naar homepage


Oorlog op Schiermonnikoog!

Problemen tussen burgerlijk gezag en militair gezag bij de stranding van de Britse onderzeeboot H6 in 1916


door Kees Bangma

In de nacht van 18 op 19 januari 1916 stormt het rond Schiermonnikoog. De Britse onderzeeboot H6 loopt vlak onder de kust van Schiermonnikoog op een zandbank. Daardoor bereiken de toch al gespannen verhoudingen tussen de burgemeester en de plaatselijke militaire commandant een climax. Zo krijgt Nederland er een onderzeeboot bij en raakt Schiermonnikoog haar plaatselijke commissie van de reddingsmaatschappij kwijt.[1]

Inhoudsopgave
Nederland en de neutraliteit
Staat van beleg afgekondigd in veel grens- en kustgemeenten
Problemen tussen burgemeester en militaire commandant
Stranding van Britse onderzeeboot H6
Opperbevelhebber stelt burgemeester verantwoordelijk
Burgemeester buiten spel gezet
Nederland neemt onderzeeboot in beslag
Britse bemanning geïnterneerd in Groningen
Voetnoten

Nederland en de neutraliteit
Op 1 augustus 1914 storten veel Europese landen zich in de oorlog. Nederland vormt één van de weinige uitzonderingen en blijft neutraal. Wij doen niet mee in wat andere landen “The Great War” noemen. Nee, de enige strijd die wij voeren is om er niet in betrokken te raken. Maar ook in Nederland is het geen “business as usual”. Overal in Nederland voeren personen en instanties hun eigen strijd om het hoofd te bieden aan de moeilijke omstandigheden. En de strijd van de één leidt soms tot oorlog met een ander.

Om neutraal te blijven kondigt de Nederlandse regering direct na het uitbreken van de oorlog de onzijdigheidsverklaring af. Hierin wordt bepaald dat alle militairen van oorlogvoerende landen die op Nederlandse bodem komen, zullen worden ontwapend en geinterneerd. Oorlogsschepen die binnen de territoriale wateren komen of vliegtuigen die het luchtruim schenden worden voor de duur van de oorlog aan de ketting gelegd. Overal langs de grenzen en de kust worden militairen gelegerd. Dit is ook het geval op de Friese waddeneilanden. Op Schiermonnikoog blijkt al snel dat dit niet voor niets is.

 
 

Foto’s uit een onbekende krant van het op 14 augustus 1914 op Schiermonnikoog
gelande Duitse watervliegtuig. De bemanningsleden worden door Nederlandse militairen weggevoerd.


Op 14 augustus 1914 landt een Duits watervliegtuig vlak boven Schiermonnikoog in zee voor het uitvoeren van een reparatie. Door de wind wordt het toestel naar het stand geblazen, waarna de bemanning wordt aangehouden door op het eiland gelegerde militairen. Voor hen is de oorlog voorbij: ze worden geïnterneerd in het speciaal voor Duitse militairen opgerichte kamp bij Bergen in Noord-Holland. Het vliegtuig, de Friedrichshafen FF29 tweedekker nummer 28, wordt in beslag genomen. In 1915 koopt de Nederlandse staat het vliegtuig van Duitsland. Het is het eerste van tientallen vliegtuigen die in de loop van de oorlog op Nederlands grondgebied neerkomen.
[2]  

Staat van beleg afgekondigd in veel grens- en kustgemeenten
Naast de legering van troepen wordt in veel grens- en kustgemeenten, waaronder Schiermonnikoog, de staat van beleg afgekondigd. In de kuststreken is de staat van beleg vooral bedoeld om te kunnen optreden tegen het schenden van de territoriale wateren door de oorlogvoerende naties en om spionage tegen te gaan. Door de staat van beleg krijgen de militaire autoriteiten formeel zeggenschap over het burgerlijk bestuur.

Het militair gezag krijgt verregaande bevoegdheden zoals de mogelijkheid personen uit te zetten, bijeenkomsten te verbieden of het briefgeheim te schenden. Burgers kunnen worden verplicht op allerlei manieren medewerking te verlenen aan het militair gezag. Die situatie leidt op veel plaatsen tot spanning tussen burgerlijke bestuurders en militaire commandanten.

Schiermonnikoog Reddingstation in 1914

Ook op Schiermonnikoog zitten de burgemeester en de militaire commandant elkaar regelmatig in de haren. Er is ruzie over het gebruik van de redddingboot door de militairen. De burgemeester is voorzitter van de plaatselijke commissie van de Noord- en Zuidhollandsche Reddingmaatschappij, de NZHRM. De commissie is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het plaatselijke reddingsstation. Dit binnen de regels die zijn opgesteld door het landelijk bestuur van de NZHRM.
[3]

De militiaren moeten de neutraliteit handhaven door op te treden tegen vijandelijke schepen binnen de territoriale wateren en de bemanningsleden daarvan te interneren. Daarbij willen ze gebruik maken van de reddingboot en van de bemanning, die veel kennis van het kustwater heeft.

Problemen tussen burgemeester en militaire commandant
Direct na het afkondigen van de staat van beleg geeft de militaire commandant Vanderclijs aan burgemeester Van den Berg te kennen dat hij voortaan de leiding bij het uitvaren van de reddingboot op zich wenst te nemen. Van den Berg accepteert dit niet. Hij weet met een hogere legercommandant, de op Terschelling gelegerde overste De Timmerman, af te spreken dat bij reddingen alles bij het oude blijft. Is er sprake van buitenlandse militairen die geinterneerd moeten worden, dan worden deze, zodra ze aan wal komen, aan het Nederlandse bewakingsdetachement overgedragen.
 
Hendrik Willem Jans van den Berg
Burgemeester op Schiermonnikoog

De irritaties blijven echter voortduren. Op 14 februari 1915 landt een militair watervliegtuig bij de Engelsmanplaat tussen Schiermonnikoog en Ameland.
[4] De reddingboot vaart zonder militairen uit. Bij het vliegtuig gekomen weigeren de twee inzittenden over te stappen. Wanneer de reddingboot uren later, nu met Nederlandse militairen aan boord, opnieuw bij het watervliegtuig komt, is dit verdwenen. Een schending van de neutraliteit die onbestraft is gebleven!

Vanaf dat moment willen de miltiaren direct mee wanneer de reddingboot uitvaart. Maar Van den Berg weigert en beroept zich op eerdere afspraken met de hogere legerleiding. Hij schrijft rechtstreeks een brief aan de hoogste Nederlandse militair, generaal Snijders. Hij stelt dat het meenemen van gewapende militairen in de reddingboot voor de burger-roeiers complicaties geeft. Misschien wordt de reddingboot nu wel als militair vaartuig beschouwd. De bemanning van de reddingboot loopt daardoor het gevaar te worden beschoten. Bovendien wordt door meevarende militairen ruimte ingenomen die bestemd is voor schipbreukelingen, zo schrijft hij aan Snijders.

Tegelijkertijd gaat een afschrift van deze brief naar het bestuur van de NZHRM. Daarbij schrijft Van den Berg dat de telkens terugkerende herrie met het Militair Gezag hoogst onaangenaam is. ”Het zal onnodig zijn U nog te verzekeren dat ik het Militair Gezag erken en steun; dat het niet geldt een twist over wie het meeste zal hebben te zeggen ofschoon het me in het begin hoog zat dat de heer Vanderclijs mij ineens het werk waaraan ik met heel mijn hart werk uit handen wilde nemen”, zo besluit Van den Berg zijn brief aan het bestuur.

Op 22 februari 1915 schrijft Van den Berg opnieuw aan het bestuur der NZHRM. Een dag eerder wordt de reddingboot gevorderd om met medeneming van militairen uit te varen voor een geheim doel. Hieraan wordt voldaan, maar met tegenzin. “ Het is voor de roeiers toch ook niet alles om op zoo’n manier voor een onbekend doel te worden gezonden”, aldus Van den Berg. Hij dringt opnieuw bij het bestuur aan om duidelijkheid.

Het bestuur neemt haar verantwoordelijkheid door op 25 maart een brief te sturen naar de Opperbevelhebber der Land- en Zeemacht. Daarin wordt voorgesteld door middel van een circulaire aan alle reddingsstations duidelijkheid te verschaffen over de verhouding tussen het militair gezag en de plaatselijke commissie in de gemeenten die in staat van beleg of staat van oorlog verkeren. Het bestuur heeft als standpunt dat verzoeken niet-bemanningsleden, dus ook militairen, mee te nemen, nooit zullen worden ingewilligd. Een reddingboot is immers “een instrument des vredes”. Dat is echter anders in die gevallen waarin medewerking wordt gevorderd. In dat geval “houdt deze reddingboot alsmede hare bemanning op te zijn in dienst der NZHRM met alle gevolgen welke daaruit kunnen voortvloeien.

De NZHRM kan bij dergelijke tochten dan ook niet aansprakelijk gesteld worden, noch voor de wijze waarop eventueel reddingwerk wordt uitgeoefend, noch voor de betalingen van loonen aan bemanningen, voerlieden etc noch voor de ondersteuning van nagelaten betrekkingen van leden der bemanningen zoo dezen een ongeval mocht overkomen.”. Alle kosten dienen derhalve te worden betaald door het Rijk.

Op 17 april 1915 laat de chef van de Marinestaf het bestuur weten zich geheel te kunnen vinden in de voorgestelde verhouding. Bovendien, om de eigen taken te kunnen verrichten krijgt het marine-detachement op Schiermonnikoog de beschiking over een eigen vaartuig. Op deze wijze kunnen de militair commandant en de burgemeester zoveel mogelijk uit elkaars vaarwater blijven en lijkt de vrede getekend.

Ook Van den Berg lijkt zich hierin te kunnen vinden, zij het dat er volgens hem nog wel een vraagpunt blijft: “Nu blijft nog over de kwestie of bij strandingen wanneer de militaire boot uitgaat ook onze boot moet uitgaan en dunkt mij dat dit wel het geval behoort te zijn. Ik merk hierbij op dat ik steeds tracht met den militairen bevelhebber op den besten voet te staan en twijfel dan ook niet of een overleg zal bij voorkomende gevallen plaatsvinden”, zo schrijft hij het bestuur.

Stranding van Britse onderzeeboot H6
Op 19 januari 1916 stormt het rond Schiermonnikoog. De Britse onderzeeboot H6
[5] loopt om 04.30 uur op een zandbank in het Friesche zeegat, minder dan een kilometer van de kust van het eiland.[6]  Het schip maakt onderdeel uit van de Britse zeemacht die met een blokkade van de Noordzee probeert de Duitse economie en het Duitse moreel te breken.

De boot van het marine-detachement vaart uit maar kan wegens te grote diepgang de onderzeeboot niet bereiken. De reddingboot krijgt om 12.00 uur de mededeling dat de onderzeeëer in nood verkeert en om hulp seint. Om ongeveer 14.00 uur bereikt de reddingboot de H6. De bemanning van de H6 weigert echter op dat moment om over te stappen.

Britse torpedoboot HMS Firedrake

Even later komt een stoomsloep van de buiten de territoriale wateren gelegen Britse torpedoboot HMS Firedrake ter plaatse. Deze neemt tien bemanningsleden, de scheepspapieren en instrumenten van de H6 aan boord en brengt ze naar de torpedoboot.
[7]

Al snel is ook het Nederlandse oorlogsschip Noord-Brabant met enkele torpedoboten in de nabijheid van het Friesche zeegat. Daardoor zijn de Britten niet in staat ook de overige bemanningsleden van de H6 te evacueren. De bemanning van de reddingboot blijft intussen bij de H6. Omdat het weer steeds slechter wordt stappen de overgebleven 12 bemanningsleden toch over op de reddingboot. Op Schiermonnikoog worden ze overgedragen aan de commandant van het marine-detachement op het eiland, kapitein jonkheer Groeninx van Zoelen.
[8]

Terwijl de bergers bezig zijn het schip los te krijgen, vliegen burgemeester Van den Berg en de militaire autoriteiten elkaar opnieuw in de haren. De burgemeester is woedend over het gedrag dat de militairen vertonen bij het uitvaren van de reddingboot. Vlak voor het vertrek van de reddingboot verschijnt sergeant Dekker van het marinedetachement met 4 á 5 matrozen.

Enkele leden van het Marinedetachement op Schiermonnikoog.
Geheel rechts Jan F. Boorsma uit Jirnsum.

“Met de geweren omhoog” delen zij mee dat ze dat op last van de chef van de militairen staf mee moeten op de reddingboot. Van den Berg weigert. Hierop laat de sergeant de boot zonder militairen vertrekken. Wanneer de boot in zee is zegt de sergeant, dat hij niet heeft geschoten om doden te voorkomen, aldus Van den Berg. Ons leven is in het werk Uwer reddingmaatschappij voor ons en anderen geen ogenblik zeker. Het lijkt hier of we door een vijandelijk leger zijn bezet, zo schrijft hij het bestuur van de reddingmaatschappij. Hij eist de persoonlijke verzekering van de minister van Marine dat dit nooit weer plaats zal vinden.
 
Opperbevelhebber stelt burgemeester verantwoordelijk
De militaire leiding op haar beurt is in alle staten over de opstelling van de burgemeester. In zijn brief aan het hoofdbestuur van de NZHRM houdt de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht de burgemeester verantwoordelijk voor deze ernstige schending van onze neutraliteit. Immers, wanneer er gewapende militairen met de reddingboot waren meegegaan, waren de Engelsen er nooit in geslaagd om een deel van de bemanning van de onderzeeer af te halen. En de in 1915 gemaakte afspraken zijn immers duidelijk: bij een vordering door het militair gezag moeten er militairen mee.

Inmiddels blijkt dat er wel iets valt af te dingen op het standpunt van de legerleiding dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de schending van de neutraliteit. Uit het rapport dat de militaire commandant aan de legerleding stuurt, blijkt dat hij in eerste instantie sergeant Dekker opdracht geeft om mee te gaan met de reddingboot. Zodra de marine-boot, met aan boord Groeninx zelf, in zee is, trekt hij die opdracht in.

Ambrosius Dubblenga, schipper roeireddingboot te Schiermonnikoog,
verdronken tijdens redding van Duitse Schoener in 1921 (Archief KNRM)

Daarna krijgt sergeant Dekker van de uitkijkktoren bericht dat de chef van de marinestaf telegrafisch goedkeuring had verleend aan de opdracht van Groeninx om de reddingboot te vorderen. Op basis daarvan wil hij alsnog mee in de reddingboot. Wanneer de schipper van de reddingboot weigert de militairen mee te nemen met de woorden “de burgemeester is hier de baas”, krabbelt de sergeant terug. “Daar de order die ik (van de chef van de marinestaf) had slechts een goedkeuring van hoogerhand was van een order van den commandant – die hij echter voor zijn vertrek weer had ingetrokken – vond ik dat ik geen krachtiger maatregel kon gebruiken”, aldus sergeant Dekker in zijn rapportage over het voorval.
[9]

Hendrik de Booy (1867-1964), secretaris-penningmeester en bestuurslid
Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij 1906-1946

Het beeld dringt zich op dat de burgemeester moet dienen als zondebok voor de verwarrende communicatie tussen de verschillende militairen. Doch Van den Berg heeft het inmiddels over hem bestaande beeld bevestigd. Op 4 maart 1916 vergadert de landelijk secretaris van de NZHRM De Booy op Schiermonnikoog met de plaatselijke commissie. “Waarbij de burgemeester zich weder doet kennen als een koppige kerel, die niet meewerkt met het Militair Gezag”, zo schrijft De Booy in zijn dagboek.
 
Burgemeester buiten spel
Het leidt op 20 maart 1915 tot een brief van het bestuur van de NZHRM aan alle plaatselijke commissies die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Het bestuur schrijft dat het militair gezag door alle vertegenwoordigers van de reddingmaatschappij zoveel mogelijk bij de uitoefening van haar moeilijke taak moet worden gesteund. Wanneer het Militair Gezag van zijn bevoegdheid gebruik maakt de reddingboot te vorderen, dient hieraan direct gehoor te worden gegeven. Eveneens dienen in een dergelijk geval de schipper en de roeiers van de reddingboot de bevelen van het Militair Gezag op te volgen. De wet bevat artikelen waarin zij, die weigeren met straffen worden bedreigd.

De brief valt op Schiermonnikoog niet in goede aarde. De volledige plaatselijke commissie stapt op 30 maart 1916 op omdat “wij in de onderhavige kwestie niet meer op Uwen steun kunnen rekenen en geen zekerheid hebben gekregen dat dergelijk onbesuisd optreden van militairen, beneden de rang van officier, waardoor ’t leven van vreedzame burgers wordt bedreigd, zich niet zal herhalen.” Vanaf dat moment wordt de reddingmaatschappij op Schiermonnikoog vertegenwoordigd door bootsman Dubblenga. Pas na de oorlog komt er een nieuwe plaatselijke commissie.
  
Nederland neemt onderzeeboot in beslag
De onderzeeboot wordt door de Nederlandse overheid in beslag genomen. Er volgt een moeizame bergingsoperatie omdat het schip diep in het zand ligt.
[10] Op 20 februari lukt het de H6 definitief vlot te krijgen. Na maanden van onderhandeling met de Britse regering wordt de onderzeeër begin 1917 door Nederland gekocht voor 81.500 Engelse ponden.[11] Op 7 mei 1917 wordt het schip herdoopt in Hr Ms 08 en zet haar carrière voort in Nederlandse dienst.[12]

Voormalige Britse HMS H6 werd in Nederland in 1917 herdoopt in Hr Ms 08

Britse bemanning geïnterneerd in Groningen
De geïnterneerde bemanning van de H6 intussen heeft van dit alles geen weet. Ze verblijven enkele dagen in het badhotel op Schiermonnikoog. Ze krijgen veel aandacht van de plaatselijke dames.

Strandhotel met Paviljoen te Schiermonnikoog

Daarna worden ze overgebracht naar het interneringskamp voor Engelse militairen in Groningen.
It was a sad mischance that cast the H6 on the shores of Holland and put our comrades out of action; while commiserating with them in their misfortune, we hope the day is not far distant when they will be restored to liberty, their hearths and homes”, zo schrijft The Camp Magazine bij hun aankomst in het Engelse Kamp. Niet wetend dat het tot november 1918 zal duren voordat deze wens in vervulling gaat...

De manschappenbarakken in het Engelse kamp te Groningen.
 Dit kamp werd door de Britten “Timbertown” genoemd.

Van den Berg blijft burgemeester tot 16 juli 1942. Op 28 juli 1943 komt hij op tragische wijze om het leven. Amerikaanse bommenwerpers, op weg naar Duitsland, worden boven de Waddenzee achtervolgd door Duitse jagers. Om te ontkomen laten de vliegtuigen hun bommenlast vallen. Daarbij vallen bommen op het dorp Schiermonnikoog. Vijf mensen komen om het leven, onder wie burgemeester Van den Berg en zijn vrouw.
 
Voetnoten
[1] De voor dit artikel gebruikte briefwisselingen tussen de verschillende autoriteiten en de strandingrapporten zijn, voor zover niet anders vermeld, ontleend aan het archief van de NZHRM, provinciaal archief te Haarlem
[2] Over de details van deze landing zie Leeuwarder Courant dd 15-8-1914 en 17-8-1914. Over de diplomatieke discussie tussen Nederland en Duitsland ten aanzien van de reikwijdte van de Nederlandse neutraliteitsproclamatie zie Oranjeboek oktober 1915-juli 1916 pag 24. Over de overname van het vliegtuig door Nederland: nationaal archief, 2.05.03 dossier 831.
[3] Op 11 november 1824 wordt in Amsterdam de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij, de NZHRM opgericht. Enkele weken later wordt in Rotterdam de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen, de ZHMRS, opgericht. In 1949, 125 jaar na hun oprichting, krijgen beide organisaties het predikaat Koninklijke toegewezen. In 1991 fuseren ze tot de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij.
[4] In het Friesche zeegat op 51-28-70 NB, 06-05-05 OL wordt de “”watervliegmachine nummer 8(?)”” met onbekende nationaliteit aangetroffen, aldus het strandingrapport, opgemaakt door schipper Dubblenga. Het lijkt aannemelijk dat ook dit een van Borkum afkomstig Duits verkenningsvliegtuig is geweest.
[5] De Britse onderzeeboot H6 uit de Holland-klasse werd gebouwd op de Canadian Vickers&Co shipyard in Montreal (Canada). Onmiddellijk na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog accepteerde de Amerikaanse firma Bethlehem Steel grote wapenorders van de geallieerden. In oktober 1914 bracht de directeur van het bedrijf een bezoek aan de Britse minister van Oorlog Lord Kitchener en Lord Fisher van de Britse admiraliteit. Zij spraken af dat de Amerikanen, in het grootste geheim, twintig onderzeeboten van het type “H” voor Engeland zouden bouwen tegen een prijs die twee keer zo hoog lag als de normale prijs. Deze opdracht was in flagrante strijd met de Amerikaanse en internationale wetten inzake de neutraliteit en werd dan ook niet officieel goedgekeurd door de Amerikaanse regering. Bethlehem Steel ontdook dit probleem door het opzetten van productiefaciliteiten in Canada. De onderzeeboten werden in onderdelen in Amerika geproduceerd om vervolgens in Canada tot één geheel te worden samengesteld. Op 10 juni 1915 werd de H6 in dienst genomen en overgedragen aan de British Royal Navy. Het schip werd ingedeeld bij de Harwich Submarine Force (8th flotilla). Hierover J.H.J.Andriessen, “Keizer Wilhelm II, mythe en werkelijkheid” p 233
[6] De exacte strandinglocatie is volgens het door de schipper van de reddingboot opgemaakte strandingrapport 6.05.00 graden OL, 53.29.40 graden NB
[7] De Nederlandse regering heeft bij de Britse regering geprotesteerd tegen het feit dat de Britse motorsloep een deel van de bemanning van het schip had afgehaald. Deze handelwijze was geenszins geboden uit een oogpunt van menslievendheid, aangezien de reddingboot van Schiermonnikoog zich reeds ter plaatse bevond. Slechts ten gevolge van de omstandigheid dat de reddingboot geen militaire autoriteiten aan boord had, aldus de Nederlandse regering, was het te danken dat de motorsloep met de door haar afgehaalde leden der bemanning het Nederlandse rechtsgebied had kunnen verlaten. Oranjeboek oktober 1915 – juli 1916, p24
[8] Namen van de door de reddingboot aan land gebrachte Britse bemanningsleden volgens het strandingrapport zijn:
Robert N. Stopford - lieutenant, commanding officer
Whitelans - chief Petty officer
Gibson - Petty officer
Robinson - stoker Petty officer
Ridding - leading seaman
Dudley - able seaman
Cooper - able seaman
Eldesfield - stoker
Beer - stoker
Beeby - stoker
Burwelt - ordinary telegraphist
Chandler - able seaman
[9] De rapportages van de betreffende militairen bevinden zich in het nationaal archief, 2.05.03 nr 756
[10] Na enige dagen van onderzoek en voorbereiding wordt op 26 januari door de schelpenzuiger “Volharding” van Doeksen een eerste poging gedaan het schip vlot te trekken. Deze poging mislukt, evenals nieuwe pogingen op 7 en 8 februari. De daarop volgende dagen kunnen geen nieuwe pogingen worden gedaan ten gevolge van de lage waterstand. Pas op 16 februari komt de boot op eigen kracht vlot bij hoogtij, maar komt even later weer vast te zitten. Op 20 februari slaagt de Volharding erin de boot opnieuw vlot te trekken. De schelpenzuiger sleept de onderzeeër, begeleid door de marineschepen Hr.Ms G11, Hr.Ms. Holland en drie torpedoboten naar Willemsoord, waar ze op 23 februari aankomen.
[11] In mei 1916 start de Nederlandse regering onderhandelingen met de Britse regering over overname van de H6. De waarde van de onderzeeboot bedraagt exclusief torpedo's 158.000 Engelse pond, aldus Londen. Veel te hoog, aldus de mededeling van het departement van Marine aan Buitenlandse Zaken. Kort hiervoor hebben we van Amerikaanse zijde het aanbod ontvangen om een identieke boot geleverd te krijgen voor fl 150.000,- Volgens eigen berekening is de waarde van de H6 fl 62.670,- Na enig loven en bieden komt men uiteindelijk een bedrag van 81.500 Engelse pond overeen. Dit bedrag wordt opgenomen in de marinebegroting voor 1917. Op 4 juni 1917 wordt het overnameprotocol getekend, mede door de nog steeds in Groningen geïnterneerde gezagvoerder LtZ Stopford. Daarbij wordt tevens overeengekomen dat de Britse regering nog een aantal vitale onderdelen voor het schip moet leveren. Zie hiervoor nationaal archief, 2.05.03 nr 756
[12] In oktober 1921 zinkt de 08 tijdens onderhoud. De boot kan geborgen en gerepareerd worden. Tijdens de Duitse inval in 1940 is de 08 nog steeds in dienst en bevindt het schip zich in Den Helder. Omdat het schip te oud is voor de operationele dienst en daardoor niet kan uitwijken naar Engeland, wordt het onklaar gemaakt en tot zinken gebracht in Den Helder. De 08 wordt door de Duitsers gelicht, die het in vrijwel onbeschadigde staat aantreffen. In november 1940 wordt de 08 als U-D1 in dienst genomen door de Duitse marine en overgebracht naar Kiel. Hier doet het schip dienst als oefen- en opleidingsboot. Op 3 mei 1945, vlak voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, wordt het schip door de Duitsers onklaar gemaakt en tot zinken gebracht in de haven van Kiel. Na opnieuw te zijn gelicht wordt de UD-1 in 1945 gesloopt.

© 2012 - Kees Bangma. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur.
Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.

naar homepage



eXTReMe Tracker