Alfred Bastien studeerde vanaf
1891 aan de Brusselse Academie en manifesteerde zich daarna
op de Parijse Salons. Hij ontwikkelde in de loop der jaren
een voorliefde voor de ‘echte schilderkunst’ die zich
afzette tegen de ‘dode schilderkunst’ waartoe hij en zijn
medestanders het impressionisme en het pointillisme
rekenden. Bastien bezocht na 1897 o.a. Spanje en Algerije en
ontwikkelde daar zijn voorliefde voor het gebruik van warme
kleuren en oriëntaalse onderwerpen.
|
Portret van
Alfred Bastien op 77-jarige leeftijd
|
In 1911 kreeg Alfred Bastien opdracht een panorama van de
Congo te schilderen. Het reusachtige doek (13 meter hoog –
115 meter lang – oppervlakte 1.500 vierkante meter doek)
werd tentoongesteld op de wereldtentoonstelling te Gent in
1913, waarbij het Belgische thema betrekking had op het
welslagen van het Belgische kolonialisme.
Dit panorama,
tentoongesteld in het enorme Paviljoen van de Congo (bijna
een hectare groot) werd door 480.000 mensen bezocht. Na de
afbraak van de wereldtentoonstelling verdween het opgerolde
doek in de kelders van het Museum voor Midden-Afrika te
Tervuren. Naar verluidt zou het doek thans niet meer
bestaan.
Eerste Wereldoorlog
Toen de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 uitbrak werd
ook Bastien, als artillerist bij de Brusselse Burgerwacht,
opgeroepen. Hij trok met de Belgische troepen mee tot Gent
tot 13 oktober 1914 toen de Burgerwacht officieel ontbonden
werd. Terugkeer naar Brussel was onmogelijk omdat deze stad
inmiddels door de Duitse troepen was bezet. Bastien vluchtte
vervolgens naar Engeland waar veel meer Belgische
kunstenaars verbleven. In die periode ontstonden ook de
eerste plannen om een panorama van de oorlogsgebeurtenissen
te schilderen.
Als 42-jarige oorlogsvrijwilliger nam Alfred
Bastien in 1915 weer dienst bij het
Belgische leger waar hij o.a. werk vond bij de topografische
dienst. Andere kunstenaars werden ingezet bij de
camouflagesector waar ze kanonnen in schutkleuren moesten
beschilderen. Bastien raakte in 1915 gewond aan zijn
rechterarm; pas in 1916 was hij weer zover hersteld dat hij
terug kon keren naar het front.
Section
artistique de l’Armée
In mei 1916 werd een Section artistique de l’Armée
opgericht, waarvan een aantal bekende Belgische kunstenaars,
onder wie Alfred Bastien, deel uitmaakten. Het doel van deze
sectie was de oorlog te documenteren voor het nageslacht
waarbij deze zogenoemde frontschilders in alle vrijheid hun
werk konden verrichten.
Tijdens de oorlog nam Bastien deel aan verschillende
tentoonstellingen. Koningin Elizabeth kocht meerdere van
zijn werken; het gevolg was dat Bastien in 1917 een portret
schilderde van koning Albert I en gedurende de rest van zijn
leven contact bleef houden met het Belgische koningshuis.
Asiles des
soldats invalides belges
Bastien was tijdens de oorlog één van de medewerkers van de
Asiles des soldats invalides belges. Deze organisatie stelde
zich ten doel geld bijeen te brengen voor het oprichten van
tehuizen en kolonies van Belgische invalide soldaten. Andere
medewerkende frontkunstenaars waren o.a. Henri Anspach, M.
Wagemans, André Lynen, P. Paulus, M. Sterckmans en James
Thiriar. Zij stelden hun tekeningen en schilderijen
beschikbaar om gereproduceerd te worden; de opbrengsten
hiervan waren bestemd voor het goede doel.
|
|
|
|
|
|
Werk van diverse frontschilders
uitgegeven op ansichtkaarten ten behoeve van het
Asiles des
soldats invalides belges.
Op de bovenste rij twee kaarten van Alfred
Bastien
Middelste rij: links werk van James Thiriar -
rechts: Henri Anspach
Onderste rij: links werk van M. Wagemans -
rechts van André Lynen |
In 1917 werd Alfred Bastien gedetacheerd bij het Canadese
leger, waarvoor hij schilderijen maakte van gevechten en
gevechtssituaties van Canadese troepen o.a. bij Arras en
Passchendaele.
Na de wapenstilstand was Bastien een van de weinige
frontschilders die na 1918 nog oorlogsthema’s schilderde
waarvoor hij o.a. van het Koninklijk Legermuseum een aantal
opdrachten ontving. In deze periode werden ook de plannen
gerealiseerd voor het IJzerpanorama waarvoor Bastien al
tijdens de oorlog schetsen had gemaakt en documentatie had
verzameld.
Panorama van de Slag aan de Maas
In 1928 werd Bastien benoemd tot directeur van de Brusselse
Academie; deze functie zou hij tot 1945 uitoefenen. In 1937
schilderde Bastien zijn laatste panorama dat de
Slag aan de Maas in 1914 voorstelde.
Het doek was 8.50 meter hoog en 72 meter lang en was
opgehangen in de citadel van Namen. Hier waren ook nog twee
grote oorlogsschilderijen te zien: een met als voorstelling
de slag rond het fort Douaumont (Slag bij Verdun 1916) en
een met een voorstelling van de moordpartij begaan door de
Duitsers op weerloze Belgische burgers te Dinant bij het
begin van de oorlog in 1914. Tijdens de Duitse bezetting in
de Tweede Wereldoorlog werd het panoramadoek ernstig
beschadigd en het schilderij van de moordpartij te Dinant
volledig vernield.
|
Waarschijnlijk de laatst
gemaakte foto van het Maas panorama in het
Legermuseum |
Na de oorlog werd het panorama aan het
Legermuseum te Brussel overgedragen. Het
werd daar voor restauratiewerkzaamheden tijdelijk opgehangen
en daarna opgerold. De verblijfplaats is
thans onbekend. Het schilderij De
slag bij fort Douaumont is nog steeds aanwezig in het
Legermuseum.
Na de Tweede Wereldoorlog werd Bastien lid van de
communistische partij en had gedurende korte tijd zitting in
de Senaat. Vanaf 1952 was hij directeur van de Koninklijke
Academie. Hij publiceerde en exposeerde na
de oorlog nog regelmatig. In
1954 werd Bastien grootofficier in de Kroonorde. Hij
overleed op 7 juni 1955. Nadien werd nog sporadisch aandacht
besteed aan het werk van Alfred Bastien, die vooral bekend
zal blijven als schilder van het IJzerpanorama.
Geraadpleegde literatuur: Aleks Deseyne - Alfred Bastien en het
IJzerpanorama
|