|
Luik na de
overmeestering
Reportage van L. Mokveld – correspondent van De Tijd |
|
De journalist Lambertus
Mokveld
(1890-1968), trok als oorlogscorrespondent in België
naar Luik nadat de stad was ingenomen
door het Duitse leger. De zes kleine en zes grote forten
rond de stad Luik waren toen nog niet
ingenomen. Deze forten konden uiteindelijk pas
op 16 augustus 1914 worden
veroverd, nadat de Duitsers hun zwaarste geschut
hadden ingezet. Door de
tegenstand der Belgen werd de opmars naar Frankrijk
aanzienlijk vertraagd. Ook hierbij was
Mokveld aanwezig. Enige dagen later bezoekt Mokveld de
stad Luik opnieuw - daarover gaat het onderstaande
fragment . |
|
▬
(Voor deel 1 - De
bezetting van de stad Luik - klik hier)
▬
(Voor deel 2 - De val
van fort Loncin - klik hier) |
|
[Enige dagen
later – op 22 Augustus] zat ik al weer in Luik, waar
sinds mijn laatste bezoek weer veel veranderd was. De
Duitschers gaan voort de burgers vrees aan te jagen en
de bevolking is er dan ook hoogst angstig en beziet
schuw elken vreemdeling. In de straten hangt rook van
brandende huizen, vooral uit Outre-Meuse.
In alle buurten treft men vluchtelingen aan, uit het
zuiden aangekomen en Hollanders, die naar hun veilig
moederland uitwijken. De Luikenaars zelf mogen niet weg.
Elk uur zoowat wordt weer een nieuwe proclamatie
aangeplakt, wat de menschen nog zenuwachtiger maakt. Eén
er van bevat de mededeeling, dat de provincie Luik een
oorlogsbelasting van 50 millioen francs moet opbrengen.
Een ander houdt het verbod in zich na 6 uur 's avonds
nog op straat te begeven; de deuren moeten openblijven,
de vensters verlicht enz. Met fusillatie en
brandstichting wordt gedreigd, wanneer er nog ergens
wapenen gevonden worden, terwijl tenslotte ook nog werd
meegedeeld, dat in alle woningen huiszoeking zal worden
gedaan.
Zeer vele winkels zijn gesloten wegens gebrek aan
voorraden, daar alles was opgeëischt [door de
Duitschers] en er nog geen geoorloofde verbinding tot
stand gebracht was om nieuwe goederen aan te voeren. Om
dat gedoe zijn de inwoners ontevreden, maar angstig
tevens; ze brommen en fluisteren en zien rond met
giftige, vlammende blikken.
Arbeiders worden opgeroepen om de veroverde forten aan
den linker-Maasoever te helpen versterken, de forten,
die misschien straks dienen moeten om eigen landgenooten
te beschieten, als de Duitschers tot een terugtocht
gedwongen mochten worden.
Vrijwillig zal zich voor dit werk wel niemand hebben
aangeboden, te meer daar het slot der proclamatie
luidde: ‘Des ouvriers volontaires seront embauchés à
partir du 21 Août sur la rive gauche de la Meuse, ou on
sera connaître les conditions détaillées.'
De straten en pleinen, in welker gebouwen legeroversten
zich hebben gevestigd, zijn door de soldaten afgezet.
Niemand mag passeeren. Van oorlogs- en ander nieuws is
de stad geheel afgesloten.
Aan eenige geestelijken deelde ik den dood des Pausen
mede, welk feit reeds meerdere dagen in Holland bekend
was. Zij wisten er echter niets van en vroegen, of ik
geen bewijs er van bij me had. Ik heb ze toen ‘De Tijd’
met rouwrand gegeven en met dit stuk gewapend, zijn zij
de droeve tijding gaan meedeelen aan Mgr. Rutten,
Bisschop van Luik.
Ook in het klooster, waar m'n nicht vertoefde, bracht ik
ontsteltenis met dit overlijdensbericht en
handenwringend liepen de brave zusterkens de corridors
op en neer, steeds maar herhalende: ‘Le Pape est mort!
Le Pape est mort!’
Ik tref in het klooster ook een dokter aan, die me
gewichtig, maar fluisterend, omdat ‘de muren in dezen
tijd óók ooren’ hebben, van schitterende overwinningen
vertelt, welke de alliées op de Duitschers behaald
hebben. Als hij op m'n gezicht leest, dat ik maar niet
alles voetstoots aanneem, wat hij me daar vertelt, haalt
hij, nóg gewichtiger doende, een papier te voorschijn en
leest me voor:
‘Groote nederlaag der Duitschers bij Libramont - 9000
gevangenen verloren.
In den Elsas zijn de Franschen den Rijn genaderd. De
Russen 80 KM. in Oost-Pruisen doorgedrongen.’
Zoo ging het lijstje nog een heel eind door en hij was
werkelijk kwaad, toen ik nóg niet alles gelooven wilde.
Speciaal over de overwinning bij Libramont was hij
verrukt.
Hij had een vriend, ook dokter, die met de Duitschers
was moeten meetrekken voor den geneeskundigen dienst en
die vriend had het nu zelve gezegd. 't Is eigenaardig,
hoe geleerde, hoogstaande mannen in zulke dagen klein
van geest worden en alles aannemen, wat ze zich zelven
trachten wijs te maken.
Er waren veel troepen in de stad, zoodat ik groote
moeite had een onderkomen te vinden. ‘Tout est pris par
les Allemands’, was het antwoord, dat ik overal te
hooren kreeg, met het gevolg, dat ik na zes uur nóg liep
te zoeken, ofschoon men zich dan niet meer over straat
begeven mocht.
Telkens werd ik dan ook aangehouden en na m'n uitlegging
van het geval, aangemaand voort te maken. Eindelijk vond
ik in een hotel toch een onderkomen, als ik een klein
zolderkamertje voor lief wilde nemen, waartegen in m'n
omstandigheden niet de minste bezwaren bestonden.
't Café beneden zag er nog al vreemd uit met al die
spiegels en dames met bepoederde gezichten. Ze bleken
niet ongenegen om wat nader kennis met me te maken, maar
als ik ze in plat Hollandsch had wijsgemaakt, dat ik
geen stom woord Fransch verstond, trokken ze zich gauw
terug en schenen ze verder allesbehalve op m'n
vriendschap gesteld. Ik kon zoo aan d'r merken, dat ze
discuteerden over de vraag, of ik een Duitsch officier
of spion was.
Ik aarzel niet lang mijn bed op te zoeken, daar ik dien
dag den afstand Maastricht--Luik weer geloopen had. 't
Slaapkamertje bevindt zich in 't nokje van het huis en
was oorspronkelijk bestemd voor meid of werkster.
Middernacht word ik wakker door een helsch lawaai op
straat. Men huilt en gilt van belang, terwijl ook
geweerschoten er door heen klinken. Begrijpelijkerwijze
gevoelde ik heel weinig lust te gaan zien.
Ik rekte en geeuwde eens en gevoelde m'n lichaam na die
paar uren rust nog vermoeider dan als ik naar bed ging.
Het lawaai ging steeds voort en plots meende ik nu ook
gerucht in 't café beneden te hooren. Werkelijk, 't kwam
nóg dichter zelfs. Op de trappen stormden menschen op en
af, werd er gegild en gehuild, met deuren gesmeten, in '
t kort , ‘t was, als werd de heele boel onder me
afgebroken. Dood van den slaap lag ik maar te
luisteren... te luisteren... waarschijnlijk tot ik weer
in slaap viel, want van de verdere ontwikkeling der
gebeurtenissen herinner ik me niets meer.
Als ik 's morgens wakker werd en naar beneden ging, vond
ik langs de trap alle kamerdeuren geopend en naar binnen
ziende, alles in de grootste wanorde. Beneden lagen
tafels en stoelen onderstboven, spiegels in stukken op
den grond enz. Ik riep en riep, maar kreeg geen
antwoord. De deuren stonden echter open, zoodat ik toch
buiten ben kunnen komen.
En nu de oplossing? Men had 's nachts huiszoekingen
gedaan en waar niet gauw genoeg geopend was, waren de
soldaten gaan schieten. Onder luid gegil en gejammer
werden de bewoners toen te zamen gedreven op straat. Men
vertelde ook, dat er weer enkele personen gefusilleerd
zouden zijn. Welk toeval had mij gered? De hooge hoogte
misschien, waarop m'n armoedig zolderkamertje gelegen
was?
Het hotel, waar ik logeerde, heette: Hotel de la Paix. |
|
▬
Personalia Lambertus Mokveld (1890-1968)
L. Mokveld was een aankomend
verslaggever toen hij, amper 24 jaar oud, in de
augustusdagen van 1914 door zijn krant De Tijd werd
uitgezonden naar het oorlogsgebied in België. Hij legde,
aanvankelijk te voet, vele kilometers af om het verloop van
de oorlog met eigen ogen te zien en er uit de eerste hand
over te kunnen berichten. Uit zijn reportages, die later
gebundeld werden onder de titel De overweldiging van België
(Rotterdam, 1916), is hierboven het fragment geplaatst
waarvan dat een onderdeel is van het
hoofdstuk In en rond Luik.
Vermeldenswaard is nog dat Mokveld een fel bestrijder was
van de vaak door de Duitsers naar voren gebrachte visie dat
hun brute optreden tegenover de burgerbevolking
gerechtvaardigd was, omdat zij bij herhaling door
‘franc-tireurs’ werden beschoten. Zie
hiervoor: L. Mokveld - De Belgische
Franc-Tireurskwestie
('s-Gravenhage - zj)
Na de Eerste Wereldoorlog werd Mokveld aanvankelijk
hoofdredacteur van het Eindhovensch Dagblad. Enkele jaren
later richtte hij een eigen persbureau op. Tijdens de Duitse
bezetting in de Tweede Wereldoorlog was hij betrokken bij
het verzet. Na de bevrijding pakte hij de journalistieke
draad weer op en werd hoofdredacteur van De Gecombineerde,
een functie die hij vervulde tot aan zijn dood op 78
jarige leeftijd. (Bron:
o.a. home.wanadoo.nl/nicomokveld/lmokveld/index.html) |
|
|