naar
vluchtelingen pagina
De
internering van Belgische, Engelse en Duitse militairen in Nederland 1914-1918
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog op 4
augustus 1914 viel Duitsland België binnen. Vanaf dat moment sloegen honderdduizenden
Belgen op de vlucht naar Nederland; onder hen bevonden zich ook
tienduizenden Belgische militairen.
Conform de Vredesconferentie van Den Haag van 18 oktober 1907 moest Nederland als neutrale
natie ALLE oorlogvoerende militairen ontwapenen en interneren. Reeds in de eerste
oorlogsdagen waren 52 Belgische en 179 Duitse militairen in Limburg de grens overgestoken
en werden (samen!) geïnterneerd in Alkmaar waar de leegstaande kazerne door de regering
als interneringsdepot was aangewezen. De Belgen werden al snel daarop overgebracht naar
het Kamp Gaasterland.
|
|
Gewonde Belgen in Middelburg 1914 |
Tentenkamp te Amersfoort eind 1914 |
Op 10 oktober 1914 viel de vestingstad Antwerpen en
naast waarschijnlijk 1.000.000 burger-vluchtelingen vluchtten ook ruim 40.000 Belgische
soldaten naar het neutrale Nederland om aan krijgsgevangenschap te ontkomen. Door de
chaotische situatie zagen naar schatting 7.000 soldaten kans, vermomd als burgers, via
Vlissingen naar Engeland te ontkomen en weer dienst te nemen aan het front. Ruim 33.000
militairen werden ontwapend onder wie 6 generaals en 400 andere officieren (deze
officieren werden allen geïnterneerd te Zwolle).
Naast deze Belgische militairen waren ook nog bijna 1.600 Engelse militairen van de First
Royal Naval Brigade naar Nederland gevlucht. Zij waren bij Calais geland en werden
ingezet bij de verdediging van Antwerpen. Deze Engelse militairen kregen de opdracht om
samen met de Belgen, de opmars van het Duitse leger in het noorden
te vertragen. Toen zij zich uiteindelijk moesten terugtrekken zagen de
Engelsen hun terugtocht afgesneden.
De over de Nederlandse landsgrenzen gevluchte militairen werden ondergebracht
in, vanwege de mobilisatie, een aantal leegstaande kazernes in Nederland:
- Amersfoort (in de nabijheid werd later Kamp Zeist gebouwd)
- Harderwijk (hier ontstond Kamp Harderwijk)
- Groningen (hier werd het Engelse Kamp ingericht)
- Oldebroek (dit Kamp werd opgeheven op 1 september1916)
- Alkmaar
In Alkmaar werden aanvankelijk Duitsers en Belgen ondergebracht.
Dit gaf aanleiding tot
veel problemen.Voor de Duitse militairen werd toen Kamp Bergen gebouwd en de Belgen werden
overgebracht naar Kamp Gaasterland (dit kamp werd
opgeheven in december 1916)
Verder vond huisvesting plaats in de kazernes van:
- Leeuwarden (1.200 personen - opgeheven begin 1915)
- Assen (2.500 personen - opgeheven begin 1915)
- Kampen (1.800 personen - opgeheven begin 1915)
- Zwolle (400 personen - opgeheven begin 1915)
- Loosduinen Landgoed Ockenburgh
(1.500 personen - opgeheven begin 1915)
Het
Engelse Kamp De Engelse militairen werden eerst ondergebracht in de kazernes te Leeuwarden en
Groningen. De Leeuwarden-groep wordt na twee weken overgebracht naar Groningen waar
tussen 1 december en 3 januari een barakkenkamp (het Engelse Kamp) werd gebouwd dat
wegens de slechte weersomstandigheden eerst op 18 januari 1915 werd betrokken.
Te Gaasterland waren reeds voor de val van Antwerpen op 10 oktober 2.200 geïnterneerde
Belgen ondergebracht, verspreid over de dorpen: Oude Mirdum, Rijs, Bakhuizen, Balk en
Sondel. De bewaking (met 450 manschappen) was moeilijk uit te voeren vanwege het zeer
grote oppervlakte van dit depot. Ook in het militaire kamp van
Oldebroek
werden Belgen ondergebracht. Deze kampen werden opgeheven in resp.
september en december 1916. De aldaar verblijvende Belgen werden
overgebracht naar Kamp Zeist en naar Kamp Harderwijk.
Kamp
Zeist Amersfoort en Harderwijk moesten het leeuwendeel der geïnterneerden
onderdak verstrekken. In eerste aanleg geschiedde dit in de bestaande kazernes die veel te
klein bleken. In Harderwijk (men spreekt over een totaal van 13.000 onder te brengen
militairen) werd op 2 kilometer van het centrum een tentenkamp ingericht.
In Amersfoort
moesten 15.000 mensen onderdak vinden in een kazerne voor met plaats voor 4.000; hier werd
een tentenkamp met 900 tenten ingericht. De overbevolkte kazerne van Amersfoort dwong
Bosboom, de toenmalige minister van Oorlog, reeds in de tweede helft van oktober 1914 tot
het bouwen van een tweetal houten barakkenkampen (Kamp I en Kamp II) in de legerplaats
Zeist op het grondgebied van de gemeente Soesterberg. De officiële naam van dit kamp was:
Interneringskamp Amersfoort - Legerplaats bij Zeist; meestal Kamp Zeist genoemd. Het kamp
bestond uit twee kampen van 24 barakken op een oppervlakte van 25 hectare gescheiden door
een brede gang afgezet met prikkeldraad waartussen later sportvelden werden aangelegd. In
dit kamp konden 12.000 tot 15.000 geïnterneerden worden gehuisvest.
Kamp
Harderwijk In Harderwijk werd eerst in december 1914 begonnen met de bouw van een barakkenkamp op
de plaats van het (voorlopige) tentenkamp. Op een terrein van 32 ha. werden 50 barakken
gebouwd waarin eveneens 12.000 tot 15.000 geïnterneerden konden worden ondergebracht. De
kampen te Zeist en Harderwijk werden opgezet als kleine steden compleet met scholen,
winkels, badinrichtingen, kantines, kerken, postkantoren etc.
|
|
Kamp Bergen (NH) voor geïnterneerde Duitsers |
Panoramafoto van Kamp Bergen (NH) |
Kamp
Bergen (NH) Duitse manschappen en officieren werden eerst geïnterneerd in de kazerne van Alkmaar.
Later werden zij ondergebracht in het nabij gelegen, nieuw gebouwde, interneringsdepot
Bergen (NH). Op 1 januari 1915 bevonden zich 3 Duitse officieren en 122 manschappen in het
kamp waaronder een groot aantal deserteurs. Dit gaf aanleiding tot veel problemen en
vechtpartijen. In mei 1916 werd na zorgvuldig onderzoek een groep van 32 deserteurs
vrijgelaten. In 1917 nam het aantal deserteurs dat naar Nederland vluchtte meer en meer
toe. Er werd daarom, naast het oorspronkelijke kamp, een apart deserteurskamp opgericht.
Na onderzoek werd bijvoorbeeld in 1917 een aantal van 554 deserteurs in vrijheid gesteld.
De toename van het aantal geïnterneerden ontstond voornamelijk door internering van
gestrande bemanningen van vliegtuigen, marineschepen en onderzeeboten.
Engelse officieren die weigerden op erewoord te beloven geen
ontvluchtingpogingen te ondernemen werden geïnterneerd in resp. fort Wierickerschans bij
Bodegraven. Belgische en Franse officieren die als vluchtgevaarlijk werden
beschouwd waren geïnterneerd op het eiland Urk dat toen nog in de
Zuiderzee was gelegen. Vanaf maart 1915 werd er in het voormalig Depot van
Discipline te Vlissingen een strafklasse ingericht ter afzondering van tuchteloze
elementen onder de geïnterneerden.
Vrouwendorpen Gehuwde geïnterneerden genoten speciale gunsten: hun gezinnen mochten zich in de
omgeving van de kampen vestigen en de gehuwde geïnterneerden kregen verlof hen regelmatig
te bezoeken. Tengevolge van de kamernood die daardoor ontstond kwamen er klachten binnen
over de hoge kamerhuren. Door de slechter wordende economische omstandigheden geraakten
ook steeds meer vrouwen van geïnterneerden zonder inkomsten waardoor opname in een
vluchtoord steeds dreigend op de achtergrond aanwezig was. Om dit probleem op te lossen
werden zeven gezinsdorpen of vrouwendorpen gebouwd:
bij Amersfoort: - Alberts Dorp
-
Elizabeth-Dorp
-
Nieuwdorp
bij Harderwijk: - Leopolds Dorp
-
Heidekamp
bij Gaasterland: - Boschkant
bij Oldebroek: - Moensdorp
In mei 1918 hadden zich in deze dorpen 6.640 gezinnen gevestigd.
|
|
Vrouwenkamp Alberts' Dorp bij Amersfoort |
Vrouwenkamp Leopolds' Dorp bij Harderwijk |
Vrijwillige tewerkstelling buiten de kampen Door vrijwillige tewerkstelling in Nederlandse bedrijven verlieten steeds meer geïnterneerden de
kampen. Zij werden organisatorisch ondergebracht in het Depot der Interneringsgroepen. Zij
werkten in z.g. interneringsgroepen die, onder toezicht van een
Nederlandse officier, gehuisvest werden nabij de plaats van tewerkstelling bijv. bij de
mijnen in Zuid Limburg en in de haven van Rotterdam. Deze tewerkstelling geschiedde altijd
in overleg met de Centrale Arbeidsbeurs; er werd slechts toestemming verleend als er geen
Nederlandse arbeidskrachten beschikbaar waren.
Er was echter dringend behoefte aan
arbeidskrachten omdat zeer vele Nederlandse jonge mannen gemobiliseerd waren. Bij een
telling op 1 september 1918 bleken van de 31.256 geïnterneerden een aantal van 11.432 in
groepen of depots en 3.012 als enkelingen tewerkgesteld dit is 46,2% van het
totaal. De interneringskampen raakten dus langzamerhand ontvolkt. Er werden daarom een
aantal reorganisaties doorgevoerd. Vanaf het midden van 1917 waren er daardoor nog slechts
vier kampen in gebruik: in Zeist en Harderwijk Belgen), in Groningen
(Engelsen) en Bergen (NH) (Duitsers).
Na Oldebroek en Gaasterland (opgeheven resp. september en december 1916) dreigde in
begin 1918 ook kamp Harderwijk te worden opgeheven; de overgebleven geïnterneerden zouden
worden overgebracht naar Kamp Zeist. Na een intensieve lobby o.a. door de middenstand van
Harderwijk, werden echter op 2 september 1918, geheel tegen de verwachting in, de
overgebleven 4.500 bewoners van kamp Zeist overgebracht naar kamp Harderwijk.
In totaal zijn in Nederland geïnterneerd geweest: 33.105 Belgen (onder wie 406
officieren), 1.751 Engelsen (139 officieren), 1.461 Duitsers (68 officieren), 8 Fransen (5
officieren) en 4 Amerikanen officieren. De geïnterneerden van Franse en Amerikaanse
nationaliteit waren afkomstig van op Nederlandse bodem gelande vliegtuigen.
Op 11 november 1918 werd de oorlog beëindigd. Het duurde echter tot het tekenen van de
wapenstilstandsovereenkomst voordat de Nederlandse regering de onderhandelingen over de
repatriëring begon; pas vanaf december 1918 konden de geïnterneerden terugkeren naar hun
vaderland.
Literatuur: Literatuuropgave over
internering en vluchtelingen
naar vluchtelingen pagina
|