naar homepage


Spijkeren voor het vaderland

‘Kriegsnagelungen’ - een merkwaardige uiting van Duits patriottisme tijdens de Eerste Wereldoorlog

door Rob Kammelar

In het voorjaar van 1915 kwam plotseling in heel Duitsland een merkwaardig soort liefdadigheidsactie op gang, de zogenaamde ‘Kriegsnagelungen’. Tegen betaling kon het publiek in het openbaar sierspijkers slaan in speciaal ontworpen houten beelden, die op prominente plaatsen in stad of dorp werden opgesteld. De opbrengst was bestemd voor de verzorging van achtergebleven gezinnen van gesneuvelde soldaten en van oorlogsinvaliden. Het navolgende artikel schetst de achtergronden en omstandigheden van dit 'oorlogsspijkeren'.

Inhoudsopgave
Oorlogsenthousiasme
Oorsprong en verspreiding van het oorlogsspijkeren
Hoe zagen de spijkerbeelden er uit?
Spijkerbeelden naar levende personen gevormd
Spijkertarieven voor een ieder betaalbaar
Spijkeren als vaderlandslievende daad
Kritiek vanwege de ethische en morele aspecten van het bespijkeren
Het spijkeren raakt uit de gratie
Bijlage: Bewaard gebleven spijkerbeelden in Oostenrijk en Duitsland
Noten
Literatuur

Oorlogsenthousiasme
In de loop van 1916 veranderde het zelfbewuste, welvarende Duitse keizerrijk van voor de Eerste Wereldoorlog in een zorgelijke, hongerende natie. De Engelse zeeblokkade sneed het Duitse volk af van voedsel en grondstoffen. Schaarste en gebrek begonnen de burgerbevolking te teisteren. De eerste hongerprotesten staken de kop op. Aansprekende overwinningen op het slagveld bleven uit. De lijsten met doden, gewonden en vermisten werden langer en langer. Algemeen begon het besef door te dringen dat een gunstige afloop van de oorlog verkeken was. De bevolking werd oorlogsmoe en begon te morren.

Aanvankelijk was de stemming totaal anders. Het begin van de oorlog was met een golf van uitzinnige vreugde begroet, ook al beweren moderne historici dat het tentoongespreide oorlogsenthousiasme zeker niet door brede lagen van de bevolking werd gedeeld. Kranten zorgden met hun jubelende berichtgeving over snelle opmarsen en klinkende overwinningen voor een euforische stemming.

Dat leidde overal tot vaderlandslievende en nationalistische manifestaties waarbij hartstochtelijke aanhankelijkheid aan keizer en vaderland werd betoond. Op oorlogsleningen werd ruimhartig ingetekend. Om de oorlog te betalen deden tienduizenden vrouwen mee aan de actie ‘Gold für Eisen’ en ruilden zonder aarzeling hun gouden sieraden inclusief trouwring in voor ijzeren prullen.
 
Berlijn, 1 augustus 1914. Studenten op Unter den Linden verwelkomen
jubelend de oorlog.

In het voorjaar van 1915 kwam plotseling in heel Duitsland een merkwaardig soort liefdadigheidsactie op gang, de zogenaamde ‘Kriegsnagelungen’. Tegen betaling kon het publiek in het openbaar sierspijkers slaan in speciaal ontworpen houten beelden, die op prominente plaatsen in stad of dorp werden opgesteld.

De opbrengst was bestemd voor de verzorging van achtergebleven gezinnen van gesneuvelde soldaten en van oorlogsinvaliden. Deze ‘Kriegsnagelungen’ werden openbare vertoningen van patriottische gezindheid. Het navolgende artikel schetst de achtergronden en omstandigheden van dit fenomeen.

Oorsprong en verspreiding van het oorlogsspijkeren
De eerste oorlogsbespijkering vond plaats op 6 maart 1915 in Wenen. Hier had al een eeuwenoud gebruik bestaan van het slaan van spijkers in een sparrenstam tijdens openbare rechtszittingen. Deze sparrenstam staat nog steeds op de Stock-im-Eisen-Platz vlakbij de Stephansdom1) . Nog in de 18e eeuw sloegen reizende smeden op hun verblijf in Wenen uit bijgeloof een spijker in deze stam.

Ruim een half jaar na het begin van de oorlog liet het Weense stadsbestuur op de Schwarzenbergplatz een groot houten beeld oprichten van een geharnaste middeleeuwse ridder met zwaard. Tevens werden 500.000 spijkers beschikbaar gesteld, die het publiek tegen betaling in het beeld mocht slaan.

De opbrengst werd in een ‘Militär-Witwen-und-Waisenfonds’ gestort. Aartshertog Leopold Salvator, lid van de keizerlijke familie en inspecteur-generaal der artillerie, sloeg de eerste spijker, gevolgd door de ambassadeurs van Duitsland en Turkije. Daarna was het publiek aan de beurt.
De eerste dagen liep het storm, daarna zakte de belangstelling weg.

De Weense ‘Wehrmann in Eisen’ op zijn huidige standplaats aan de
Dr. Karl-Lueger-Ring (hoek Felderstraße, Friedrich-Schmidt-Platz,
Ebersdorferstraße), waar hij sinds 1934 staat. Oorspronkelijk stond
hij op de Schwarzenbergplatz naast het ruiterstandbeeld van generaal
Schwarzenberg. Het huidige beeld is een copie. Het origineel staat in
het Historisches Museum van Wenen.

In zijn ongeveer 10 avonden in beslagnemende anti-oorlogstoneelstuk ‘Die letzten Tage der Menschheit’ voert de Weense schrijver Karl Kraus de volgende scène2)op:
 

  Der Wucherer: Gehn Sie mit nageln in den Wehrmann, Bermann?
Bermann: hab scho genagelt. (ab)
Der Wucherer: Gut, geh ich selbst.
Der Agent: Ich bin kein Freund von solche Schmonzes.
Der Wucherer: Was heisst Schmonzes? Schaun Sie sich an, was für Leute – das war einmal eine Idee! Auf die Art kommt viel herein für unsere braven Soldaten und man hat eine Andenken an die grosse Zeit. Sie, schaun Sie –
[. . .].
Der Agent: [. . .]. Ein Staub ist heut wieder, Schkandaal – das geb ich in die Presse unter die Rubrik ‘Der Mistbauer im Eisen’ – was red ich, ‘der Wehrmann und die Fliege’ – oder nein –

De opbrengst van de spijkeractie op de Schwarzenbergplatz viel nogal tegen. De Weense krant ‘Die Zeit’ vond op 10 augustus 1916 – anderhalf jaar na het inslaan van de eerste spijker – de opbrengst van 700.000 Kronen voor een miljoenenstad als Wenen niet erg gul. Misschien bleef het publiek liever dichter bij huis en spendeerde het zijn gaven bij een van de vele spijkerbeelden die inmiddels ook in andere Weense districten waren opgericht.

Niettemin verspreidde het spijkergebruik zich vanuit Wenen razendsnel over Oostenrijk en vooral Duitsland. De eerste Duitse spijkermanifestatie vond eind april 1915 plaats in Darmstadt, enkele dagen later gevolgd door Heilbronn.

Vrijwel elke grote en middelgrote stad ging er toe over een spijkerbeeld op te richten3) . In grote steden zoals Berlijn, Hamburg, Hannover e.a. stonden er dikwijls meerdere. Ook talloze kleine steden en dorpen bleven niet achter.

Het zwaartepunt van het spijkerfenomeen lag in Pruisen. In bijvoorbeeld Beieren en Sleeswijk-Holstein was het bespijkeren van zogenaamde ‘Kriegswahrzeichen’ minder populair. Het aantal spijkerbeelden dat tijdens de Eerste Wereldoorlog is opgericht, is niet meer bekend. Schattingen lopen nogal uiteen, maar het moeten er zeker rond de duizend zijn geweest.

De eerste Duitse spijkerbeelden werden opgericht op particulier initiatief. De opbrengst ging aanvankelijk naar de plaatstelijke afdeling van het Rode Kuis en kwam rechtstreeks ten goede aan oorlogsinvaliden en nabestaanden van gevallenen uit de eigen gemeente. Dat maakte deze vorm van liefdadigheid direct populair.

Wakker geworden door het succes van de spijkeracties, richtte de overheid ijlings de organisatie ‘Nationalgabe Nagelung von Kriegswahrzeichen in allen Gauen Deutschlands zu Gunsten der Nationalstiftung für die Hinterbliebenen der im Kriege Gefallenen’ op.

Beschermheer van deze organisatie was generaal von Hindenburg, de recente en glorieuze overwinnaar van Tannenberg. In ’t vervolg ging driekwart van de opbrengst van de spijkermanifestaties naar dit nationale fonds, de rest mocht voor lokale noden worden aangewend.

Aankondiging van het begin van de bespijkering van de ‘Wackere Schwabe’
in Stuttgart op 2 september 1915, waarbij de opbrengst bestemd was
voor het Württembergse Rode Kruis.

Ook de Duitse gemeenschappen in het buitenland spijkerden voor het goede doel. Zo vonden er bespijkeringen plaats in Praag, Siebenburgen (thans Roemenië), Boedapest en de Oekraïne. Zelfs in de Verenigde Staten spijkerden Duitse emigranten en hun afstammelingen er lustig op los, zoals bijvoorbeeld in San Francisco en Baltimore.

En ook het Duitse front en de etappe ontkwamen niet aan de spijkerrage. Er werd o.m. gespijkerd in Reims en in Luik. In deze Belgische stad konden de bezettingstroepen de ‘eiserne Emmich’4) bespijkeren.

Hoe zagen de spijkerbeelden er uit?
Spijkerbeelden - ‘Kriegswahrzeichen zur Benagelung’- waren er in alle maten en soorten. Sommige steden hielden het simpelweg bij een eenvoudige houten zuil of boomstam, de zgn. Wehrsäule. Heel populair was een groot houten kruis uitgevoerd in de vorm van het ‘ijzeren kruis’, de begeerde militaire oorlogsdecoratie. Veel steden kozen voor het stadswapen, vaak aangebracht op een middeleeuws schild (Wehrschild), het geheel uitgevoerd in hout.

Spijkeractie in Soest (Westfalen), oktober 1915. Het spijkerbeeld
heeft de vorm van de sleutel uit het Soester stadswapen.

Niet zelden werden dierenfiguren opgesteld als Kriegswahrzeichen. Zo stond er voor het raadhuis in Harburg bij Hamburg een ‘eiserner Adler’, in Düsseldorf en Ingolstadt werd een ‘eiserne Löwe’ bespijkerd en in Peine een uil. In Hannover, waar meerdere spijkerbeelden stonden, kon men zijn spijkers in de flanken van de ‘Sachsenross’ drijven.

Ook werd er lustig gespijkerd in menselijke figuren van hout. Vaak stelden deze beelden ‘Wehrmänner’ voor, historische krijgslieden uit een meer of minder ver verleden. Maar ook de moderne soldaat werd bespijkerd. Zo stond er bijvoorbeeld in Erfurt een ‘Landsturmmann’, in Metz (thans Frankrijk) een ‘Feldgrauer’ en in Kufstein een ‘Standschütze’.

Niet zelden werd gekozen voor folkloristische, (half-)mythologische of historische figuren. In Keulen werd er gehamerd in de ‘Kölsche Boor’ (Keulse boer), in Suttgart in de ‘Wackere Schwabe’. Essen en Bochum richtten een ‘eiserne Schmied’ op, met verwijzing naar de plaatselijke wapenindustrie.

Bijzonder populair was de figuur van Roland (Roeland), de paladijn van Karel de Grote uit de middeleeuwse ridderromans. Een ‘eiserner Roland’ kon bespijkerd worden in o.a. Aken, Berlijn, Bremen, Hannover, Mannheim en nog andere steden. In dezelfde categorie komen we de figuren tegen van Siegfried (Wiesbaden) en de aartsengel Michaël (Breslau, Hamburg e.a.). In Krefeld kon het publiek spijkers slaan in de heilige Georg (St.Joris).

Vaak werden opmerkelijke historische figuren gekozen voor het spijkerfeest. De inwoners van Osnabrück konden hun spijkers slaan in Karel de Grote, die van Braunschweig in Heinrich der Löwe, de mensen uit Wels in Oostenrijk bespijkerden keizer Maximiliaan I en die uit Stade generaal von Goeben.

De ‘eiserne Roland’ in Brandenburg an der Havel, oktober 1915.

In de berichtgeving werd de naam van het spijkerbeeld steevast voorafgegaan door het adjectief ‘eisern’, waarbij eigenlijk vooruitgelopen werd op de uiteindelijke toestand die werd nagestreefd, n.l. een volledig bespijkerd oorlogssymbool. Der eiserne Roland (o.a. Aken), eiserne Siegfried (Wiesbaden), eiserne Burgmann (Quakenbrück), eiserne Graf (Hamm) en eiserne Ritter (Saarbrücken) zijn maar een paar voorbeelden uit een lange reeks.

De fantasie kende geen grenzen als het om spijkerbeelden ging. Zo konden in Kiel en op het eiland Sylt spijkers geslagen worden in een houten onderzeeboot, in Gotha werd een houten vliegtuig bespijkerd, in Hannover een dito veldkanon en in Wandsbeck bij Hamburg een enorme houten granaat, ‘Brummer’ genoemd.

Spijkerbeelden naar het leven
Het meest gedurfd toonden zich de steden die kozen voor een nog levend persoon als voorbeeld voor hun spijkerbeeld. Een van die steden was de hierboven al genoemde frontstad Luik met zijn ‘eiserner Emmich’. Maar ook aan het thuisfront konden spijkers gedreven worden in beelden naar nog in leven zijnde personen.

Bijvoorbeeld in de havenstad Emden. Tijdens de eerste oorlogsmaanden was de Duitse bevolking in de ban geweest van de lotgevallen van de kleine kruiser ‘Emden’, die breed werden uitgemeten in de nationale pers. In nauwelijks twee maanden tijd wist de ‘Emden’ op zijn kruisvaart door de Indische Oceaan 16 Britse handelschepen tot zinken te brengen, het oliedepot van Madras in brand te schieten, en twee vijandelijke oorlogsbodems – een Russische en een Franse, die in de haven van Penang (Maleisië) lagen - uit te schakelen.

Kapitän Karl von Müller en zijn bemanning werden ware volkshelden. Tenslotte werd de ‘Emden’ bij de Cocoseilanden door de Australische kruiser ‘Sidney’ uitgeschakeld. Von Müller werd krijgsgevangen gemaakt. Een deel van de bemanning wist te ontsnappen en bereikte op 23 mei 1915 met een gekaapte boot het thuisland.

De ‘isderne Keerl’ van Emden, die de gelaatstrekken had
van Kapitän Karl von Müller van de kruiser HMS ‘Emden’.

Toen de stad Emden besloot een spijkerbeeld op te richten, kreeg de plaatselijke beeldhouwer dan ook opdracht er voor te zorgen dat het beeld ‘die Züge des tapferen Kommandanten vom glorreichen Kreuzer ‘Emden’, des Ehrenbürgers der Stadt’ zou krijgen. Zo werd op ‘Sedanstag’5) 1915 de ‘isdern Keerl van Emden’ onthuld die als twee druppels water leek op kapitein Karl von Müller.

Wilhelmshaven – een van de grote Duitse oorlogshavens – zocht het eveneens in eigen kring. De landelijke spijkerrage was al over zijn hoogtepunt heen, toen men in Wilhelmshaven besloot in navolging van zoveel andere steden een spijkerbeeld op te richten. Op 12 december 1915 werd het beeld onthuld.

Op een 2 meter hoge sokkel stond een in oliejas en zuidwester gehulde, 2½ meter hoge zeemansfiguur, blik in de verte, verrekijker in de hand. In de gelaatstrekken van het beeld herkende iedere toeschouwer onmiddellijk grootadmiraal Tirpitz, de architect van de Duitse oorlogsvloot. Was de roem van kapitein von Müller van de ‘Emden’ van recente datum, Alfred von Tirpitz genoot al decennialang een grote populariteit. Door de enorme propaganda rond de bouw van de oorlogsvloot en de talrijke vlootverenigingen (Flottenvereine) in het land, wist ieder schoolkind wie Tirpitz was. Hoewel het beeld officieel de naam ‘Die treue Wacht’ kreeg, werd het door iedereen in Wilhelmshaven en daarbuiten ‘der eiserne Tirpitz’ genoemd.

Een team van beeldhouwers geeft de ‘eiserne Tirpitz’ gestalte.
Dit spijkerbeeld werd op 12 december 1915 in Wilhelmshaven ingewijd.

Berlijn sloeg echter alle records. Deze stad was de eerste die een spijkerbeeld naar levend voorbeeld liet vervaardigen. En wat voor een beeld. De keus was gevallen op generaal Hindenburg, die recent de Russische vijand twee verpletterende nederlagen had toegebracht in het Oostpruisische grensgebied. Zijn populariteit was op het hoogtepunt en kende geen grenzen. Hij was bij uitstek de figuur om met een beroep op de aanhankelijkheid aan keizer en vaderland de vrijgevigheid van de Berlijners uit te dagen.

Hindenburg werd vooraf toestemming gevraagd. ‘Mögen sie mich nur tüchtig benageln, wenn nur recht viel dabei herauskommt!’ klonk zijn nuchtere instemming. Op 4 september 1915 ging de bespijkering van ‘der eiserne Hindenburg’ van start. Het beeld stond opgesteld op de Königsplatz voor de Reichstag, tussen het Bismarck-monument en de Siegessäule6).

De afmetingen van het beeld waren enorm. Het was 12½ meter hoog en woog 26.000 kilo. Het werd overeind gehouden door een ijzeren constructie van 7.300 kilo. Het hoofd van Hindenburg mat van kin tot kruin 1,35 meter, zijn mantel had een omvang van 9½ meter.

Het publiek stroomt toe om het reusachtige houten beeld van
Hindenburg op de Königsplatz in Berlijn-Tiergarten te bespijkeren.

Kanselier Theobald von Bethmann Hollweg hield een plechtige inwijdingsrede. De keizerin zou ook komen, maar gaf er op het laatste moment de voorkeur aan de geboorte van haar kleinzoon bij te wonen en was afgereisd. Ze liet zich vervangen door haar schoondochter (ze had er zes!), prinses Alexandra Viktoria zu Schleswig-Holstein-Sonderburg-Glücksburg7).

Kanselier Bethmann Hollweg (in het midden met Pickelhaube) spreekt de
genodigden toe bij de inwijding van de ‘eiserne Hindenburg’ in Berlijn,
4 september 1915. De dame in het midden (grijze japon, witte kraag) is
prinses Alexandra Viktoria zu Schleswig-Holstein-Sonderburg-Glücksburg.
Links naast haar (met parasol) staat mevrouw Hindenburg.

Onder de genodigden bevonden zich verder de dames Hindenburg en Ludendorff (de heren waren elders druk in de weer voor het vaderland), talloze generaals en officieren met hun dames, burgemeester Wermuth en zijn raadslieden, universiteitsprofessoren, kortom tout officieel Berlijn. Een militaire erewacht omzoomde het feestterrein. Een koor zong ‘Die Himmel rühmen des ewigen Ehre!’ van Beethoven. Twee luchtschepen - een Zeppelin en een Parseval - verschenen boven de menigte toen de kanselier zijn toespraak begon.

  ‘[...]. Die Hilfe der Heimath sei für alle bereit, die im Leid sind um der Heimath willen! Der Krieger im Felde sei gewiss, dass auch am verwaisten Herde der Not gewehrt wird. Dies Werk der Hilfe stellen wir unter das Wahrzeichen Hindenburg. Er, dem die Liebe der Soldaten gehort, steht fest gewachsen im Herzen des ganzen Volkes. In ihm zuerst verkörpert sich uns das Heldenthum unserer Heere, die gewaltigen Leistung ihrer Führer. Schwertschlag und Hammerschlag, Vertheidiger und Zertrümmerer, das ist uns Hindenburg. [...]’.

Gejuich brak los en de militaire kapel speelde ‘Deutschland, Deutschland über alles!’ De prinses mocht als eerste een gouden spijker, versierd met de keizerskroon, slaan in het voetstuk waarop met reusachtige letters de naam HINDENBURG was aangebracht. Na haar kwamen Bettmann Hollweg, de generaals, de burgemeester en alle anderen die hun vrijgevigheid, maar bovenal hun nationale gezindheid, wilden tonen.

Kanselier Bethmann Hollweg bespijkert het voetstuk van de enorme houten
Hindenburg-figuur op de Köningsplatz in Berlijn-Tiergarten, 4 september 1915.

Spijkertarieven voor ieder betaalbaar
Door middel van advertenties in kranten, via aanplakbiljetten e.d. werden de mensen opgeroepen deel te nemen aan de spijkersacties. Met leuzen als ‘Jeder Nagel lindert Kriegsnot’ of, zoals in Hamburg, ‘Wer dem Eisernen Michael spendet, hilft unsere Feinde besiegen’ werd de vrijgevigheid van het publiek aangesproken.

Spijkeraars konden kiezen uit ijzeren (of bronzen), zilveren en gouden sierspijkers. Zilveren spijkers waren duurder dan ijzeren. Gouden spijkers waren het duurst. Natuurlijk waren de gouden en zilveren spijkers niet echt van goud en zilver. Ze waren gewoon van ijzer en met een zilver- of goudverfje bestreken. Bij sommige spijkermanifestaties konden echter verzilverde en vergulde spijkers geslagen worden.

De ‘eiserne Michael’ aan de Jungfernstieg in Hamburg in september 1915,
een maand na de inwijding. Duidelijk zijn op het beeld zones met
verschillend gekleurde spijkers te zien.

De ijzeren spijkers waren doorgaans zwart geverfd, maar konden ook een andere kleur hebben om een esthetisch effect te bereiken. De spijkers mochten niet zomaar willekeurig in het oorlogssymbool gehamerd worden. Om er geen rommeltje van te maken waren vooraf op het beeld zones aangegeven waar de spijkers ingeslagen moesten worden. Om het effect nog te vergroten waren er aparte zones voor de ijzeren, zilveren en gouden spijkers.

De tarieven die men voor het spijkeren hanteerde verschilden plaatselijk nogal. IJzeren spijkers kostten gemiddeld zo’n 50 Pfennig. De prijs van een gouden spijker kon oplopen tot wel 50 Goldmark of meer. Soms werden alleen ijzeren of bronzen spijkers in het beeld geslagen en kregen de spijkeraars al naar gelang de hoogte van hun gift een verzilverde of vergulde spijker mee als aandenken. Niet alleen voor de spijkers, maar ook voor de te bespijkeren zones op het beeld golden verschillende tarieven.

Zo kon het publiek in Heidelberg een groot houten ‘ijzeren kruis’ met een omtrek van bijna 2 bij 2 meter bespijkeren. Een gewone zwarte spijker in het kruis slaan kostte 1 Mark. In de rand en de versieringen van het kruis mochten uitsluitend zilveren spijkers geslagen worden. Voor de rand kostte dat 3 Mark, maar voor de ‘W’ (van Wilhelm) en de kroon daarboven moest 10 resp. 20 Mark neergeteld worden. Dat bij het bespijkeren van de ‘eiserne Michael’ in Hamburg weer heel andere prijzen gehanteerd werden blijkt uit onderstaande afbeelding.

Prentbriefkaart met prijslijst voor de bespijkering van de ‘eiserne Michael’
in Hamburg op 2 augustus 1915, precies een jaar na de mobilisatie.

Wie het betalen kon had er extra geld voor over om spijkers te laten voorzien van zijn initialen, alvorens die in het beeld te hameren. Soms kon men tegen extra betaling een metalen plaatje met zijn naam op het beeld spijkeren.

Allerlei nevenacties, die nog meer geld in het laatje moesten brengen, begeleidden het spijkeren. Spijkeraars konden een op naam gesteld diploma of getuigschrift kopen, als bewijs van hun goede daad. Prentbriefkaarten, speldjes, linten en medailles werden verkocht als blijvende herinnering aan het spijkerfeest.

In het al genoemde Heidelberg konden spijkeraars zich inschrijven in ‘das eiserne Buch’, dat bewaard is gebleven en zich in het stadsarchief bevindt. Bijna 15.000 personen schreven na de spijkerdaad hun naam in het boek, niet zelden met een vaderlandslievende spreuk, een gebed of een verwensing tegen de vijand er bij. Ook in Mannheim werd een ‘Nagelbuch’ bijgehouden toen daar de ‘eiserne Roland’ bespijkerd werd.

Oorkonde uitgereikt bij de bespijkering van de ‘Zaitenstock’8) in Kassel, september 1915.

De opbrengst van de spijkeracties verschilde sterk van plaats tot plaats. Het kleine Kornwestheim in het tegenwoordige Baden-Württemberg wist 4.448 Mark te vergaren door het bespijkeren van een speciaal voor dit doel ontworpen deur van het nieuwe raadhuis.

De spijkeractie in Heidelberg duurde van 26 juni 1915 tot juli 1917. In die periode werden er 3.344 zilveren en 16.083 ijzeren spijkers in het beeld geslagen. De actie bracht 28.498 Mark en 40 Pfennig op en ging naar het plaatselijke Rode Kruis. De bespijkering van de ‘eiserne Mann’ in Kleef bracht 73.000 Mark in het laatje.

Verkoop van spijkers voor de ‘eiserne Hindenburg’ in Berlijn-Tiergarten.

In Mainz begon de spijkeractie op 1 juli 1916 en was de ‘Nagelsäule’ op 20 augustus d.o.v. volgespijkerd. De Mainzenaren hadden toen ongeveer 170.000 Mark bij elkaar gepijkerd. De ‘Kölsche Boor’ in Keulen bracht in een half jaar tijd bijna 3 miljoen Mark op aan spijkergeld. De ‘eiserne Hindenburg’ in Berlijn werd in financieel opzicht een flop, zoals hierna nog zal blijken.

Spijkeren als vaderlandslievende daad
Het ingebruik nemen van een nieuw spijkerbeeld was een feestelijke gebeurtenis. De hele stad liep uit. Burgemeester en stadsbestuurders gaven acte de présence en hielden patriottische toespraken, waarbij gezinspeeld werd op een spoedige overwinning. Soms maakten afgevaardigden van regering of leger hun opwachting, of vertegenwoordigers van een van de vele regerende vorstenhuizen.

In Berlijn sloeg kanselier Bethmann Hollweg zijn spijker in de reusachtige houten Hindenburg. Koningin Charlotte van Württemberg sloeg in Stuttgart de eerste spijker in de ‘Wackere Schwabe’, nadat ze eerder ook al de Heilbronner ‘Ritter Eisenhart’ de eerste spijker in het voorhoofd had gejaagd. Mainz in Hessen gaf de eer aan de aldaar regerende groothertogelijke familie.

Op 1 juli 1916 sloegen groothertog Ernst Ludwig, zijn echtgenote en hun twee zonen de eerste spijkers in de zeven meter hoge zuil, die naast de domkerk was opgericht. Voorgeboorde gaatjes vergemakkelijkten de spijkerarbeid van de hooggeplaatste eregasten. Een militaire kapel zorgde doorgaans voor de muzikale omlijsting van de feestelijke ingebruikname.

Koningin Charlotte van Württemberg slaat de eerste spijker in
de ‘Wackere Schwabe’ in Stuttgart.

De plechtigheid had niet zelden het karakter van een inwijding. Een dominee of pastoor ging voor in gebed en er werden naast patriottische soms ook geestelijke liederen gezongen. Een hoogwaardigheidsbekleder sloeg vervolgens de eerste spijker op de voor hem gereserveerde plek in het beeld onder het uitroepen van een bezwerende formule als ‘Ich schlage den Nagel tief in das Mark / Und rufe: O Herr! Erhalte uns stark, / Damit wir zerschmettern mit wuchtigem Streich / Die Feinde ringsum, für Kaiser und Reich ‘ of ‘Wie sich Nagel an Nagel reiht, so stehen wir Deutschen Schulter an Schulter gegen den äusseren Feind und die innere Not’. Anderen volgden zijn voorbeeld, hamerden hun spijkers in het oorlogssymbool en declameerden eveneens een passende spreuk of legden een plechtige gelofte af van trouw aan keizer en vaderland. Dikwijls werden er vaderlandslievende gedichten bij gedeclameerd, bij voorkeur door kinderen.

Als het kon, werd er een speciale dag uitgekozen voor de inwijdingsplechtigheid. Populaire data waren 27 januari (verjaardag keizer Wilhelm II), 2 augustus (precies één resp. twee jaar na de mobilisatie) en 2 september (Sedan-dag; Pruisische overwinning op de Fransen bij Sedan in 1870). Zo’n speciale dag, waarop toch al gevierd werd en er meer mensen dan normaal op de been waren, verhoogde het gevoel dat men samen pal stond tegen de vijand en kwam tevens de opbrengst ten goede.

Feestelijke inwijding van de Nagelsäule in Mainz op 1 juli 1916.

De betekenis van het bespijkeren steeg al spoedig ver uit boven het oorspronkelijke doel van geldinzameling. De bespijkeringen werden manifestaties van vaderlandsliefde en aanhankelijkheid aan de keizer. De spijkeracties waren ‘eine emotionale Brücke zwischen Heimat und Front’, waarbij ‘Opferbereitschaft, Heldenhaftigkeit, Durchhaltewillen und Unterordnung des Einzelnen unter die Gemeinschaft zur moralischen Mobilisierung der Bevölkerung als mentale Basis des Sieges’ gesterkt zouden worden.

Iedereen wilde er aan mee doen. En iedereen kon er ook aan mee doen. Ook mensen met een laag inkomen – die bij andere inzamelingsacties vaak aan de kant stonden - konden het zich veroorloven een spijker te spenderen. Ze wilden maar wat graag hun vaderlandsliefde tonen en het spijkeren gaf ze die gelegenheid.

Of het nu vreugde was over een recente overwinning op het slagveld, eerbied voor de gesneuvelden, solidariteit met de nabestaanden of dankbaarheid jegens teruggekeerde gewonden en oorlogsinvaliden, door een spijker in het beeld te slaan kon ieder die dat wilde zijn gevoelens delen met gelijkgestemden.

Feestelijke inwijding van de ‘eiserne Michael’ in Ohrdruf (Thüringen), 30 juli 1916.

Meestal werd er in groepsverband gepijkerd. Schoolklassen, bedrijfspersoneel, gewonden uit het plaatselijke lazaret, de schutterij, een compagnie soldaten, studentenverenigingen en vrouwenclubs spijkerden dat het een lieve lust was.

Niet zelden trok men onder begeleiding van een militaire kapel in optocht achter vlaggen en vaandels naar het spijkerbeeld, waarbij onderweg onder het zingen van nationale liederen eerst nog het plaatselijke overwinningsmonument van de oorlog 1870/71 of een andere symbolische plek werd aangedaan.

Leerlingen van het gymnasium in Kleef bespijkeren gezamenlijk de ‘eiserne Mann’.

Het gezamenlijk in het openbaar bespijkeren van de oorlogssymbolen vergrootte het saamhorigheidsgevoel van het thuisfront en wakkerde patriottische en nationale gevoelens aan. Ook in familieverband werd flink gespijkerd. Zondagochtend na de kerk was voor veel huisvaders, die om welke reden dan ook niet aan het front stonden, een geliefd moment om samen met vrouw en kinderen hamer en spijkers op te nemen en zo de familiesolidariteit te tonen. Gezinnen waarvan vader of zoon in de oorlog was, hamerden hun spijkers in het spijkerbeeld terwijl hun gedachten bij de dierbaren waren.

Een moeder en haar twee zonen bespijkeren de ‘isern Hinnerk’ in Oldenburg.

Ondanks alle spontane dan wel georganiseerde saamhorigheid stonden toch niet altijd alle neuzen dezelfde kant uit. Toen de ‘eiserne Karl der Grosse’ van Osnabrück beschadigd raakte en er telkens vergulde en verzilverde spijkers gestolen werden, liet het gemeentebestuur het beeld weghalen en werd de spijkeractie beëindigd.

Kritiek vanwege de ethische en morele aspecten van het bespijkeren
Het hameren van spijkers in beelden naar levende personen maakte hier en daar kritiek los. Niet het spijkeren op zich als hulpactie werd bekritiseerd, hoewel daar eigenlijk alle reden toe was. Immers doordat in de aanloop naar de oorlog de regering verzuimd had voldoende fondsen te reserveren voor het levensonderhoud van oorlogsinvaliden en van nabestaanden van gesneuvelden, moest er nu zwaar geleund worden op liefdadigheid. Maar die kritische geluiden werden niet gehoord.

Nee, de kritiek beperkte zich tot het plaatsen van vraagtekens bij de ethische en morele aspecten van het bespijkeren van houten beelden, die levende personen voorstelden. Vooral uit kringen van kunstacademies werd er denigrerend gedaan over de kunstzinnige waarde van de spijkerbeelden.

De organisatoren van de onder vuur liggende spijkermanifestaties trokken zich er echter niets van aan, evenmin als het publiek dat er lustig op los bleef spijkeren. Achteraf is het moeilijk voor te stellen dat deze discussies serieus en heftig in het openbaar gevoerd werden, terwijl er een oorlog aan de gang was die dagelijks duizenden slachtoffers maakte!

Bespijkering van de ‘Kölsche Boor’ in Keulen.

De kranten in Engeland en Frankrijk schreven voornamelijk met hoon over het Duitse spijkergebruik. Het spijkeren in menselijke figuren van hout werd aan het publiek gepresenteerd als de zoveelste uiting van de primitieve insticten van het barbaarse Hunnenvolk.

Ze verwezen daarbij niet zelden naar onontwikkelde volkeren in Afrika, die spijkers of spelden in beeldjes dreven om macht uit te oefenen over onwelgevallige personen. The Illustrated London News drukte naast elkaar een foto af van de ‘eiserne Hindenburg’ uit Berlijn en een spijkerfetisj uit Congo.

Het spijkeren raakt uit de gratie
Toen de oorlog langer duurde dan werd verwacht en ook het thuisfront het steeds moeilijker kreeg, werden de spijkermanifestaties aangegrepen om het moreel op te vijzelen. Wie zich probeerde te onttrekken aan het collectieve spijkeren kon rekenen op geduchte kritiek uit zijn sociale omgeving en riskeerde het als verrader van het vaderland aan de kaak gesteld te worden.

Toen op 7 juli 1915 de ‘isern Hinnerk’ in de Hamburgse voorstad Altona werd ingewijd, repte generaal von Roell in zijn toespraak al niet meer van ‘Sieg’, maar nog slechts van ‘durchhalten’. En de Altonaer burgemeester hield het toegestroomde publiek voor dat het Duitse volk zich ‘unter den Hammerschlägen dieses furchtbaren Krieges zu Stahl und Eisen […] verharten’ moest. Omineuze woorden.

Meisjes van Helgoland zijn in klederdracht naar het vasteland gekomen om
de ‘isern Hinnerk’ in Hamburg-Altona te bespijkeren.

Uiteindelijk bleek er tegen de zich snel verslechterende toestand niet op te spijkeren. De bevolking had het geloof in een goede afloop van de oorlog allang verloren. De enorme verliezen aan mensenlevens, de niet aflatende stroom gewonden en het steeds nijpender wordende gebrek aan voedsel beukten het volk murw.

Georganiseerde vaderlandsliefde kon daar niets aan veranderen. Het spijkergebruik verdween bijna even snel als het was opgekomen. In de tweede helft van 1916 was het verschijnsel zo goed als verdwenen.

Het spijkeren als actie om de nood van oorlogsweduwen en – wezen te lenigen heeft per saldo zijn doel niet bereikt. In het Duitse rijk stierven alleen al tussen 1915 en 1918 ruim 750.000 burgers aan ondervoeding.

De animo voor het spijkeren verflauwde zo snel dat veel beelden bij lange na niet volgespijkerd werden. Dat was ook het geval bij de ‘eiserne Hindenburg’ in Berlijn. Verantwoordelijk voor de organisatie daar was de Luftfahrerdank G.m.b.H., die door de plotseling afnemende belangstelling failliet ging. De 30 ton extra gewicht aan spijkers, waarop bij de bouw was gerekend, werd bij lange na niet gehaald. Hindenburg bleef grotendeels onbespijkerd.

Het spijkeren als nationale hulpactie kwam tot stilstand. Zonder veel ophef lieten gemeentebesturen de vaak halfbespijkerde beelden weghalen. Ze werden opgeborgen in depots en raakten na de oorlog in vergetelheid.

Veel van de spijkerbeelden verdwenen tijdens de Tweede Wereldoorlog definitief. Ze werden bij bombardementen verwoest, of als brandhout opgestookt. Uit de Duitse collectieve herinnering waren de spijkerbeelden en – manifestaties eigenlijk al verdwenen.

Toch zijn enkele van deze curieuze spijkerbeelden bewaard gebleven. Sommige staan – al of niet gerestaureerd – in de openbare ruimte, andere zijn in musea terechtgekomen en kunnen daar bewonderd worden als een blijk van de oorlogsbeleving van veel Duitsers in de beginjaren van de Eerste Wereldoorlog.

De Fünfknopfturm in Kaufbeuren (Beieren) met het tijdens
de Eerste Wereldoorlog  bespijkerde Wehrschild
ingemetseld in de oostelijke gevel.

Een lijst van bewaarde spijkerbeelden en hun huidige vindplaats treft de lezer aan in de
hieronder staande bijlage. De lijst maakt geen aanspraak op volledigheid.

Bijlage: Bewaard gebleven spijkerbeelden in Oostenrijk en Duitsland
Bamberg (D) / Bamberger Stadtritter / Historisches Museum te Bamberg
Braunschweig (D) / Heinrich der Löwe / Braunschweigisches Landesmuseum
Graz (O) / Wehrmann / Grazer Garnisonsmuseum am Grazer Schlossberg
Hagen-Eilpe (D) / Der eiserne Schmied / Museum für Stadt- und Heimatgeschichte
Hagen-Haspe (D) / Nageltür / Hauptschule Heubing (niet vrij toegankelijk)
Hamburg-Altona (D) / Der iserne Hinnerk / Museum Altona
Heidelberg (D) / Das eiserne Buch / stadsarchief Heidelberg
Kaufbeuren (D) / Wehrschild, met daarop de wapenschilden van de verbonden centrale
    machten / ingebouwd in de oostelijke gevel van de Fünfknopf-toren
Keulen (D) / Der Kölsche Boor / Kölnisches Stadtmusem
Kornwestheim (D) / Nageltür / deur in de zuidgevel van de raadhuistoren
Krefeld (D) / Der eiserne Georg / in de Ehrenhalle van het museum Burg Linn
Linz (O) / Wehrmann / Schloss Ebelsberg
Mainz (D) / Nagelsäule / Liebfrauenplatz bij de Dom (momenteel voor restauratie in het
    Museum für Antike Schifffahrt te Mainz en tijdelijk niet te bezichtigen)
Osnabrück (D) / Karl der Grosse / Wallenhorster Rathaus
Saarbrücken (D) / Ritter / Historisches Museum Saar
Stade (D) / General von Goeben / Schwedenspeicher-Museum te Stade
Wenen (O) / Wehrmann in Eisen / copie in de galerij Wiener Stadtplanungshaus, aan de
    Dr. Karl-Lueger-Ring (hoek Felderstraße, Friedrich-Schmidt-Platz, Ebersdorferstraße);
    origineel in het Historisches Museum te Wenen
Wiesbaden (D) / Der eiserne Siegfried / momenteel in restauratie en tijdelijk niet te bezichtigen

Noten
[1] Tegenwoordig staat er een copie. Het origineel bevindt zich in het Historisches Museum in Wenen
[2] Karl Kraus: Die letzten Tage der Menschheit, Deutscher Taschenbuch Verlag, 7.Auflage, München, 1980 (tekst volgt de oorpsronkelijke uitgave van 1926), Teil I, II.Akt, 1.Szene
[3] Enkele steden zagen – om uiteenlopende redenen – bewust af van het oprichten van een spijkerbeeld als middel om geld in te zamelen. Hieronder waren o.a. Gladbeck, Marl en Pforzheim.
[4] Troepen van generaal Otto von Emmich veroverden op 7 augustus 1914 de vesting Luik.
[5] Sedanstag werd gevierd op 2 september en was in het Duitse keizerrijk een nationale feestdag ter viering van de Pruisische overwinning op Frankrijk in 1870.
[6] Het Bismarckmonument bestaat niet meer; de Siegessäule werd reeds in de jaren dertig ca. 1½ km naar het westen verplaatst en staat thans op de Grosser Stern.
[7] Echtgenote van prins August Wilhelm, de vierde zoon van keizer Wilhelm II
[8] De Zaitenstock in oud-Kassel was een soort pomp waar bronwater afgetapt kon worden en een ontmoetingsplaats in de stad. De pomp werd in hout nagebouwd en ter bespijkering opgesteld op de binnenplaats van het raadhuis.

Literatuur
Hans Reye: Der Absturz aus dem Frieden. Hamburg 1914-1918. Hamburg, 1984
Michael Diers: Nagelmänner. Propaganda mit ephemeren Denkmälern, in: Mo(nu)mente: Formen und Funktionen ephemerer Denkmäler, Hrsg. v. Michael Diers, Berlin, 1993
Gerhard Schneider: „Der schöne Gedanke ins Groteske verkehrt’? Die kultisch-rituelle Funktion des Nagelns sog. Porträtstatuen im Ersten Weltkrieg, in: Alliierte im Himmel. Populare Religion und Kriegserfahrung, Hrsg. v. Gottfried Korff, Tübingen 2004
Karl-Robert Schütze: Der eiserne Hindenburg. Berlin, 2007
Dietlinde Munzel-Everding: Kriegsnagelungen, Wehrmann in Eisen, Nagel-Roland, Eisernes Kreuz. Wiesbaden, 2008
http://de.wikipedia.org/wiki/Wehrmann_in_Eisen
Officiële en onofficiële websites van diverse Duitse steden en stedelijke musea, w.o. Bremen, Düsseldorf, Oldenburg, Hamm, Heidelberg, Kleve, Krefeld, Mainz, Wiesbaden e.a.


© 2009 - Rob Kammelar. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk schriftelijke toestemming vereist van de auteur.

naar homepage


eXTReMe Tracker