naar gifgas-pagina - naar homepage


Eerste Duitse pogingen gebruik ‘gifgas’

Experimenteren op zoek naar de juiste manier van gifgasgebruik
door Eric R.J. Wils en Menno Wielinga

In de literatuur wordt regelmatig gemeld dat de Duitsers voor het eerst gifgas aan het Oostelijk Front hebben uitgeprobeerd. Door de lage temperaturen had dat echter weinig uitwerking waardoor de tegenstander zich niet bewust was van het feit dat ze het doelwit van een chemische aanval was geweest.1) Dat wekt de indruk dat de Duitsers niet goed wisten waar ze mee bezig waren en dat er daardoor weinig vertrouwen was in het gifgas.

Nuancering gewenst
Nuancering van deze uitspraak is echter gewenst. Daartoe eerst enige begrippen uit de chemie en toxicologie, want zonder die valt het moeilijk uit te leggen. Er bestaat nu eenmaal geen ‘het gifgas’ zoals er ook geen ‘het kanon’ bestaat. Er zijn verschillende chemische stoffen die een bepaalde schadelijkheid hebben. De ene stof is per gewichtseenheid giftiger dan de andere en bovendien is de snelheid van de uitwerking op mens en dier verschillend.

Verder is de hoeveelheid (de dosis) die een persoon binnen krijgt van groot belang. De Zwitserse geleerde Paracelsus wist dat al in het begin van de zestiende eeuw: ‘Sola dosis facit venenum’ (‘alleen de hoeveelheid maakt het vergif’). Of te wel: ‘alle dingen zijn giftig, alleen de dosis maakt dat iets een vergif is’. Dus als men te veel keukenzout binnenkrijgt gaat men net zo goed dood als door het bekende vergif rattenkruid (arseenoxide) of door inademen van chloorgas.

Bij een aanval met gas zal de dosis grotendeels bepaald worden door de concentratie van het gas vermenigvuldigd met de tijd dat een persoon in de gaswolk doorbrengt. Natuurlijk spelen andere factoren zoals ademhalingssnelheid ook een rol en zal bij zware inspanning of stress de dosis aanzienlijk hoger zijn dan wanneer rustig adem wordt gehaald.

Eerste pogingen van het gebruik van gifgas
Het waren de Fransen die in september 1914 de zogenoemde cartouches suffocantes gevuld met traangas gingen gebruiken. De vulling bestond uit de chemische stoffen ethylbroomacetaat en chlooraceton. De granaten sorteerden weinig effect. De lucht aan het front was waarschijnlijk al dermate verontreinigd met andere chemische stoffen afkomstig van rook, nitreuze dampen van afgeschoten munitie en ontbindende lijken dat de werking van de traangassen niet meer werd opgemerkt.

Op 27 oktober 1914 gebruiken de Duitsers aan het Westelijk Front in de buurt van Neuve Chapelle voor het eerst traangasgranaten gevuld met ‘dianisidine chloorsulfonaat’ (een soort niespoeder) in nikkelgranaten. Dit werd niet opgemerkt door de Britten. Mogelijk werd het poeder niet goed verspreid als kleine deeltjes (aërosolen genoemd), wat technisch inderdaad erg moeilijk is. Te grote deeltjes komen niet binnen in het ademhalingssysteem.

De volgende Duitse poging was de ontwikkeling van ‘T-stoff’ genoemd naar de chemicus Hans Tappen. Zijn broer Gerhard Tappen, eind 1914 kolonel in het Duitse leger, had hem gevraagd of hij niet een geschikte stof wist. ‘T-stoff’ was een mengsel van gebromeerde xylenen, hoogkokende vloeistoffen. Deze stoffen hebben de werking van traangas.

Granaten gevuld met deze ‘T-stoff’ werden ingezet op 31 januari 1915 in een offensief aan het Oostelijk Front bij Bolimov. Ook deze granaten hadden geen of weinig effect. Dit kwam enerzijds omdat er bij een lage temperatuur veel te weinig gas gevormd wordt wanneer men hoogkokende chemicaliën gebruikt. Daarnaast men moet erg veel granaten tegelijkertijd op een bepaalde locatie afschieten om een gaswolk met een voldoende hoge concentratie te verkrijgen. En tenslotte zijn gebromeerde xylenen niet de meest schadelijke chemicaliën. De relatief lage toxiciteit van het middel gecombineerd met een te lage concentratie zorgden er dus voor dat de T-stoff-granaten geen effect hadden. In maart 1915 zijn ze bij Nieuwpoort ook nog aan het Westelijk Front gebruikt tegen Franse troepen en hebben daar ook niet het gewenste effect gesorteerd.

Pogingen te beschouwen als ‘leermomenten’
Deze pogingen zijn te beschouwen als ‘leermomenten’. De ontwikkeling van een kanon ging ook niet zonder slag of stoot. Deze experimenten zijn overigens pas later bekend geworden en wanneer de geslaagde Duitse gasaanval op 22 april 1915 niet had plaatsgevonden, waren ze waarschijnlijk nooit bekend geworden.

Het was Fritz Haber die met het idee van chloor kwam. Dit verenigde een aantal zaken: het was veel eenvoudiger een gaswolk te maken door een permanent gas tegelijkertijd te laten ontsnappen uit een groot aantal cilinders, chloor was giftiger dan de daarvoor gebruikte chemicaliën en de Duitse chemische industrie had er een grote hoeveelheid van beschikbaar. Er kon dus een gaswolk over een groot gebied gemaakt worden in een hoge concentratie zodat de geïnhaleerde dosis dodelijk zou zijn.

Vervolgens stampten de Duitsers in enkele maanden tijd een organisatie uit de grond. Er werden gascompagnieën gevormd, materialen verzameld, veldoefeningen gehouden etc. Eind maart 1915 waren de duizenden gascilinders bij Ieper ingegraven. Uit oefeningen met de gaswolken bleek het wapen te werken: de ingezette schapen gingen dood. Ook Duitse soldaten stierven aan chloor tijdens ongelukken in de loopgraven in maart 1915: de eerste gasslachtoffers waren dus Duitsers.
 
Duitse gaspioniers testen het gaswapen in februari 1915 op
het oefenterrein Wahn bij Keulen.

Sceptici en instinctieve afkeer
Toch waren er de nodige sceptici onder de Duitse legerofficieren. Zou het wel werken? Gas was een nieuw en onbeproefd wapen en militairen houden niet zo van onbeproefde zaken. Welk leger zou niet zijn twijfel hebben over een dergelijk experimenteel wapen, waar zoveel wetenschappers bij betrokken waren.

Daarbij kwam nog de instinctieve afkeer voor het gaswapen (‘die Feinde vergiften zu sollen wie die Ratten’). Het was naïef van Fritz Haber te veronderstellen dat de gasaanval van 22 april 1915 de definitieve aanval in het westen zou zijn. De strategie van de Duitse opperbevelhebber Erich von Falkenhayn was ook niet echt duidelijk; zo waren er geen reservetroepen beschikbaar.

De rest is bekend: de gasaanval op 22 april 1915 met chloor had een groot effect op de Franse troepen en er ontstond paniek. Dat de Duitsers de aanval niet voldoende hebben uitgebuit is weer een ander verhaal. Het was tenslotte pas om 17:00 uur Duitse tijd dat men de aanval inzette en met wat meer lef had Ieper vermoedelijk afgesneden kunnen worden. Maar dat is allemaal achteraf.

Hoe dan ook, in de literatuur wordt algemeen aangenomen dat de gasoorlog pas begonnen is op 22 april 1915. Voor die tijd was het gewoon experimenteren op zoek naar de juiste vorm. ‘The Road to Ypres: The Beginnings of Gas Warfare in World War I’, noemde Ulrich Trumpener dat in een artikel in ‘Journal of Modern History’ uit September 1975 (p. 460-480).

 In DE GROTE OORLOG - Kroniek 1914 -1918 deel 14, p. 133 -174, verschijnt een uitgebreid artikel van de hand van Eric Wils over Fritz Haber. Hierin wordt ook ingegaan op de periode voor de 22ste april 1915.

Noten
[1] Zie hiervoor o.a.:
S. Schilderman, De chemische oorlog (Arnhem, 1927) p. 7.
Schilderman schrijft: […] 'Aan het Russische front was de groote koude een beletsel voor voldoende vervluchtiging van deze vloeistof met een hoog kookpunt (215˚) […] De verdediging op het betreffende frontstuk bleek niet geschokt.'
Donald Richter, Chemical soldiers – British Gas Warfare in World War I (London, 1994) p. 7.
Roger Lampaert, Vuur en gas in de loopgraven - Stellingenoorlog in Vlaanderen 1915-1916, (Erpe, 1996) p. 30.


 © 2007 - Eric R.J. Wils en Menno Wielinga. De auteursrechten van dit artikel berusten bij de auteurs.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk toestemming vereist van de auteurs.

  naar gifgas-pagina - naar homepage