De voorgeschiedenis van het offensief
Aan het einde van 1915 werden door de Fransen en Britten plannen gemaakt voor een gezamenlijk offensief met de bedoeling een grote doorbraak te bereiken in de onwrikbaar vastgelopen stellingenoorlog aan het Westelijk Front. Aan Britse zijde waren de verwachtingen daarover hoog gespannen: men sprak al optimistisch over de ‘Big Push’. De plannen werden verder uitgewerkt waarbij werd bepaald dat op 1 augustus 1916 het offensief zou plaatsvinden over een frontbreedte van 30 kilometer ten noorden van de rivier de Somme tussen de dorpen Gommecourt en Montauban. De stad Albert, gelegen vlak achter het Brits-Franse front, was aan de geallieerde zijde de belangrijkste plaats in dit gebied.
De plannen werden doorkruist doordat in februari 1916 de Slag bij Verdun begon, waar de Franse troepen dreigden te bezwijken onder de Duitse aanvallen. Om de druk op de Franse troepen bij Verdun zo snel mogelijk te verminderen werd, op dringend verzoek van het Franse opperbevel, de begindatum van de geallieerde slag vervroegd naar 1 juli. Omdat de Franse troepen ondertussen bij Verdun op leven en dood vochten, konden daar niet voldoende troepen worden vrijgemaakt voor de gezamenlijke offensief. Hierdoor moesten voornamelijk Britse troepen worden ingezet. De verantwoordelijkheid voor het offensief werd dan ook in handen gelegd van de Britse opperbevelhebber Sir Douglas Haig.
|
Haig
bezoekt Rawlinson (links) op diens
hoofdkwartier
in Querrieu in juli 1916 |
De aanval zou grotendeels worden uitgevoerd door het pas gevormde Britse IVe Leger onder leiding van generaal Sir Henry Rawlinson (‘Rawly’) waarbij op de rechtervleugel ook enkele Franse divisies werden ingezet. Aan de linkerzijde van het front zou een deel van het daar gelegen Britse IIIe Leger een afleidingsaanval op Gommecourt inzetten, om daar Duitse troepen en artillerie te binden zodat deze dan niet konden worden ingezet bij de hoofdaanval van het IVe Leger. In het achterland stonden drie sterke Britse cavaleriedivisies gereed onder leiding van luitenant-generaal Sir Hubert Gough (‘Goughy’). Deze divisies werden later aangevuld met een drietal infanteriedivisies. Deze legermacht stond bekend als het (Mobiele) Reserve
Leger. [kaart
van het Somme front]
Het aanvalsplan
Het plan was om met het IVe Leger een doorbraak te forceren in de Duitse linies op de heuvelrug van Pozières. Het Reserve Leger onder Gough zou in deze doorgang duiken en Bapaume bezetten. Daarna zou het Reserve Leger naar het noorden afbuigen en in het open land, achter de Duitse linies langs, naar Arras oprukken. Tegelijkertijd zou ook het IVe Leger naar het noorden afzwenken en de Duitse frontlijn oprollen. De Franse legermacht op de rechtervleugel van het front zou naar het noordoosten optrekken om Duitse troepen uit het zuiden te beletten deel te nemen aan de strijd. Tijdens het offensief zouden langs de gehele Britse frontlijn ten noorden van Albert aanvallen worden uitgevoerd waardoor Duitse troepen lokaal gebonden werden en geen reservetroepen konden overbrengen naar het gebied waar de hoofdaanval zou plaats
vinden. [kaart
van het aanvalsplan]
Generaal Rawlinson kreeg de beschikking over vijf legercorpsen waarvan vier werden verdeeld over het aanvalsgebied en een aan de linkerzijde van de frontlijn werd ingezet om de linkervleugel van de hoofdaanval te dekken. Er was nog nooit zo’n grote Britse legermacht bijeengebracht: 519.324 mannen konden worden ingezet. Achttien Britse divisies, bestaande uit 234 bataljons met in totaal meer dan 225.000 man, waren beschikbaar voor het openingsoffensief op 1 juli. Er was echter een probleem: meer dan 60% van deze bataljons was afkomstig uit het door Kitchener in 1914 en 1915 gevormde
New Army. Het waren meest jonge mannen die zich vrijwillig hadden aangemeld en hun opleiding als soldaat hadden gevolgd maar geen enkele gevechtservaring hadden op het
slagveld. [kaart
van het Somme front]
De voorbereidingen
De slag werd van Britse zijde zeer zorgvuldig voorbereid
juist vanwege het feit dat de jonge troepen geen
gevechtservaring hadden. Troepen werden geoefend in
gebieden die leken op het frontgebied; maquettes werden
gebouwd om goed inzicht te krijgen in de
terreinomstandigheden; eenheden werden speciaal opgeleid
om bepaalde werkzaamheden uit te voeren etc. etc. Er was
zelfs sprake van overorganisatie: alles werd tot op
detailniveau geregeld. Later is de Britse legerleiding wel
verweten dat er zoveel was georganiseerd dat, toen er tijdens de aanval
allerlei zaken misgingen, niemand meer wist wat te doen,
omdat niet voorzien was in een dergelijke situatie en aan
het ontwikkelen van eigen initiatief te weinig aandacht was
besteed.
Rawlinson was zeer onder de indruk geraakt van de succesvolle Duitse openingsaanval bij Verdun. Daar hadden zware artilleriebeschietingen de Franse frontlijn, die overigens sterk verwaarloosd was, bijna volledig vernietigd waardoor de Duitse infanterie deze vrij gemakkelijk kon innemen. Rawlinson wilde deze tactiek ook aan de Somme toepassen. Hij zou door de inzet van een zeven dagen durende beschieting de prikkeldraadversperringen en de Duitse linies met hun bezetting volledig vernietigen waarna de Britse infanterie alleen nog maar de laatste verzetshaarden hoefde op te ruimen om de Duitse linies te bezetten. Rawlinson was zo overtuigd van zijn gelijk dat zijn aanvalstactiek hierop werd afgestemd: de mannen kregen opdracht om in slagorde, rustig in linie lopend, het niemandsland over te steken. Hen werd keer op keer officieel verzekerd dat ze uitsluitend dode Duitsers zouden tegenkomen.
|
Een
Britse munitiedump met lege granaathulzen van 18
ponders afgeschoten
bij de beschieting van Fricourt voorafgaand aan de
aanval op 1 juli. |
Rawlinson vergiste zich. De Duitsers hadden zich diep ingegraven in de hooggelegen kalkachtige grond van Pozières heuvelrug waardoor hun loopgraven, steunpunten en fortificaties met hun bezettingen relatief weinig schade opliepen. Daarnaast was de vernietiging van de prikkeldraadversperringen op vele plaatsen volledig mislukt door onnauwkeurigheid bij het schieten maar ook doordat naar schatting 30% van de Britse granaten niet tot ontploffing kwam. Bovendien bleken de Duitsers uitstekend op de hoogte van het feit dat er een offensief was gepland; er was zelfs een Brits telefoongesprek afgeluisterd waarin nauwkeurig datum en tijdstip van de aanval bekend waren gemaakt.
De aanval op 1 juli 1916
Het Britse offensief begon op zaterdag 1 juli om 7.28 uur met het laten ontploffen van zeventien mijnen. Deze ontploffingen waren vooral bedoeld om zandruggen op te werpen die in het niemandsland bescherming moesten bieden aan de Britse infanterie en die als uitvalsbasis dienden voor de volgende aanvalsgolven.
|
De
Hawthorn-mijn wordt tot ontploffing gebracht op 1
juli
om 7.20 uur, iets dan de andere mijnen |
De infanterie ging om 7.30 uur over de top geheel volgens de officiële instructies: in linies van twee pelotons, over een breedte van 400 meter, 120 mannen naast elkaar, het geweer over de schouder, zwaar bepakt, heuvel op. Golf na golf na golf met op de achterste rij de hospikken. De aanvalsgolven vertrokken met een minuut tussenruimte. Er moest gelopen worden met een tempo van 100 meter per twee minuten (drie kilometer per uur) en het was verboden te juichen of te schreeuwen zodat de Duitsers ze niet zouden horen komen. Als er toch tegenstand bleek te zijn, was het niet toegestaan te rennen; dat mocht pas binnen twintig meter van de vijand – anders zouden de mannen uitgeput raken. En de linies moesten intact blijven, niemand mocht zich bemoeien met doden en gewonden en aan krijgsgevangenen mocht geen kwartier worden gegeven - zo werd mondeling door sommige commandanten te kennen gegeven.
Bij het zeven dagen durende Britse bombardement waren met 1.437 kanonnen 1.508.652 granaten afgevuurd op de Duitse stellingen. Het kostte, aldus auteur Martin Middlebrook, de Britse belastingbetaler ongeveer £ 6.000.000. Uiteindelijk bleken de
prikkeldraad-versperringen niet opgeruimd en de Duitse stellingen niet vernietigd. Direct na het stilvallen van het Britse bombardement kwamen de Duitsers tevoorschijn en bemanden hun versterkingen en hun machinegeweerposten. Ook de Duitse artillerie begon te schieten op het niemandsland waar de merendeels onervaren Britse troepen vrijwel onbeschermd optrokken en niet konden ontkomen aan het moordend Duitse vuur.
|
La
Boisselle 1 juli 1916: de eerste aanvalsgolf trekt
op; in de loopgraaf op de voorgrond ligt de volgende
golf te wachten op haar beurt. Deze foto werd
genomen een minuut na het begin van de aanval om
7.30 uur. |
De gevolgen waren verbijsterend: van de eerste aanvalsgolf van 66.000 Britse militairen die om 7.30 uur uit de aanvalsposities vertrokken, waren naar schatting na het eerste uur al 30.000 mannen uitgeschakeld: gedood of gewond. De totale Britse verliezen aan het einde van deze eerste dag waren 57.470 man: 19.240 doden, 35.493 gewonden, 2.152 vermisten en 585 krijgsgevangenen. Het slagveld lag bezaaid met doden en gewonden. Gewonden die tijdens de Duitse beschietingen niet konden worden geholpen en soms dagenlang bleven liggen voor er hulp kwam. Op de avond volgend op de slag, zo vertelde een ooggetuige, was de nacht boven het slagveld geheel gevuld met het angstaanjagend gekerm van duizenden en duizenden hulpeloze gewonden. Waren de gewonden zo gelukkig weggehaald te worden, dan bleek de medische opvang in de linies en het achterland volstrekt ontoereikend.
|
Een
Brits bataljon komt uit de loopgraven bij Morval
tijdens de gevechten in september 1916 |
Op deze eerste dag waren in totaal 143 Britse bataljons ingezet. Een volledig bataljon bestaat uit 1.000 manschappen van wie gemiddeld 800 mannen de effectieve gevechtskracht vormen. Er zijn op deze eerste dag van de Slag aan de Somme ongeveer 115.000 man ingezet. Het verliescijfer op deze rampzalige eerste dag was 50%: het zwaarste verlies dat de Britten ooit hebben geleden op een enkele dag tijdens een oorlog. De Duitsers verloren op deze dag naar schatting totaal ongeveer 8.200 man.
De terreinwinst op de eerste dag was minimaal: slechts de versterkte dorpen Montauban, Mametz en Fricourt werden veroverd. Verder waren hier en daar Duitse stellingen ingenomen maar de eerste Duitse verdedigingslinie was niet gebroken. De beoogde doelstellingen waren bijna nergens bereikt en van een doorbraak in de Duitse linies was al helemaal geen sprake. De gedecimeerde en uitgeputte bataljons werden vervangen, maar ook de nieuwe troepen wisten bij de voortgezette gevechten nauwelijks terreinwinst te boeken.
Het verdere verloop van
strijd
Het offensief werd in daarop de volgende maanden vrijwel zonder enige onderbreking voortgezet, maar nooit meer in de vorm van een massale aanval als op 1 juli. Er werden nu kleinere, lokale offensieven ontketend die allemaal gekenmerkt werden door een ongekende hevigheid aan beide zijden. De Britten en de Fransen bleven hardnekkig aanvallen en de Duitsers kwamen met tegenaanvallen en verdedigden zich met man en macht. Bijna iedere Britse divisie werd betrokken bij de strijd in het Somme-gebied; sommige zelfs meerdere keren.
|
In
october 1916 waren de terreinomstandigheden
bijzonder slecht. |
Formeel bestaat de Slag aan de Somme niet. In de officiële geschiedschrijving na de oorlog kreeg elke fase in deze veldslag een afzonderlijke naam: die van 1 juli staat bekend als de Slag bij Albert,1916, 1 – 13 juli. De overige veldslagen zijn bekend onder de volgende namen:
Slag bij Bazentin, 14 – 17 juli
Slag bij Delville Wood, 15 juli – 3 september
Slag bij Pozières, 23 juli – 3 september
Slag bij Guillemont, 3 – 6 september
Slag bij Ginchy, 9 september
Slag bij Flers – Courcelette, 15 – 22 september
Slag bij Morval, 25 – 28 september
Slag bij Thiepval 26 – 28 september
Slag bij Le Transloy, 1 – 18 oktober
Slag bij de Ancre heuvels, 1 – 11 november
Slag bij de Ancre, 13 – 18 november
Het
einde van de slag
Op 18 november 1916 eindigde de ‘Slag aan de Somme’. Niemand weet precies hoeveel slachtoffers er zijn gevallen, maar in de 140 dagen die de slag duurde waren dat aan Britse zijde tenminste 400.000 man. Dit was de prijs die de troepen van Sir Douglas Haig betaalden om uiteindelijk precies tien kilometer terreinwinst te boeken. En aan het einde van deze periode waren de Britse troepen nog zes kilometer verwijderd van Bapaume, het stadje dat al op 1 juli door de Britse cavalerie ingenomen zou worden.
|
Een
Duitse machinegeweerpost bij Guillemont na na een
Britse voltreffer |
Het totaal aantal doden, gewonden, vermisten en krijgsgevangenen aan beide zijden zou meer dan 1.300.000 zijn, bijna gelijkelijk verdeeld tussen de geallieerden en de Duitsers. Naast 400.000 Britse verliezen verloren de Fransen 250.000 en de Duitsers 650.000 man. De zo optimistisch ingezette ‘Big Push’ was voor de geallieerden en voor de Duitsers een afgrijselijke uitputtingsslag geworden.
Literatuur
Martin Middlebrook – The First Day on the Somme - 1 July 1916
(The First Day verschijnt dit najaar in een Nederlandse
vertaling)
Lyn Macdonald – Somme 1916 (is al in Nederlandse
vertaling leverbaar)
E.A. James – A record of the battles and engagements of the British Armies in France and Flanders 1914 - 1918
|