord en vertoonde agressief gedrag, naar
tegenwoordig wordt aangenomen een gevolg van een ‘minor brain damage’, eveneens een geboortetrauma. Als compensatie voor zijn invalide arm en zijn onaangepaste gedrag hoopten zijn ouders, kroonprins Friedrich en kroonprinses Victoria, dochter van de gelijknamige Britse vorstin, door middel van een harde opvoeding Wilhelms karakter in de goede richting te ontwikkelen.
De protestantse huisleraar Georg Ernst Hinzpeter werd aangetrokken om hem op een Spartaanse manier op zijn taak van staatshoofd voor te bereiden.
Hinzpeter kon echter weinig greep krijgen op wat hij noemde het ‘kristal-harde egoïsme’ van zijn pupil en zijn onderwijsmethodes hadden op Wilhelm slechts een averechts effect. Ondanks zijn handicap werd Wilhelm trouwens een uitstekend ruiter en schutter.
De verhouding tussen Wilhelm, zijn vader Friedrich en vooral zijn moeder Victoria, werd in de loop der jaren uiterst problematisch. Victoria was een zelfbewuste en geëmancipeerde jonge vrouw - zij was 18 jaar oud toen Wilhelm werd geboren - die het hofleven in Berlijn verafschuwde en het ‘Preussentum’ en militarisme als een groot gevaar voor de opvoeding van haar zoon zag. Zij wenste haar zoon Wilhelm een liberale, Brits georiënteerde opvoeding te geven wat in hofkringen als zeer Duits-vijandig werd beschouwd.
Zodra prins Wilhelm echter zelfstandig begon te denken, keerde hij zich krachtig af van de burgerlijk-liberale opvoedingsidealen van zijn ouders. Wilhelm koos al tijdens zijn studententijd in Bonn (1877-1879) voor de partij van zijn grootvader Wilhelm I, Bismarck en het leger. Hij ontwikkelde in deze periode een voorkeur voor de conservatieve machtsfactoren als keizer, kanselier, kerk, leger en ‘Junkertum’. Daarnaast toonde hij grote belangstelling voor de nieuwe chauvinistisch-reactionaire, antisemitische massabeweging die zich omstreeks 1880 in Duitsland manifesteerde. Zijn huwelijk in 1881 was een politieke keuze: hij trouwde met de orthodox-protestantse Auguste Viktoria
von Schleswig-Holstein (Dona).
Om aan de dominante bemoeizucht van zijn moeder te ontsnappen, zocht hij de wereld van mannelijkheid en militaire uniformen in Potsdam, waar hij officier werd in het Eerste Garderegiment. In deze sfeer vond hij de erkenning en warme kameraadschap die hij thuis gemist had.
Zijn moeder Victoria ontwikkelde gaandeweg een diepe afkeer van haar zoon, die niet voldeed aan haar
hooggestemde liberale opvoedingsidealen. In haar correspondentie noemde zij hem regelmatig lui, oppervlakkig, arrogant en hoogmoedig. Wilhelm ervoer de kritiek van zijn moeder als een afwijzing van zijn persoon en reageerde op zijn beurt - mede onder manipulatieve invloed van rijkskanselier Bismarck - door zijn moeder
steeds meer te gaan haten. Dit zou ook de verklaring kunnen zijn voor zijn latere ambivalente houding tegenover Groot-Brittannië en misschien ook wel zijn anti-liberale opstelling in zijn eigen land.
|
Vier
generaties Hohenzollern (foto uit 1882)
Van links rechts: Friedrich III, Wilhelm I, Wilhelm
II.
Wilhelm I heeft zijn achterkleinkind op schoot: de
later kroonprins Wilhelm |
Wilhelm II als keizer
Wilhelm II werd in 1888, toen negenentwintig jaar oud, keizer van Duitsland en koning van Pruisen. Hij volgde zijn vader Friedrich III op, die slechts 99 dagen keizer was geweest en aan ongeneeslijk strottenhoofdkanker leed. Wilhelm II had niet alleen een grote voorliefde voor militair vertoon en pracht en
praal (tijdens een bezoek aan Engeland zou hij 12 keer op
een dag van uniform hebben gewisseld), maar viel vooral op door zijn vaak ontactische optreden in het openbaar en in kleine kring: zijn woede-aanvallen tegen zijn naaste medewerkers waren legendarisch. De meest in het oog springende eigenschappen van de keizer waren evenwel zijn rusteloosheid, zijn zelfoverschatting en
naïeve wereldvreemdheid. Hoe verziekt de verhouding tussen de nieuwe keizer en zijn moeder Victoria inmiddels was geworden, bleek uit het feit dat zij haar privé-papieren al voor het overlijden van Friedrich naar Windsor Castle stuurde, uit angst dat haar zoon daarop beslag zou leggen.
|
Beëdiging
van rekruten in Berlijn in oktober 1908
Keizer Wilhelm geeft het bevel tot marcheren aan de
Fahnenkompagnie |
Ook maakte de keizer zich regelmatig schuldig aan anti-joodse en racistische uitlatingen. Hij koesterde een grote bewondering voor de componist Richard Wagner en diens schoonzoon, de rassentheoreticus Houston Stewart Chamberlain, auteur van het megalomane antisemitische boek ‘Die Grundlagen des Neunzehntenjahrhunderts’ dat in 1899 verscheen. Chamberlain was een Engelsman die zich, vanwege zijn bewondering voor de Duitse cultuur, tot Duitser had laten naturaliseren en in Wagner zijn culturele heiland had gevonden. Het verval van waarden, waarvoor de joden verantwoordelijk werden gehouden, zou door een ‘Arische’ zuiveringsoperatie en renaissance van de Duitse cultuur bestreden moeten worden. Wilhelms passie voor christelijk-Germaanse mythen en Noorse mystiek ging eveneens gepaard met uitgesproken racistisch antisemitisme. Ook tijdens zijn verblijf als ex-keizer in Nederland bleef Wilhelm doorgaan met zijn antisemitische uitlatingen.
(zie
ook interview Röhl)
|
Keizer
Wilhelm II in
admiraalsuniform ca. 1890 |
Wilhelm II was een autocraat en niet een constitutionele vorst. De grondwet had hem met talrijke formele bevoegdheden uitgerust, maar met zijn ‘persoonlijk bewind’ probeerde hij het instituut van de monarchie nog meer aanzien en macht te geven. (zie voor de politieke
en constitutionele achtergronden het artikel:
Grondwet en politiek in het Duitse Rijk 1871-1918)
Het ambt van keizer-koning bood hem alle gelegenheid een stempel te drukken op het politiek en maatschappelijk leven. Daarbij zocht hij doelbewust naar populariteit onder de bevolking. Hij kon zeer gevat en geestig zijn, hij was merkwaardig vlug van begrip en in staat de dingen in een paar kernachtige woorden weer te geven. Over zijn geheugen werd vaak met ontzag gesproken maar bovenal was hij een geboren redenaar - hij sprak 577 officiële redes uit in 17 jaren
en daarbij nog ontelbaar vele voor de vuist weg – en wist zijn vaak geïmproviseerde toespraken, hoe
onverstandig, diplomatiek gevaarlijk en
weinig fijngevoelig soms ook van inhoud, de meest schilderachtige wendingen te geven.
Vaak liet hij zich daarbij teveel meeslepen door zijn eigen woorden. Zo riep hij bij gelegenheid van de opkomst van een nieuwe lichting rekruten: ‘… kan het gebeuren dat ik jullie het bevel moet geven op je verwanten – ja, op je eigen ouders te schieten – wat God moge verhoeden – maar ook als dit het geval is moet gij Mijne bevelen zonder morren opvolgen’ en op een bijeenkomst van arbeiders zei hij over socialisten: ‘met zulke mensen kunnen jullie als mannen van eer niets meer te maken hebben’.
Hij liet zijn licht te pas en te onpas schijnen over al wat los en vast zat, over binnen- en buitenlandse politieke kwesties, over kunst, wetenschap, techniek en ethiek.
Wilhelm gedroeg zich als een acteur, voortdurend uit op applaus en bewondering en zag zichzelf als een mythische nationale eenheidsfiguur, een Übermensch die een door God gegeven missie moest vervullen.
In werkelijkheid was Wilhelm sterk afhankelijk van zijn adviseurs, zijn camarilla, die hij zelf benoemde en naar willekeur ontsloeg. Door het
'Persönliches
Regiment' dat Wilhelm
daarbij voerde werd lange tijd elke poging om de monarchie in haar macht te beperken succesvol verijdeld. Zo was het zijn gewoonte om al te zelfstandige ministers weg te sturen en ‘kaisertreue’ ministers en staatssecretarissen te benoemen die
tot taak hadden de machtspositie van de keizer te versterken.
De belangrijkste pijlers van de monarchie waren het leger, de bureaucratie en de diplomatie. In deze machtscentra deed het zogenaamde ‘koningsmechanisme’ zijn werk: iedere ambtenaar, minister of officier werd door de keizer benoemd en moest dingen naar de gunst van de monarch, wilde hij zijn privileges behouden. Deze pluimstrijkerij was dodelijk voor het politieke stelsel en een evenwichtige staatkundige ontwikkeling van het Duitse Rijk. De keizer, die er trots op was de grondwet nooit gelezen te hebben en de Rijksdagleden uitmaakte voor ‘uilen, schaapskoppen en meer niet’ en ‘een troep apen, stomkoppen en slaapwandelaars’, verwoordde daarmee op grove wijze de laatdunkende manier waarop de Rijksdag in regerings- en hofkringen werd bejegend. Groot risico van dit persoonlijk leiderschap was dat, wanneer de grillige keizer individuele fouten maakte, het internationale aanzien van Duitsland geschaad werd wat dan weer gevolgen had voor de binnenlandse verhoudingen.
Wilhelm II en de internationale politiek
Berucht werd een aantal affaires en incidenten die in de internationale pers breed werden uitgemeten en beeldbepalend waren voor de rol van Wilhelm in de buitenlandse politiek van Duitsland. Dit was o.a. het geval bij het telegram in 1896 (de
‘Kruger-depêche’) aan Paul Kruger, de president van de Boerenrepubliek Transvaal, vanwege zijn succesvolle verzet tegen aanvallen van ongeregelde troepen die
door de keizer als Britse aanvallen werden gekwalificeerd. De
tekst luidde:
‘Ich spreche Ihnen meinen aufrichtigsten Glückwunsch aus dasz es Ihnen, ohne an die Hilfe befreundeter Mächte zu appelieren, mit Ihrem Volke gelungen ist in eigener Tatkraft gegenüber den bewaffneten Scharen, welche als Friedensstörer in Ihr Land eingebrochen sind, den Frieden wieder herzustellen und die Unabhängigkeit des Landes gegen Angriffe von aussen zu wahren’.
|
Het telegram was volkomen zinloos omdat de Britse regering ‘expressly denied having authorized or consented to the raid’. Hij veroorzaakte hiermee dan ook een golf van openlijke kritiek in Engeland die de verhouding tussen de beide staten jarenlang negatief beïnvloedde.
In 1900 hield hij zijn beruchte ‘Hunnenrede’ bij de uitzending van een Duits expeditiekorps naar China. Hier was tijdens de Bokseropstand de Duitse gezant in Peking gedood. Hij maande de soldaten daarin geen gevangenen te maken en zó te vechten, dat nog duizend jaar later geen Chinees ooit een Duitser scheef zou durven aankijken en drukte de soldaten op het hart Peking met de grond gelijk te maken – de stad moest ‘rasiert’ worden. ‘Fahre daran mit gepanzerter Faust’ werd een beroemde uitspraak van de keizer. In 1907 werd zijn naam genoemd tijdens de
beruchte ‘Eulenberg-affaire’ waarbij homoseksuele praktijken zich in zijn directe omgeving zouden hebben afgespeeld en Wilhelm hiervan ook impliciet werd beticht.
(zie
ook interview Röhl)
In oktober 1908 volgde de ‘Daily-Telegraph-affaire’: ongezouten uitlatingen van Wilhelm II over de
Duitse buitenlandse politiek oogstten in binnen- en buitenland een storm van kritiek.
Wilhelm had dit interview gegund aan een Britse vriend, die zijn aantekeningen omwerkte tot een artikel dat door de Daily
Telegraph gepubliceerd werd. Het artikel wilde duidelijk maken dat de keizer
eigenlijk pro-Brits was en dat Engeland daarom van Duitsland niets te vrezen had. Wilhelm beweerde
in dit interview dat hij tijdens de recente Boerenoorlog in Zuid-Afrika (waarin
Duitsland met zijn belangen en sympathieën aan de kant van de Boeren
stond, tegenover Engeland) persoonlijk had voorkomen dat andere Europese staten tegen Groot-Brittannië hadden
samengespannen. De keizer beweerde zelfs dat hij strategische plannen
voor Groot-Brittannië ontwikkeld en geleverd had, waardoor het
de oorlog had kunnen winnen.
De Britten waren woedend - en daarin stonden ze niet alleen. De Duitse bevolking, het Duitse parlement en alle Duitse
partijen veroordeelden Wilhelm. De affaire veroorzaakte in Duitsland bijna een constitutionele crisis waarbij Duitse politici aandrongen op grondwettelijke beperking van de bevoegdheden van de keizer. Deze
eisen werden overigens niet ingewilligd; Wilhelm bleef een
absolute monarch wiens directe politieke invloed na deze kwestie
echter wel
minder groot werd.
|
Keizer
Wilhelm in generaalsuniform te paard |
Deze incidenten waren eerder symptomen dan oorzaken van de politieke crisis, waarin Duitsland zich aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog bevond. Er was in het Duitse Rijk, na het aanvankelijk enthousiasme over de jonge dynamische keizer, zowel in het openbaar als privé veel kritiek op hem. Achter de façade van het luxueuze hofleven, de militaire parades en de martiale retoriek - de hofhouding van Wilhelm II telde 3500 personen en kostte 22 miljoen mark per jaar - ging een permanente bestuurlijke wanorde schuil.
In 1890 werd rijkskanselier Bismarck door Wilhelm ontslagen: hij wilde zelf
de politieke koers van Duitsland bepalen. Hoe er over Wilhelm in de Europa werd gedacht
na dit ontslag blijkt uit de briefwisseling tussen de Engelse diplomaten Sir William Harcourt en John Morley: ‘Wat is uw mening over het laten vallen van de grote Duitse potentaat? Het is een allesbehalve aangenaam vooruitzicht Europa over te moeten laten aan een heethoofd, die ook nog een idioot schijnt te zijn’. Ook in Frankrijk klonken kritische geluiden; daar schreven de gebroeders Goncourt in hun krant: ‘Deze jonge Duitse Keizer, deze neurotische mysticus, deze liefhebber van de godsdienstige en krijgslustige opera's van Wagner, deze man, die in zijn dromen de witte wapenrusting van Parcival draagt, met zijn slapeloosheid, zijn ziekelijke activiteit, zijn koortsachtig brein, schijnt een monarch te zijn die in de toekomst nog wel eens heel lastig kan worden.
Door het ontslag van Bismarck was er een machtsvacuüm ontstaan dat door gebrek aan geschikte opvolgers als rijkskanselier en een te zwakke Rijksdag niet werd opgevuld. Hierdoor kon het gebeuren dat verschillende machtscentra (monarchie, rijkskanselier, leger, diplomatie, bureaucratie, politieke partijen en pressiegroepen) elkaar
letterlijk bestreden. Het keizerrijk werd daardoor beheerst door politieke krachten die deze staat van binnenuit bedreigden, terwijl Duitsland door de ‘Weltpolitik’ in een kwetsbare internationaal-politieke situatie en ten slotte ‘omringd door vijanden’ in een isolement terechtkwam.
Duitsland en Europa
De vraag of Wilhelm II werkelijk greep had op de politieke besluitvorming is lastig te beantwoorden. Volgens sommige historici moet de invloed van de keizer niet overschat worden en was hij slechts één van de acteurs in het machtsspel. Anderen zijn geneigd de keizer als de belangrijkste katalysator van de Duitse politiek te beschouwen.
Een feit is dat hij als staatshoofd over verschillende bevoegdheden beschikte, waarbij die van het benoemingsbeleid bij leger en vloot, het zogenoemde militaire ‘Kommandogewalt’, de belangrijkste was. Ook was hij de initiator van de ‘Weltpolitik’ en de Duitse vlootpolitiek. Een feit is ook dat hij in de periode 1894 tot 1908 duidelijk zijn stempel op de buitenlandse politiek heeft gedrukt.
In de periode die daarna volgde zou zijn invloed, vooral na de
Daily Telegraph affaire, beduidend minder worden.
|
Het
omstreden bezoek van Wilhelm aan Tanger in
1905 |
De door Wilhelm geleide ‘Weltpolitik’ werd geen succes. In 1894 kwam het reeds door Bismarck zo gevreesde Frans-Russische bondgenootschap tot stand. Groot-Brittannië voelde zich bedreigd door het economisch sterke en militair machtige Duitsland en sloot in 1904 met Frankrijk de Entente Cordiale. Samen met Rusland en Frankrijk richtte Engeland in 1907 de Triple
Entente op waardoor Duitsland steeds meer in een politiek isolement kwam te verkeren. De bereidheid van de Duitse legerleiding tot een preventieve oorlog om de ‘Einkreisung’ te doorbreken nam toe. Tijdens de
Marokko-crisis van 1905 en de
Marokko-crisis van 1911 trachtte Duitsland nog de Triple Entente uiteen te laten vallen, maar zonder succes. De crises op de Balkan (1908/1909 en 1912) verslechterden de relatie tussen Rusland en het Duitse Rijk. De Rijksdag besloot in 1911 en 1912 de omvang van het leger te vergroten ook al omdat de militaire kracht van Rusland sinds de Balkancrisis in 1908 drastisch was toegenomen en Frankrijk de dienstplichttijd tot drie jaar had verlengd.
Wilhelm II en de Eerste Wereldoorlog
De crisis die in 1914 ontstond na de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand in Sarajewo bracht de allang sluimerende spanningen tot een noodlottige uitbarsting. Wilhelm ziet het in 1914 als zijn plicht om Oostenrijk te steunen wanneer deze bondgenoot in conflict komt met Servië als gevolg van de moord op Franz Ferdinand. Servië weet zich gesteund door Rusland, dat Frankrijk als bondgenoot heeft. Door Frankrijk via België binnen te vallen, lokt Duitsland ook de oorlogsverklaring van Engeland uit, dat de neutraliteit van België heeft gegarandeerd. Als daarna ook andere staten deelnemen aan de strijd is de Wereldoorlog een feit.
|
Ansichtkaart
voorstellende Wilhelm tijdens
de augustusdagen van 1914 |
Vanaf dat moment werd de keizer in het kamp van de Entente het symbool van het Duits-Pruisisch militarisme, de veroorzaker van de oorlog, de aanrander van ‘poor little Belgium’, de grote schurk in het drama, de grote oorlogsmisdadiger. In feite zweeg Wilhelm II nadat de kanonnen begonnen te spreken. Toen het in augustus 1914 ernst was geworden, was het ook gedaan met zijn speeches en begon zijn gezag te tanen. Dit had hij nooit gewild, zo had hij het zich niet voorgesteld. Hij was een man van parades en grote oefeningen bij mooi weer, niet van bloedige slachtpartijen in loopgraven en modder. (zie
ook interview Röhl)
Hoewel de keizer zich aanvankelijk nog buitengewoon krijgshaftig toonde (zie
zijn Balkonredes en de Troonrede in juli en augustus)
bleek zijn invloed op het verloop van de oorlog steeds minder groot te worden. Waar hij oorspronkelijk de grote opperbevelhebber, de ‘Oberster Kriegsherr’ was, werd hij steeds meer een ‘Schattenkaiser’ die door de Duitse legerleiding, de ‘Oberste Heeres Leitung’, volkomen
werd overvleugeld. Dit was vooral waar te nemen na augustus 1916 toen het militaire duo Hindenburg – Ludendorff niet alleen het opperbevel overnam maar ook de politieke verantwoordelijkheid steeds meer naar zich toe trok en op den duur een feitelijk militair dictatorschap ging uitoefenen. (zie
ook interview Röhl)
De keizer deed nog slechts de dingen waar hij goed in was: militaire inspecties, rondreizen, sterk overdreven voorspellingen over de enorme overwinningen die de Duitse legers zouden behalen en zo nu en dan nog een dreigende toespraak.
De politiek interesseerde hem steeds minder en hij liet publiekelijk de leiding over aan mannen die uit harder hout waren gesneden. Hij vocht ook nauwelijks voor zijn kroon, toen begin november 1918 duidelijk was dat de oorlog spoedig voorbij zou zijn.
De keizer
wordt afgezet en vlucht naar Nederland
In september 1918 werd duidelijk dat Duitsland de oorlog zou verliezen. Door de daar uit voortvloeiende politieke problemen werd Wilhelm op 9 november 1918 van de troon gestoten. De tijd van de Hohenzollern-dynastie was voorbij. Op 10 november kwam een stoet auto’s bij de Nederlandse grenspost Eysden aan. De ex-keizer en zijn gevolg vroegen toegang tot Nederland. Na druk overleg tussen volledig verraste militaire en diplomatieke autoriteiten werden de keizer en zijn gevolg in Nederland toegelaten.
|
Nederlandse
spotkaart naar aanleiding van vlucht
van Wilhelm naar Nederland |
Voorlopig vond hij onderdak in kasteel Amerongen waar hij sliep in hetzelfde bed waarin Lodewijk XIV in 1672 had geslapen.
Enige tijd na aankomst tekende de ex-keizer op 28 november 1918 de definitieve
acte van
troonafstand.
De keus van de regering de ex-keizer toe te laten kreeg in politieke en journalistieke kringen in Nederland ruime steun, los van het feit of
men de daden van de gevallen keizer al of niet
goedkeurde. Op 10 mei 1919 verleende de Nederlandse regering de ex-keizer officieel asiel.
De Entente-landen oefenden regelmatig druk uit op Nederland om de keizer uit te leveren. In het vredesverdrag was artikel 227 opgenomen waarin de berechting van Wilhelm werd verlangd. Op grond hiervan ontving de Nederlandse regering in januari 1920 een formeel uitleveringsverzoek. De keizer diende berecht te worden voor misdaden als schending van de Belgische neutraliteit, massadeportaties, systematische verwoesting van landstreken en onbeperkte duikbootoorlog. Wilhelm werd geacht hier tenminste moreel verantwoordelijk voor te zijn. Nederland weigerde want als neutrale staat kon het niet gedwongen worden tot handelingen die tegen zijn eigen wetten en overtuiging ingingen. Daarna werd er niet verder aangedrongen op de uitlevering van ex-keizer Wilhelm – het voorkomen van internationale politieke spanningen was daarbij de belangrijkste reden. (zie
ook interview Röhl)
Ex-keizer Wilhelm zou als zestigjarige in Nederland nog een tweede leven leiden, meer dan twintig jaar lang, eerst op kasteel Amerongen, daarna in
Huis Doorn dat hij betrok in 1920. Het was het leven van een niet onsympathieke, vriendelijke oude edelman en grand
seigneur, die hout hakt om fit te blijven, die na het overlijden van zijn vrouw Auguste Viktoria met de veel jongere prinses Hermine von Reuss hertrouwt, vaak bezoekers ontvangt en leeft met de ijdele hoop dat Duitsland ooit nog eens opnieuw de monarchie zal invoeren. Hij wachtte in Doorn tot zijn volk hem weer nodig had – hij stierf in 1941 in Doorn op 82-jarige leeftijd.
Zijn stoffelijke resten zijn overeenkomstig zijn laatste wil
bijgezet in een mausoleum op het landgoed.
|