De opening van Japan
In 1853 dwong de Amerikaanse admiraal Perry Japan om zich
niet meer van de buitenwereld af te sluiten. Hierop sloot
Japan met diverse landen verdragen, waarbij voor de
onderdanen van die andere landen bepaalde privileges, een
vast laag invoertarief en extra-territorialiteit waren
gegarandeerd.
Met China was hetzelfde gebeurd
sinds 1842 toen de Britten met hun opiumoorlog dat land
voor de internationale handel hadden opengebroken.
Europese mogendheden en ook de Verenigde Staten hadden
hierna in de Chinese verdragshavens hun geprivilegieerde
posities kunnen vestigen en er werden zelfs eigen
concessies opgebouwd.
Maar met Japan liep het
anders, zijn verdragen waren niet uitsluitend eenzijdig.
Vanaf 1866 konden Japanners onbeperkt de andere
verdragslanden bezoeken en er kennis opdoen. Toen in 1868
de jonge Meiji keizer Mutsohito de macht van de laatste
Shogun had overgenomen droegen de nieuwe contacten vrucht
en moderniseerde het land zich in snel tempo.
Japan verslaat China en Rusland
Niemand had verwacht dat Japan in 1895 China en in 1905
Rusland militair zou verslaan, dat het zich kon meester
maken van Korea, Formosa en delen van Mantsjoerije. In
China kreeg Japan dezelfde rechten als de andere
verdragslanden. En tijdens de Boxer-opstand in 1900
gedroegen de in de legatiewijk aanwezige Japanse
militairen zich voorbeeldig en deden zij veel nuttig werk
om de buitenlanders te beschermen.
Als vermeld
sloot Japan in 1902 met de Britten een bondgenootschap dat
in 1905 en 1907 werd herbevestigd en uitgebreid en in 1911
verlengd tot 1921. Het voorzag in wederzijdse maritieme
ondersteuning en maakte het mogelijk dat de Britse
slagvloot zich kon terugtrekken uit de Stille Oceaan.
De snelle uitbreiding van de Duitse oorlogsvloot
maakte het wenselijk de defensie van het Britse moederland
te versterken. Het Verenigd Koninkrijk zou welwillend
neutraal blijven bij een eventueel conflict tussen Japan
en Rusland.
Amerika was niet blij met deze
verdragsverhouding tussen het Verenigd Koninkrijk en
Japan. In elk geval in 1910 beloofde Londen de Verenigde
Staten dat het Japan niet zou steunen als dat land met
Amerika in oorlog zouden komen.
De verlenging van
het verdrag in 1911 was mede ingegeven met het oog op de
groei van de Duitse marine. Er was niet afgesproken dat
Japan buiten de Stille Oceaan zou hoeven optreden.
Uitbreiding invloed in China
Dankzij de oorlogsverklaring aan Duitsland heeft Japan
zijn invloed in China kunnen uitbreiden. Voor de Britten
was Japanse hulp bij het beschermen van Hong Kong al
genoeg maar reeds in september begon Japan met het beleg
van de Duitse kolonie Kiatschau en de marinehaven Tsing
Tao aan de noordkust van China.
De Japanse
aanvalsmacht telde 30.000 man. Een Brits contingent van
1.400 man was voornamelijk aanwezig om de bondgenoot in de
gaten te houden. De Duitse verdedigers waren 4.800 in
aantal en moesten zich na twee maanden overgeven.
Om de Duitse kolonie aan te vallen had Japan zijn troepen
ontscheept op het territoir van het toen nog neutrale
China. De regering van Peking had dat deel van haar gebied
tot oorlogszone verklaard. Dat was ook geschied toen Japan
en Rusland hun oorlog uitvochten in Mantsjoerije.
In mei l915 besloot de regering van Peking deze
oorlogszone op te heffen. Dat hield in dat Japan niet meer
welkom was in dit deel van China maar de Japanse troepen
bleven zitten op het schiereiland Shantung.
Nu was
China al geruime tijd niet in staat in eigen land het
gezag te handhaven. Enkele opstanden in de negentiende
eeuw konden al niet meer effectief worden onderdrukt. De
verdragsmogendheden begonnen te vrezen dat de autoriteiten
niet meer de aan hen toegekende privileges zouden kunnen
garanderen.
Japan had hierin zijn kans gezien om
de eigen positie te versterken en was geneigd de
opstandelingen te helpen. Sun Yat Sen, de leider van de
Kuo Min Tang beweging, die in 1911 na de val van de
Mantsjoe dynastie in het zuiden als eerste president van
de Chinese republiek was uitgeroepen, had al enige tijd in
Japan verbleven en sympathiseerde met de opstandelingen.
Japanse eisen aan China
Al in 1912 had Japan gewerkt aan het formuleren van aan
China te stellen eisen. Toen nog in 1914 de verovering van
Tsing Tao met succes was bekroond achtte Japan het moment
gekomen om bij Peking een ultimatum met 21 eisen in te
dienen.
Dat gebeurde in 1915 nadat de Chinese
regering de oorlogstoestand op het schiereiland Shantung
had opgeheven en daarmee aan het verdere verblijf van
Japanse troepen op Chinese bodem de wacht had aangezegd.
Maar die troepen bleven er zitten.
Japan eiste nu
volledige vrijheid van handelen op dit schiereiland,
complete overname van alle Duitse rechten in China, een
vrije hand in zuidelijk Mantsjoerije, mijnbouw- en
spoorweg-concessies, de belofte dat China verder geen
havens meer aan andere landen zou verpachten, het plaatsen
van politieke en militaire adviseurs, zeggenschap voor de
Japanse politie in enkele grote steden en de belofte om
50% van alle munitie in Japan aan te schaffen.
Als
er geen oorlog was geweest zouden de mogendheden dit niet
aanvaard hebben maar nu lag het anders en lieten zij China
in de steek. Wel werd van Britse zijde Japan eraan
herinnerd dat een Japanse bezetting van Peking en een
protectoraat over China niet zouden worden geaccepteerd.
Japan beschouwde dit als een vrijbrief voor alle
andere eisen en zo was het dat op 25 mei de Chinese
president Yuan Che Kai de eisen inwilligde. Toen daarop in
heel China een effectieve boycot van Japanse producten
begon liet Japan de zwaarste eisen vallen; de adviseurs en
politiemensen bleven thuis.
Japanse reputatieschade
Het is duidelijk dat de Europese bondgenoten van Japan
weinig waardering hadden voor dit optreden tegen het
zwakke China. Dit is zeker tot uiting gekomen in de
rapportage van de in Tokio aanwezige ambassadeurs.
De Italiaanse gezant kon het niet laten dit ook in
zijn particuliere correspondentie naar huis op te tekenen
en dat was heel dom. Het schip dat deze brief vervoerde
werd door de Duitse marine onderschept en de volledige
tekst verscheen in de Duitse pers. De diplomatieke
schrijver werd in Tokio tot persona non grata
verklaard en verdween met stille trom.
De Britten
hadden trouwens nog een reden om niet tevreden te zijn met
het Japanse beleid. Onderdanen van Brits-Indië voerden in
Europa, Canada en Californië al jaren actie tegen het
koloniale bewind. Tijdens de oorlog bevonden zich enkele
van hun leiders in Japan. Ondanks herhaalde Britse
verzoeken om uitlevering konden zij daar rustig blijven.
Deze omstandigheid heeft wellicht meegeteld toen in 1921
Engeland het wederzijdse bijstandsverdrag niet verlengde.
Gedeeltelijke realisatie van Japanse
doelen Om zijn
belangen in China te versterken gaf Japan al voor 1912
hulp aan Sun Yat Sen toen die in Shanghai zijn macht
uitbreidde. Na de dood van Chinese president Yuan Che Kai
in juni 1916 begonnen vele van de door hem benoemde
provinciale gouverneurs zelf de macht in handen te nemen.
In het noorden roerden verschillende warlords zich
en de Japanse favoriet Tsjang Tso Lin kon rekenen op
steun. Maar in deze onzekere toestand konden de door Japan
verstrekte fondsen niet veel van de gewenste doeleinden
realiseren.
Afgezien van de verovering van Tsing
Tao bleef de militaire inspanning van Japan in de oorlog
beperkt. De marine maakte jacht op de enkele Duitse
oorlogsschepen die zich nog in de Stille Oceaan bevonden
en beschermde geallieerde en neutrale koopvaardijschepen.
De eilandengroepen Carolinen, Marianen en
Marshall, die Duitsland in 1899 van Spanje had gekocht,
werden snel door Japan bezet. Tot geruststelling van de
Amerikanen verzekerde Japan dat de bezetting alleen voor
de duur van de oorlog gehandhaafd zou blijven. Maar na
afloop kreeg Japan – krachtens een geheime Britse belofte
van 1917– alle voormalige Duitse bezittingen ten noorden
van de evenaar als mandaatgebied toegezegd. Zij waren de
eerste stap van de latere expansie in Zuid Oost Azië.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het nog niet zo
ver, er kwam zelfs een Brits-Japanse garantie tot stand
die handhaving van de integriteit van Nederlandsch-Indië
waarborgde. Dat neemt niet weg dat in Januari 1918 een
Japanse kruiser bij Muntok in de Straat Soenda aan de
grond was gelopen en in maart 1918 een Japanse
torpedojager in de straat Malakka was gesignaleerd.
Deswege aangesproken antwoordde Japan dat het eerste
geval een vergissing was als gevolg van slecht weer. De
signalering van de torpedojager werd afgedaan met de
bewering dat de Nederlandse waarnemers zich zeker hadden
vergist.
Wel escorteerde de Japanse Marine – tegen
kostprijs – troepentransportschepen uit Australië en Nieuw
Zeeland tot het Suez kanaal. In Singapore had die marine
een eigen steunpunt en toen er in februari 1915 daar Brits
Indische troepen waren gaan muiten hielpen Japanse
mariniers bij het herstellen van de orde. Ook in de
Middellandse Zee hielp de Japanse marine de geallieerden
maar op herhaalde verzoeken om Japanse troepen voor het
Westelijke Front is nooit ingegaan.
Van Entente
zijde is wel eens geopperd dat Japan troepen zou inzetten
aan het Russische front met als tegenprestatie overdracht
door Rusland van het noordelijk deel van Sachalin aan
Japan. De Tsaar voelde daar echter niets voor. Een Japanse
generaal had desgevraagd opgemerkt dat Japan als
tegenprestatie de ontmanteling van de vesting Wladiwostok
en Japans beheer over het noordelijke deel van de
Transsiberische Spoorweg zou eisen.
Japan aan het Russische front in
1918 Toen in 1917 de
Russische revolutie was uitgebroken bleek Japan wel bereid
een eventuele Sovjet expansie naar het oosten te
weerstaan. In overleg met de geallieerden stuurde het in
augustus 1918 een troepenmacht van 70.000 man naar Oost
Siberië.
Het aanvankelijke doel was om met Britten
en Fransen het Tsjechische legioen van ex krijgsgevangenen
via Wladiwostok naar het Europese front te doenvertrekken
en om te voorkomen dat door de geallieerden daarheen voor
het tsaristische leger aangevoerde wapenvoorraden in
Sovjet handen zouden vallen.
Er werd ook gevreesd
dat na de Duits-Russische vrede van Brest-Litovsk van
maart 1918 de in Siberië vrijgelaten krijgsgevangenen van
de Centralen daar met de Sovjets een machtsblok zouden
vormen, maar achteraf was daar geen reden voor. De
Japanners hebben alleen in het westen van Siberië troepen
gelegerd gehad.
Groei Japanse economie
Terwijl in de jaren voor 1914 de Japanse economie
deficitair was, bracht de oorlog een snelle ommekeer. Voor
het eerst kon Japan zelfs leningen verstrekken voor
aankoop van oorlogsmateriaal, vooral aan China en Rusland,
welke landen het overigens niet hebben terugbetaald.
De export, vooral zijde, was nu veelzijdiger geworden.
Tussen l885 en 1920 groeide het bruto nationaal product
tot het viervoudige terwijl de bevolking met 45% was
gegroeid. Slechts weinigen profiteerden van die welvaart,
de arbeiders werden onderdrukt en de voedselprijzen waren
sterk gestegen.
De vredesonderhandelingen
Tijdens de vredesonderhandelingen in Parijs gedroeg Japan
zich gematigd. Bij de bespreking van het statuut van de
toekomstige Volkenbond eiste Japan wel een verbod van
raciale discriminatie. Japanse immigranten in Hawaï en
Californië hadden er veel last van dus wilde de Japanse
regering nu helemaal als volwaardig worden erkend en
behandeld.
China bevond zich in eenzelfde positie
maar gaf zijn buurland op dit punt geen steun, het had nog
veel andere appeltjes te schillen met Japan. De gevraagde
non-discriminatieclausule stuitte op verzet van Australië
en Amerika.
Een voorstel om zulk een verklaring in
de preambule van het statuut van de Volkenbond op te nemen
werd door de Britse delegatie afgewezen onder het motto:
hoe kan je aan discriminatie denken wanneer alle partijen
als gelijkwaardige partijen aan dezelfde overeenkomst
deelnemen?
Japan vond dat het ontbreken van een
dergelijke clausule schadelijk was voor het onmisbare
fundament voor harmonie en samenwerking. Maar het trad
toch toe tot de Volkenbond. Bij thuiskomst werd de
delegatie hierover aangesproken.
Einde van het Japans-Britse
bondgenootschap Het
Japans-Britse bondgenootschap van 1902 was een
verstandshuwelijk. De Britten zagen het als een
business agreement. De Britten hadden het niet nodig
gevonden dat Japan Duitsland de oorlog verklaarde en zij
waren ook niet gelukkig met het Japanse ultimatum tegen
China van 1915.
Op zijn beurt vond Japan het niet
nodig dat China aan de oorlog deelnam want het had een
deel van de oorlogsbuit kunnen opeisen. Het was niet
vanzelfsprekend dat in februari 1915 Japanse mariniers
optraden tegen de Indiase muiters in Singapore, alleen
Duitsland was de gemeenschappelijke vijand. Tijdens de
oorlog hebben enkele Indiase nationalisten en
verzetsleiders in Japan hun toevlucht gezocht en dat land
heeft hen nooit uitgeleverd.
De Japanse marine was
eind 1918 de op twee na grootste van de wereld. Er was dus
alle reden voor het houden van de vlootconferentie in
Washington in 1921. Afgesproken werd dat de sterkten van
de Amerikaanse, Britse en Japanse vloten zich zouden
verhouden als 5:5:3. Japan had eerder 10:10:7 voorgesteld.
Tot verdriet van Japan en tot geruststelling van
de Verenigde Staten en Canada, wilde Londen het
bondgenootschap niet verlengen. Afgesproken werd dat in
het westen van de Stille Oceaan geen marinebases zouden
worden ingericht en die zijn er op de Filippijnen en in
Hong Kong nooit geweest. Hierdoor verdween het beetje invloed dat de
Britten nog hadden op het Japanse beleid. |