|
Tastbare
herinneringen aan Belgische vluchtelingen
Een
rondrit over de Veluwe langs de tastbare herinneringen aan
Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog
Tekst en foto's Eric
R.J.
Wils |
|
Midden in ons land, op de
Veluwe en aan de rand daarvan in Amersfoort, bevinden zich
de tastbare herinneringen aan de tienduizenden Belgische
‘oorlogsgasten’ - zowel militairen als burgers – die in de
Eerste Wereldoorlog in Nederland in kampen verbleven.
Hieronder wordt een autoroute langs de locaties
gepresenteerd met een beschrijving van de monumenten en
begraafplaatsen. |
|
Inhoudsopgave
De route
Ede - Nunspeet - Harderwijk - Amersfoort
De hei bij Ede Belgenmonument in Ede
Tussen Ede en Nunspeet (Begraafplaats
Garderen) Vluchtoord Nunspeet
Oude Begraafplaats in Nunspeet
Belgenkamp in Harderwijk
Begraafplaats Oostergaarde in Harderwijk
Belgenmonument in Amersfoort |
|
De route
1. Ede
De beschreven rondrit begint in Ede bij het Belgenmonument
op de Edese heide langs de N224 weg tussen Ede en Arnhem.
Vanaf de parkeerplaats bij het Natuurcentrum is het
ongeveer 10 minuten lopen over een fietspad naar het
monument van het voormalige Vluchtoord Ede.
2.
Nunspeet
De tocht gaat vervolgens dwars door de Veluwe via de N304
en N310 naar Nunspeet. In Nunspeet langs het station door
de F.A. Molijnlaan naar de Eperweg aan de oostzijde van
Nunspeet. Via de Oenenburgweg naar de kruising van de
Leopoldlaan en Fabiolalaan waar het voormalige Vluchtoord
Nunspeet lag. Terug naar de Eperweg richting het
centrum. Langs nummer 22 ligt de Oude Begraafplaats met
overledenen uit het voormalige Vluchtoord Nunspeet. Via
de F.A. Molijnlaan terug naar de N310 richting de A28
snelweg.
3. Harderwijk
De tocht wordt vervolgd over de A28 snelweg richting
Amersfoort. Bij de afslag 13 naar Harderwijk en over de
N302 (ringweg om de stad) naar Harderwijk centrum. Over de
Newtonweg en kort daarna naar links naar Oosteinde waar de
Oostergaarde Begraafplaats ligt. De begraafplaats is open
tot zonsondergang. Het Belgische Ereveld ligt aan de
linkerachterkant komend vanaf de ingang. Aan de
rechterachterkant, komend vanaf de ingang, ligt in vak B,
op 8/251 het graf van Woutje van de Velde. Terug naar de
N302 en de A28 snelweg.
4.
Amersfoort
De tocht wordt vervolgd over de A28 snelweg naar
Amersfoort. Bij afslag 5 (Amersfoort-Zuid) naar de N221
(de Rondweg Zuid) naar de Stichtse Rotonde. Bij de rotonde
naar rechts naar de Utrechtseweg. Het Belgenmonument staat
aan de Belgenlaan, een zijstraat van de Utrechtseweg.
De hei bij Ede
De Edese Heide was in het eerste deel van de 20ste eeuw
militair terrein en dit militaire verleden van Ede als
garnizoensplaats sinds 1906 leeft voort in de kazernes
langs de Nieuwe Kazernelaan. Op de hei werd tijdens de
Eerste Wereldoorlog flink geoefend door de hier
gemobiliseerde Nederlandse militairen.
Aan de
westelijke kant van de Edese Heide, langs het Edese Bos,
werden loopgraven gegraven waarvan de zigzag contouren nog altijd duidelijk
zichtbaar zijn. Het omvangrijke complex loopgraven ligt
langs een fietspad op ruim 5 minuten lopen ten noorden van
de parkeerplaats in het Edese Bos bij de rotonde van de
N224 (de oude rijksweg Arnhem-Ede) en de Nieuwe
Kazernelaan. (Meer hiervoor in het artikel:
Herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog op de heide bij
Ede)
De aangelegen Ginkelse Heide was een
van de landingszones van de Britse luchtlandingstroepen
tijdens de slag om Arnhem die in september 1944 als
onderdeel van de operatie Market Garden werd uitgevochten.
Het Airborne Memorial langs de N224 herinnert
bezoekers aan de gevechten op de Ginkelse Heide
voornamelijk door het 7e bataljon van The King's Own
Scottish Borderers die op 17 en 18 september 1944
deze landingszone moest verdedigen tegen in Ede gelegerde
Duitse troepen.
|
Kaart van de Edese en
Ginkelse Heide. |
Vlakbij de rotonde van de
Nieuwe Kazernelaan met de N224 staat nog een herinnering
aan de Tweede Wereldoorlog, namelijk een goed onderhouden
Sherman tank met de naam Cougar. Die behoorde tot een
Canadees cavalerieregiment dat Ede op 17 april 1945
bevrijdde.
Belgenmonument in Ede
Eind 1914 werd begonnen met de bouw van het vluchtoord Ede
en in februari 1915 kwamen de eerste vluchtelingen al aan.
Het kamp was berekend op 10.000 Belgen, maar het zouden er
nooit meer dan 5.400 worden. Een deel van het kamp werd
derhalve niet gebruikt. In het voorjaar van 1917 werd het
vluchtoord Ede opgeheven wegens bezuinigingen; het model
was te duur geworden. De op dat moment nog in het kamp
verblijvende circa 3.000 Belgen werden, onder protest,
merendeels overgebracht naar het vluchtoord Nunspeet. Het
Edese kamp werd vervolgens afgebroken.
Pas in de
jaren zeventig van de vorige eeuw kwam in de pers de
belangstelling op gang voor het vluchtoord Ede resulterend
in een 1981 opgericht Comité Belgen Ede. Op initiatief van
dit comité is 70 jaar na de vlucht van de Belgen naar
Nederland, op 10 augustus 1984, een monument opgericht op
de plaats waar het kamp heeft gestaan.
Het bevindt
zich midden op de hei op ruim 5 minuten lopen van de
parkeerplaats langs de N224 aan het begin van de Groot
Ginkelseweg naar het Natuurcentrum Veluwe. Langs een
fietspad staat een informatiebord, waarvan de witte
letters van de tekst na 25 jaar vrijwel zijn uitgewist, en
dat dus nodig vervangen moet worden wil het monument zijn
betekenis niet verliezen. De nauwelijks nog goed leesbare
tekst aan de bovenkant van het informatiebord luidt:
|
'Het Belgenmonument
is een zwerfkei die op restanten van de fundering
van het Vluchtoord Ede staat. Een opvangkamp uit
de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. Meer dan een
miljoen Belgen vluchtten indertijd voor het
oorlogsgeweld naar Nederland. Bijna 6000 mannen,
vrouwen en kinderen uit Vlaanderen werden tussen
1915 en 1918 hier op de Edese Heide opgevangen in
houten barakken op een terrein van 30 hectare
groot. Een “modelkamp” voorzien van alle
faciliteiten zoals een ziekenhuis, een kerk en
scholen. Met een eigen centrale voor verwarming en
elektriciteit voor die tijd een ongekende luxe.
Vluchtoord Ede is in 1918 gesloopt. De materialen
zijn gebruikt voor heropbouw in België.'
|
Onder de tekst op het informatiebord wordt de
plattegrond van het vluchtoord Ede weergegeven. De ingang
was aan de huidige N224. Het rechthoekige kamp werd
doorsneden door twee haaks op elkaar staande kampstraten –
de Wilhelminalaan en Cort van der Lindenlaan genoemd -
resulterend in vier blokken. De ongeveer 40 barakken
stonden in drie woonblokken en hadden de namen
Scheldedorp, Maasdorp en Leyedorp.
In ieder dorp
waren er slaapzalen, eetzalen en waslokalen. In het vierde
blok bevonden zich de gemeenschappelijke ruimtes zoals het
ziekenhuis, de kerk en de scholen. In het Natuurcentrum
Veluwe is ook nog een maquette van het vluchtoord Ede te
zien met aanvullende informatie.
De zwerfkei van
het Belgenmonument staat op de kruising van de twee
hoofdstraten van het voormalige kamp. Veel meer is er niet
te zien behalve enkele betonnen funderingsresten. Op de
zwerfkei is een plaquette aangebracht met de tekst:
'Belgisch vluchtelingenkamp V.O.E. 1914-1918, Deze
zwerfkei uit Ede doet ons denken aan het verleden.'
|
De resten van het vluchtoord Ede met in het midden
het Belgenmonument. |
Er is wel enige
denkkracht voor nodig om staande bij de zwerfkei een
voorstelling te maken van een kamp van 30 hectare (500 bij
600 m) groot hier op de hei, waar op zijn hoogtepunt ruim
5.000 mannen, vrouwen en kinderen samenleefden. Niet veel
minder dan in het dorp Ede zelf.
Tussen Ede en Nunspeet (Begraafplaats
Garderen) Behalve de
gedenktekens voor de Belgische vluchtelingen zijn er nog
een paar tastbare herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog
op de Veluwe.
Op de begraafplaats in Garderen
staat een gedenkteken voor 29 Servische militairen die
hier zijn begraven. Vermoedelijk waren het
krijgsgevangenen die uit Duitsland via Nederland op weg
waren naar hun land. Volgens het monument in Enschede ter
herinnering aan de repatriëring zijn, in de periode tussen
20 november 1918 en 20 januari 1919, 1660 Servische
krijgslieden Nederland binnengekomen. Een aantal daarvan
werd tijdelijk ondergebracht in het ontruimde Nederlandse
mobilisatiekamp in Nieuw-Milligen. Slechts een obelisk
langs de oude weg tussen Amersfoort en Apeldoorn (de
huidige N344) herinnert aan dit barakkenkamp, dat op 22
oktober 1915 in gebruik werd genomen.
De Servische
militairen zijn in januari 1919 overleden aan de Spaanse
griep en begraven op de begraafplaats in Garderen. Servië
ging in 1928 op in Joegoslavië. De Joegoslavische regering
heeft de stoffelijke resten in 1938 laten opgraven om ze
in Joegoslavië te herbegraven. Dat is nooit gebeurd, het
transport met de lichamen is ergens, op een nu onbekende
plaats, in Tsjecho-Slowakije gestrand. In oktober 2009
is aan het monument in Garderen nog een nieuwe plaquette
toegevoegd met de namen van 14 Servische militairen die in
Enschede zijn gestorven.
Vluchtoord Nunspeet
De Nederlandse overheid deelde de armlastige Belgen die in
de vluchtelingenkampen gehuisvest werden in drie groepen
in: de gevaarlijke of ongewenste elementen, de minder
gewensten en de fatsoenlijke behoeftigen. Ede was opgezet
voor de laatste categorie en werd derhalve het
modelvluchtoord. Nunspeet daarentegen was bestemd voor de
eerste categorie ook wel omschreven als 'de heffe des
volks', oftewel het uitschot. Volgens de eerste
kampbestuurder, dr. Hendrik Muller, bestond de
kampbevolking uit: 'dronkelappen, lichtekooien,
syfilislijders en luiaards.' Een niet al te positieve
beschrijving derhalve.
Vluchtoord Nunspeet werd
gebouwd langs de Eperweg op de hei op ruim een kilometer
ten oosten van het dorp Nunspeet. Het bestond uit vier
delen ('dorpen') met zo'n 70 barakken. Woon- en
slaapverblijven voor families met of zonder kinderen,
waslokalen en eetzalen, en sociale voorzieningen zoals een
ziekenhuis, kerk en scholen. Het kamp was omgeven door een
sloot met een draadversperring. Midden 1917 werd het
maximale aantal bewoners van ongeveer 7.000 mensen
bereikt.
De omstandigheden waren in de begintijd
verre van ideaal in het kamp getuige een krantenbericht in
het Dagblad van Zuid-Holland van 30 december
1914, waarbij de verslaggever de kampbewoners verzocht
geduld te hebben:
|
‘We hebben twee,
drie, vier maanden geduld gehad. Wat is geduld in
een oord als dit, waar we worden bewaakt als wilde
beesten, waar we niets hebben te doen. In deze
verlatenheid, waar we als varkens op stroo slapen
en onze longen uithoesten tusschen vochtige
dekens!’ |
Er herinnert momenteel weinig meer in Nunspeet aan de
tijdelijke verblijfplaats van de ongeveer 7.000 Belgische
vluchtelingen die daar ooit verbleven. Het kamp werd in
1919 afgebroken. Op de plaats waar het kamp was gevestigd
zijn woningen gebouwd resulterend in een van veel groen
voorziene woonwijk. Geen wijk waar men 'de heffe des
volks' zou aantreffen. De lanen in de wijk dragen de namen
van leden van het Belgische koningshuis. Op de hoek van de
Leopoldlaan en de Fabiolalaan staat een bord met de
plattegrond van het voormalige kamp en de lanen van de
woonwijk erin getekend.
|
Informatiebord op de hoek van de Leopoldlaan en de
Fabiolalaan in Nunspeet. |
Oude Begraafplaats in Nunspeet
Tastbare herinneringen aan het verblijf van de Belgen in
Nunspeet zijn te vinden op de Oude Begraafplaats aan de
Eperweg 22. Op een gedeelte van deze begraafplaats, ooit
begonnen in 1828, liggen de Belgische vluchtelingen die in
vluchtoord Nunspeet zijn overleden. Gezien de miserabele
toestanden overleden nogal wat mensen in begintijd van het
kamp. In een opeengepakte mensenhoop onder onhygiënische
omstandigheden verspreidt een epidemie zich nu eenmaal
snel.
In de eerste negen maanden stierven 264
personen op een totaal van circa 5.500 kampbewoners. Daar
werd in de lokale pers aandacht aan besteed: 'In
vluchtoord Nunspeet waart de dood als een rover rond.'
Vooral de kindersterfte was hoog. Van de kinderen onder de
12 jaar stierven er 225 van de 1000, een hoog percentage.
|
Graf van het jongetje Philips Polak op de Oude
Begraafplaats in Nunspeet met daarachter de
anonieme graven van Belgische vluchtelingen. |
De
graven zijn voorzien van kleine gietijzeren paaltjes met
een nummer. Bijna 650 anonieme, dode Belgen op slechts
drie na. Er zijn drie graven gemarkeerd: een stenen plaat
voor Johanna Wennemers (14 juli 1885 – 16 april 1917), een
verweerd vierkant houten bord voor een kind met de naam
Willem (geboren in 1913) en een houten bord in de vorm van
een grafsteen voor het jongetje Philips Polak.
Hoewel het hout is aangetast is de tekst nog leesbaar.
Geboren in april 1912 in Borgerhout, Antwerpen en
gestorven in Nunspeet op 17 februari 1915. Een nog geen
drie jaar oud slachtoffertje van de oorlog, maar de
anonimiteit enigszins ontstegen. De doodsoorzaak werd niet
ingevuld in het dodenregister, maar overlijden door
mazelen kwam vaak voor in het kamp.
Aan de rand van
de begraafplaats staat nog een bakstenen monument
opgericht in 1919. Onder het graveerde kruis met de tekst
'O Crux, ave spes unica (O Kruis, onze enige hoop)' staat
op het monument: 'Gastvrij Nederland aan de afgestorvene
vluchtelingen 1914-1919.'
Belgenkamp in Harderwijk
Harderwijk was in 1914 een plaats met ongeveer 7.500
inwoners. Het Belgenkamp voor de rond de 15.000
geïnterneerde militairen werd enkele kilometers ten
zuidenoosten van de stad aangelegd. Anno 2010 ligt de
stadsgrens van Harderwijk bij het voormalige kamp. Er
herinnert niets meer aan het kamp en de snelweg A28 loopt
voor een deel over het voormalige kampterrein. Naast het
kamp voor de militairen verrezen er de twee gezinsdorpen
Leopoldsdorp en Heidekamp voor burgers, aangegeven op
onderstaande kaart.
Het Stadsmuseum van Harderwijk,
in het oude centrum, bezit nog een aantal door de
kampbewoners vervaardigde voorwerpen. Het museum
organiseerde in 2009 samen met het Streekarchivariaat
Noordwest-Veluwe een tentoonstelling over het Belgenkamp
onder de titel "Achter den Pinnekesdraat".
|
Kaart van Harderwijk met ingetekende posities van
de Belgenkampen. |
Ook van het tweede grote kamp met
Belgische militairen, het Kamp van Zeist, is niets bewaard
gebleven. Het bevond zich op de locatie van de vliegbasis
Soesterberg waar nu nog het Militaire Luchtvaart Museum
staat. Het Legermuseum zal in de komende jaren van Delft
naar deze locatie verhuizen.
Begraafplaats Oostergaarde in
Harderwijk
Aan de rand van de Gemeentelijke Begraafplaats
Oostergaarde in Harderwijk ligt een Belgisch Ereveld, dat
op 28 september 1963 officieel werd geopend door de
Belgische ambassadeur. Hier liggen nu vrijwel alle
Belgische soldaten begraven die tijdens hun internering in
Nederland zijn overleden en niet gerepatrieerd zijn.
Ze zijn niet allemaal in Harderwijk gestorven. Aan het
einde van de Eerste Wereldoorlog lagen op de begraafplaats
in Harderwijk slechts 36 Belgische militairen. Na overleg
tussen de Belgische regering, de Nederlandse
Oorlogsgravenstichting en de gemeente Hardewijk is er in
1960 voor gekozen om de militairen die elders in Nederland
lagen begraven naar Harderwijk over te brengen. In vijf
andere plaatsen in Nederland liggen in gemeenschappelijke
graven, vaak voorzien van een monument, nog een dertigtal
Belgische militairen zoals in Heerlen.
In totaal
worden in Harderwijk 349 doden herdacht. Er staan 225
grafstenen en op het herdenkingsmonument aan de achterkant
worden de namen van 124 mannen vermeld die niet konden
worden herbegraven.
Er waren ongeveer 33.000
Belgische militairen in Nederland geïnterneerd dus 349 is
slechts 1% van het totaal. Het merendeel is overleden ten
gevolge van de Spaanse griepepidemie die in 1918 en 1919
heerste. De jaartallen 1918 en 1919 komen dan ook veel
voor.
Er staat behalve de naam en de data (soms
alleen de overlijdensdatum) weinig op de grafstenen. De
stenen komen overeen met de Britse grafstenen en zijn
volkomen anders dan de gebruikelijke militaire Belgische
grafstenen. Alleen op een begraafplaats in Deventer staat
in Nederland zo'n gangbare steen - een grijze massieve
steen met ronde bovenkant - op een gezamenlijk graf voor
vier Belgische soldaten.
|
Het Belgische Ereveld op de Gemeentelijke
Begraafplaats Oostergaarde te Harderwijk. |
Op de begraafplaats liggen ook de
dodelijke slachtoffers van de opstand in het Kamp van
Zeist op 3 december 1914. Ze kwamen in opstand tegen de
slechte leefomstandigheden in dat kamp. De kantine werd
o.a. leeggeplunderd. De Nederlandse bewakingstroepen
werden uitgescholden voor 'kwatta-soldaatjes' en
soortgelijke scheldwoorden. Het liep uit de hand doordat
de Belgen met stenen begonnen te gooien.
De
opstand werd vervolgens met geweld door de Nederlandse
bewaking neergeslagen. Daarbij werden acht Belgen gedood
en 18 zwaargewond. Zes liggen er in Harderwijk begraven,
twee zijn later gerepatrieerd. Vijf mannen, die niet
tevreden waren met hun lot in het Kamp van Zeist, liggen
er in een rijtje bij elkaar: Boeykens, Demaeyer, Desmedt,
Devrieze en Honnorez. De zesde, DeHerdt, ligt in een
andere rij. Vijf Vlaamse en een Franse naam. Rond de 70%
van de geïnterneerden was Vlaming.
|
Op de Gemeentelijke
Begraafplaats zijn destijds ook enkele Belgische
vrouwen en kinderen begraven. Hier ligt tevens
het zesjarige Nederlands meisje Woutje van de
Velde in een bijzonder graf gemaakt van een
afgezaagde boomstam. Zij was het slachtoffer van
een door een Belgische korporaal op 13 januari
1917 gepleegd zedenmisdrijf. Voor de moord werd
deze man eerst veroordeeld tot 15 jaar
tuchthuis, maar in hoger beroep
ontoerekeningsvatbaar verklaard en vrijgesproken.
Wel werd hij op last van de krijgsraad in een
krankzinnigengesticht geplaatst. |
Belgenmonument in Amersfoort
Een groot probleem van de Belgen in de kampen was de
verveling. Als geïnterneerden beloofden niet te
ontsnappen, mochten ze tegen betaling gaan werken. Dit
gebeurde o.a. in de Limburgse mijnen.
Een
bijzonder werkgelegenheidsproject startte op Belgisch
initiatief in Amersfoort. Op 3 oktober 1916 stelde het
'Centraal Beheer der Werkscholen voor Belgische
geïnterneerde Soldaten' aan het gemeentebestuur van
Amersfoort voor een gedenkteken op te richten. Dit
monument diende de Belgische dankbaarheid voor de
Nederlandse gastvrijheid tijdens de oorlog tot uiting te
brengen.
Op 10 oktober 1916 werd het besluit door
de gemeenteraad van Amersfoort genomen. Na overdracht zou
de gemeente Amersfoort voor het onderhoud zorgen. Het
monument staat aan de Belgenlaan bij de Stichtste Rotonde
en werd gebouwd door de Belgische geïnterneerden,
leerlingen van de werkscholen in de kampen Harderwijk en
Zeist. In groepen van 25 man konden ze er enkele weken of
maanden aan meehelpen.
Het ontwerp was van de
Belgische architect Huib Hoste uit Brugge die tijdens de
oorlog in Nederland verbleef. In het voorjaar van 1917
werd met de bouw begonnen en ten tijde van de
wapenstilstand op 11 november 1918 was het vrijwel klaar.
De architect is duidelijk beïnvloed door Nederlandse
architecten van de Amsterdamse school zoals Hendrik Pieter
Berlage.
Het monument bestaat uit een hoofdgebouw
en een lager gelegen muur op een afstand van 60 meter.
Daartussen zou een tuin worden aangelegd, maar dat is niet
gerealiseerd. Het hoofdgebouw is 18 meter breed en heeft
drie verticale pylonen met hoogten van 12 en 14 meter. In
de middelste pyloon zijn aan de twee kanten de Nederlandse
en Belgische Leeuw in baksteen uitgebeeld.
Aan de
voorkant is een reliëf met het beeld van de vredesengel
Pax aangebracht. Aan weerszijden van de middelste pyloon
bevinden zich trappen die naar twee ruimtes leiden. In een
daarvan worden de gestorven Belgische geïnterneerden
herdacht door middel van een in beton uitgehakte lijst
namen. De andere is gewijd aan koningin Wilhelmina en
koning Albert I, maar aan de muren zijn ook stenen
portretten van hoge militairen uitgehakt zoals van
generaal Snijders.
In de jaren 1955-1957 werd het
monument gerestaureerd, nodig door de slechte staat van
het beton en het beeldhouwwerk. Op de middelste pyloon
werd in 1967 een carillon geplaatst, momenteel in gebruik
door de beiaardschool. In 2000 werd het Belgenmonument
opnieuw gerestaureerd en is sindsdien een Rijksmonument.
|
Het Belgenmonument in Amersfoort. |
De verhouding tussen België en
Nederland was na de oorlog bepaald niet vriendelijk.
België vond dat het ter compensatie van de geleden
oorlogsschade recht had op Zeeuws-Vlaanderen en
Zuid-Limburg. De Belgische eisen op Nederlands grondgebied
werden echter tijdens de besprekingen in Versailles in
1919 afgewezen.
De situatie was zodanig gespannen
dat er kort na de oorlog geen plaats was voor een
officiële inhuldiging van het monument. Dat is pas op 22
november 1938 gebeurd in aanwezigheid van koningin
Wilhelmina en de Belgische koning Leopold III, de zoon van
de in 1934 dodelijk verongelukte koning-ridder Albert I.
Op de gedenkplaat staat de volgende tekst, op een tweede
plaquette ook in het Frans:
'Als getuigenis der
dankbaarheid van het Belgische volk voor de edelmoedige
hulpvaardigheid aan de Belgische uitgewekenen gedurende
den Wereldoorlog 1914-1918 door het Nederlandsche volk
bewezen.'
Het monument staat op de Amerfoortse
Berg, een van de toppen van de Utrechtse Heuvelrug. Op de
in 1937 aangebrachte zonnewijzer is aangegeven dat men
zich hier '45 meter boven NAP' bevindt en dat 'Amersfoort
centrum des lands' is, wat niet helemaal waar is.
Voor de reliëfs van het bovenste gedeelte van het monument
werd de Zwitserse beeldhouwer François Gos aangetrokken.
De beeldhouwwerken beelden het leven in vrede uit dat
troost moet bieden: een werkende smid, boeren met blije
kinderen en een huisvrouw met spinnenwiel.
Op de
muur van het onderste gedeelte is het jaar 1917 gemetseld.
De tekst boven de bankjes luidt (in het Nederlands en
Frans): 'Gastvrijheid, Opbeuring, Onderwijs'. Het was ooit
de bedoeling bij de muur een klein museum te bouwen, maar
dat is er nooit van gekomen.
Het beeldhouwwerk aan
de andere kant van de muur was een ontwerp van de
Nederlandse beeldhouwer Hildo Krop (1884-1970), die in
Amsterdam als stadsbeeldhouwer heeft gewerkt. Zijn stijl
wordt omschreven als een socialistisch symbolisme. De
reliëfs verbeelden de fusillade, internering en uittocht. |
|
▬
©
2010 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten
van bovenstaand artikel
berusten bij de auteur.
Voor gehele of
gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande
schriftelijke toestemming vereist van de
auteur.
Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit
emailadres aan de auteur worden voorgelegd.
|
|
|