naar homepage


De Yankee Division in Apremont in april 1918

door Eric R.J. Wils

In het Franse dorp Apremont-la-Forêt staat een gebouwtje dat in 1922 geschonken werd door de inwoners van de plaats Holyoke, gelegen in de Amerikaanse staat Massachusetts, ter nagedachtenis aan de Amerikaanse soldaten van de Yankee Division die in 1918 in Apremont zijn gesneuveld tijdens de Eerste Wereldoorlog. Wat heeft dit regiment daar voor bijzonders gedaan om dit eerbetoon uit Massachusetts te verklaren?

Inhoudsopgave

Inleiding
Het gedenkteken in Apremont
Massachusetts State House
De Yankee Division
De strijd bij Apremont van 10-13 april 1918
De strijd bij Seicheprey op 20 april 1918
De achtergrond van het eerbetoon aan het 104e infanterieregiment
Saint-Mihiel Cemetery
Tot slot
Noten

 Inleiding
In het dorp Apremont-la-Forêt, vlak bij de plaats Saint-Mihiel, staat aan het Place d’Holyoke een eenvoudige, openbare wasruimte.
[1] Dit gebouwtje werd in 1922 geschonken door de inwoners van de plaats Holyoke, gelegen in de Amerikaanse staat Massachusetts, ter nagedachtenis aan de Amerikaanse soldaten die in Apremont zijn gesneuveld tijdens de Grote Oorlog.

De openbare wasruimte met een Amerikaans gedenkteken in het dorp Apremont-la-Forêt.

Nu zijn er in Franse dorpen langs het voormalige Westelijk Front wel meer kleine blijken van eerbetoon aan Amerikaanse troepen te vinden. Maar de naam Apremont komt een aantal malen voor in het statige Massachusetts State House in Boston, een van de oudste en belangrijkste steden van Verenigde Staten van Amerika.

Daar, waar de zetel van de gouverneur gevestigd is en de senaat en de volksvertegenwoordiging van de staat Massachusetts bijeenkomen, wordt op grootste wijze hulde gebracht aan het 104e infanterieregiment van de Amerikaanse 26e divisie, beter bekend als de Yankee Division. En wel voor hun inzet tijdens de strijd om Apremont van 10-13 april 1918. Wat nu, heeft dat regiment daar voor bijzonders gedaan om het eerbetoon in het Massachusetts State House te verklaren?

 
Het gedenkteken in Apremont
Het initiatief om, midden in het dorp Apremont in het Franse departement Meuse, een openbare wasruimte te bouwen kwam van de Amerikaanse Ruth Isabelle Skinner, beter bekend als Miss Belle Skinner (1866-1928). Haar familie was welgesteld en had een goedlopend textielbedrijf in Holyoke, een plaats iets ten noorden van Springfield, aan de westkant van Massachusetts. In Springfield was in die tijd het Springfield Armory gevestigd, de plaats waar de gelijknamige geweren voor het Amerikaanse leger werden geproduceerd.

Net als het ten westen van Springfield gelegen Westfield zijn die plaatsen nauw verbonden met de geschiedenis van het 104e infanterieregiment van de 26e divisie. Hun eerste hoofdkwartier bevond zich in de zomer van 1917 in Springfield en enkele bij Apremont gesneuvelde Amerikanen waren afkomstig uit Holyoke.

Belle Skinner zette zich na de Eerste Wereldoorlog in voor de wederopbouw van de door het oorlogsgeweld verwoeste Franse gebieden. Haar naam leeft niet alleen voort in Apremont, getuige de Rue Belle Skinner, maar vooral in het circa 20 km noordelijk gelegen dorp Hattonchâtel. Ook daar werd na de oorlog een openbare wasruimte gebouwd voor de dorpsbevolking. Haar betrokkenheid en liefde voor Frankrijk leidden er zelfs toe dat ze het verwoeste kasteel van Hattonchâtel kocht en dit weer liet opknappen. Ze werd daar geëerd als een marraine, een peetmoeder.
[2]

 Het gedenkteken in Apremont.

Het gedenkteken aan de muur van de wasruimte in Apremont is eenvoudig.
[3] Onder een reliëf van een adelaar met een vlag en een speer staat de tekst dat de Amerikaanse soldaten worden herdacht die in de Grote Oorlog in Apremont zijn gevallen. De onderste helft van de inscriptie vermeldt details over de onthulling van het monument in 1922, maar geen namen of bijzonderheden over de gebeurtenissen in het voorjaar van 1918.

 
Massachusetts State House
Het contrast tussen het dorp Apremont, met enkele honderden inwoners, en de miljoenenstad Boston aan de oostkust van de Verenigde Staten kan nauwelijks groter zijn. In het centrum van Boston staat het uit 1798 daterende Massachusetts State House, dat als een echt Capitool voorzien is van een vergulde koepel. De eerste steen werd in 1795 gelegd door de toenmalige gouverneur Samuel Adams samen met Paul Revere, een held uit de Amerikaanse vrijheidsstrijd tegen de Engelse kolonisator.

Midden in het gebouw bevindt zich The Hall of Flags, een imposante, ronde ruimte omzoomd door marmeren pilaren. Het is een bijzondere plaats waar al de uit Massachusetts afkomstige militairen worden herdacht en geëerd. Er hangt een aantal van de meer dan 400 vlaggen van eenheden uit Massachusetts, die in de loop van de Amerikaanse geschiedenis voor die staat gevochten hebben. Van de Amerikaanse burgeroorlog tot het Vietnamconflict.
 
De nationale vlag van het 104de infanterieregiment in
het Massachusetts State House.

De originele vlaggen worden als relieken bewaard in geklimatiseerde kamers. De bezoekers aan The Hall of Flags moeten het dan ook maar doen met replica’s. Een van de vlaggen die getoond worden is de National Color, 104th United States Infantry. De tekst onder de vlag, nog voorzien van 48 sterren in plaats van de huidige 50 stuks, luidt als volgt:

  ‘The valor of Massachusettes troops in the Battle of Apremont resulted in the first foreign honor ever awarded an American military unit. As depicted in the mural in the third floor corridor of the State House, French General Fenelon Passaga pinned the Croix de Guerre on the regimental color of the 104th. The companion national color (shown here) remained aloft in keeping with the tradition that the Star and Stripes is never dipped. Its 48-star pattern served for almost a century.’

Deze toelichting doet vermoeden dat de ‘Battle of Apremont’ aan de bezoeker bekend wordt verondersteld en minstens zo belangrijk is geweest als bijvoorbeeld de slagen om Ieper en Verdun. Toch komt Apremont niet voor in een omvangrijk boek als No Man’s Land, van de Amerikaanse historicus John Toland, over de strijd aan het Westelijk Front in het laatste oorlogsjaar.

Gewoonlijk wordt het treffen op 20 april 1918, bij het nabij gelegen dorp Seicheprey als het eerste, echte gevecht van het Amerikaanse leger beschouwd. Ook in het bekende boek van Gary Mead over The Doughboys komen Apremont noch de Franse generaal Passaga voor. Maar de volgende tekst onder de genoemde muurschildering in de gang van het State House geeft al iets meer informatie:

The colors of the 104th U.S. Infantry A.E.F. decorated by the Republic of France 28 April 1918
A regiment of Massachusetts men
First military unit in American history to receive this honor from a foreign government
Apremont, 10-13 April 1918

  “I am proud to decorate the flag of a regiment which has shown such fortitude and courage”
                                                                                                                           General Passaga

The colors of the 104th U.S. Infantry Regiment E.T.O. were again decorated by
the Republic of France.  27 November 1945 Camp Pittsburgh Rheims France.

Onder de adelaar aan de linkerkant van de pilaar worden nog de plaatsen opgesomd waar de Amerikaanse 26e divisie in de Eerste Wereldoorlog heeft gestreden: Chemin des Dames, Apremont, Toul, Château-Thierry, Saint-Mihiel, Troyon en Meuse Argonne.
 
De muurschildering in het Massachusetts State House.

De afbeelding op de muurschildering klopt uiteraard met de tekst in The Hall of Flags. Terwijl het vaandel van het Amerikaanse regiment gedecoreerd wordt door de Franse generaal Passaga, vergezeld van een van zijn stafofficieren, blijft de Stars and Stripes fier overeind wapperen in de wind.
 
De decoratie van de vaandel van het 104de infanterieregiment op 28 april 1918.

Er is van de ceremonie op 28 april 1918 een foto gemaakt, die als model heeft gediend voor de later vervaardigde muurschildering. De nationale vlag wapperde tijdens de plechtigheid weliswaar iets minder fier op de foto, maar werd niet gestreken. Iets meer dan een jaar na de intrede van de Verenigde Staten in de Eerste Wereldoorlog werd een van hun regimenten voor de eerste maal onderscheiden. Wat was er in dat jaar nu allemaal gebeurd? 

De Yankee Division
De geschiedenis van de Yankee Division werd al kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog opgeschreven door de veteraan Harry Benwell en hij zou een aantal opvolgers krijgen.
[4] In 2008 verscheen van de hand van Michael Shay de tot nu toe laatste studie over de divisie die nog altijd een grote populariteit geniet in New England, de zes staten in het noordoosten van de Verenigde Staten waar de Yankees vandaan komen.[5]  

Op 6 april 1917 verklaarden de Verenigde Staten de oorlog aan Duitsland zonder dat zij daar in de verste verte klaar voor waren. Het Amerikaanse leger was een beroepsleger van slechts 127.000 man en de opgedane gevechtservaring in Mexico maakte het nu niet bepaald geschikt voor de totaal andere strijd in Europa.
[6] Om nog in 1918 een rol te kunnen spelen aan het Westelijk Front diende er in de kortst mogelijke tijd een miljoenenleger uit de grond gestampt te worden.

Naast het reguliere leger, dat onder bevel stond van de federale staat, beschikten de afzonderlijke staten over een nationale garde, meer te beschouwen als ‘weekend’ soldaten. De Massachusetts National Guard kwam voort uit de in 1636 opgerichte militie, toen Massachusetts nog maar kort door de Engelsen gekoloniseerd was en de kolonisten zich tegen indianenstammen te weer moesten stellen. Generaal John Pershing, de in 1917 aangestelde opperbevelhebber van de American Expeditionary Force (AEF), had niet zo’n hoge dunk van de nationale garde. Hij refereerde aan hen als ‘Boy Scouts’ en hun officieren misten, volgens hem de nodige professionaliteit.
 
De Massachusetts National Guard marcherend door Boston in 1916,
met op de achtergrond de koepel van het State House tussen de bomen.

 Op 18 juli 1917 kregen de nationale gardes uit de zes New England staten bevel tot de vorming van de 26e divisie, die onder het gezag van de federale overheid werd gesteld. Aangevuld met vrijwilligers werd de sterkte op ruim 27.000 man gebracht. Naast de artillerie-eenheden en hulpdiensten werden er twee brigades van ieder twee infanterieregimenten gevormd. De 101e en 104e regimenten werden samengesteld uit manschappen afkomstig uit Massachusetts. Het 102e regiment had zijn basis voor rekrutering voornamelijk uit Connecticut en het 103e regiment voornamelijk uit Maine.

In de opbouw van het Amerikaanse leger werden de nummers 1 t/m 25 gereserveerd voor het reguliere beroepsleger en de nummers 26 t/m 75 voor de divisies gevormd uit de nationale gardes. De 26e divisie was derhalve de eerste van de National Guard Divisions. Op 22 augustus 1917 werd majoor-generaal Clarence Edwards, 1851-1931, als commandant aangesteld en zou dat blijven tot 25 oktober 1918.
 
Het embleem van de Yankee Division.

Na de formatie en eerste oefeningen werd de divisie vanaf september 1917 in gedeelten naar Europa verscheept. Eerst naar Engeland en vervolgens naar Frankrijk, waar de troepen werden verzameld in een oefengebied rond Neufchâteau in de Vogezen om daar door Franse instructeurs getraind te worden in de loopgraafoorlog. Vanaf eind oktober 1917 tot februari 1918 zouden de mannen daar verblijven op de besneeuwde vlakten van oostelijk Frankrijk.

Het voorgestelde trainingsschema dat elke Amerikaanse divisie normaliter zou moeten volgen bestond uit drie gedeelten. In de eerste fase werd aan de conditie en discipline gewerkt, het loopgraafgevecht werd nagebootst en de omgang met de gangbare wapens zoals machinegeweer en loopgraafmortier werd geleerd. En niet te vergeten het oefenen van de aloude bajonetcharge, die ook door de Amerikanen gekoesterd werd.
 
Amerikanen van de 26ste divisie oefenen in de winter van 1917-18
met het Franse Hotchkiss machinegeweer.

Begin februari werd de divisie naar de Chemin des Dames gestuurd voor de tweede fase van hun training bestaande uit het opdoen van frontervaring in een op dat moment rustige sector.
[7] De divisie werd toegevoegd aan het Franse 11e legerkorps van het 6e leger, dat in het voorjaar van 1917 deel had genomen aan het mislukte offensief van generaal Robert Nivelle aan de Chemin des Dames.

De Amerikanen ondervonden nu, aan de zijde van Franse troepen, wat het betekende in de loopgraven dienst te doen en onderworpen te worden aan artilleriebeschietingen en gasaanvallen en hoe patrouilles uitgevoerd dienden te worden. Met als gevolg dat de eerste dodelijke slachtoffers te betreuren waren.

In de tweede helft van maart begon de laatste trainingsfase. Samen met de Amerikaanse 42e divisie, opgebouwd uit National Guard eenheden van verschillende Amerikaanse staten, zouden grootschalige manoeuvres uitgevoerd worden op het oefenterrein rond Neufchâteau. Maar op 21 maart 1918 startte het Duitse leger met zijn grote voorjaarsoffensieven, waardoor de situatie voor de geallieerden al snel precair werd.

De Britten werden terugdrongen tot enkele kilometers voor Amiens. Ondanks dat hun training nog niet volledig was afgerond, werd er een dringend beroep op generaal Pershing gedaan. Vier Amerikaanse divisies – met de nummers 1, 2, 26 en 42 – waren min of meer klaar om ingezet te worden.
De 1e divisie, gelegerd in de Saint-Mihiel saillant, werd naar de Britse sector van het front overgebracht en de 26e divisie moest hun plaats innemen. De oefentijd was voorbij, er diende nu daadwerkelijk gevochten te worden.

De strijd bij Apremont van 10-13 april 1918
Begin april 1918 werd de Amerikaanse 26e divisie toegevoegd aan het Franse 32e legerkorps, dat onder de leiding stond van generaal Fenelon Passaga. De divisie diende een lange frontlijn van zo’n 18 km te verdedigen die zich uitstrekte van Apremont via Seicheprey naar Flirey (zie kaart). De Amerikanen refereerden hieraan als de Toul-sector. Net als aan de Chemin des Dames werd dit gebied in het voorjaar van 1918 beschouwd als een rustige frontsector, nadat de Fransen in 1915 verwoede pogingen hadden ondernomen de Saint-Mihiel saillant te veroveren. Vanaf de heuvel Montsec hadden de Duitsers een uitstekend overzicht over het terrein.
[8]  
 
Kaart van het zuidwestelijk deel van de Saint-Mihiel saillant, de Toul sector.

De overname van de frontsector van de 1e divisie verliep niet bepaald vlekkeloos. Het verplaatsen van twee divisies van ieder 27.000 man met hun paarden, voertuigen en artillerie liep uit op een logistieke nachtmerrie. Er vielen harde woorden met termen als mismanagement en inefficiëntie, maar op 3 april 1918 was de overdracht compleet. De conditie van de modderige loopgraven was voor de 26e divisie wel een stuk slechter dan die aan de Chemin des Dames met zijn harde kalksteen bodem.

De Amerikanen waren nog maar nauwelijks geïnstalleerd of de Duitsers besloten ze op 10 april bij Apremont maar eens te gaan testen. De algemene beschrijving van de strijd tussen 10 en 13 april in Harry Benwells boek over de Yankee Division uit 1919 is miniem en beslaat slechts een enkele alinea. Vervolgens wordt nog anderhalve pagina gewijd aan de persoonlijke ervaringen van een aantal Amerikaanse soldaten dat bij het gevecht betrokken was. Dit karakteriseert feitelijk de slag om Apremont.

De frontsector bij Apremont werd verdedigd door het 104e regiment uit Massachusetts met aan hun linkerkant Franse troepen van de 10e koloniale divisie. Op 10 april om 05.00 uur openden de Duitsers de strijd met een artilleriebarrage gevolgd door een aanval met enkele honderden infanteristen. Het was een beperkte raid met het doel Amerikanen te intimideren en een aantal van hen gevangen te nemen. De aanval liep dood op Amerikaans artillerievuur.

Op 11 april werden de Amerikaanse stellingen onophoudelijk gebombardeerd. Op 12 april volgde er een tweede Duitse infanterieaanval, waarbij de Duitsers delen van de Amerikaanse loopgraven veroverden. Man tegen mangevechten met handgranaten en bajonetten vonden de gehele dag plaats. Op 13 april trokken de Duitsers zich met het meenemen van gevangenen terug. Volgens Michael Shay vielen er 37 Amerikaanse doden en 75 gewonden.
[9]

De individuele Amerikaanse soldaten hadden zich moedig gedragen en zij hadden in feite de zaak gered. Maar er was een duidelijk gebrek aan leiderschap, communicatie en militaire discipline gebleken. Dit toonde de zwakte van de Amerikaanse officieren die ook in latere gevechten regelmatig de kop zou opsteken.

De strijd bij Seicheprey op 20 april 1918
Een week later, op 20 april 1918, zouden de Duitsers het nog eens proberen en wel bij het nabij gelegen dorp Seicheprey. Deze raid was omvangrijker dan die bij Apremont en heeft in de literatuur over het Amerikaanse optreden in Frankrijk meer sporen nagelaten. De sector rond Seicheprey werd verdedigd door het 102e infanterieregiment van de 26e divisie dat was gevormd uit de National Guard van Connecticut. De Duitse codenaam van de raid was Kirschblüte, kersenbloesem.

Na een inleidende artilleriebarrage van twee uur, waarbij ook gasgranaten werden afgevuurd, bestormden ongeveer 2.000 Duitsers, waaronder een eenheid stoottroepen, de Amerikaanse stellingen. Geholpen door een ochtendmist verrasten ze de Amerikanen volledig en twee compagnieën werden overlopen. Man tegen mangevechten braken uit waarbij zelfs de koks van het regiment betrokken waren. De Amerikanen verzetten zich tot het uiterste met messen, pistolen en handgranaten.

Het een paar kilometers ten zuiden van de loopgraven gelegen dorp Seicheprey kwam in Duitse handen. Er heerste verwarring alom in de Amerikaanse gelederen en toen ze zich enigszins hersteld hadden trokken de Duitsers zich terug met meeneming van 180 gevangenen. Het geheel vernielde dorp Seicheprey kwam weer in Amerikaanse handen. Hun verliezen bedroegen 81 doden, 187 gewonden en 214 gasgewonden.
[10] Gevoegd bij de slachtoffers van de raid bij Apremont betekende dit dat de 26e divisie de tot dan toe grootste Amerikaanse verliezen had geïncasseerd.

De Yankee Division had een gevoelige klap gekregen. De Amerikaanse pers kon het treffen bij Seicheprey nog uitleggen als een overwinning, want ze hadden, tenslotte, het dorp weer in bezit gekregen, maar generaal Pershing was not amused over het optreden van zijn troepen. Generaal Passaga tilde er minder zwaar aan en beschouwde een en ander als een ‘incident waaruit de divisie wijze lessen moest trekken’. En acht dagen daarna zou hij het vaandel van 104e infanterieregiment decoreren voor de strijd bij Apremont.
 
Het gedenkteken in Seicheprey.

Ter herinnering aan de Amerikaanse strijd in Seicheprey werd, in 1923, door de inwoners van Connecticut een klein monument opgericht.
[11] De bescheiden tekst, zonder oorlogsretoriek, op de stenen fontein op een grasveld naast de kerk luidt:
 
  ‘To the commune of Seicheprey.
To commemorate the service of the 102d Infantry, 26th Division, a regiment of the American Army recruited from citizens of Connecticut. Defenders of Seicheprey April 20 1918. In the firm belief that the friendship of Frenchmen and Americans sealed in this place in battle shall serve the cause of peace among all nations. This memorial is presented by the men of and women of Connecticut.’

De achtergrond van het eerbetoon aan het 104e infanterieregiment
De strijd bij Apremont in april 1918 was maar een klein gevecht, één van het soort waarvan er in de loop van de oorlog honderden zijn gevoerd in de loopgraven van het Westelijk Front. Gevechten die dan ook in hooguit enkele regels of zelfs in het geheel niet worden vermeld in de algemene geschiedenissen van de Grote Oorlog. Rijst natuurlijk de vraag waarom het Amerikaanse 104e infanterieregiment van de 26e divisie daar dan zo veel eerbetoon voor ontvangen heeft. Het antwoord móet haast wel in de hoek van de propaganda worden gezocht.

Er heerste bij de Britten en Fransen grote onzekerheid en scepsis over wat die Amerikaanse troepen nu werkelijk konden betekenen in de moderne oorlogvoering. Hadden ze wel voldoende ervaring en bedrevenheid? Waren ze wel moedig genoeg? Hoe zat het met de leiding? De Amerikanen waren sinds april 1917 al een jaar bezig een leger te vormen en het bij trainingen vertoonde enthousiasme betekende nog niet dat dit daadwerkelijk tot koelbloedige en efficiënte strijders zou leiden. Vooral het verloop van het gevecht bij Seicheprey op 20 april 1918 versterkte die discussies.

Het was zeker voor de Fransen van levensbelang dat de Amerikanen partij zouden blijken te zijn voor de Duitsers die er, omgekeerd, weer alles aan deden om de Amerikanen als ongeschikt voor de strijd te portretteren. Zo werden er van tijdens raids gevangen genomen Amerikanen foto’s gemaakt en verspreid met teksten als: ‘Zijn dit nu de soldaten die voor de overwinning moeten zorgen?’

Op een van die foto’s staan grote kerels die een kop uitstaken boven de Duitsers, dat wel, maar met een verslagen uitdrukking op hun gezicht. Dergelijke foto’s, vergezeld van berichten, werden door de Duitse propaganda zelfs naar neutrale landen gestuurd.
 
Door de Duitsers eind 1917 gevangen genomen Amerikanen.

In april 1918 toonden de Amerikanen van de Yankee Division voor het eerst dat ze in ieder geval hun mannetje stonden en dat ze in de loopgraven de Duitsers ten minste konden weerstaan. Dat was bemoedigend en moest vervolgens wel op passende wijze beloond worden door de Fransen.

Het moreel versterken met onderscheidingen en oorlogsretoriek met termen als ‘met de punt van de bajonet.’ Dat is terug te lezen in de vermelding door generaal Passaga in de journaals van het Franse 32e legerkorps en na vertaling overgenomen door Harry Benwell in zijn geschiedenis van de Yankee Division:
[12]
 
  ‘For greatest fighting spirit and self-sacrifice during action of April 10, 12 and 13, 1918. Suffering from very heavy bombardments and attacked by very strong German forces succeeded in preventing their dangerous advance, and with greatest energy reconquered at the point of the bayonet the few ruined trenches which had to be abandoned at the first onset, at the same time making prisoners.’
 
Saint-Mihiel Cemetery
Een verhaal over een gevecht tijdens de Eerste Wereldoorlog eindigt normaliter op een militaire begraafplaats, daar waar de gesneuvelden liggen. Zo ook de doden uit de strijd bij Apremont in april 1918. Na een tijdelijke begrafenis zijn ze later gerepatrieerd naar de Verenigde Staten of overgebracht naar het grote Saint-Mihiel American Cemetery nabij Thiacourt. Daar liggen ze tussen de vele andere Amerikanen, die in september 1918 zijn gevallen toen de Saint-Mihiel saillant eindelijk op de Duitsers veroverd werd. In totaal zijn er op de begraafplaats 4.153 militairen bijgezet.

In de database van de American Battle Monuments Commission komen 19 namen voor van het 104e infanterieregiment die in april 1918 zijn gesneuveld en begraven liggen op het Saint-Mihiel Cemetery. De datum van overlijden past niet voor allen exact binnen de periode van 10-13 april 1918, maar sommigen kunnen enkele dagen later aan hun verwondingen zijn bezweken.

Van korporaal Russell E. Hoyt, behorend tot compagnie E, is het wel zeker dat hij in die periode is gesneuveld. Voor zijn daden ontving hij postuum het Distinguished Service Cross (DSC) en het Croix de Guerre. Volgens de citatie vertoonde hij ‘moed en zelfopoffering door in een communicatieloopgraaf in het Bois Brûlé met een medesoldaat de Duitsers tegen te houden totdat hij op 12 april 1918 dodelijk getroffen werd’.
 
Het graf van korporaal Russell Hoyt van het 104de infanterieregiment.

Hij was een van de vijftien officieren, onderofficieren en manschappen die door de Amerikaanse opperbevelhebber, generaal Pershing, met het DSC werd onderscheiden. De Fransen overtroffen dit ruimschoots door 117 maal het Croix de Guerre uit te reiken. In de Amerikaanse soldatenkrant The Stars and Stripes van 3 mei 1918 werd hiervan melding gemaakt.
 
Krantenkop in The Stars and Stripes van 3 mei 1918.
Tot slot
Na hun eerste contacten met de vijand in april 1918 zou de Yankee Division nog tot juni in de Saint-Mihiel saillant blijven. In de zomer van 1918 streed de divisie mee in de Tweede Slag aan de Marne bij Château-Thierry om in september, als onderdeel van het grote, Amerikaanse offensief aldaar, weer terug te keren naar de Saint-Mihiel saillant dat weer vervolgd werd met het Meuse-Argonne-offensief. De divisie vocht tot letterlijk de laatste minuut. Het 104e infanterieregiment werd om 10.30 uur op 11 november 1918 nog bevolen over the top te gaan ten noorden van Verdun. Een half uur later was de oorlog afgelopen.

In de strijd aan het Westelijk Front verloren ruim 2.200 man van de divisie het leven en raakten er meer dan 11.000 gewond.
[13] Dit zijn niet de hoogste verliescijfers van alle Amerikaanse divisies, maar ze zijn toch aanzienlijk. En dat voor een divisie opgebouwd uit National Guard soldaten en vrijwilligers.

Generaal Pershing had moeite met de Yankee Division en stuurde in oktober 1918 zelfs hun commandant Edwards naar huis, maar hij zou in 1919 alsnóg zijn waardering uitspreken over wat de divisie in de oorlog had verricht. Dus achteraf bezien is het eerbetoon in het Massachusetts State House in Boston toch wel terecht.
 
Noten
[1] Er bestaat in de Argonnen ook een dorp met de naam Apremont, maar in dit artikel wordt Apremont-la-Forêt verder kortweg weergegeven als Apremont.
[2] Major & Mrs Holt besteden uitgebreid aandacht aan Belle Skinner en het dorp Hattonchâtel in hun Battlefield Guide The Western Front-South, Barnsley, 2005, p. 268-271.
[3] Joël Huret, Les Américains sur le front de Lorraine 1917-1918, Sites et monuments du saillant de Saint-Mihiel, Metz, 1998, p. 67-69.
[4] Harry A. Benwell, History of the Yankee Division, Boston, 1919.
[5] Michael E. Shay, The Yankee Division in the First World War, College Station, Texas, 2008.
[6] Jan Schulten, Het Amerikaanse leger en de Eerste Wereldoorlog, in Hans Andriessen, Martin Ros en Perry Pierik (red.), De Grote Oorlog, Kroniek 1914-1918, Deel 4, Soesterberg, 2004, p. 271-305.
[7] Aris de Bruijn, De Amerikaanse 26th Division bij de Chemin des Dames, mei 2003, http://www.grensland1418.nl/Yankee.html.
[8] In 1931 werd op de heuvel het Montsec American Monument onthuld. Zie Holt, p. 280 en Huret, p. 102-107.
[9] Shay, p. 78.
[10] Gary Mead, The Doughboys, America and the First World War, Woodstock & New York, 2000, p. 226.
[11] Holt, p. 292 en Huret, p. 70-76.
[12] Benwell, p. 77.
[13] Shay, p. 223.

© 2011 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel is eerder, onder dezelfde titel, geplaatst in De Groote Oorlog, het huisorgaan van de Western Front Associatie Nederland.

naar homepage



eXTReMe Tracker