Het Chemisch Wapenverdrag
Op 29 april 1997 werd het Chemisch Wapenverdrag van kracht.
Elke staat die partij is bij dit verdrag verplicht zich er
toe nimmer en onder geen enkele omstandigheid2):
a. chemische wapens te ontwikkelen,
te produceren, anderszins te verwerven, een voorraad daarvan
aan te leggen of in bezit te houden, dan wel aan wie dan ook
direct of indirect over te dragen;
b. chemische wapens te gebruiken;
c. zich bezig te houden met militaire voorbereidingen tot
het gebruik van chemische wapens;
d. wie dan ook op enigerlei wijze te helpen, aan te moedigen
of aan te zetten tot een ingevolge dit verdrag aan een staat,
die partij is bij dit verdrag, verboden activiteit.
Het Chemisch Wapenverdrag is tot stand gekomen na meer dan
20 jaren onderhandelen in de Ontwapeningsconferentie in
Genève in de periode 1970-1992. In januari 1993 is dit
verdrag open gesteld voor ratificatie en in 1996 werden de
vereiste 65 ratificaties verkregen.
Anno 2006 hebben meer dan 175 staten zich aangesloten bij
het verdrag. Sommige landen in het Midden-Oosten (b.v.
Egypte, Israël, en Syrië) zijn helaas nog steeds geen
partij. Het verdrag is omvangrijk en kent 24 artikelen en
drie bijlagen, waaronder de bijlage inzake de chemische
stoffen en de uitgebreide verificatiebijlage.
|
Het OPCW gebouw in Den Haag |
De ‘Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons’
(OPCW), die de naleving van het Chemisch Wapenverdrag dient
na te gaan is gevestigd in Den Haag aan de Johan de
Wittlaan. Men kan dus stellen dat het verdrag terug is op de
plaats waar het bijna 100 jaar geleden is geboren.
Tijdens de Eerste Internationale Vredesconferentie in Den
Haag3)
werd op 29 juli 1899 afgesproken dat de
ondertekende mogendheden zich verplichten af te zien van het
gebruik van projectielen die uitsluitend ten doel hadden
verstikkende of giftige gassen te verspreiden.4)
Deze verklaring werd door alle grote mogendheden van die
tijd ondertekend behalve de Verenigde Staten en werd
bevestigd tijdens de Tweede Internationale Vredesconferentie
in Den Haag in 1907. Er loopt een directe lijn van de
Vredesconferentie uit 1899 naar de eerste OPCW Conferentie
uit 1997.
Het is genoegzaam bekend dat de strijdende partijen zich
tijdens de Eerste Wereldoorlog weinig hebben gehouden aan de
verklaringen uit 1899 en 1907. Sinds 1915 werd er op grote
schaal gebruik gemaakt van chemische wapens. Vooral de
aanval met chloorgas op 22 april 1915 rond Ieper wordt in
vrijwel alle standaardwerken over de Eerste Wereldoorlog
gememoreerd.
Duitsland werd hard aangevallen voor dit grootschalige
gebruik van gifgas. In een verweerschrift onder de titel
‘Die deutsche Kriegführung und das Völkerrecht’ wees de
Duitse legerleiding op het feit dat de Fransen al eerder
granaten gevuld met chemicaliën hadden afgevuurd en dat de
verspreiding van chloorgas via cilinders had plaatsgevonden
en niet via projectielen zoals vermeld in de verklaring uit
1899.5)
Het is duidelijk dat volgens de letter van de verklaring van
1899 de Duitsers hierin gelijk hadden, maar dat het zeker
strijdig was met de geest van de verklaring. Wat betreft de
manier van verspreiding van gassen is het Chemisch
Wapenverdrag eenduidig, hoewel er ook in dit verdrag
vaagheden voorkomen, die zowel naar de letter als naar de
geest geïnterpreteerd kunnen worden. Wat dat betreft is er
dus niets nieuws onder de zon.
Na het beëindigen van de oorlog is het in verschillende
fases gekomen tot het Protocol van Genève uit 1925. In de
eerste plaats werd in het verdrag van Versailles artikel 171
opgenomen dat nadrukkelijk de fabricage en de invoer van
vergiftige, verstikkende of soortgelijke chemicaliën in
Duitsland verbiedt.6)
In 1922 werd in Washington tijdens een conferentie over
wapenbeperkingen een verdrag opgesteld, waarin in artikel 5
het gebruik van chemische strijdmiddelen werd verboden.7)
Dit verdrag werd weliswaar nooit aangenomen, maar is toch de
opstap geweest tot het Protocol van Genève.8)
Het protocol
wordt beschouwd als de eerste belangrijke multilaterale
overeenkomst betreffende chemische wapens. Bovendien werden
ook biologische wapens opgenomen. De meeste grote
mogendheden hebben het protocol snel daarna geratificeerd.
Hoewel initiatiefnemer deed de Verenigde Staten dit echter
pas in 1975.
In het Chemisch Wapenverdrag wordt in de preambule [=
inleiding] nadrukkelijk verwezen naar het Protocol van
Genève. De tekst luidt: ‘In herinnering brengend dat de
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties herhaaldelijk
elk optreden dat in strijd is met de beginselen en
doelstellingen van het Protocol van Genève van 17 juni 1925
nopens het verbod van het gebruik tijdens oorlogshandelingen
van verstikkende, giftige of andere gassen en van vormen van
bacteriologische oorlogsvoering heeft veroordeeld’.
Ook in artikel XIII van het Chemisch Wapenverdrag is
opgenomen dat geen enkele bepaling in het verdrag mag worden
uitgelegd als strijdig met het Protocol van Genève. Het
Chemisch Wapenverdrag wordt nadrukkelijk gezien als een
verbeterde en uitgebreidere versie van het Protocol van
Genève, dat eigenlijk alleen een niet gebruiksverdrag
behelst. Diverse landen, waaronder Nederland, hadden zich
bij de ratificatie van het protocol het recht voorbehouden
chemische wapens te gebruiken tegen een aanvallend land, die
ze als eerste inzette.
Het is opvallend dat van alle wapensystemen die tijdens de
Eerste Wereldoorlog voor het eerst werden toegepast of die
een enorme evolutie hadden ondergaan (gas, tanks,
vlammenwerpers, duikboten, vliegtuigen) het alleen voor het
chemische wapen tot een verbod is gekomen na de oorlog.
Natuurlijk heeft de afschuw tegen het gebruik van
strijdgassen een grote rol gespeeld bij het tot stand komen
van het Protocol van Genève, maar het bleek ook dat ze toch
niet zo effectief waren als de tegenpartij over een adequate
bescherming beschikte.
Geen van de strijdende partijen heeft duidelijk voordeel van
ze gehad en dus was een verbod op het gebruik ervan geen
grote aderlating van de militaire mogelijkheden van de
grootmachten na de Eerste Wereldoorlog.
Oude chemische wapens
Het Chemisch Wapenverdrag kent een groot aantal bepalingen,
waarvan de vernietiging van de bestaande voorraad aan
chemische wapens door de huidige wapenbezitters uiteraard
een belangrijk onderdeel is. Het verdrag zegt echter ook het
één en ander over oude chemische wapens.9)
In delen van het verdrag wordt het jaartal 1925 als
markering gebruikt. Zo wordt onder ‘oude wapens’ verstaan
‘chemische wapens geproduceerd voor 1925’. Plaatsen waar
oude chemische wapens liggen opgeslagen, dienen opgegeven te
worden bij de OPCW en worden vervolgens door hen
geïnspecteerd. Oude wapens dienen behandeld te worden als
giftige afvalstoffen en de staten, die nog oude wapens
hebben, dienen die te vernietigen of anders te verwijderen
als giftige afvalstoffen. De kosten komen voor rekening van
de staat waar de oude wapens liggen of gevonden worden. Zo
draait België dus helaas op voor de kosten van de
vernietiging voor alle oude gasgranaten, die nog in het
gebied van Ieper worden gevonden.
Vernietiging van oude chemische wapens verloopt tegenwoordig
heel wat ingewikkelder en milieuvriendelijker dan in de
jaren na de Eerste Wereldoorlog. Zo is in het Chemisch
Wapenverdrag opgenomen dat zulks niet op de volgende wijzen
mag gebeuren: storten in enig oppervlaktewater, begraven in
de bodem of open verbranding.10)
Het storten in zee zoals
in 1919 en 1920 gebeurd is boven Knokke (de Paardenmarkt)
door de Britten en de Belgen is uiteraard uit den boze en
nog altijd is er discussie over de mogelijke gevaren van de
aldaar gestorte munitie.11)
Ook moeten Verdragstaten er op toe zien dat bij vernietiging
van chemische wapens de hoogste prioriteit moet worden
toegekend aan het waarborgen van de veiligheid van mensen en
het beschermen van het milieu.12)
In Poelkapelle heeft de Dienst voor opruiming en
vernietiging van ontploffingstuigen (DOVO) een
ontmantelingfabriek gebouwd, die voldoet aan de huidige
eisen qua veiligheid en milieunormen.13)
Oude granaten worden stuk voor stuk schoongemaakt, er wordt
een röntgenfoto van genomen om de inwendige structuur na te
gaan, de granaten worden opengemaakt, de inhoud verwijderd,
het explosieve deel apart verzameld en de chemische inhoud
geneutraliseerd. Het moge duidelijk zijn dat de vernietiging
van de oude chemische wapens op deze wijze traag verloopt en
vele malen meer tijd kost dan het vervaardigen van de
gasgranaten tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Over de problematiek van de oude chemische munitie is in
1997 een uitgebreide studie uitgevoerd door het Stockholm
International Peace Research Institute, resulterend in een
meer dan 300 pagina tellend rapport.14)
In dit rapport geven een aantal West- en Oost-Europese
landen aan wat ze tot 1997 met oude wapens hadden gedaan en
wat ze nog van plan zijn te doen. Behalve de Belgen hebben
ook de Fransen zo hun problemen met oude gasmunitie, zoals
in 2001 bleek toen in een grootscheepse operatie oude,
lekkende granaten vanuit de omgeving van Vimy vervoerd
moesten worden naar een veiligere plaats in de
Champagne.15)
De opening van de geplande Franse
ontmantelingfabriek heeft ook nog steeds niet
plaatsgevonden.
|
Opgraven van oude chemische granaten |
Chemische stoffen
In de bijlage van het Chemisch Wapenverdrag inzake de
chemische stoffen staan de stoffen die onderworpen moeten
worden aan verificatie. Deze zijn verdeeld in drie
categorieën, oplopend in risico voor het verdrag (lijst-1,
lijst-2 en lijst-3 stoffen):
1. Toxische chemicaliën of sleutelvoorlopers (precursors)
met een hoog risico ingezet te worden als chemisch wapen. Ze
hebben geen of nauwelijks nut voor vreedzame toepassingen.
2. Toxische chemicaliën of precursors met een significant
risico gebruikt te worden als chemisch wapen, maar die niet
in grote hoeveelheden worden gemaakt.
3. Toxische chemicaliën of precursors met een significant
risico die wereldwijd in grote hoeveelheden worden gemaakt.
Op de lijsten komen bekende strijdmiddelen uit de Eerste
Wereldoorlog voor, maar de lijsten zijn zeker geen
afspiegeling van alle chemicaliën die tijdens de oorlog
werden uitgeprobeerd als chemisch wapen.16)
Hier zal
slechts ingegaan worden op de meest bekendste gassen. Tevens
moet in ogenschouw genomen worden dat het Chemisch
Wapenverdrag niet alleen het vernietigen van bestaande
chemische wapens nastreeft, maar dat tevens de chemische
industrie gecontroleerd wordt.
Chloor
Chloor, het meest ingezette chemicalie, met een door alle
strijdende partijen geschatte totale productie van meer dan
100.000 ton komt niet voor op de OPCW lijsten.17)
Dit vereist
uiteraard enige toelichting. Hoewel chloor een gevaarlijk
gas is, wordt het in zeer grote mate geproduceerd door de
chemische industrie voor niet verboden doeleinden. In
Nederland produceerde AKZO Nobel in 2002 al zo’n 70.000 ton.
Verificatie van een dergelijke grote productie voor mogelijk
verboden toepassingen zou een belangrijk deel van de
capaciteit van de OPCW opslokken. Bovendien wordt chloor
heden ten dage niet meer als een chemisch wapen beschouwd,
maar als een toxisch industriechemicalie.
Fosgeen, chloorpikrine en
blauwzuur18)
Fosgeen en chloorpikrine werden tijdens de Eerste
Wereldoorlog door zowel de Britten, Fransen en Duitsers
(groenkruisgranaten) ingezet. Blauwzuur werd voornamelijk
alleen door de Fransen gebruikt. De geschatte producties van
de drie gassen waren respectievelijk 40.000, 12.000 en 4.000
ton. Gezien de grote toepassingen in de chemische
industrie werden deze drie stoffen op lijst-3 geplaatst.
Fosgeen is b.v. een grondstof voor het polymeer
polycarbonaat, waar CD ROM’s van worden geperst.
|
Mosterdgas19)
Mosterdgas was het meest gevaarlijke chemische strijdmiddel,
dat tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gebruikt. De
geschatte productie was rond de 10.000 ton, voornamelijk
door de Duitsers (geelkruisgranaten). Het wordt nog steeds
beschouwd als een chemisch strijdmiddel en is ook later,
ondanks het Protocol van Genève, gebruikt door strijdende
partijen o.a. in Ethiopië in de jaren 1930 door Italië en
tijdens het Iran-Irak conflict in de jaren 1980.20)
Het is
daarom op lijst-1 geplaatst.
Mosterdgas werd door de Duitsers gemaakt op basis van het
niet giftige thiodiglycol, dat redelijk eenvoudig met een
chloreringsmiddel zoals zoutzuur om te zetten is in
mosterdgas.21)
Dit stond bekend als het OXOL proces. De
Britten en Fransen gebruikten een andere bereidingswijze.
Thiodiglycol kwam onlangs weer in het nieuws door het proces
dat de Nederlandse staat heeft aangespannen tegen een
zakenman, die in jaren 1980 duizenden tonnen thiodiglycol
aan Irak had verkocht.22)
Thiodiglycol, een
sleutelvoorloper van mosterdgas, is geplaatst op lijst-2.
Handel in thiodiglycol is niet verboden onder het Chemische
Wapenverdrag, er zijn tenslotte ook vreedzame toepassingen
van deze stof, maar de handel is aan strikte regels
gebonden.
Traangassen
Tijdens de Eerste Wereldoorlog is veelvuldig gebruik gemaakt
van chemische stoffen, die weliswaar niet dodelijk waren,
maar een sterk prikkelend effect hadden op de ogen en de
neus. Na inademing veroorzaken dergelijke stoffen tranende
ogen, hoest- en niesbuien. Tegenwoordig worden deze stoffen
wel samengevoegd onder de noemer traangassen en/of middelen
ter bestrijding van oproer (Engels: ‘riot control agents’).
De Duitsers gebruikten tijdens de Eerste Wereldoorlog
stoffen zoals de arseenverbinding Clark I in projectielen
gemerkt met een blauw kruis.23)
Deze stoffen werden
verspreid als aërosol (rook) en deze fijne deeltjes werden
niet tegengehouden door de toen door de Britten en Fransen
gebruikte gasmaskers. Hoest- en niesbuien hadden tot gevolg
tot het gasmasker werd afgezet.
Door naast blauwkruisgranaten ook granaten met b.v. fosgeen
af te schieten (het zogenoemde ‘Buntschiessen’) werd de
bescherming van het gasmasker tegen fosgeen teniet gedaan.
De huidige generatie gasmaskers zijn voorzien van een
aërosolfilter, die fijne deeltjes tegenhoudt, en zodoende
bescherming biedt tegen zowel aërosolen als gassen. Sinds
tientallen jaren maakt de politie van vele landen bij de
bestrijding van ernstige rellen gebruik van traangassen. Bij
het opstellen van de lijst met chemicaliën voor het Chemisch
Wapenverdrag heeft men dan ook de traangassen er bewust
uitgelaten. Dit geldt voor alle stoffen, die in de Eerste
Wereldoorlog werden getest en ingezet als traangas. Wel is
in het verdrag opgenomen dat de zogenoemde
oproerbestrijdingsmiddelen niet als een vorm van
oorlogvoering mogen worden gebruikt.24)
Organisatie van de OPCW
In artikel VIII van het Chemisch Wapenverdrag wordt de
organisatie van de OPCW beschreven. De OPCW is een
onafhankelijke organisatie voor wapenbeheersing. Hoewel er
formele banden zijn met de Verenigde Naties (VN) en het een
VN-structuur kent, is het geen VN-organisatie. De organen
van de OPCW bestaan uit de Conferentie van de Staten die
partij zijn bij het verdrag, de Uitvoerende Raad en het
Technische Secretariaat.
De Uitvoerende Raad, bestaande uit 41 landen, heeft net als
de Veiligheidsraad van de VN een wisselende samenstelling.
De raad bevordert de doeltreffende toepassing en naleving
van het verdrag, en houdt tevens toezicht op de
werkzaamheden van het Technische Secretariaat. Bij het
Technisch Secretariaat werken ongeveer 500 personen, waarvan
een belangrijk deel (ca. 200) inspecteur is. Deze
inspecteurs controleren in alle Verdragstaten de naleving
van het verdrag en brengen daarvan rapport uit aan de
Uitvoerende Raad.
|
De Ieperzaal in het OPCW gebouw
|
De zaal waar de Uitvoerende Raad vergadert heet de Ieperzaal
(foto), waardoor nadrukkelijk het verband onderstreept wordt
met het gebruik van chemische strijdmiddelen (chloor,
mosterdgas oftewel Yperiet) rond de Belgische stad Ieper.
Bij de ingang van de Ieperzaal hangt een plakkaat met de
welbekende eerste strofe van het gedicht van John McCrae
beginnend met ‘In Flanders fields the poppies blow; between
the crosses, row on row’. Het ware beter geweest als daar de tweede strofe van het
minstens zo bekende gedicht ‘Dulce et decocurum est’ van
Wilfred Owen beginnend met de woorden ‘Gas, GAS, quick
boys!’ had gehangen.25)
Maar mogelijk zijn zinnen als ‘He
plunges at me, guttering, choking, drowning’ en ‘If you
could hear, at every jolt, the blood come gargling from the
froth-corrupted lungs’ te gruwelijk.
Diplomaten zijn soms huiverig van de harde realiteit van
oorlogshandelingen. Tenslotte presenteert de OPCW zich
jaarlijks tijdens de kransleggingceremonie op 11 november
aan de Menenpoort en werd de organisatie in 2002 genomineerd
voor de Vredesprijs van de stad Ieper. De prijs ging echter
naar een andere organisatie.
©
Eric R.J. Wils – e-mail
Noten
[1] De auteur is chemicus, oud TNO medewerker en voormalig
technisch adviseur van de Nederlandse OPCW
Vertegenwoordiging. De geuite meningen in dit artikel zijn
op
persoonlijke titel.
[2] Zie voor de volledige tekst van het Chemische
Wapenverdrag in de zes officiële VN-talen de website van de
OPCW (http://www.opcw.org). Hier wordt de door het
Ministerie van Buitenlandse Zaken geproduceerde Nederlandse
werkvertaling geciteerd.
[3] De conferentie werd gehouden in Huis ten Bosch, de
huidige woonplaats van Koningin Beatrix. Tijdens de opening
van het OPCW hoofdkwartier op 20 mei 1998 onthulde zij
daarbij een plakkaat en gaf daarbij de chemische ontwapening
een nieuw huis in Den Haag.
[4] De Engelse tekst luidt: ‘The contracting powers agree to
abstain from the use of projectiles the sole object of which
is the diffusion of asphyxiating or deleterious gases’. Zie
o.a. Jozef Goldblat, Arms Control, A Guide to Negotiations
and Agreements, International Peace Research Institute,
Oslo, 1994. De volledige tekst is ook op verschillende
internet sites te vinden (zie o.a.
http://www.icrc.org,
http://projects.sipri.se).
Hier duikt voor het eerst het
woord verstikkend (‘asphyxiating’) op. Het bizarre is dat in
het Nederlands en Duits het hoofdbestanddeel (ongeveer 80%)
van de luchtatmosfeer stikstof (‘Stickstoff’) wordt genoemd.
Andere talen noemen dit gas bijvoorbeeld ‘nitrogen’ (N2)
naar het chemische symbool.
[5] Een Engelse versie van dit Duitse verweerschrift samen
met de reactie van Sir John French op het inzetten van
chloorgas in april 1915 is te vinden op
http://www.firstworldwar.com onder Primary Documents.
[6] De Engelse tekst luidt: ‘The use of asphyxiating,
poisonous or other gases and all analogous liquids,
materials or devices being prohibited, their manufacture and
importation are strictly forbidden in Germany’. Zie
bijvoorbeeld
http://history.acusd.edu voor de volledige
tekst van artikel 171 uit het Verdrag van Versailles.
[7] Zie de internet sites onder noot 4 voor de volledige
tekst, waarin de termen ‘asphyxiating, poisonous or other
gases’ weer voorkomen.
[8] ‘Protocol for the prohibition of the use in war of
asphyxiating, poisonous or other gases, and of
bacteriological methods of warfare, 17 June 1925’. Zie de
referenties onder noot 4 voor de volledige tekst.
[9] Chemisch Wapenverdrag, Artikel II, paragraaf 5(a) en
paragrafen 3-7 van deel IV(B) van de Verificatiebijlage.
[10] Ibid, Paragraaf 13 van deel IV(A) van de
Verificatiebijlage.
[11] Zie o.a. Rob Ruggenberg,
De dood wacht geduldig aan het
Belgische strand. Ook in de SSEW Nieuwsbrief nr. 4 uit maart 2003 werd
aandacht aan deze problematiek gewijd.
[12] Chemisch Wapenverdrag, Artikel IV, paragraaf 10.
[13] Zie o.a. Rob Ruggenberg,
De gruwel van Houthulst.
Tot 1972 werden de gifgasgranaten in
beton gegoten en gestort in de Golf van Biskaje. Nog in 1980
werd om een noodsituatie op te lossen een storting in deze
zee uitgevoerd. Informatie verstrekt door DOVO.
[14] Thomas Stock and Karlheinz Lohs (Editors), The Challenge
of Old Chemical Munitions and Toxic Armament Wastes,
Stockholm International Peace Research Institute, Oxford
University Press, 1997.
[15] Zie o.a. Nigel Cave, Gas shells at Vimy, in Battlefields
Review, Issue No. 14, 2001, p. 7-8.
[16] Een overzicht van de voornaamste in de Eerste
Wereldoorlog gebruikte chemische wapens wordt gegeven door
Philip J. Haythornthwaite, The World War One Source Book,
London, 1992. Ook op internet zijn diverse overzichten te
vinden b.v. op
http://www.mitretek.org.
[17] Net zoals het totale aantal slachtoffers van chemische
wapens, zijn alle productiegetallen schattingen. L.F. Haber,
The Poisonous Cloud, Chemical Warfare in the First World
War, Oxford, 1986, noemt een getal van ruim 120.000 ton voor
chloor.
[18] De systematische naam van fosgeen is carbonyldichloride, die van chloorpikrine is trichloornitromethaan
en van blauwzuur waterstofcyanide (HCN).
[19] De systematische naam van mosterdgas is
2,2’-dichloordiethylsulfide. De stof heeft vele triviale
namen. De Belgen en Fransen noemen de stof Yperiet, na het
eerste gebruik ervan in Ieper in juli 1917. De
Angelsaksische literatuur spreekt van mustard(gas).
De
Duitsers noemen het Senfgas of Lost. Dit laatste is
afkomstig van Lommel en Stein, die het op grote schaal
produceerden. Het is zoals veel oorlogsgassen geen gas, maar
een vloeistof met een kookpunt van 217 °C. In zuivere vorm
wordt het bij 14 °C een vaste stof.
[20] V.A. Utgoff, The Challenge of Chemical Weapons, New
York, 1991, geeft een overzicht van het gebruik van
chemische wapens in diverse oorlogen en conflicten in de
20ste eeuw.
[21] De systematische naam van thiodiglycol is
2,2’-dihydroxydiethylsulfide. Door vervanging van de
hydroxyl (of ‘ol’) groep door chloor wordt mosterdgas
verkregen.
[22] Zie o.a. Ko Colijn en Harm Ede Botje, Het dubbelspel van
Frans van A., Vrij Nederland 8 januari 2005. De zakenman
Frans van Anraat is eind 2005 tot 15 jaar cel veroordeeld
[23] De systematische naam van Clark I is
difenylchloorarsine. De Duitsers gebruikten dit traangas in
de Tweede Wereldoorlog om hun gasmaskers te testen. Bij het
opruimen van oude munitie dook de stof af en toe ook op in
Nederland na de Tweede Wereldoorlog.
[24] Chemisch Wapenverdrag, Paragraaf 5 van Artikel I. De
Verenigde Staten heeft hiertegen echter bezwaar
aangetekend.
[25] Tom Lanoye geeft in zijn boek Niemandsland, Gedichten
uit de Groote Oorlog, Amsterdam, 2002, naast de volledige
Engelse tekst een Nederlandse interpretatie van beide
gedichten.
|