naar homepage


Japan tijdens en na de Eerste Wereldoorlog

door Vincent Kramers

Sinds 1902 bestond er tussen Japan en het Verenigd Koninkrijk een verdrag van wederzijdse bijstand waarbij de Britten afstand deden van hun Splendid Isolation. Alleen als één der partijen door een niet geprononceerde aanval in een oorlog verwikkeld zou raken zou de andere partij meteen te hulp komen. Maar in 1914 had het Verenigd Koninkrijk zelf de oorlog verklaard aan Duitsland dus Japan hoefde niet mee te doen. Toch verklaarde dit land op 23 augustus 1914 de oorlog aan Duitsland. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?

Inhoudsopgave
De opening van Japan
Japan verslaat China en Rusland
Uitbreiding invloed in China
Japanse eisen aan China
Japanse reputatieschade
Gedeeltelijke realisatie van Japanse doelen
Japan aan het Russische front in 1918
Groei Japanse economie
De vredesonderhandelingen
Einde van het Japans-Britse bondgenootschap

De opening van Japan
In 1853 dwong de Amerikaanse admiraal Perry Japan om zich niet meer van de buitenwereld af te sluiten. Hierop sloot Japan met diverse landen verdragen, waarbij voor de onderdanen van die andere landen bepaalde privileges, een vast laag invoertarief en extra-territorialiteit waren gegarandeerd.

Met China was hetzelfde gebeurd sinds 1842 toen de Britten met hun opiumoorlog dat land voor de internationale handel hadden opengebroken. Europese mogendheden en ook de Verenigde Staten hadden hierna in de Chinese verdragshavens hun geprivilegieerde posities kunnen vestigen en er werden zelfs eigen concessies opgebouwd.

Maar met Japan liep het anders, zijn verdragen waren niet uitsluitend eenzijdig. Vanaf 1866 konden Japanners onbeperkt de andere verdragslanden bezoeken en er kennis opdoen. Toen in 1868 de jonge Meiji keizer Mutsohito de macht van de laatste Shogun had overgenomen droegen de nieuwe contacten vrucht en moderniseerde het land zich in snel tempo.
 
Japan verslaat China en Rusland
Niemand had verwacht dat Japan in 1895 China en in 1905 Rusland militair zou verslaan, dat het zich kon meester maken van Korea, Formosa en delen van Mantsjoerije. In China kreeg Japan dezelfde rechten als de andere verdragslanden. En tijdens de Boxer-opstand in 1900 gedroegen de in de legatiewijk aanwezige Japanse militairen zich voorbeeldig en deden zij veel nuttig werk om de buitenlanders te beschermen.

Als vermeld sloot Japan in 1902 met de Britten een bondgenootschap dat in 1905 en 1907 werd herbevestigd en uitgebreid en in 1911 verlengd tot 1921. Het voorzag in wederzijdse maritieme ondersteuning en maakte het mogelijk dat de Britse slagvloot zich kon terugtrekken uit de Stille Oceaan.

De snelle uitbreiding van de Duitse oorlogsvloot maakte het wenselijk de defensie van het Britse moederland te versterken. Het Verenigd Koninkrijk zou welwillend neutraal blijven bij een eventueel conflict tussen Japan en Rusland.

Amerika was niet blij met deze verdragsverhouding tussen het Verenigd Koninkrijk en Japan. In elk geval in 1910 beloofde Londen de Verenigde Staten dat het Japan niet zou steunen als dat land met Amerika in oorlog zouden komen.

De verlenging van het verdrag in 1911 was mede ingegeven met het oog op de groei van de Duitse marine. Er was niet afgesproken dat Japan buiten de Stille Oceaan zou hoeven optreden.
 
Uitbreiding invloed in China
Dankzij de oorlogsverklaring aan Duitsland heeft Japan zijn invloed in China kunnen uitbreiden. Voor de Britten was Japanse hulp bij het beschermen van Hong Kong al genoeg maar reeds in september begon Japan met het beleg van de Duitse kolonie Kiatschau en de marinehaven Tsing Tao aan de noordkust van China.

De Japanse aanvalsmacht telde 30.000 man. Een Brits contingent van 1.400 man was voornamelijk aanwezig om de bondgenoot in de gaten te houden. De Duitse verdedigers waren 4.800 in aantal en moesten zich na twee maanden overgeven.

Om de Duitse kolonie aan te vallen had Japan zijn troepen ontscheept op het territoir van het toen nog neutrale China. De regering van Peking had dat deel van haar gebied tot oorlogszone verklaard. Dat was ook geschied toen Japan en Rusland hun oorlog uitvochten in Mantsjoerije.

In mei l915 besloot de regering van Peking deze oorlogszone op te heffen. Dat hield in dat Japan niet meer welkom was in dit deel van China maar de Japanse troepen bleven zitten op het schiereiland Shantung.

Nu was China al geruime tijd niet in staat in eigen land het gezag te handhaven. Enkele opstanden in de negentiende eeuw konden al niet meer effectief worden onderdrukt. De verdragsmogendheden begonnen te vrezen dat de autoriteiten niet meer de aan hen toegekende privileges zouden kunnen garanderen.

Japan had hierin zijn kans gezien om de eigen positie te versterken en was geneigd de opstandelingen te helpen. Sun Yat Sen, de leider van de Kuo Min Tang beweging, die in 1911 na de val van de Mantsjoe dynastie in het zuiden als eerste president van de Chinese republiek was uitgeroepen, had al enige tijd in Japan verbleven en sympathiseerde met de opstandelingen.

Japanse eisen aan China
Al in 1912 had Japan gewerkt aan het formuleren van aan China te stellen eisen. Toen nog in 1914 de verovering van Tsing Tao met succes was bekroond achtte Japan het moment gekomen om bij Peking een ultimatum met 21 eisen in te dienen.

Dat gebeurde in 1915 nadat de Chinese regering de oorlogstoestand op het schiereiland Shantung had opgeheven en daarmee aan het verdere verblijf van Japanse troepen op Chinese bodem de wacht had aangezegd. Maar die troepen bleven er zitten.

Japan eiste nu volledige vrijheid van handelen op dit schiereiland, complete overname van alle Duitse rechten in China, een vrije hand in zuidelijk Mantsjoerije, mijnbouw- en spoorweg-concessies, de belofte dat China verder geen havens meer aan andere landen zou verpachten, het plaatsen van politieke en militaire adviseurs, zeggenschap voor de Japanse politie in enkele grote steden en de belofte om 50% van alle munitie in Japan aan te schaffen.

Als er geen oorlog was geweest zouden de mogendheden dit niet aanvaard hebben maar nu lag het anders en lieten zij China in de steek. Wel werd van Britse zijde Japan eraan herinnerd dat een Japanse bezetting van Peking en een protectoraat over China niet zouden worden geaccepteerd.

Japan beschouwde dit als een vrijbrief voor alle andere eisen en zo was het dat op 25 mei de Chinese president Yuan Che Kai de eisen inwilligde. Toen daarop in heel China een effectieve boycot van Japanse producten begon liet Japan de zwaarste eisen vallen; de adviseurs en politiemensen bleven thuis.
 
Japanse reputatieschade
Het is duidelijk dat de Europese bondgenoten van Japan weinig waardering hadden voor dit optreden tegen het zwakke China. Dit is zeker tot uiting gekomen in de rapportage van de in Tokio aanwezige ambassadeurs.

De Italiaanse gezant kon het niet laten dit ook in zijn particuliere correspondentie naar huis op te tekenen en dat was heel dom. Het schip dat deze brief vervoerde werd door de Duitse marine onderschept en de volledige tekst verscheen in de Duitse pers. De diplomatieke schrijver werd in Tokio tot persona non grata verklaard en verdween met stille trom.

De Britten hadden trouwens nog een reden om niet tevreden te zijn met het Japanse beleid. Onderdanen van Brits-Indië voerden in Europa, Canada en Californië al jaren actie tegen het koloniale bewind. Tijdens de oorlog bevonden zich enkele van hun leiders in Japan. Ondanks herhaalde Britse verzoeken om uitlevering konden zij daar rustig blijven. Deze omstandigheid heeft wellicht meegeteld toen in 1921 Engeland het wederzijdse bijstandsverdrag niet verlengde.
 
Gedeeltelijke realisatie van Japanse doelen
Om zijn belangen in China te versterken gaf Japan al voor 1912 hulp aan Sun Yat Sen toen die in Shanghai zijn macht uitbreidde. Na de dood van Chinese president Yuan Che Kai in juni 1916 begonnen vele van de door hem benoemde provinciale gouverneurs zelf de macht in handen te nemen.

In het noorden roerden verschillende warlords zich en de Japanse favoriet Tsjang Tso Lin kon rekenen op steun. Maar in deze onzekere toestand konden de door Japan verstrekte fondsen niet veel van de gewenste doeleinden realiseren.

Afgezien van de verovering van Tsing Tao bleef de militaire inspanning van Japan in de oorlog beperkt. De marine maakte jacht op de enkele Duitse oorlogsschepen die zich nog in de Stille Oceaan bevonden en beschermde geallieerde en neutrale koopvaardijschepen.

De eilandengroepen Carolinen, Marianen en Marshall, die Duitsland in 1899 van Spanje had gekocht, werden snel door Japan bezet. Tot geruststelling van de Amerikanen verzekerde Japan dat de bezetting alleen voor de duur van de oorlog gehandhaafd zou blijven. Maar na afloop kreeg Japan – krachtens een geheime Britse belofte van 1917– alle voormalige Duitse bezittingen ten noorden van de evenaar als mandaatgebied toegezegd. Zij waren de eerste stap van de latere expansie in Zuid Oost Azië.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het nog niet zo ver, er kwam zelfs een Brits-Japanse garantie tot stand die handhaving van de integriteit van Nederlandsch-Indië waarborgde. Dat neemt niet weg dat in Januari 1918 een Japanse kruiser bij Muntok in de Straat Soenda aan de grond was gelopen en in maart 1918 een Japanse torpedojager in de straat Malakka was gesignaleerd.

Deswege aangesproken antwoordde Japan dat het eerste geval een vergissing was als gevolg van slecht weer. De signalering van de torpedojager werd afgedaan met de bewering dat de Nederlandse waarnemers zich zeker hadden vergist.

Wel escorteerde de Japanse Marine – tegen kostprijs – troepentransportschepen uit Australië en Nieuw Zeeland tot het Suez kanaal. In Singapore had die marine een eigen steunpunt en toen er in februari 1915 daar Brits Indische troepen waren gaan muiten hielpen Japanse mariniers bij het herstellen van de orde. Ook in de Middellandse Zee hielp de Japanse marine de geallieerden maar op herhaalde verzoeken om Japanse troepen voor het Westelijke Front is nooit ingegaan.

Van Entente zijde is wel eens geopperd dat Japan troepen zou inzetten aan het Russische front met als tegenprestatie overdracht door Rusland van het noordelijk deel van Sachalin aan Japan. De Tsaar voelde daar echter niets voor. Een Japanse generaal had desgevraagd opgemerkt dat Japan als tegenprestatie de ontmanteling van de vesting Wladiwostok en Japans beheer over het noordelijke deel van de Transsiberische Spoorweg zou eisen.
 
Japan aan het Russische front in 1918
Toen in 1917 de Russische revolutie was uitgebroken bleek Japan wel bereid een eventuele Sovjet expansie naar het oosten te weerstaan. In overleg met de geallieerden stuurde het in augustus 1918 een troepenmacht van 70.000 man naar Oost Siberië.

Het aanvankelijke doel was om met Britten en Fransen het Tsjechische legioen van ex krijgsgevangenen via Wladiwostok naar het Europese front te doenvertrekken en om te voorkomen dat door de geallieerden daarheen voor het tsaristische leger aangevoerde wapenvoorraden in Sovjet handen zouden vallen.

Er werd ook gevreesd dat na de Duits-Russische vrede van Brest-Litovsk van maart 1918 de in Siberië vrijgelaten krijgsgevangenen van de Centralen daar met de Sovjets een machtsblok zouden vormen, maar achteraf was daar geen reden voor. De Japanners hebben alleen in het westen van Siberië troepen gelegerd gehad.
 
Groei Japanse economie
Terwijl in de jaren voor 1914 de Japanse economie deficitair was, bracht de oorlog een snelle ommekeer. Voor het eerst kon Japan zelfs leningen verstrekken voor aankoop van oorlogsmateriaal, vooral aan China en Rusland, welke landen het overigens niet hebben terugbetaald.

De export, vooral zijde, was nu veelzijdiger geworden. Tussen l885 en 1920 groeide het bruto nationaal product tot het viervoudige terwijl de bevolking met 45% was gegroeid. Slechts weinigen profiteerden van die welvaart, de arbeiders werden onderdrukt en de voedselprijzen waren sterk gestegen.

De vredesonderhandelingen
Tijdens de vredesonderhandelingen in Parijs gedroeg Japan zich gematigd. Bij de bespreking van het statuut van de toekomstige Volkenbond eiste Japan wel een verbod van raciale discriminatie. Japanse immigranten in Hawaï en Californië hadden er veel last van dus wilde de Japanse regering nu helemaal als volwaardig worden erkend en behandeld.

China bevond zich in eenzelfde positie maar gaf zijn buurland op dit punt geen steun, het had nog veel andere appeltjes te schillen met Japan. De gevraagde non-discriminatieclausule stuitte op verzet van Australië en Amerika.

Een voorstel om zulk een verklaring in de preambule van het statuut van de Volkenbond op te nemen werd door de Britse delegatie afgewezen onder het motto: hoe kan je aan discriminatie denken wanneer alle partijen als gelijkwaardige partijen aan dezelfde overeenkomst deelnemen?

Japan vond dat het ontbreken van een dergelijke clausule schadelijk was voor het onmisbare fundament voor harmonie en samenwerking. Maar het trad toch toe tot de Volkenbond. Bij thuiskomst werd de delegatie hierover aangesproken.
 
Einde van het Japans-Britse bondgenootschap
Het Japans-Britse bondgenootschap van 1902 was een verstandshuwelijk. De Britten zagen het als een business agreement. De Britten hadden het niet nodig gevonden dat Japan Duitsland de oorlog verklaarde en zij waren ook niet gelukkig met het Japanse ultimatum tegen China van 1915.

Op zijn beurt vond Japan het niet nodig dat China aan de oorlog deelnam want het had een deel van de oorlogsbuit kunnen opeisen. Het was niet vanzelfsprekend dat in februari 1915 Japanse mariniers optraden tegen de Indiase muiters in Singapore, alleen Duitsland was de gemeenschappelijke vijand. Tijdens de oorlog hebben enkele Indiase nationalisten en verzetsleiders in Japan hun toevlucht gezocht en dat land heeft hen nooit uitgeleverd.

De Japanse marine was eind 1918 de op twee na grootste van de wereld. Er was dus alle reden voor het houden van de vlootconferentie in Washington in 1921. Afgesproken werd dat de sterkten van de Amerikaanse, Britse en Japanse vloten zich zouden verhouden als 5:5:3. Japan had eerder 10:10:7 voorgesteld.

Tot verdriet van Japan en tot geruststelling van de Verenigde Staten en Canada, wilde Londen het bondgenootschap niet verlengen. Afgesproken werd dat in het westen van de Stille Oceaan geen marinebases zouden worden ingericht en die zijn er op de Filippijnen en in Hong Kong nooit geweest. Hierdoor verdween het beetje invloed dat de Britten nog hadden op het Japanse beleid.

© 2009 - Vincent Kramers. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel is gebaseerd op een lezing die in juni 2009 werd gehouden voor de WFA-Nederland te Utrecht  

naar homepage



eXTReMe Tracker