|
Openingsrede Studiedag Studiecentrum
Eerste Wereldoorlog 2005 te Rotterdam
|
|
Onderstaande openingsrede werd op 20 mei 2005 uitgesproken door de voorzitter van het Studiecentrum Eerste Wereldoorlog, de heer J.H.J. Andriessen, tijdens de opening van de jaarlijkse studiedag welke de stichting organiseerde in samenwerking met de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen der Erasmus Universiteit te Rotterdam.
Geachte toehoorders,
Graag wil ik van de mij toebedeelde tijd gebruik maken om vanuit deze tempel der wetenschap, de Erasmus Universiteit en wat meer is, vanuit de Faculteit der Historische en kunstwetenschappen van deze universiteit, een oproep te doen aan de Nederlandse Universiteiten in het algemeen en aan de faculteiten der Historische wetenschappen in het bijzonder, om meer en gerichter eigen onderzoek te doen naar het fenomeen dat vandaag de dag nog steeds De Grote Oorlog wordt genoemd. En dan heb ik het nadrukkelijk over onderzoek toegespitst op de oorzaken, de schuldvraag en het eind van die oorlog inclusief het vredesverdrag.
De geschiedschrijving over de Eerste Wereldoorlog wordt heden ten dage nog steeds voor een deel gedomineerd door Angelsaksische literatuur. Met name die school heeft een groot stempel gedrukt op het beschrijven van de gebeurtenissen die tussen 1890 en 1920 hebben plaatsgevonden en dat stempel is niet altijd even juist gebleken. Sterker nog: zij hebben in een aantal gevallen van de werkelijkheid een mythe gemaakt en het is vandaag de dag welhaast onmogelijk om die mythe en de werkelijkheid nog uit elkaar te houden. De tijd ontbreekt me om een aantal voorbeelden te noemen maar neemt u van mij aan, er zijn er legio.
We zouden ons zelf, in dit verband, de vraag moeten stellen: zijn we niet veel te gemakkelijk geworden bij het aanvaarden van al dat Angelsaksische bronnenmateriaal? En waarom wordt er zo weinig eigen, Nederlands onderzoek verricht naar die periode aan onze universiteiten?
Wat is toch de reden dat er geen kritische reactie volgt als er door Nederlandse auteurs, in navolging van hun Angelsaksische vrienden, bijvoorbeeld wordt gesteld dat, en ik geef maar enkele voorbeelden, Duitsland door zijn Weltpolitik Groot-Brittannië tot een maritieme wapenwedloop provoceerde? Of dat de alliantie tussen Rusland en Frankrijk zuiver defensief, die tussen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, zuiver agressief zou zijn geweest? En wat te denken van de bewering dat Engeland volgens het verdrag van 1839 verplicht zou zijn geweest de neutraliteit van België gewapenderhand te verdedigen, en dat het Duits-Russische herverzekeringsverdrag door Duitsland niet verlengd werd omdat Duitsland van mening was dat een oorlog met Rusland toch onvermijdelijk was? Of dat het plan van de oude Moltke defensief- maar dat
van Schlieffen agressief was en ook dat de Russische mobilisatie nog geen oorlog betekende, maar dat de Russen door het Schlieffenplan wel tot oorlog gedwongen werden? Dat zijn toch zeker punten die, gezien het voortschrijdend inzicht, zo langzamerhand gerede twijfel moeten wekken
- maar tot nu toe blijven kritische reacties uit.
Geschrokken vraag je je dan af: het kan toch niet zo zijn dat onze Nederlandse historici dit soort discutabele onderwerpen niet onderkennen? Het kan toch niet zo zijn dat ze zelf niet over voldoende kennis van zaken zouden beschikken?
Neen, natuurlijk niet,dat gelooft natuurlijk ook niemand! Maar waar blijven dan de vlammende protesten, de vlijmscherpe reacties, de schitterende analyses en de bijtende debatten die toch zo vaak, als het andere terreinen betreft, aan de orde van de dag zijn?
Ik hoop dat u mij vergeven wil dat ik dan hier toch een woord van teleurstelling wil laten horen. Een woord van teleurstelling dat onze wetenschappelijke instituten, onze historici en auteurs kennelijk niet het heilige vuur voelen om deze periode en dit specifieke stuk geschiedschrijving over oorzaken, schuldvraag en vredesverdrag, van een duidelijke mythevorming te ontdoen.
De meeste Nederlandse auteurs beperken zich, als ze over de Eerste
Wereldoorlog schrijven, tot op heden voornamelijk tot het Nederlandse aandeel in die periode. Begrijpelijk, noodzakelijk en zeker ook interessant,
maar daarmede missen ze toch de kans om een uitermate belangrijk stuk geschiedschrijving eens van een nieuwe, mogelijk zelfs juistere visie te voorzien.
Juist bij de start van een Verenigd Europa, juist nu is het van uitermate groot belang dat wij ook deze episode uit de Europese geschiedenis nog eens opnieuw aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpen, nu niet vanuit het standpunt van de overwinnaars maar los van allerlei chauvinistische tendensen, op wetenschappelijke en onbevooroordeelde wijze. Juist Nederlandse historici zouden daar, gezien de neutrale positie die Nederland destijds innam, bij uitstek voor geschikt zijn.
Ik denk ook dat zo’n nieuwe evaluatie heel belangrijk zou zijn want met de op zich verheugende toename van het aantal publicaties over Eerste Wereldoorlogonderwerpen, moeten we tegelijkertijd constateren dat ook het aantal achterhaalde stellingen, mythevorming en soms zelfs volslagen onjuistheden, evenredig zijn toegenomen
De kritische waarnemer, indachtig de enige jaren geleden uitgesproken woorden van Prof.dr. Brands ten tijde van de opening van het nieuwe gebouw van het toenmalige RIOD, waarin deze waarschuwde dat de kennis over de Eerste Wereldoorlog in Nederland een achtergebleven gebied was, kan toch haast niet anders dan constateren dat die woorden klaarblijkelijk geen merkbaar effect hebben gesorteerd. Is er sindsdien meer aandacht aan het onderwerp besteed? Werden er speciale lesprogramma’s ingevoerd om de achterstand in te halen en vooral, werd er extra eigen research en wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd om de duidelijk ontstane kennisgat te compenseren? Kortom, het heeft er alle schijn van dat er eigenlijk helemaal niets is gedaan!
Dat heeft tot gevolg dat ons geschiedenisonderwijs over het algemeen nog steeds gebruik maakt van de in de Angelsaksische universitaire wereld toch heus nog steeds gangbare thesen en stellingen en dat onze eigen visie op de periode 1890-1920 nog voor een zeer groot deel stoelt op en overeenkomt met die van onze Britse vrienden.
Britse historici, (neen, natuurlijk niet alle Britse auteurs), Britse mythen, kortom de Britse visie op wat de Grote Oorlog wordt genoemd, overheerst ook in Nederland nog steeds de conceptie van die oorlog en van zelfstandige, door eigen research en eigen onderzoek verkregen inzichten, op het gebied van schuldvraag, ontstaan en einde van de Eerste Wereldoorlog, is maar mondjesmaat sprake.
Wordt het, in dit verband, bijvoorbeeld ook niet eens tijd ons af te vragen wat toch de reden mag zijn waarom we op voorhand steeds bereid zijn geweest te accepteren dat de Britse visie op hun koloniale expansie en op hun recht op werelddominantie, volstrekt binnen de natuurlijke gang van zaken viel, terwijl we tegelijkertijd automatisch aannemen dat de toenmalige Duitse bezwaren daartegen of de Duitse pogingen hetzelfde te bereiken, moedwillige provocaties waren en het gevolg van een stompzinnig buitenlands beleid en van en oorlogszuchtige en agressieve politiek?
Men denkt naar mijn bescheiden mening in Nederland nog steeds dat het onderwerp “oorzaak, schuld en einde” een totaal uitgekauwd onderwerp is waarover alles wat er te schrijven zou zijn reeds vele keren beschreven is en waaraan geen enkele eer meer te behalen valt. Dat denkt men nu echter al tientallen jaren en men vergeet dat er inmiddels toch wel weer nieuw bronnenmateriaal is vrijgekomen, nieuwe inzichten zijn doorgedrongen en nieuw feitenmateriaal te voorschijn is gekomen. Vooral op het gebied van oorzaak en schuld lijken (als vaststaand aangenomen) stellingen achterhaald en is heroriëntatie dringend noodzakelijk maar helaas, in ons land is de interesse om zich daarmede bezig te houden onvoldoende aanwezig. Daardoor wordt ook de kennis op dit gebied al jaren niet meer gevoed.
Het gevolg is wel dat we met name de laatste jaren, nu de belangstelling in Nederland voor het onderwerp is opgebloeid, moeten constateren dat de wetenschappelijke bijdrage aan dit hernieuwde debat, voor zover het deze onderwerpen betreft, zich een beetje buiten de historische kringen om begint af te spelen. Opvallend voorts is de laatste tijd met name de deelname aan de discussie door een andere groep van wetenschappers, de politicologen en juristen.
Ik acht dat, met alle respect voor de vruchten van hun arbeid, geen goede ontwikkeling, omdat geschiedschrijving toch primair de taak van historici zou moeten zijn. Vandaag mogen we weer de Stichtingprijs uitreiken aan de student met de beste
master/doctoraalscriptie over een onderwerp met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog. Nederlandse studenten tonen daarmede dat zij wel bereid zijn tijd en moeite te investeren in de kennis van en over de Eerste Wereldoorlog.
Als voorzitter van de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog spreek ik de hoop uit dat hun voorbeeld, hun interesse en hun inzet, ook in breder verband op onze Universiteiten, navolging moge vinden.
J.H.J. Andriessen - Rotterdam 20 mei 2005
|
|
|