Inleiding
Er zijn weinig gebouwen in Berlijn waar de naam van
keizer Wilhelm II nog op de gevel prijkt. Na twee
wereldoorlogen werden in de Duitse Bondsrepubliek de
symbolen van het militaire en keizerlijke verleden in
Duitsland grondig verwijderd.
Instellingen en instituten die nog de naam droegen van
keizer Wilhelm II kregen een andere naam. Zo ook het Kaiser-Wilhelm-Institut
für physikalische Chemie und Elektrochemie dat in
1952 werd omgedoopt in het Fritz-Haber-Institut der
Max-Planck-Gesellschaft. De oude naam prijkt echter
nog steeds boven de ingang. In de periode 1911-1933 was Fritz Haber de eerste directeur en in de Eerste
Wereldoorlog was dit instituut het centrum van het
Duitse onderzoek naar chemische wapens.
Reden om in Berlijn dit instituut eens te bezoeken en na
te gaan of er behalve de naam nog andere sporen zijn van
de man die als de vader van de chemische oorlogvoering
wordt beschouwd. Maar die misschien beter de vader van
de Duitse munitieproductie genoemd zou moeten worden.
Fritz Haber in de Eerste Wereldoorlog
In 1911 werd Fritz Haber uitverkoren tot directeur van
het nieuw opgerichte, prestigieuze Kaiser-Wilhelm-Institut
für physikalische Chemie und Elektrochemie in Berlijn.
Dit onafhankelijke onderzoeksinstituut was opgericht om
de leidende positie van de Duitse natuurwetenschappen te
continueren. Natuurwetenschappen die in hoog aanzien
stonden in het Duitse Keizerrijk.
|
Ingang van het Fritz-Haber-Institut der
Max-Planck-Gesellschaft in Berlijn-Dahlem |
Tegelijkertijd werd het Kaiser-Wilhelm-Institut für
Chemie opgericht dat onder leiding stond van Habers
vriend, de eveneens joodse professor Richard Willstätter.
Willstätter was de ontdekker van de structuur van
chlorofyl, de stof in planten die kooldioxide en water
omzet in suikers en zuurstof. Voor die ontdekking kreeg
Willstätter de Nobelprijs voor chemie van het jaar 1915.
Haber had de nieuwe positie in Berlijn voornamelijk te
danken aan zijn onderzoek in de periode 1908-1909 aan de
Technische Hochschule van Karlsruhe. Dit onderzoek
betrof het binden van stikstof uit de lucht tot
ammoniak, waardoor het opgenomen kan worden in planten
en vervolgens in de voedselketen (‘Brot aus Luft’).
Dit zou zijn belangrijkste bijdrage aan de wetenschap
worden en waarvoor hem in 1919 de Nobelprijs voor chemie
van het jaar 1918 werd toegekend.
Deze ontdekking werd enkele jaren later door Carl Bosch
van de chemische industrie BASF (Badische Anilin und
Soda Fabrik) tot een industrieel proces uitgewerkt.
Voor het begin van de Eerste Wereldoorlog was de
vervaardiging van kunstmest primair ter verhoging van de
voedselproductie wat tot op de dag van vandaag nog
steeds van grote betekenis is.
Tijdens de oorlog kwam er nog een tweede belangrijke
toepassing bij.
De twee Kaiser-Wilhelm-Instituten, voor chemie en voor
fysische chemie, werden door keizer Wilhlem II in
oktober 1912 geopend en waren onderdeel van een
koepelorganisatie, het Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft. De
theoloog Adolf von Harnack was daarvan de eerste
voorzitter. De fondsen voor het Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft
kwamen voor het grootste deel van de industrie en van
particulieren.
|
Keizer Wilhelm II bij de opening van de
Kaiser-Wilhelm-Instituten in Berlijn in 1912.
Schuin
achter de keizer liep Adolf von Harnack, de eerste
voorzitter van het
Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft. In de
tweede rij liepen professor Emil Fischer
van de
universiteit van Berlijn (man met baard) en daarachter
Fritz Haber |
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog stelde
Haber zijn instituut volledig ten dienste van de Duitse
krijgsmacht. In de loop van de oorlog werd hij zelfs
hoofd van de chemische divisie van het ministerie van
Oorlog.
Na de slag om de Marne in september 1914 had het Duitse
leger een groot munitiegebrek. Het belangrijkste
ingrediënt om munitie te maken is salpeterzuur.
Duitsland had door de Britse blokkade geen toegang meer
tot de natuurlijke bron van nitraatzouten uit Chili,
waaruit salpeterzuur vrijgemaakt kan worden.
Zonder het Haber-Bosch proces zou de oorlog inderdaad
voor Kerstmis 1914 zijn afgelopen, eenvoudig doordat er
voor de Duitse troepen geen munitie meer was. Het
Haber-Bosch proces leverde ammoniak, dat weer omgezet
kon worden in salpeterzuur, de essentiële grondstof voor
munitie.
Vanaf najaar 1914 zouden er honderdduizenden tonnen
salpeterzuur worden geproduceerd in de oorlog. Chemici
zoals Haber en Bosch speelden dan ook een cruciale rol
bij de instandhouding van de Duitse oorlogsproductie.
Vanaf 1915 werd Haber vrijwel volledig geobsedeerd door
het chemisch wapen. De inzet van chloorgas in april 1915
tijdens de tweede slag om Ieper werd door hem
persoonlijk begeleid. Kort daarna volgde de promotie van
onderofficier tot de rang van kapitein in het Duitse
leger.
Fritz Haber heeft de gasoorlog niet in zijn
eentje gevoerd
Haber is min of meer de personificatie geworden van het
Duitse gifgasproject en wordt daarom algemeen als de
vader van het gaswapen beschouwd. Door zijn gedrevenheid
dit wapen in te voeren in het Duitse leger kan deze
typering moeilijk tegengesproken worden. Hoewel de
Duitse historicus Wolfgang Wietzker in zijn recente
dissertatie die discutabele eer toch liever aan generaal
Erich von Falkenhayn zou toeschrijven.
1)
Falkenhayn was sinds september 1914 hoofd van de Duitse
generale staf en de initiator om aan vooraanstaande
Duitse chemici te vragen een alternatief te bedenken
voor de gewone munitie, waar Duitsland toen een
schromelijk gebrek aan had.
Hoewel Haber zonder meer een belangrijke figuur was, was
het toch vooral de omvangrijke Duitse chemische
industrie, zoals de firma’s Bayer, BASF en Hoechst, die
het mogelijk maakte dat gifgas en munitie in grote
hoeveelheden kon worden geproduceerd.
In de loop van de oorlog vormden alle betrokken
industrieën een Interessen Gemeinschaft, die later
zou uitgroeien tot IG Farben. Het zwaartepunt van de
chemische industrie-inspanningen lag echter bij de
ammoniak en salpeterzuurproductie.
Over Haber is een aantal uitvoerige biografieën
verschenen na 1990, terwijl er tevens tal van andere
studies en essays zijn opgesteld waaruit blijkt dat de
man toch nog altijd tot de verbeelding spreekt.2)
Vooral zijn rol in de chemische oorlogvoering tijdens de
Eerste Wereldoorlog wordt benadrukt en roept nog altijd
sterke emoties op.
Het lijkt soms net of Haber de gasoorlog in zijn eentje
heeft gevoerd. Alsof hij een reusachtige gaskraan
bediende die verbonden was met een groot aantal slangen
en die vervolgens eindigden in de vijandelijke
loopgraven. In werkelijkheid waren er aan Duitse kant
duizenden personen betrokken bij de gasoorlog en lag de
verantwoordelijkheid nadrukkelijk bij de Duitse
militaire autoriteiten.
Onderzoek in het Kaiser-Wilhelm-Institut
De omvang van het Duitse gifgasonderzoek in de Eerste
Wereldoorlog was aanzienlijk. Daar werkten ongeveer 150
wetenschappers en 1850 assistenten aan en kan beschouwd
worden als een Manhattan-project avant la lettre.
Onder de wetenschappers waren vele prominenten en latere
Nobelprijswinnaars. Zoals James Franck (winnaar voor
fysica in 1925) en Otto Hahn (winnaar voor chemie in
1944).
Door de auteur Dieter Martinetz, in Der Gaskrieg
1914-1918, zijn de ontwikkeling, productie en inzet van
de chemische wapens in Duitsland nauwkeurig beschreven.
Het intellectuele centrum van het onderzoek daarbij was Habers
Kaiser-Wilhelm-Institut in Berlijn. De
eigenlijke productie van de chemische wapens vond elders
plaats.
De voornaamste activiteiten die in het Kaiser-Wilhelm-Institut
werden uitgevoerd, bestonden uit het synthetiseren en
testen van nieuwe giftige chemische verbindingen
inclusief het uitvoeren van dierproeven. De nieuwe
stoffen moesten de impasse doorbreken die was ontstaan
nadat de Britten en Fransen een afdoende adembescherming
tegen de gassen chloor en fosgeen hadden ontwikkeld in
de loop van 1915 en 1916.
Het onderzoek richtte zich enerzijds naar stoffen die
niet door een gasmasker werden tegengehouden (de latere
blauwkruisgranaten) en anderzijds naar stoffen die via
de huid werkten. In Habers visie was men op zoek naar
een nieuwe zet in het schaakspel tussen het gaswapen en
de gasdefensie.
De Duitsers onderzochten daartoe een zeventigtal
verbindingen en dit onderzoek leidde uiteindelijk tot
het beruchte mosterdgas, dat als het koningsstuk van de
gasoorlog werd beschouwd.3) Het werd voor het eerst
in juli 1917 in de vorm van geelkruisgranaten ingezet
tegen de Britse troepen bij Ieper.
Behalve onderzoek naar giftige chemische stoffen werd
ook hard gewerkt aan de bescherming daartegen. Dit
onderzoek stond onder leiding van Richard Willstätter
wiens groep het eerste Duitse gasmasker ontwierp.
Daarvoor werden o.a. experimenten gedaan om te bepalen
hoe goed de ontworpen gasmaskers de diverse giftige
stoffen tegenhielden. ‘Vaklui weten het beste wanneer
gevaar dreigt’ zoals Hahn dat later in zijn
autobiografie uiteenzette over die gevaarlijke proeven
die hij samen met Franck op vrijwillige basis deed.
|
De luitenanten James Franck (links met snor) en Otto
Hahn (midden) deden in
de winter van 1916 in Berlijn op
het Kaiser-Wilhelm-Institut proeven met
het gifgas fosgeen om te bepalen hoe goed de
gasmaskers het gas tegenhielden |
Berlijn-Dahlem, het Duitse Oxford
In 1911 verhuisde Fritz Haber naar Berlijn en tot 1933
zou hij daar verblijven als directeur van zijn Kaiser-Wilhelm-Institut. Het grootste deel van zijn
carrière bracht hij dus door in de Berlijnse voorstad
Dahlem, ook wel het Duitse Oxford genoemd.
Het Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft, de
koepelorganisatie boven de Kaiser-Wilhelm-Instituten,
werd na de Tweede Wereldoorlog omgedoopt tot het Max-Planck-Gesellschaft.
Max Planck was een van de grootste fysici van de
twintigste eeuw die van 1930-1937 voorzitter van het Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft
was geweest. Hij was afgetreden om zich niet al te zeer
te moeten compromitteren met de nazi’s.
Niettemin wisten de nazi’s de weg naar de Kaiser-Wilhelm-Instituten
en vond er in het Derde Rijk weer uitgebreid militair
onderzoek plaats.4) De geschiedenis herhaalde zich,
alleen namen de Russen na de val van Berlijn in april
1945 alles wat hen interessant leek mee naar de
Sovjet-Unie. Na de Tweede Wereldoorlog vond er geen
militair onderzoek meer plaats.
Habers voormalige Kaiser-Wilhelm-Institut in
Berlijn heeft in 1952 zijn naam gekregen en heet nu
officieel het Fritz-Haber-Institut der Max-Planck-Gesellschaft.
Het is nog steeds één van ‘s werelds vooraanstaande
wetenschappelijke instellingen. Zo werd de Nobelprijs
voor chemie van het jaar 2007 toegekend aan Gerhard Ertl
(geboren in 1936), emeritius professor aan het
Fritz-Haber-Institut. Hij deed ondermeer onderzoek naar
het precieuze mechanisme van de vorming van ammoniak,
waar Haber bijna 90 jaar eerder de Nobelprijs voor
kreeg.
In 1911 was Dahlem nog landbouwgebied, maar bijna 100
jaar later is dit deel van Berlijn uitgegroeid tot een
wijk van de wetenschap waar ook de Freie Universität van Berlijn zijn gebouwen heeft neergezet. De straten
dragen de namen van pioniers van de natuurwetenschap
waaronder ook Nederlanders zoals de Van ’t Hoff Strasse.
Jacobus van ’t Hoff, de eerste Nobelprijswinnaar voor
chemie in 1901, had het laatste deel van zijn leven in
Berlijn gewerkt en ligt begraven in Berlijn-Dahlem.
Tussen de universiteit en de instituten van het Max-Planck-Gesellschaft
bestaat een soort symbiose. Zo is Willstätters
voormalige Kaiser-Wilhelm-Institut für Chemie aan de Thielallee nu een onderdeel van de universiteit en
draagt nu de naam van Otto Hahn.
Die werkte hier jarenlang en deed in dit laboratorium
zijn onderzoek dat leidde tot de splitsing van uranium
in 1938. Hahn zou na de Tweede Wereldoorlog de eerste
naoorlogse voorzitter worden van het Max-Planck-Gesellschaft.
Een voorspoedige carrière die had kunnen eindigen als de
proeven met het gas fosgeen in 1916 verkeerd hadden
uitgepakt.
Dus niet alleen het chemisch wapen heeft zijn oorsprong
in Dahlem, maar de wortels van het atoombomtijdperk
liggen hier ook. En er zijn hier meer voetstappen terug
te vinden van beroemde natuurwetenschappers uit het
interbellum. In de Boltzmannstrasse ligt het voormalige
Kaiser-Wilhelm-Institut für Physik, nu een deel
van het archief van het Max-Planck-Gesellschaft.
In dit instituut werkte onder anderen Albert Einstein
tot 1933, onze landgenoot Peter Debye tot 1939 en Werner
Heisenberg. Heisenberg zou in de Tweede Wereldoorlog de
leiding hebben over het Duitse atoombomprogramma. Debye
raakte in 2007 in Nederland in opspraak doordat hij in
1938 een brief had ondertekend met ‘Heil Hitler’.5) Niet alleen bij Haber gaat het verleden soms moeilijk
voorbij.
Sporen van Fritz Haber in Berlijn-Dahlem
Komend uit het metrostation Thielplatz staat men direct
voor het terrein van het Fritz-Haber-Institut langs de Faradayweg en voor een groot bord met de plattegrond van
de verschillende gebouwen. Er is uiteraard sinds Habers
tijd het een en ander bijgebouwd en gerenoveerd. Maar
zowel het voormalige woonhuis van Richard Willstätter
(gebouw M op de plattegrond) als dat van Fritz Haber
(gebouw K) komen goed overeen met foto’s vanuit het
begin van de twintigste eeuw. Habers voormalige villa is
nu een ruimte waar seminars worden gehouden. Het
oorspronkelijke laboratorium van Haber (gebouwen A-D)
aan de Faradayweg 4-6 is gerenoveerd, maar vertoont nog
een goede overeenkomst met het oorspronkelijke gebouw.
|
Plattegrond van het terrein van
het Fritz Haber Institut der Max Planck
Gesellschaft |
Het gebouw liep in de Tweede Wereldoorlog slechts weinig
bomschade op. Alleen de spitse torens zijn verdwenen en
vangen door een plat dak, maar de raamindeling en de
toegang tot de tuin zijn onveranderd. Ook de lage ingang
(gebouw B) van het laboratorium is vrijwel onveranderd
en draagt nog de oude naam Kaiser-Wilhelm-Institut für
physikalische Chemie und Elektrochemie.
Er was tijdens mijn bezoek geen bewaking aan het hek en
men kon zoals op de campus van een universiteit
vrijelijk rondlopen op het complex. In 1915 werd het
complex afgeschermd van de buitenwereld en beveiligd als
een militaire basis.
Op de binnenplaats van het complex tussen het
oorspronkelijke gebouw en een nieuwe vleugel staat de
zogenoemde Haber-linde met de tekst: ‘Fritz Haber zum
60 Geburtstag (9-12-1928) gewidmet von seinen Freunden
und Mitarbeitern’. Het is niet meer de oorspronkelijke
lindeboom.
|
Habers Kaiser-Wilhelm-Institut voor fysische chemie rond
1930. Aan de linkerkant is
nog de achterkant van het Kaiser-Wilhelm-Institut voor chemie te zien en aan
de
rechterkant het dak van Habers voormalige woonhuis |
|
De zijkant van het huidige Fritz-Haber-Institut, het
vroegere Kaiser-Wilhelm-Institut van Fritz Haber |
Een vriendelijke receptioniste in de hal van de ingang
verzorgde een korte rondleiding en verschafte een
brochure over de geschiedenis van het instituut. In de
hal van het oude laboratorium hangt een plaquette voor
Haber met een tekst die verwijst naar de Griekse held
Themistokles. Themistokles voerde de Grieken in de
zeeslag bij Salamis naar de overwinning op de Perzen,
werd later verbannen uit Griekenland en ging naar het
hof van de Perzische koning.
Een mooie symboliek, omdat Haber na zijn vertrek uit
Duitsland in het najaar van 1933 nog enkele maanden aan
de universiteit van Cambridge, in het land van zijn
vroege vijand Engeland, heeft gewerkt.
De tekst op de plaquette vervolgt verder met een lofzang
op Haber over de synthese van ammoniak, ‘Brot aus Luft’,
maar bevat geen woord over explosieven of gifgas. Haber
kan kennelijk alleen maar eenzijdig herdacht worden,
terwijl het toch dezelfde wetenschapper was die zich in
zijn hoogtijdagen bezig hield met kunstmest, maar ook
met munitie en chemische wapens.
In de hal van een nieuwe vleugel met een bibliotheek en
gehoorzaal (gebouwen F-I) staan nog twee vitrines met
herinneringen aan Haber en andere voormalige coryfeeën
van het instituut. De vitrines tonen foto’s van Haber
waaronder de bekende foto uit 1916 waarop hij poseert
als kapitein in zijn nieuwe uniform. Verder liggen er
een kopie van het certificaat van Habers Nobelprijs,
boeken en andere geschriften en tenslotte een kopie van
zijn handgeschreven ontslagbrief uit 1933. Meer was er
niet te zien.
|
Plaquette in de hal van het
Fritz-Haber-Institut |
|
Vitrine in het Fritz-Haber-Institut met herinneringen
aan Haber zoals de bekende foto
als kapitein (linksboven ), de gouden medailles
van zijn Nobelprijs (midden) en
een kopie van zijn afscheidsbrief (vooraan,
midden) |
Sporen van Fritz Haber in het Jüdisches Museum in
Berlijn
Het Fritz-Haber-Institut is een chemisch
laboratorium en geen historisch museum dat de memorabele
feiten uit het leven van Fritz Haber tentoonstelt.
Behalve de lindeboom, de plaquette en de vitrine is er
dan ook niets tastbaars te zien.
Bovendien ontbreekt het apparaat waarmee Haber zijn
proeven deed om ammoniak te maken. Het origineel staat
in het Deutsches Museum in München opgesteld, maar in
het nieuwe Jüdisches Museum 6) in de wijk Kreuzberg
van Berlijn bevindt zich een replica.
In een sectie van de vaste tentoonstelling van het
museum wordt aandacht besteed aan de joodse
natuurwetenschappers uit het begin van de twintigste
eeuw. Die toen tot de machtsovername van de nazi’s zo’n
prominente rol hadden gespeeld.
Als de grote coryfeeën van de Duitse
natuurwetenschappers, Albert Einstein en Fritz Haber,
worden twee vitrines gewijd. Een soort verbeelding van
het lange essay dat de Amerikaanse historicus Fritz
Stern over hun beiden schreef: ‘Together and apart:
Fritz Haber and Albert Einstein’.7) De doener Haber naast de denker Einstein. In de vitrine van
Einstein hangen zijn artikelen over de
relativiteitstheorie, in die van Haber staat een replica
van zijn ammoniakapparatuur.
|
Vitrine in het Jüdisches Museum in Berlijn gewijd aan
Fritz Haber met
een replica van zijn apparaat om ammoniak te
maken |
Er is een tendens in de hedendaagse geschiedenis om
beschouwingen te houden op basis van ‘wat als’. De
Britse historicus Niall Ferguson maakt daar veelvuldig
gebruik van. 8) Laten we tot slot van dit verhaal die
benadering eens toepassen op de activiteiten van Haber
in de Eerste Wereldoorlog.
Zou de oorlog anders zijn verlopen als Haber niet zo
gedreven de introductie van gifgas had nagestreefd?
Hoogstwaarschijnlijk zou het verloop niet anders zijn
geweest. De strijdende partijen zouden net zo lang door
zijn gegaan tot een van beiden uitgeput zou opgeven.
Gifgas was weliswaar een verschrikkelijk en
angstaanjagend maar toch weinig effectief wapen en is
dus niet beslissend voor de uitkomst van het conflict
geweest.9)
Maar wat als Haber zijn uitvinding om ammoniak te maken
niet had gedaan rond 1910, maar 10 jaar later. Duitsland
had dan in 1915 door een gebrek aan munitie de strijd
moeten opgeven en de Eerste Wereldoorlog zou nooit
uitgegroeid zijn tot het bloedige conflict wat het is
geworden.
In die vitrine staat dus niet zo maar een verzameling
cilinders, kranen, meters en leidingen, maar een
apparaat dat het verloop van de geschiedenis blijvend
heeft veranderd. Dat besef is alleen al een bezoek
waard.
Geraadpleegde literatuur
• Fritz Haber Institute of the Max Planck Society Berlin.
Ongedateerde uitgave van het instituut. Zie ook:
www.fhi-berlin.mpg.de.
• Daniel Charles, Between Genius and Genocide. The
Tragedy of Fritz Haber, Father of Chemical Warfare, London, 2005.
• Ludwig Fritz Haber, The Poisonous Cloud, Chemical
Warfare in the First World War, 1986.
• Otto Hahn, Mein Leben, München, 1968.
• Dieter Martinetz, Der Gaskrieg 1914-1918. Entwickling,
Herstellung und Einsatz chemischer Kampfstoffe, das
Zusammenwirken von militärischer Führung, Wissenschaft
und Industrie, Bonn, 1996.
• Dietrich Stoltzenberg, Fritz Haber. Chemiker,
Nobelpreisträger, Deutscher, Jude, Weinheim, 1994. Een
verkorte Engelstalige versie verscheen in 2004 onder de
titel Fritz Haber. Chemist, Nobel laureate, German,
Jew, Philadelphia.
• Margit Szöllösi-Janze, Fritz Haber 1868-1934. Eine
Biographie, München, 1998.
Noten
[1] Wolfgang Wietzker,
Giftgas im Ersten Weltkrieg. Was konnte die deutsche
Öffentlichkeit wissen?, Düsseldorf, 2006, p. 290. Deze
dissertatie is te downloaden van de website van de
Deutsche Nationalbibliothek,
http://deposit.ddb.de/.
[2] Zie voor mijn visie op Fritz Haber: Eric
R.J. Wils, ‘Fritz Haber: een chemicus als krijger’, in:
Hans Andriessen en Perry Pierik (red.), De Grote Oorlog.
Kroniek 1914-1918, deel 14, Soesterberg, 2007, p.
133-174. Een verkorte versie onder de titel ‘Fritz Haber
- De chemicus die gifgas introduceerde in de Eerste
Wereldoorlog’ is te vinden op
www.wereldoorlog1418.nl/gasoorlog/haber.html.
[3] Eric R.J. Wils, ‘Mosterdgas: de
koning van de oorlogsgassen’, in: Hans Andriessen,
Martin Ros en Perry Pierik (red.), De Grote Oorlog.
Kroniek 1914-1918, deel 10, Soesterberg, 2006, p. 59-96.
[4] Florian Schmaltz, Kampstoff-Forschung im
Nationalsozialismus, Zur Kooperation von
Kaiser-Wilhelm-Instituten, Militär und Industrie,
Göttingen, 2005.
[5] Martijn Eickhoff, In naam van de
wetenschap?, P.J.W. Debye en zijn carrière in
nazi-Duitsland, Nederlands Instituut voor
Oorlogsdocumentatie, 2007.
[6] Zie voor meer informatie:
www.juedisches-museum-berlin.de.
[7] Fritz Stern, Together and apart: Fritz Haber
and Albert Einstein, in: Fritz Stern, Einstein’s German
World, Princeton and Oxford, 1999, p. 59-164.
[8] Zie bijvoorbeeld: Niall Ferguson, The Pity of
War, 1914-1918, London, 1998.
[9] Zie bijvoorbeeld de discussie in L.F. Haber,
Chapter 11: Was Gas a Failure? |