naar
Engelse Kamp pagina
|
Het boek
over het Engelse Kamp is verschenen.
Klik hier:
Het Engelse Kamp - Groningen 1914-1918
De ontsnapping
van
John Henry Bentham (deel 2)
Het Engelse Kamp in Groningen
1914 -1918 (deel 11)
Dit is het elfde deel uit de serie over de geschiedenis van het Engelse Kamp in Groningen waar tijdens de Eerste Wereldoorlog
1500 Engelse militairen waren geïnterneerd.
|
Een bijzondere foto: in 1917 brak er een roodvonk epidemie uit in het Engelse Kamp. De zieke Engelsen werden ondergebracht in de quarantaine barakken op het terrein van het Academisch Ziekenhuis te Groningen. Ter herinnering aan die periode is deze foto gemaakt: links vooraan mevrouw J. Smit met een aantal collega's. De man rechts op de foto is seaman Townsend. Let op de speciale (grijsblauwe) uniformen die deze militairen altijd droegen tijdens een verblijf in een ziekenhuis. Het water op de achtergrond is de Wetering toentertijd de open verbinding tussen Damsterdiep en Boterdiep. (Met dank aan de familie H.J Smit te Groningen) |
Het wachten leek een eeuwigheid te duren, maar uiteindelijk werd de sleutel omgedraaid. In plaats van de verwachte politie kwam alleen de eigenaar naar binnen. Recht voor zijn raap zei hij: 'Jullie zijn ontvluchte zeelui uit Groningen'. Daarna legde hij omstandig uit wat zijn plicht was en dat de politie hem 18 gulden beloning per man gaf voor deze vangst. Bentham besloot in een impuls een poging te wagen tot chantage en bood hem 50 gulden als hij zijn mond zou houden. De eigenaar hapte direct toe: hij nam 25 gulden als voorschot en bracht hen weer naar boven. Daarop verliet hij de kamer en sloot deze af om hen te beschermen, zoals hij beweerde. Zou hij nu beide partijen bedriegen en ook nog 36 gulden bij de politie binnenhalen? Maar hij bleek zijn woord te houden, zoals bij Nederlanders algemeen gebruikelijk was. (NB. Dit is de letterlijke tekst van John Bentham!)
De volgende ochtend kregen ze een goed ontbijt en de eigenaar gaf uitgebreide instructies hoe ze bij het station moesten komen. Daar kocht John twee kaartjes maar dat bleken retourtjes te zijn die een behoorlijk bedrag opslokten. Ze kochten twee Duitse kranten, liepen naar het perron en stapten in de eerste de beste trein die in zuidelijke richting vertrok. Ze deden of ze sliepen om gesprekken met medereizigers te voorkomen. De trein stopte in Utrecht en bijna iedereen stapte uit. Ze durfden niets te vragen en bleven gespannen zitten, ook al omdat er veel politiemensen op het perron stonden. Uiteindelijk kwamen ze aan in Amsterdam, waar ze op goed geluk de stad inliepen. Plotseling zag Bentham een uithangbord met daarop 'Bells Asbestos Co'. Ze gingen het pand binnen en vroegen aan de Engels sprekende man achter de toonbank of ze hem even konden spreken. Ze vertelden deze meneer Pearson wie ze waren en hij scheen daar nogal van te schrikken. Hij vertelde hen dat hij, als hij betrapt zou worden terwijl hij hen hielp, het land uitgezet zou worden. Toch was hij zeer wel bereid zijn landgenoten te helpen en nam hen mee naar de Britse Consul.
Deze reageerde zeer geïrriteerd en wilde niets met hun illegale vlucht te maken hebben. Hij zei hen dat ze onmiddellijk moesten weggaan of hij zou de politie bellen. Bentham werd woedend en noemde hem een 'waardeloze kerel' waarna ze vertokken. Meneer Pearson trakteerde daarna op een heerlijke maaltijd waarna ze besloten naar Rotterdam te gaan omdat er vanuit Amsterdam geen schepen naar Engeland vertrokken. Meneer Pearson bracht hen naar het station waar Bentham twee kaartjes enkele reis kocht en zonder problemen kwamen ze om 18.00 uur in Rotterdam aan. Hier namen ze de eerste de beste tram en tot hun grote geluk reed deze rechtstreeks naar de haven.
Ze zagen dat de ingang naar de haven zwaar werd bewaakt. Gelukkig kwam er een oude man aan die in zijn eentje een grote zwaar beladen handkar naar het schip duwde waar ze graag aan boord wilden gaan. Ze trokken hun petten diep in de ogen en zetten hun schouders tegen de kar, tot verbazing en plezier van de oude man. Vlak onder de neus van de wachtposten door liepen ze naar de SS Cromer, renden de loopplank op en verdwenen als de weerlicht in het schip waar ze met gejuich door de bemanning werden ontvangen. Kapitein Barton wilde hen graag meenemen; hij ontving zelfs van de Admiraliteit £ 5 premie voor iedere man die hij overzette.
Ze mochten mee verkleed als stoker. Om middernacht kwam de Nederlandse douane aan boord en doorzocht het schip voordat het afvoer maar ze werden gelukkig niet ontdekt. Daarop vertrokken ze naar Engeland waar ze de volgende middag om 15.00 uur in Harwich binnenliepen. Ze meldden zich aan boord van het oorlogsschip Maidstone waar ze hartelijk werden begroet door de kapitein die ze voorzag van een whisky soda en een spoorkaartje naar Londen en het bevel zich de volgende ochtend te vervoegen bij het hoofdkwartier van de Royal Naval Division in Londen.
Toen Bentham thuiskwam was zijn familie trouwens helemaal niet zo blij hem weer te zien! Zijn vader zei dat hij veilig zou zijn geweest in Holland en dat hij nu gauw weer middenin de rotzooi terecht zou komen. John Henry Bentham overleefde de oorlog; zijn vriend Alex stierf als gevolg van een ongeluk
tijdens de dienst in 1917.
Volgende aflevering:
Negen Engelse militairen begraven in
Groningen
naar
Engelse Kamp pagina
|
|