|
Vergeten veteranen
door
Kees Bangma |
|
Vandaag 30 juni 2012 is het
veteranendag. De dag waarop in Nederland de militairen
centraal staan die in de afgelopen decennia hebben
gestreden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog. Of die zijn
uitgezonden naar Libanon, de Balkan, Afghanistan. Een dag
om stil te staan bij de betekenis die deze oud-militairen
hebben gehad voor onze vrijheid of die van anderen.
Dat er vandaag de dag respect, waardering en zorg is voor
onze oud-militairen is minder vanzelfsprekend dan het
lijkt. Want hoe anders verging het de honderdduizenden
Nederlanders die waren gemobiliseerd tijdens de Eerste
Wereldoorlog. In dit artikel gaat het over de wijze waarop
zij zijn genegeerd en vergeten.
|
|
Het is 1 augustus 1914.
Terwijl overal in Europa de legers ten strijde trekken,
houdt Nederland de adem in. Worden ook wij meegezogen in
de heksenketel van wat naar later zal blijken een
wereldoorlog wordt? Als reactie op de oplopende spanningen
om ons heen geeft de Nederlandse regering op 31 juli 1914
het bevel om te mobiliseren. Binnen enkele dagen worden
200.000 mannen van het ene op het andere moment uit hun
normale leven gehaald.
|
Mobilisatieoproep 1914 uit
Amsterdam. Voor vergroting klik op de
afbeelding hierboven. |
Op veel plaatsen komen
bouwwerken stil te liggen, zoals de bouw van de Middelbare
Technische School in Leeuwarden. Een bakker moet zijn zaak
sluiten omdat hij en zijn vier medewerkers worden
opgeroepen. Ze dienen hun militaire bestemming te volgen,
vaak ver weg van huis, van vrouw en kinderen. Veel Friezen
moeten naar Zeeland, Brabant en Limburg, waar de dreiging
na de Duitse inval in Belgie het grootst wordt geacht.
Duizenden anderen moeten de forten bemannen van de
Hollandse waterlinie.
Onder hen de landweerman
Jacob Haarsma uit Leeuwarden. Hij is nauwelijks verrast
wanneer hij op 31 juli de mobilisatieoproep leest,
aangeplakt aan de brugwachterswoning van de Verlaatsbrug.
Bij de CAF, waar hij werkt, zijn de afgelopen dagen grote
orders uit Duitsland binnengekomen. Een handelsrelatie uit
Bremen heeft gevraagd of zijn kinderen bij personeel van
de fabriek kunnen worden ondergebracht wanneer er oorlog
komt. De volgende dag verlaat hij “vervuld van de ernst
van de toestand” zijn zwangere vrouw Janke. Uiteindelijk
komt hij terecht in het dorpje Oudendijk aan de Merwede,
onderdeel van de Hollandse waterlinie. Hier moet hij
loopgraven graven en prikkeldraadversperringen aanleggen.
Al snel blijkt Nederland de oorlogsdans te
ontspringen. Duitsland en Engeland benadrukken dat ze de
Nederlandse neutraliteit zullen eerbiedigen. Desondanks
houdt de regering vast aan de volledige mobilisatie van
het leger. We moeten immers aan iedereen duidelijk laten
zien dat het ons menens is onze neutraliteit te
verdedigen.
In de jaren tussen 1914 en 1918 wordt
de omvang van het leger zelfs verder vergroot. Het gevolg
is dat in deze jaren ruim 400.000 mannen kortere of
langere tijd onder de wapens zijn. En dat is voor de
meesten bepaald geen pretje. Vaak ver van huis, slechts
incidenteel met verlof. Zorgen over de eigen zaak die je
moet achterlaten of de baan, waarvan het maar de vraag is
of je die ooit nog terugkrijgt.
Gezinnen die ineens
onder het bestaansminimum komen, omdat de vergoeding voor
de gezinsleden van de gemobiliseerde kostwinner, te weinig
is om van te leven en te veel om van te sterven. Uit
zijn dagboek blijkt dat Jacob Haarsma steeds somberder
wordt. Hij mag niet naar huis na de geboorte van zijn
zoontje in september. Alle verloven van zijn onderdeel
zijn ingetrokken als straf omdat de mannen hebben
geprotesteerd tegen hun verplaatsing van het onderkomen
bij particulieren naar een grote schuur. Hij maakt zich
meer en meer zorgen over de geestdodende situatie waarin
hij terecht is gekomen. En over vrouw en kind: Janke moet
rondkomen van een uitkering van 85 cent per dag.
De
leefomstandigheden van de militairen zijn op heel veel
plaatsen ver onder de maat – de protesten van Jacob en
zijn maten waren niet voor niets. Veel Friese soldaten
zijn gelegerd in Tilburg. De stad herbergt duizenden
militairen waarvan velen in geïmproviseerde onderkomens.
Fabrikanten slaan hun slag door leegstaande fabriekshallen
te verhuren aan het leger.
In januari 1915
beschrijft een commandant tot wat voor mensonterende
toestanden dit leidt. Hij treft bij aankomst een
onderkomen aan dat zich in een zeer onzindelijke staat
bevindt. Het oude stro ligt nog in de slaapvertrekken en
is vermengd met etensresten. Het erf is een dikke
modderbrij zodat men altijd natte voeten krijgt bij de
gang naar de 7 privaten (overvol en met faeces besmeurd)
of de keukenwagen. De wasgelegenheid bestaat uit een goot
met een 8-tal wasblikjes en 5 kranen.
De enige
gelegenheid om kleding te drogen is de recreatiezaal.
Hierin bevinden zich twee kachels, waarvan één niet wil
branden en de ander sterk rookt. De compagnie is verder
gelegerd in twee slaapzalen, op stro, zonder strozakken en
met één zeer dunne moltondeken. Muizen en ratten lopen er
rond. “Het optreden eener besmettelijke ziekte of van
ongedierte treft op deze wijze een groot aantal mannen
tegelijk.
De slaapzalen zullen door de onvoldoende
gelegenheid van drogen dus vochtig worden; bovendien
bestaan er gegronde klachten over koude en tocht. Mocht de
winter strenger worden, dan zullen zich aandoeningen der
luchtwegen in sterke mate voordoen.” Zo schrijft deze
officier met vooruitziende blik. Want inderdaad, duizenden
militairen worden ten gevolge van de slechte
leefomstandigheden ziek. Honderden overlijden door ziekte
of door ongevallen tijdens de dienst.
In oktober
1915 sterft soldaat Klaas Oberman uit Dokkum tijdens de
dienst in het Zeeuwse Hulst. Hij wordt aldaar begraven, in
aanwezigheid van zijn naaste familie. Omdat de familie
zeer arm is, vraag de burgemeester van Dokkum aan de
commandant van Klaas om vergoeding van de gemaakte
reiskosten. De commandant antwoordt dat hij f 110,- ter
beschikking heeft gesteld aan mevrouw Oberman met de
mededeling dat hier ook de reiskosten van moeten worden
betaald.. Dat geld is afkomstig van een collecte onder de
militairen. Voor de reiskosten kunnen “de ouders een
verzoekschrift indienen bij de minister van Oorlog, doch
dit zal niets geven…”, aldus de commandant.
Anderen verlaten ziek of invalide de dienst. Om de
gebruikelijke premie van 15 gulden te ontvangen moeten ze
een briefje tekenen waarop staat “dat de ziekte of het
gebrek niet is veroorzaakt door of in de dienst.” Hierna
is het einde verhaal. Geen verdere vergoeding, geen
pensioen, niets...
|
Mobilisatiekaart 1914-1918 met
als tekst: 20 spie per dag, meer kan 'land niet
geven Te veel om te sterven, te weinig om te
leven. |
Onder hen landweerman Jacob
Kingma uit Oosternijkerk. Hij wordt gelegerd in het fort
Uitermeer aan de Vecht bij Weesp. Door vocht en kou komt
hij in het voorjaar 1915 met longontsteking ziek thuis. Op
7 juni overlijdt Jacob, zijn vrouw Aaltje blijft achter
met 5 kinderen en is zwanger van het zesde kind. Om de
kost te verdienen begint Aaltje een winkeltje in matten.
Overdag vent ze in de omringende dorpen, terwijl de
10-jarige dochter Pietje op de winkel moet passen. Van de
diaconie krijgt ze nog f 5,- per maand extra. ’s Avonds
maakt ze zelf de kleren voor de kinderen. Op een gegeven
moment krijgt ze te horen dat de tegemoetkoming van f 5,-
door de diaconie was teruggebracht tot f 2,50 “omdat de
kinderen er altijd zo netjes bijlopen”…
Ook de
dienstplichtige Pieter de Boer uit Drachten moet begin
1915 in dienst. Na enige maanden wordt hij ziek.
Uiteindelijk blijkt hij tuberculose te hebben. Hij wordt
eind 1916 afgekeurd en naar huis gezonden. Hij weigert
echter de gebruikelijke verklaring te tekenen dat zijn
ziekte niet in of door de dienst was ontstaan.
Integendeel, afgekeurd als militair en voor de rest van
zijn leven invalide, bindt hij de strijd aan met de Staat
der Nederlanden, die hij volledig aansprakelijk houdt voor
zijn invaliditeit. Het wordt het begin van zijn
levenslange strijd met als inzet het recht op pensioen
voor de oorlogsinvaliden uit de Eerste Wereldoorlog.
De staat wil in eerste instantie van niets weten. De
Boer weet echter het anti-revolutionaire Tweede kamerlid
Staalman en de socialist Ter Laan voor zijn zaak te
winnen. In 1920 neemt de Tweede Kamer een motie aan waarin
de regering wordt opgeroepen aan mobilisatieslachtoffers
of hun weduwen toe te kennen “een jaarlijksche
ondersteuning in evenredigheid tot hun verminderde
arbeidsprestatie of inkomen”. De met algemene stemmen
aangenomen motie wordt door de regering echter op geheel
eigen wijze uitgevoerd. Er komt geen jaarlijkse
ondersteuning, maar slechts een eenmalige uitkering voor
evidente gevallen. Gevolg is dat veel
mobilisatie-slachtoffers in penibele omstandigheden
blijven leven.
En ook voor wie zonder ziekte of
gebrek in de samenleving terugkeert, valt het niet mee
weer aan de slag te komen. Jacob Haarsma heeft geluk.
Wanneer hij in 1916 het leger verlaat, krijgt hij zijn
baan terug. Voor veel anderen is er geen werk. De onvrede
leidt ertoe dat in januari 1919 de Friesche Bond van
Teleurgestelde Gedemobiliseerden wordt opgericht. In
tientallen dorpen verenigen de oud-militairen zich. Medio
1919 zijn er in Friesland zo’n 4.500 leden. Doel is om bij
de regering aandacht te vragen voor de kommervolle
omstandigheden waarin velen verkeren na terugkeer in het
burgerleven. Uiteindelijk krijgen gedemobiliseerden 50
gulden om burgerkleding te kopen...
Inmiddels
strijdt Pieter de Boer onverdroten voort. Hij richt in
1925 de Bond van mobilisatie-invaliden en hunne
nabestaanden op. Hierin verenigt hij zoveel mogelijk
mobilisatie-slachtoffers – in 1939 zijn er 5.500 leden!
Met alle hem ten dienste staande wettelijke middelen voert
de Boer zijn strijd. “Geen gunstbetoon, maar wettelijk
recht voor mobilisatie-slachtoffers”, is zijn pleidooi.
Het is jarenlang aan dovemansoren gericht.
Nederland heeft de ervaringen van de Tweede Wereldoorlog
nodig om te komen tot volledige wettelijke erkenning van
de rechten van de invaliden uit de Eerste wereldoorlog.
Pas in 1948 komt de wet buitengewoon militair pensioen
1914-1918. Maar ook de uitvoering daarvan leidt tot nieuwe
schermutselingen tussen invaliden en de staat. Het duurt
tot 1971 voordat de ambtenarenrechter oordeelt dat Pieter
de Boer 100% invalide is en dat die invaliditeit een
rechtstreeks gevolg is van de ziekte die hij tijdens zijn
diensttijd in 1915 heeft opgelopen.
Financieel is
er dan, na decennia van strijd, een zekere vorm van
genoegdoening voor een beperkt aantal gemobiliseerden.
Maar ook in ander opzicht blijkt de afwezigheid van de
gemobiliseerden in het collectieve geheugen van Nederland.
Na de Tweede Wereldoorlog verschijnen overal de monumenten
als teken van blijvende herinnering aan hen die hebben
gestreden en zijn gevallen.
|
Scheveningen - Monument 1914-1918 |
Hoe anders is dit voor
de vele landweer- en militiesoldaten die in 14-18 zijn
omgekomen door ongevallen tijdens de dienst of door ziekte
ten gevolge van de slechte leefomstandigheden. Slechts een
enkele herinnering is er te vinden. In Den Haag staat het
monument voor de land- en zeemacht 1914-1918. Op het
monument de tekst ‘Hulde aan de gemobiliseerde land- en
zeemacht van Aug 14 tot Nov 18 den Vaderland getrouwe’.
Bij de onthulling ervan in 1921 geeft de burgemeester
Patijn van Den Haag, te kennen dat het monument wat hem
betreft veel te klein is. Maar met het met de inzameling
bijeengebrachte geld is kennelijk niet meer mogelijk. En
tegenwoordig is vrijwel geen enkele voorbijganger zich
er meer van bewust dat het om een monument gaat dat de Eerste
Wereldoorlog herdenkt.
Een andere uitzondering
vormen de omgekomen opvarenden van het marineschip Hr Ms
Frans Naerebout. Op 2 mei 1918 loopt deze mijnenveger voor
de kust van Vlieland op een zeemijn en zinkt. Tien
opvarenden komen om. Een aantal van hen spoelt aan op
Vlieland. Hun namen worden vermeld op het monument in Den
Helder met de namen van ruim zestig tijdens de Eerste
Wereldoorlog omgekomen marinemannen. Het in 1922 door
Koningin Wilhelmina onthulde monument wordt in de
marinestad Den Helder meer en meer aan zijn lot
overgelaten. Het herdenken van de slachtoffers uit de
mobilisatieperiode raakt al snel in onbruik. Na 1945 wordt
het alleen nog gebruikt om de gevallenen uit de Tweede
Wereldoorlog te herdenken.
Wellicht is dit gebrek
aan aandacht mede aanleiding voor Pieter de Boer voor een
nieuw initiatief. Rond 1960 vat hij het plan op voor een
Nationaal monument voor de mobilisatie-invaliden en hun
strijd voor erkenning. Het monument, een klokkentoren met
carillon, zou een plek moeten krijgen in Drachten. Na
allerlei doldwaze gebeurtenissen loopt het initiatief
spaak. De inmiddels gegoten klokken eindigen hun
omzwervingen in het Klokkengieterijmuseum in Heiligerlee.
Veteranen uit de Eerste Wereldoorlog zijn er niet
meer. Toch leeft in veel families de herinnering voort aan
vaders en grootvaders die de mobilisatie van 1914-1918
hebben moeten bekopen met hun leven of hun gezondheid. Aan
moeders of grootmoeders die hierdoor in bittere armoede
raakten, aan gezinnen die te gronde gingen. Leed waarvoor
na de Eerste Wereldoorlog geen plaats was in ons land en
dat vervolgens werd overspoeld door de gruwelen van de
Tweede Wereldoorlog. Voor hen geen monumenten of andere
vormen van publieke waardering. Geen stichtingen, geen
veteranendag. En al zou het postuum zijn, op veteranendag
2014 valt er, 100 jaar na de mobilisatie, wel iets goed te
maken...
Geraadpleegde
bronnen
▬
Landweerman Jacob Haarsma
uit Leeuwarden beschrijft zijn ervaringen over de periode
augustus-november 1914 in een niet-gepubliceerd dagboek.
Deze is in het bezit van de auteur.
▬ Een
gedetailleerde opsomming van klachten van gemobiliseerden
is te vinden in Niet voor God en niet voor het
vaderland - linkse soldaten, matrozen en hun organisaties
tijdens de mobilisatie van 14-18, Ron Blom en Theunis
Stelling, Uitgeverij Aspect, 2004.
▬
Over Pieter de Boer en zijn
Bond voor mobilisatie-invaliden zie Geen gunstbetoon
maar wettelijk recht - leven en werk van Pieter de Boer,
Sjoerd de Haan, een uitgave van Tresoar, Leeuwarden en
museum Smallingerland te Drachten, 2008.
▬
Nederlandse gedenktekens
van de Eerste Wereldoorlog - Monumenten als indicatie van
het collectief geheugen in Nederland door Paul Schulten en
Martin Kraaijestein, zie
https://www.wereldoorlog1418.nl/nederlandse-gedenktekens/index.html
|
|
▬
© 2011 - Kees Bangma. De
auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de
auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook
uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming
vereist van de
auteur. Ook vragen, opmerkingen en suggesties
kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.
|
|
|