|
Johannes Esser en de constructive
chirurgie
Boekbespreking 'Het tomeloze
leven van Johannes Esser'
Dat Nederland op haar manier
een bijdrage heeft geleverd aan de Eerste Wereldoorlog
is met name door de boeken en artikelen die daar de
laatste jaren over verschenen zijn, steeds duidelijker
geworden. Maar dat ook een Nederlandse chirurg veel werk
heeft verricht om het leven van frontsoldaten die aan
het front een gezichtsverminking opliepen dragelijker te
maken, zowel medisch als sociaal, daarover is nog weinig
bekend. Het gaat hier om het werk van de Nederlandse
chirurg Johannes Esser. De reconstructie van het gezicht
door middel van huidtransplantatie was zijn
specialiteit.
Twee boeken zijn de afgelopen periode verschenen die hem
na meer dan tachtig jaar de credits willen geven voor
zijn vele arbeid. Hoewel ze niet direct met de Eerste
Wereldoorlog te maken hebben worden ze hier toch
besproken. Het werk dat door Esser immers is verzet is
zo veel omvattend en heeft zo veel te maken met de
Eerste Wereldoorlog dat ze hier gewoon niet onbesproken
mogen blijven.
Het eerste boek is zijn biografie 'Het tomeloze leven
van Johannes Esser' dat in 2002 verscheen van de hand
van Tom Neelisen. De schrijver noemde het boek het een
'portret in panelen' van de grondlegger van de
plastische chirurgie. In panelen, omdat Johannes Esser
naast arts onder meer zakenman, speculant,
kunstverzamelaar en schaker was.
En al deze bedrijvigheden verrichtte hij naast en door
elkaar. Het tweede boek, ‘Artery Flaps’,1) is een
herdruk in een facsimile uitgave van de Erasmus
Universiteit, dat door Esser in 1932 werd gepubliceerd.
In dit boek documenteerde Esser een reeks van zijn
operaties zowel in schrift als beeld.
Esser werd in 1877 geboren in Leiden. In 1897 gaat Esser
medicijnen studeren in Leiden, zijn zus tandheelkunde.
Esser helpt zijn zus zo grondig met de theorie, dat zij
tegelijkertijd het theoretisch examen doen. De opgedane
kennis zal hem later zeer van pas komen. In 1903 doet
hij zijn artsexamen.
Na een scheepsreis naar de West (als scheepsarts) en
anderhalf jaar huisartsenpraktijk in Polsbroek, vestigt
hij zich in 1905 als huisarts te Amsterdam. Daar is hij
in zijn element. Zijn huis wordt trefpunt voor
kunstenaars. Hij verzamelt veel werk van onder anderen
Breitner, Israels, Mondriaan en Sluijters.
Verder stort hij zich verwoed op het schaken, een tak
van sport die hij sinds de lagere school beoefent. In
1913 wordt hij Nederlands kampioen ook verkoopt hij zijn
praktijk in Amsterdam en gaat naar Utrecht waar hij
zich, na een grondige theoretische studie, aan de
universiteit in laat schrijven voor algemene chirurgie.
Zijn interesse gaat echter niet uit naar algemene maar
naar maxillo-faciale chirurgie: het voor zijn patiënten
(en hun omgeving) draaglijk maken van aangeboren en
toegebrachte gelaatsmisvormingen. Het lukt hem om in een
aantal ziekenhuizen in Rotterdam praktische operatieve
ervaring op te doen. Vervolgens verhuist hij naar Parijs
om zich daar verder theoretisch te bekwamen.
Begin 1914 - in Frankrijk ziet men de bui hangen - lukt
het hem een spoedcursus oorlogschirurgie te volgen. Op
vakantie in Nederland breekt de oorlog uit. Esser biedt
zijn diensten aan Frankrijk en Engeland aan, maar zonder
succes. Hij gaat weer aan het werk in Rotterdam, runt
nog een tijdje een tandartsenpraktijk en krijgt in 1915
zijn grote kans: een aanstelling als oorlogschirurg in
Brno, Tsjechië.
Met vier Nederlandse verpleegsters vertrekt hij naar
Brno. Zijn ster stijgt daar snel, en na korte tijd komen
alle gewonden die voor plastische chirurgie behandeld
moeten worden naar 'zijn' ziekenhuis.
Eind 1915 wordt hij overgeplaatst naar Wenen, eind 1916
naar Boedapest en in 1917 wordt hij uitgenodigd om in
Berlijn te komen werken. Hij verricht talloze operaties,
ontwikkelt tal van nieuwe technieken, houdt lezingen en
schrijft artikelen in medische vakbladen, en een boek
over plastische chirurgie.
Hij wordt algemeen gezien als dé expert op dat gebied.
De basis van de huidige plastische en reconstructieve
chirurgie werd echter gelegd in de 1e wereldoorlog. Door
de vele met name aan het gelaat zwaar verminkte
oorlogsslachtoffers kwam de ontwikkeling van de
reconstructieve chirurgie van het hoofd- en halsgebied
in een stroomversnelling.
Esser geldt als de grondlegger van de plastische en
reconstructieve chirurgie in Nederland. Hij trok zich
het lot aan van de eindeloze stroom mismaakte jonge
mannen die in de Eerste Wereldoorlog van het front
kwamen, duizenden, die in kampen werden opgeborgen om
anderen de gruwelijke aanblik te besparen.
In 1918 krijgt Esser een eredoctoraat van de
Universiteit van Berlijn. Hier begint hij een
particuliere chirurgische praktijk. Inmiddels is, met de
capitulatie van Duitsland, de oorlog ten einde.
In Duitsland breken dan woelige jaren aan, zowel
politiek als economisch. Van dit laatste weet Esser als
zakenman dankbaar gebruik te maken. Maar in 1924 wordt
hem de grond te heet onder de voeten: de fiscus zit hem
op de hielen en hij 'vlucht' naar Nederland. Terug in
Nederland komt Esser medisch in een vacuüm terecht: hij
kan als (top)chirurg geen eigen praktijk beginnen.
Hij heeft in Nederland immers nooit zijn opleiding
voltooid, hij is letterlijk een selfmade man. Hij
begeeft zich dus weer in de zaken- en kunstwereld, en
met succes. Maar het geeft hem geen voldoening en na
enige tijd stort hij zich in zijn grote passie: de
verwezenlijking van de Chirurgische Vrijstaat.
De
Chirurgische Vrijstaat
Zijn Chirurgische Vrijstaat zou een onafhankelijk
ministaatje moeten zijn, met daarin - of beter daarop:
het zou bij voorkeur een eilandje moeten zijn - een
plastisch-chirurgische universiteit en kliniek. Een
staatje, geheel onafhankelijk, met eigen geld en
postzegels en hijzelf als geneesheer-directeur. Maar
waar zo'n eilandje te vinden?
Van grofweg 1928 tot 1938 sprong Esser als een
sprinkhaan door de hele westerse wereld, om steun en
handtekeningen te verzamelen en om een geschikt eilandje
te vinden. Het is verbazend te lezen hoeveel
steunbetuigingen hij wist te verzamelen, van beroemde
chirurgen en geleerden (onder meer 15
Nobelprijswinnaars, onder wie Einstein)
en staatshoofden.
Maar het vinden van een geschikte locatie was het grote
probleem en dat lukt uiteindelijk niet. Eén keer bijna:
hij krijgt voor zijn doel een Grieks eilandje
aangeboden. De Griekse regering eist echter dat er een
Griekse politieman op het eiland moet zijn, en dat is
tegen Esser's principe van onafhankelijkheid. Dus gaat
het niet door.
Tijdens zijn zwerftocht verricht Esser talloze
operaties, houdt lezingen en schrijft artikels voor
wetenschappelijke tijdschriften. Hij wordt alom geprezen
en tot erelid van diverse instituten benoemd.
In 1936 is hij erevoorzitter van het eerste Europese
Congres voor Plastische Chirurgie.In 1940 vertrekt hij
naar de VS, als hij bij speculaties aan de beurs van New
York in één klap al zijn geld kwijt is, reist hij in een
tot camper omgebouwde bestelauto het land door, levend
van lezingen die hij houdt.
In 1943 betrekt hij een slooppand in Chicago. Esser
werkt aan zijn memoires en vat het plan op een boek te
schrijven over de Theorie van Alles. Maar het leven eist
zijn tol: het gaat steeds slechter, zowel lichamelijk
als geestelijk en in 1946 sterft hij aan een hartkwaal.
Esser wordt begraven en vergeten.
Ton Neelissen trok zich vervolgens het lot aan van deze
thans nagenoeg vergeten grondlegger van de plastische
chirurgie en schreef een boek dat recht doet aan deze
wonderlijke, geniale man. Met als resultaat het boek
waarin de opkomst en ondergang van de weergaloze chirurg
van duizenden operaties en grote successen daarmee, en
passant Nederlands schaakkampioen, kunsthandelaar en wat
al niet meer, zeer lezenswaardig is neergezet als
monument voor een beroemd, maar vergeten voorman.
1) J.F.S. Esser: Artery Flaps,
Erasmus Publishing, Rotterdam 2003 ISBN 9052351600; 152
blz., € 72,00 |
|
|