De plannen voor
het IJzerpanorama
Kort na de wapenstilstand namen de
plannen voor het schilderen van het IJzerpanorama vaste
vormen aan. Volgens de overlevering zou koning Albert I al
in 1914 de suggestie aan Bastien hebben voorgelegd om een
groot oorlogspanorama te schilderen. Hij opperde dat het
doek ‘hulde moest brengen aan onze dappere soldaten alsook
aan de geallieerden die ons te hulp kwamen om te beletten
dat België van de kaart zou verdwijnen’.
Het zou dan een voorstelling moeten worden van het westelijk
gedeelte van het front met de duinen en de zee, de Belgen
aan de IJzer, de overweldigende hulp van Franse troepen,
Nieuwpoort met het vitale sluizencomplex, Diksmuide en
tenslotte Ieper, met het beeld van de verwoeste Lakenhallen
en de kathedraal, dat de Britse betrokkenheid moest
symboliseren.
Ontwerp,
financiering en productie
Tijdens de oorlog had Alfred Bastien al de nodige schetsen
gemaakt en documentatie verzameld. Ook had hij al in 1917
pogingen in het werk gesteld om financiële steun te
verkrijgen voor zijn plannen wat toen niet mogelijk bleek.
Kort na de wapenstilstand ontwierp hij aan de hand van zes
grote voorstudies een verkleinde versie van het panorama
(1.50 meter hoog en 10.50 meter lang) als presentatie voor
potentiële geldschieters. Uiteindelijk werd een
samenwerkingsverband tussen bankiers gevormd waardoor
voldoende geld bijeen werd gebracht om het gigantische werk
te kunnen uitvoeren. In 1920 kon Bastien, bijgestaan door
drie collega-schilders, beginnen in het bestaande gebouw van
het Panorama van Cairo gelegen aan het Jubelpark te Brussel.
Het enorme doek werd 14 meter hoog en 115 meter lang. Het
linnen kostte 40.000 frank en voor verf en
schildersbenodigdheden waren 20.000 frank nodig. De diameter
van het panorama in de cirkelvormige opstelling zou 40 meter
bedragen. Om op een hoogte van 14 meter te kunnen werken
werd een houten traptredentoren gebouwd die verrijdbaar was
over een smalspoor. Het doek werd verdeeld in vierkanten van
één vierkante meter wat overeenkwam met een vierkante
decimeter op het werkexemplaar van het panorama. Na een week
stond de tekening in houtskool op het linnen. Daarna
begonnen de medewerkende kunstenaars aan de luchtpartij en
Bastien zelf zette de onderwerpen schetsmatig in kleur op
het doek. Er werd met grove blokkwasten gewerkt;
detaillering was bij deze grootte van het doek niet van
belang omdat het publiek het doek zou aanschouwen op
tenminste 16 meter afstand. In 1921, één jaar nadat men was
begonnen met de voorbereidingen, was het doek gereed.
Koning Albert, die de vorderingen regelmatig in ogenschouw
nam, wenste niet op het doek vereeuwigd te worden. Hij had,
zo liet hij weten, slechts zijn plicht gedaan en behoefde
daarvoor niet afgebeeld te worden. Bastien heeft wel de in
die tijd zeer geliefde koningin Elizabeth afgebeeld als
verpleegster aan het front waarbij ze vergezeld wordt door
twee officieren. Een eerdere foto van het doek laat zien dat
Elizabeth oorspronkelijk niet op het doek voorkwam.
De
exploitatie van het IJzerpanorama / het Panorama van de
IJzerslag
De groep bankiers die voor de financiering hadden gezorgd
namen ook de exploitatie van het IJzerpanorama voor hun
rekening. Daartoe werd op 12 april 1921 de ‘Samenwerkende
maatschappij’ opgericht. Vanaf mei 1921 stond het
IJzerpanorama opgesteld in een panoramagebouw (zo'n
gebouw werd ook wel 'rotonde' genoemd) te Brussel waar voor die tijd het Panorama
van Waterloo was geëxposeerd. De entreeprijs bedroeg 2,50
frank. De expositie werd een geweldig succes; drie jaar
later telde men ruim 740.000 bezoekers.
 |
 |
Omslagen van ansichtkaartmapjes die als souvenir
konden worden gekocht |
Er verschenen souveniruitgaven van
het panorama: prentbriefkaarten, vouwkaarten,
kleurenreproducties in mapjes en losse kleurprenten op
grotere formaten (18 x 24 cm. en 27 x 36 cm.) De grootste
kon zelfs aan elkaar geplakt worden tot een verkleind panorama van
44 cm. hoogte en 340 cm. lengte.
Het
IJzerpanorama overgebracht naar Oostende
In 1923 werd het gehuurde gebouw te Brussel door de eigenaar
verkocht en moest een nieuw onderkomen worden gevonden voor
het IJzerpanorama. De keuze viel op Oostende, dat de haven
van aankomst was voor honderdduizenden Britten die de
slagvelden en de begraafplaatsen bezochten. Het
IJzerpanorama kon zodoende als startpunt dienen voor dit
bezoek.
Na uitgebreide onderhandelingen met de stad Oostende werd
besloten dat de bankiersgroep en de stad Oostende elk de
helft van de bouwkosten van het panoramagebouw voor hun
rekening zouden nemen en dat in 1931 hwet gehele gebouw
inclusief het panorama en alle benodigdheden (totale waarde
700.000 frank) in eigendom zou worden overgedragen aan de
stad Oostende.
 |
Het nieuwe
panoramagebouw in aanbouw 1925 |
Het nieuw gebouwde panoramagebouw
werd in 1926 in gebruik genomen; het was de gehele dag
geopend van 10 – 21 uur en de entreeprijs bedroeg 3 frank.
Aanvankelijk verliep de exploitatie succesvol maar in 1938
kwamen er nauwelijks bezoekers meer. Daarbij kwam dat de
stad Oostende het terrein waarop het gebouw gevestigd was en
dat zeer gunstig was gelegen, voor andere doeleinden wenste
te gebruiken.
Na langdurige onderhandelingen werd uiteindelijk besloten
het doek over te dragen aan het Koninklijk Legermuseum te
Brussel. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kon
de verhuizing echter niet doorgaan. Het panoramagebouw werd
in 1940 zelfs zwaar beschadigd door een Brits bombardement,
waarbij ook het doek op verschillende plaatsen
beschadigingen opliep. Ook werden alle voorwerpen die als
attributen tussen toeschouwers en doek waren geplaatst,
tijdens de oorlogsperiode ontvreemd.
De
teloorgang van het IJzerpanorama
Na de bevrijding van Oostende in september 1944 bevond het
panoramadoek zich in een erbarmelijke staat. Het had
gedurende de gehele oorlogsperiode blootgestaan aan weer en
wind in het gebombardeerde gebouw. Het was zwart van het
stof, aangetast door vocht en schimmel en het telde meer dan
400 grotere en kleinere beschadigingen. De oorlogsschade aan
het panoramagebouw zelf was ook zeer aanzienlijk en werd in
1947 geschat op ruim 400.000 frank.
In maart 1950 werd definitief de beslissing genomen dat het
gebouw moest worden ontruimd. Het doek zou, zoals reeds in
1940 was afgesproken, worden overgebracht naar het
Legermuseum te Brussel. In september werd het zwaar
beschadigde doek losgemaakt; deze werkzaamheden werden
uitgevoerd geniesoldaten van het Belgische leger. Het doek
werd vervolgens in december 1950 in de grote hal van het
Legermuseum uitgerold over een metalen rooster en in de
ijskoude hal herstelden de geniesoldaten meer dan 400 gaten
en scheuren. Begin januari 1951 werd het doek opgehangen aan
de spanten van de grote hal en met brandslangen helemaal
schoongespoten door de Brusselse brandweer.
Alfred Bastien had de verplaatsingswerkzaamheden van
dichtbij gevolgd en toonde zich verheugd over het resultaat
van de schoonmaakactie: de kleuren kwamen als nieuw
tevoorschijn.
Het hard geworden doek weer daarna ingesmeerd met lijnolie
om het weer soepel te maken en de hechting van nieuwe verf
te bevorderen. Schimmelplekken werden behandeld en
beschadigde plekken op het doek werden opnieuw ingeschilderd
door Bastien en enige andere schilders. Deze restauratie
kostte het Legermuseum 240.000 franken. Hierna werd het
enorme doek opgehangen in de noordelijke hal, waar in
vroeger tijden de dressuurwedstrijden van het Belgische
leger plaatsvonden.
 |
De afbraak van het panoramagebouw in 1952 |
In diezelfde tijd was ook, volgens
afspraak, de metalen constructie van het panoramagebouw in
Oostende door de Belgische Genie gedemonteerd. Deze
constructieonderdelen werden in het Legermuseum opgeslagen
omdat men verwachtte deze ooit nog eens te kunnen gebruiken
bij een eventueel nieuw te bouwen panoramagebouw. De rest
van het gebouw werd in 1952 afgebroken door een plaatselijke
aannemer. In 1956 werd het nieuwe stadhuis van Oostende
gebouwd op de plaats waar eens het gebouw met het
IJzerpanorama had gestaan.
 |
Het panoramadoek
opgehangen in de grote hal van het Legermuseum
Let op de enorme afmetingen van het doek: 14 meter
hoog en 115 meter lang! |
Tot grote teleurstelling van
Alfred Bastien bleek de bouw van een nieuw panoramagebouw
financieel niet mogelijk. Daarnaast bleek ook dat het grote
doek in de loop der tijd erg te lijden onder de slechte
klimatologische omstandigheden in de nieuwe verblijfplaats:
de onderkant rafelde uit, verf bladderde af door de
onophoudelijke uitzetting en krimp van het doek ten gevolge
van temperatuurverschillen en de restauratie van 1951 bleek
op niet oordeelkundige wijze uitgevoerd. In 1979 werd
berekend dat de volledige restauratie van het doek 11
miljoen frank zou kosten, wat financieel onhaalbaar bleek.
Het IJzerpanorama bleef tot dat tijdstip te bezichtigen, ook
nadat in de noordelijke hal de nieuwe luchtvaart-afdeling
werd gevestigd.
Geen
plannen meer om IJzerpanorama ooit weer te vertonen
In 1980 moest de hal volledig opnieuw geschilderd worden en
om praktische redenen werd het doek daarom verwijderd. Het
werd in stroken gesneden die werden opgerold en opgeborgen
in het depot van het museum. Sindsdien zijn er geen plannen
meer gemaakt om het IJzerpanorama weer aan het publiek ter
tonen. Restauratie en passende nieuwe huisvesting zijn
onbetaalbaar geworden. Gevreesd moet dan ook worden dat het
IJzerpanorama nooit meer te zien zal zijn.
Of zou een Comité van Vooraanstaande Belgen onder Hoge
Bescherming in staat zijn het IJzerpanorama weer in volle
glorie te tonen aan het Belgische volk in 2014 bij de
honderdjarige herdenking van de Slag aan de IJzer? Het zou
een schitterend eerbetoon zijn aan alle Belgen die, onder
erbarmelijke omstandigheden, zo moedig hebben stand gehouden
aan de IJzer tijdens de Eerste Wereldoorlog.
|