|
Seksualiteit
en de Eerste Wereldoorlog
door
Gielt Algra |
|
Prostitutie en de wapenhandel worden niet
voor niets de meest ‘winstgevende bedrijfstakken’ van een
oorlog genoemd. Met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog
kon dit natuurlijk niet veel anders zijn. Daarbij heeft
seks altijd al alles met oorlog te maken en oorlog alles
met seks.
Volgens de
auteurs van ‘Sex and War’ is het ultieme
massavernietigingswapen dan ook de testosteronmolecuul.
En Martin van Creveld, de Israëlische militair historicus,
zegt het iets simpeler: ‘De werkelijke reden dat er oorlog
bestaat is, dat mannen van oorlog houden en vrouwen
van krijgers’. |
|
Inhoudsopgave
‘to fuck all the girls in Northern
France’
Prostitutie en oorlog
Frontbordelen en geslachtsziekten
Moraalridders
Prostitutie en
bordeelbezoek
Veranderd seksueel gedrag van het
thuisfront
Vrijere seksuele moraal rond de eeuwwisseling
Ongegeneerde verhalen over
seksuele avonturen
Taboe op homoseksualiteit
Gevolgen van
seksuele escapades na de oorlog |
|
‘to fuck all
the girls in Northern France’
Mijn goede Portugese vriend, de antropoloog Paulo Granjo,
vertelde me, jaren geleden, dat zijn grootvader aan het
Westelijk Front had gediend in een Portugese divisie.
Devoot nieuwsgierig als ik was naar dit soort verhalen,
vroeg ik hem meteen naar diens belevenissen ten tijde van
de slag aan de Lys, het Duitse voorjaarsoffensief in 1918,
waarin de Portugezen er immers zo van langs hadden
gekregen. Lachend bekende Paulo me in zijn Portugese
Engels, dat zijn grootvader het alleen maar had gehad over
‘…how he tried to fuck all the girls in Northern France…’
Later pas zou ik lezen over Portugese generaals
die vaker triomfen vierden in het Parijse nachtleven dan
aan het front en zou ik deze voorstelling van zaken
jarenlang als ‘typisch Portugees’ beschouwen. Recentere
studies evenwel maakten me duidelijk dat het gedrag van
Paulo’s grootvader waarschijnlijk niet veel verschilde van
dat van welke andere soldaat dan ook aan het Westelijk
Front.
Natuurlijk, in de jaren negentig van de
vorige eeuw zou de woordvoerder van de Stichting
Maatschappij en Krijgsmacht, Jan Schoeman, bij de
controverse die ontstond bij ‘de recuperatie in Thailand’
van het naar Cambodja uitgezonden mariniersbataljon,
verklaren dat krijgsmachten nu eenmaal bestaan uit grote
groepen jonge mannen ‘die in hun vrije tijd niet een potje
gaan zitten ganzenborden’.
Met betrekking tot de
Eerste Wereldoorlog kon dit natuurlijk niet veel anders
zijn. Prostitutie en de wapenhandel worden niet voor niets
de meest ‘winstgevende bedrijfstakken’ van een oorlog
genoemd.
Prostitutie en oorlog
De ellende van armoede, honger en uitzichtloosheid, waarin
veel achterblijvende vrouwen werden gestort, dreef vaak
vele ertoe zich in de prostitutie aan te bieden. Zo ook in
het bezette België in de Eerste Wereldoorlog waar het,
naar de mening van vele Duitsers, zo de spuigaten uitliep
dat er iets aan gedaan moest worden.
Het Duitse
‘Oorlogscomité voor warme onderkleding’ ging contracten
aan met Belgische vrouwen om wollen onderkleding voor de
Duitse soldaten te produceren. Niet zo direct om de Duitse
soldaten in de loopgraven een ‘warm gevoel’ te geven maar
vooral om de Belgische vrouwen een bestaansminimum te
garanderen om te voorkomen dat ze anders de prostitutie in
werden gedwongen.
In de oorlogsgebieden ontstond
een groeiende vraag naar hoeren en, dientengevolge,
ontstond er een groter aanbod. Deze vraag kwam van grote
groepen jonge mannen die zeer binnenkort naar het front
moesten.
Bij de val van Berlijn in 1945 schijnen
de laatste Duitse teenager-verdedigers van de
Reichskanzlerei zich in een soort van ‘waanzinnige orgie’
gestort te hebben. Met gevoel voor understatement weet de
historicus Antony Beevor dit in zijn boek ‘Berlin, the
downfall 1945’, te omschrijven met de opmerking dat ‘…het
geslachtsprikkelend effect van dodelijk gevaar nauwelijks
is te beschouwen als een onbekend historisch fenomeen’.
Reeds de in New Orleans beroemde hoerenmadam Nell
Kimball, 1854-1934, maakte in haar autobiografie hiervan
gewag. Zij beschreef dat, toen de VS in de lente van 1917
Duitsland de oorlog verklaarden, de mannen in rijen
tegelijk haar bordeel bezochten. Elke man en jongen wilde
‘het’ één keer meemaken voordat hij het misschien voor
eeuwig niet (meer) zou kunnen.
Zij beschreef deze
ervaring als ‘…dat was in die tijd vaak niet echt léuk
maar meer een soort van zenuwinstorting en meestal slechts
te ‘behandelen’ met een vrouw en/of een goeie knokpartij’.
Een aardig terzijde. Het Amerikaanse woord ‘hooker’
voor prostituee schijnt voort te komen uit, of in ieder
geval bekend te zijn geworden door, het gedrag van ene
generaal Joseph Hooker (1861-1865) tijdens de
Amerikaanse burgeroorlog. Zijn hoofdkwartier
werd door tijdgenoten beschouwd als een bordeel en de
stoet dames die meetrok werd dan ook ‘Hooker’s Girls’
genoemd.
Frontbordelen en geslachtsziekten
Pragmatische legerleiders beseften natuurlijk dat de
relatie tussen seks en het moreel van levensbelang was.
Bij uitstek de Duitsers en de Fransen zorgden dan ook voor
hun eigen frontbordelen.
De verhalen van Robert
Graves zijn bekend: hoerenkasten met blauwe lampen
voor de officieren, die met de rode lampen voor
de manschappen. In rijen zouden ze voor de deuren hebben
gestaan, iets dat door anderen wordt betwijfeld.
Het bijkomende voordeel van deze frontbordelen was, dat de
legerleiding controle had over de gezondheid van de
prostituees en daardoor de verspreiding van
geslachtsziektes, enigszins, binnen de perken kon houden.
Leo van Bergen leert ons in zijn boek ‘Zacht en
Eervol’, dat deze verspreiding vooral bij de
Gemenebestlanden epidemische vormen kon aannemen. De
Canadezen leken de ‘kampioenen’ te zijn: 20% van de
manschappen had een soa. De uitval van mankracht hierdoor
was dan ook een probleem waarvan generaals wakker konden
liggen.
Het voorkomen ervan door middel van
controles van de bordelen en het nemen van preventieve
maatregelen zoals de verstrekking van condooms, werd elke
keer weer belemmerd door moraalridders die vooral vonden
‘dat je het maar even niet moest doen’.
Een
voorbeeld. Toen het Amerikaanse leger besloot over te gaan
tot de verstrekking van condooms moest dit besluit worden
achtergehouden voor de president, Woodrow Wilson. Ook híj
was namelijk nadrukkelijk van mening dat je als soldaat,
in verband met de efficiency ‘maar even niet aan seks
moest denken’.
In het boek ‘No magic bullet, a
social history of venereal disease in the United States
since 1880’ van Allan M. Brandt, doet de schrijver verslag
van de buitelingen die de realisten in de Verenigde Staten
elke keer weer maken over de obstructies die komen uit de
hoek van de kerk, moralisten en progressieve sociaal
hygiënisten. Hij schrijft dat, toen
dienstplichtigen werden opgeroepen voor de strijd in
Europa, men een campagne startte om moreel verval van de
mannen te voorkomen. ‘Een man met zijn verstand beneden
zijn broekriem kan onmogelijk doelmatig functioneren’, was
een van de bekende slagzinnen. ‘Mannen moeten correct
leven indien ze correct willen schieten’,
was er ook zo één.
‘Wij hopen en bidden dat U het
kazerneleven van onze jongens zuiver houdt, jongens, die
wél bereid zijn hun leven te offeren voor hun
Vaderland, doch niet hun ziel’, zo schreef een
vrouw aan president Wilson. Dit was niet aan dovemansoren
gezegd.
Moraalridders
Maatregelen werden genomen om de mannen alleen in fel
verlichte zalen en onder streng toezicht te laten dansen.
De saloons en bordelen in de buurt van kazernes werden
gesloten en drank werd ook meteen maar verboden want:
‘…wanneer ze drinken gaan mannen voor de bijl’.
Als klapper op de vuurpijl werden bovendien meisjes en
vrouwen die zich, in de ogen van overijverige agenten en
moraalridders, te vrijpostig met de mannen gedroegen
zonder vorm van proces opgesloten. Tienduizenden van hen
verloren op deze manier, vaak voor jaren, hun vrijheid.
In de militaire trainingskampen werden de mannen
‘voorgelicht’ op een wijze waarbij het ‘hebben van seks’
gedegradeerd werd tot slechts ‘het overbrengen van
geslachtsziekten’ en moreel bracht ‘het toegeven aan die
lust slechts verraad van je kameraden en zelfs
landverraad’. Ze, de dienstplichtigen, moesten een
‘invisible armour’ ontwikkelen om zichzelf te beschermen
tegen de geneugten van ‘Wijntje en Trijntje’.
Ook
werden er, door onder andere de YMCA, allerlei
activiteiten georganiseerd die de gedachten van de mannen
vér weg moesten houden van vrouwen en seks. Uiteindelijk
moesten de mannen met hun nieuwgevormde moraal ook een
nieuwe dimensie aantonen aangaande de juistheid van de
oorlog en de Amerikaanse deelname daaraan.
Ook de
bescherming van de vrouwen hoorde immers, volgens de
lessen van een van de instructeurs, bij de officiële
doctrine: ‘wij bieden de wereld een nieuwe, zuivere moraal
in oorlogsvoering, een moraal waarvan, tot op de dag van
vandaag, eigenlijk nog nooit niemand gehoord heeft. Wij
kunnen de Franse, Belgische en Italiaanse vrouwen een
nieuw soort van pure, levenskrachtige, viriele man tonen
die zélf waakt over zijn mannelijkheid en slechts zijn
vrouw, en níemand anders, erkent als zijn sexuele
partner’.
Prostitutie en bordeelbezoek
Dat hebben de vrouwen in Frankrijk, België en Italië
geweten. De door de Uitgeverij Dulce et Decorum uitgegeven
autobiografische werken van Amerikaanse schrijvers als
Thomas Boyd en William March spreken voor zich. In het
boek van Thomas Boyd met de titel ‘Door het koren’,
schreeuwen de mannen ‘…coucher, of andere woorden waarvan
ze de betekenis niet precies weten, zodra ze ook maar iets
zien wat lijkt op een jonge vrouw’.
In ‘Compagnie
K’ van William March bekent Philip Wadsworth dat, voor de
anderen, zijn kuisheid een zodanig zot verhaal is dat ‘…de
troepen die ons aflosten erover hoorden voordat ze de
namen van hun pelotonscommandanten aan de weet kwamen’.
Zijn kameraden kunnen deze kuisheid dan ook niet
uitstaan en laten hem in de val lopen door een prostituee
te betalen die een oprecht verdrietig meisje moet spelen.
Hij loopt prompt een geslachtsziekte op en moet daarvoor
in een strafbataljon dienen.
In datzelfde boek
krijgen Wilbur Halsey en Herb Merriam verlof uit het
hospitaal. De hoofdzuster legt hen uit dat ze overal naar
toe mogen behalve naar de Rue Serpentine. Als ze
buitenkomen vraagt Herb Merriam zich dan ook meteen af:
‘Waar, in godsnaam, is die Rue Serpentine?’
In
eerste instantie kunnen ze die niet vinden en ze besluiten
om het, in hun beste Frans, te vragen aan een ober. Die
laat hen niet eens uitpraten en vertelt ze, zonder op te
kijken, waar de straat is. Bordeelbezoek is blijkbaar niet
alleen voor Fransen en Amerikanen een soort van
vanzelfsprekendheid.
Als Erich Maria Remarque
model mag staan voor wat betreft de Duitse moraal ten
aanzien van deze materie, dan wijkt ook hij niet zo ver
daarvan af. In zijn boek ‘Van het Westelijk Front geen
Nieuws’, schaken Paul Bäumer en zijn kameraden met behulp
van wat eetbare cadeaus zoals brood en worst enkele Franse
dames.
‘…Hoe anders is dit dan het gedoe in de
soldatenbordelen, waar we verlof voor kregen en waar we
queue moesten maken aan de ingang. Ik zou daar nu liever
niet aan willen denken; maar de gedachte komt
onwillekeurig bij me op en ik schrik ervan, want zulke
herinneringen raak je misschien niet weer kwijt. Maar dan
voel ik de lippen van de tengere brunette op mijn mond en
ik beantwoord die liefkozing; ik sluit mijn ogen en zou op
die manier alles willen uitwissen, de oorlog en zijn
ellende en zijn slechtheid, om jong en gelukkig wakker te
worden’.
Dat ze voor deze dames in feite toch
moesten betalen woog blijkbaar niet al te zwaar. Het
schijnt een seksuele moraal te zijn die in geheel
Duitsland, of in ieder geval door de Duitse troepen, vrij
algemeen aanvaard werd.
Ook het verhaal dat zich
afspeelt in het hospitaal waar de zwaargewonde soldaat
Johann Lewandowski zijn vrouw ontvangt spreekt voor zich:
‘Twee mannen gaan voor de deur staan om de zusters, als
die toevallig mochten voorbijkomen op te vangen en aan de
praat te houden. Zij zullen ongeveer een kwartier op wacht
blijven staan. Lewandowski kan alleen maar op zijn zij
liggen en daarom stopt één van ons eerst nog een paar
kussens in zijn rug. Albert moet het kind vasthouden; dan
draaien we ons een beetje om; de zwarte mantille verdwijnt
onder de dekens en wij beginnen luidruchtig en met
allerlei lawaai te kaarten’.
Dit is ook precies
wat onze calvinistische moraalridders haatten aan het
verderfelijke ‘KNIL-gedrag’ in de kazernes gedurende de
eeuw daarvoor. Ook de KNIL-militairen hadden, getuige de
overleveringen, er geen enkel probleem mee ‘het’ lekker,
gezellig en zonder enige vorm van gêne te doen, met alle
anderen erbij in dezelfde ruimte in de kazerne.
Veranderd seksueel gedrag van het
thuisfront Ute Daniel
bestudeerde in haar boek ‘The War from Within, German
Working-Class Women in the First World War’, de effecten
die de Eerste Wereldoorlog had op de vrouwen van
arbeidersklasse. Daarin behandelt ze ook de veranderende
seksualiteit. De belangrijkste factor was,
vanzelfsprekend, het weghalen van miljoenen mannen bij hun
vrouwen. Het seksuele gedrag van de bevolking
aan het thuisfront en dat van de, van hun verlof
genietende soldaten werd een politiek en militair
probleem. De kans op het, via de ‘geheime prostitutie’
oplopen van een geslachtsziekte aan dat thuisfront, was
zo groot dat men zich realiseerde dat het voor de mannen
veiliger was indien ze met verlof niet naar huis gingen.
Die geheime prostitutie, zo blijkt uit Ute Daniels
onderzoek, was niet meer dan een aanduiding voor seks
buiten het huwelijk, die weinig met commercie te maken
had.
Zo schreef het hoofdkwartier van de politie
van Düsseldorf aan de regionale Regierungs-präsident, dat
‘…de gevallen waarbij ze had ingegrepen erop duidden dat
die veel meer met stompzinnigheid te maken hadden en met
seks-om-de-seks, dan om economisch gewin daarvan’.
De plaatsvervangend commandant van het 20ste
legerkorps, Allenstein, schreef in 1916 in een decreet dat
‘…vrouwen die binnen een maand seksuele gemeenschap hebben
met een aantal mannen – voor wat voor compensatie dan ook,
of om niet – moeten, na twee vergeefse waarschuwingen
van de politie, onder haar toezicht worden gesteld’.
Blijkbaar begon een en ander behoorlijk uit de hand te
lopen en werd de legerleiding bang voor schade aan het
moreel van de soldaten omdat deze hun vrouwen thuis van
dit promiscue gedrag verdachten. Gedrag dat, gezien de
cijfers over de verbreiding van geslachtsziekten ook dáár
waar ze voorheen níet vaak voorkwamen, niet
onwaarschijnlijk was. Bovendien kwam hier nog bij dat er
vooral op het platteland nogal wat ‘schandaleuze relaties’
met te werk gestelde krijgsgevangenen werden
geconstateerd.
Vrijere seksuele moraal rond de
eeuwwisseling Modris
Eksteins schrijft in zijn befaamde boek ‘Lenteriten’: ‘De
morele normen en waarden stonden vóór 1914 al aan kritiek
bloot, maar de oorlog werkte als een ‘stormram’.
Seksualiteit en moraal werden steeds meer een kwestie van
het persoonlijk geweten en steeds minder maatschappelijk
bepaald’.
Voor Duitsland lijkt dat zeker te zijn
opgegaan. Eksteins signaleert ook dat deze tendens in
Duitsland al eerder aanwezig was. ‘De jeugdbeweging, die
na de eeuwwisseling aan een periode van bloei begon ging
zich helemaal te buiten aan het ‘terug naar de natuur’ en
genoot van een, nauwelijks wellustig te noemen maar wél
veel vrijere, seksualiteit die hoorde bij de rebellie
tegen de oudere generatie die, in de ogen van de jeugd
leed aan verdringing en hypocrisie’.
Ook de andere
aan de oorlog deelnemende landen lijken het verschijnsel
van de vrijere seksuele moraal rond de eeuwwisseling en in
ieder geval die van tijdens de Eerste Wereldoorlog te
ondergaan.
Eksteins voert de 18-jarige Britse
soldaat Bert Chaney op die dit typerend illustreert. In
het begin van de oorlog zag hij een lange rij soldaten die
twee aan twee stonden. ‘Ik dacht dat er misschien een
concert of een bioscoop was en vroeg wat daar aan de hand
was. ‘’Een beetje rotzooien’’, werd me meegedeeld, ‘’kost
maar twee francs’. Verwonderd vroeg ik wat dat betekende.
‘‘Godsammekrake, jongen. Hebben ze je dan niks geleerd
thuis?’ Ze vonden me echt een stomme boer. Een jongen
zoals ik, een Cockney nog wel, die niet wist wat dat
was!?. En ik wist niet eens wat een rode lamp betekende!?
Ach, dat was trouwens ook eigenlijk niks voor jonge
jongens zoals ik, kreeg ik te horen, het was voor mannen
die hun vrouw misten’.
Dalton Trumbo spreekt in
zijn, in het Nederlands vertaalde roman ‘Stiltewoorden’,
over ‘…het meisje dat je in Parijs deelde met ongeveer een
half miljoen’. De auteur heeft niet zelf aan de strijd
deelgenomen maar klaarblijkelijk hadden de wellustige
verhalen van de veteranen over Parijs tijdens de Eerste
Wereldoorlog de Verenigde Staten van Dalton Trumbo wel
bereikt.
Ook zou er toen sprake zijn van een soort
van ‘Amerikaanse gemeenschap’ waar de mannen, als ze
‘verlost waren van de loopgraven en de slachtpartijen’,
naartoe gingen om met Amerikaanse meisjes te drinken.
Dat het Parijs van de Eerste Wereldoorlog berucht was
om de daar heersende, losgeslagen stemming blijkt ook uit
een anekdote uit de Tweede Wereldoorlog. In 2005 werd, na
meer dan vijftig jaar geheimhouding, in het Verenigd
Koninkrijk een rapport uit 1943 vrijgegeven over de angst
bij de Britse overheid voor diplomatieke problemen met de
Verenigde Staten, vanwege het ‘…hoerige gedrag van de
‘Good Time Girls’ en gelegenheidsprostituees.
De
(voorspelbare) besmetting van de Amerikaanse GI’s die
uitgingen rondom Piccadilly Circus, met geslachtsziekten
kon wel eens tot een diplomatieke rel leiden. Die soa’s
zouden ze immers, als Westfront-veteraan, mee naar huis
nemen.
Er werd een commissie geïnstalleerd die op
drastische maatregelen zou gaan studeren. Volgens
Air Vice-Marshall Sir Philip Game was Leicester Square in
de nacht: ‘…de plaats met het ergste type meisjes en
vrouwen…,’ en ‘…was het een toneel van seks en
drankorgies…’. De meiden hadden zelfs als bijnaam de
‘Piccadilly Commandos’ gekregen. Sir Alexander Maxwell, de
permanent under-secretary at the Home office, hield het
hoofd koel. Hij merkte op: ‘Voor iedereen die Parijs of
zelfs Londen kent uit de laatste oorlog is Londen,
daarmee vergeleken, op dít moment een zondagsschool’.
Er wordt vaak op gewezen dat de Fransen, aan het begin
van de vorige eeuw er een wat lossere moraal op nahielden.
Dat was ook, zo blijkt uit nieuw onderzoek, voor veel
Amerikanen het geval. Elizabeth Clement heeft het in haar
boek ‘Love for Sale’, over de gevolgen van de urbanisatie
en de industrialisatie voor de seksuele moraal, de
seksuele praktijk en de economische praktijk hiervan. Dit
onderzoek liep van 1900-1945.
Zij komt tot de
conclusie dat er, ten aanzien van de seksuele moraal,
opmerkelijke fluctuaties voorkwamen. Vóór de Eerste
Wereldoorlog ontstonden er in de Amerikaanse steden
groepen meisjes die als ‘Charity Girls’ werden aangeduid.
Zij bedienden zich van de zogenaamde ‘Trick or Treat
Method’, die in principe inhield, dat seksuele geneugten
geruild werden voor etentjes, avondjes uit, kousen en
cadeautjes.
Het werd een, onder de werkende klasse
volmaakt geaccepteerde, tussenvorm tussen prostitutie en
verkering. Deze nam evenwel zulke proporties aan dat de
New Yorkse prostituees te lijden hadden onder deze
concurrentie. Belangrijk is ook haar constatering dat dit
fenomeen in deze vorm en omvang, met de bijbehorende
moraal rond einde 1920 begin 1930 weer verdween.
Bovendien is het niet onwaarschijnlijk dat ook in andere
industrialiserende landen zoals het Verenigd Koninkrijk,
Frankrijk en Duitsland soortgelijke verschuivingen binnen
de seksuele moraal hebben plaatsgevonden.
Ongegeneerde verhalen over
seksuele avonturen Dit
kan dan in ieder geval voor een deel de ‘verbaasde’
krantenkoppen verklaren die in augustus 2008 in de Britse
kranten verschenen naar aanleiding van de voorpublicatie
van Joshua Levine’s boek ‘Forgotten Voices of the Somme’,
waarin hij gebruik heeft gemaakt van het geluidsarchief
van het Imperial War Museum. Het IWM heeft een archief met
56.000 uren interviews met veteranen uit de Eerste
Wereldoorlog. Naast de bekende horrorstory's
uit de loopgraven laat het ook de ongegeneerde verhalen
over hun seksuele avonturen horen. Uit de commentaren
blijken vooral déze verhalen verbazing te wekken.
The Observer had het zelfs over: ‘…verrassend openhartig
over sex en sexualiteit, ondanks de daarop rustende taboes
bij hun generatie’. En dáár nu ligt waarschijnlijk ónze
fout. Het is heel goed mogelijk dat wij bij onze reflectie
ten aanzien van díe generatie, de generatie van onze
ouders voor ons zien.
En die had, in ieder geval
in de Verenigde Staten, zoals Elizabeth Clement aantoonde,
een veel kuisere seksuele moraal dan de vóórgaande
generatie, die van de Eerste Wereldoorlogveteranen. Een
voorbehoud moet hier worden gemaakt ten aanzien van
homoseksualiteit.
Taboe op homoseksualiteit Waar
het er op lijkt dat de vrije seksuele moraal van begin
vorige eeuw vergelijkbaar kan worden geacht met de moraal
die sinds de jaren zestig zijn intrede heeft gedaan, gold
dit niet ten aanzien van homoseksualiteit.
Hierop blééf mondiaal, met uitzondering van Duitsland, een
groot taboe rusten. Eksteins schrijft daarover: ‘Dat alles
betekende niet dat de Duitsers homoseksualiteit openlijk
accepteerden of collectief bereid waren haar te tolereren.
Maar de relatieve openheid van de homobeweging in
Duitsland wijst op een mate van tolerantie die
elders niet bestond’. Dat er ten aanzien van
homoseksualiteit geen tolerantie was wil natuurlijk níet
zeggen dat die homoseksualiteit er niet wás en/of niet
gepraktiseerd werd. In de Eerste Wereldoorlog
verschenen er 22 officieren en 270 manschappen van het
Britse leger voor de krijgsraad, betrapt op het ‘…hebben
van seks met iemand van hetzelfde geslacht’. Het wekt dan
ook geen verbazing dat de nog steeds relatief homofobe
Britse samenleving, bij de publicatie in 2005 van de door
Max Egremont geschreven biografie over Siegfried Sassoon,
‘Siegfried Sassoon: A Life’, bijna teleurgesteld reageerde
dat ‘…nu toch echt wel was komen vast te staan dat
Siegfried Sassoon homoseksueel was’.
Dit feit was
natuurlijk al langer bekend, maar de schok die door het
Verenigd Koninkrijk ging had vooral te maken met de
beschrijvingen van het daadwerkelijke bedrijven
van de homoliefde en de betekenis ervan voor hém. Terwijl
het voor zo veel een verklaring kan geven.
Zo
wees, in een artikel van Jonathan Thompson in ‘The
Independent’, de literatuurcriticus Peter Parker erop dat:
‘…dit heeft ons een veel breder inzicht gegeven in het
karakter van de man. Hij verdrong duidelijk zijn ware
sexuele instelling, een verdringing die hem, mogelijk,
tevens zeer grote stuwkracht gaf. Het verdiept onze kennis
van hem als een buitengewoon gecompliceerd karakter, een
roekeloos moedige officier en een pacifist, verscheurd
tussen de werelden van de Engelse (land)adel en het leven
dat hij deelde met zijn homoliefde in Londen’.
In
het Verenigd Koninkrijk was tot 1967 homoseksualiteit
strafbaar. Siegfried Sassoon sprak dan ook altijd over
zijn ‘dark secret’. In Pat Barker’s ‘Regeneration’ wordt
hieraan ook gerefereerd. De psychiater dokter Rivers,
van het militair psychiatrisch hospitaal waarin Sassoon,
na de publicatie van zijn protestbrief tegen de oorlog is
opgenomen, adviseert hem zijn homoseksualiteit niet bekend
te laten worden omdat die zijn politieke integriteit in
diskrediet zou brengen.
|
Siegfried
Sassoon
(1886-1967) |
Ook als veteraan
zou hij ermee moeten leven dat het land, dat hem als een
oorlogsheld beschouwde en als één van de beste schrijvers
dat het had voortgebracht hem, ondanks al zijn decoraties
en prijzen, zonder meer in het gevang zou gooien als zijn
‘geheim’ bekend werd. Een andere bekende schrijver, Oscar
Wilde, wás er al voor vastgezet.
Het zou, zélfs
nog in 1952, de hoog gedecoreerde oorlogsheld Alan Turing
(1912-1954) overkomen. Alan Turing was de rekenkundige die
in de Tweede Wereldoorlog, met zijn ‘eerste computers’, de
drijvende kracht was geweest achter het breken van de
Enigma-codes van de Duitsers. Het breken van díe code kan
wel eens de allerbelangrijkste oorzaak zijn geweest van
het feit dat wíj nu geen Duits moeten spreken.
|
Alan Turing
(1912-1954) |
Bij het bekend worden van zijn homoseksuele
instelling was de reputatie van de man gebroken. Hij kwam
op straat te staan en de toegang tot de VS werd hem
geweigerd. In juni 1954 pleegde Alan Turing zelfmoord.
Aan het begin van de 20ste eeuw had het Verenigd
Koninkrijk ten aanzien van homoseksualiteit natuurlijk een
dubbele moraal. Robert Graves, de andere Britse
oorlogsheld van die tijd en wereldberoemde schrijver die,
volgens verschillende bronnen, zelf ook gevoelens voor
dezelfde sekse kon koesteren, legde in zijn
autobiografie ‘Goodbye to All That’ uit dat: ’In de
Engelse scholen voor voorbereidend onderwijs en de daarop
volgende, particuliere, kostscholen is romantiek,
noodzakelijkerwijs, van homoseksuele aard. Het ‘andere
geslacht’ is verachtelijk, en het wordt beschouwd als de
onzedelijkheid zelve. Veel jongens komen nooit meer over
deze perversie heen. Tegenover elke geboren homoseksueel
staan ten minste tien, door het kostschoolsysteem gemaakte
‘pseudo-homo’s’ die homo bléven: negen van deze tien net
zo eerzaam en kuis als ik was’.
|
Robert Graves
(1895-1985) |
Het Britse
officierskorps in de Eerste Wereldoorlog werd vooral uit
deze jongens gerekruteerd. Dat ze dus rechtstreeks van de
ene mannenwereld in de andere vielen zal de door Graves
beschreven toestanden alleen maar in stand hebben
gehouden.
Ook in ‘Forgotten Voices of the Somme’
komt dit aan de orde: korporaal Tommy Keele van het 11e
bataljon, Middlesex Regiment vertelde over hoe hij het bed
deelde met een kapelmeester, net terug uit de loopgraven.
Hij zei: ‘t zal in de derde nacht geweest zijn dat ik
wakker werd van een vreemde, zachte beweging over mijn
billen. Ik dacht, wel hij droomt dus duwde ik zijn hand
wat weg en viel weer in slaap. Wat later hetzelfde, wéér
die hand rond mijn kont. Ik duwde zijn hand snel weg en
zei: “Héb het lef niet!” Hij mompelde wat in zijn slaap,
althans dat dacht ik en ik sliep weer in.
Toen
ging hij verder en hij verkrachtte mij bijna. Ik draaide
mij om en gaf hem een knal. Ik sloeg hem het bed uit. Ik
stond op en sloeg hem met mijn vuisten waar ik hem maar
kon raken. Ik beukte op zijn kop en in zijn gezicht omdat
hij geprobeerd had mij te néuken.
Hij zei: “Ik zal
dit rapporteren. Je komt voor de krijgsraad”. Ik zei: “Ga
je gang! Jíj rapporteert dit morgen en je zal eens kijken
wie er wint. Jij bent in rang de hoogste onderofficier en
ik een lagere. Bruinwerken is in dit leger een misdaad
waarop de doodstraf staat. Je word gefusilleerd zodra ik
mijn bek opentrek dat jij mij probeerde te naaien”.
En hij heeft nooit wat gezegd, alleen dan dat hij, op
weg naar zijn kwartier gestruikeld was, vandaar de
schaafwonden aan één kant van zijn gezicht. Achteraf had
ik eigenlijk wel medelijden met hem omdat uiteindelijk
iedereen hunkerde naar sex. Er waren daar absoluut
geen meiden in de buurt. Kennelijk had hij hoge nood en
álles was goed genoeg. Maar als ík goed genoeg was, jammer
dan, dat wílde ik niet zijn’.
De Amerikanen zouden
de wetten en regels ten aanzien van homoseksualiteit, een
geslachtelijke gerichtheid waarmee ze vandaag de dag nóg
worstelen, juist in de Eerste Wereldoorlog in de militaire
rechts- en tuchtregels invoeren.
In 1916 werden
regels van kracht die sodomie tot een strafbaar feit
verklaarden. Daarop stond een maximale straf van vijf
jaar, verlies van soldij en oneervol ontslag. In het boek
‘Compagnie K’, van William March, doet soldaat Andrew
Luton, ná de wapenstilstand, verslag van de zaken die de
militaire rechtbank nog afhandelt: ‘…daarna hadden we op
de donderdag en de vrijdag echt groot voorpaginanieuws.
Ene sergeant Vindt en een soldaat, Neidlinger genaamd,
werden ervan beschuldigd samen ‘bepaalde, ontuchtige
handelingen te hebben gepleegd’. Ze werden op basis van de
getuigenis van één enkele sergeant veroordeeld tot de
maximumstraf die de krijgsraad kon opleggen.
Fairbrother, een echte spraakwaterval, hield opnieuw een
lange speech over “…hoe Vindt en Neidlinger Amerika, zijn
vlag en zijn volk te schande hadden gemaakt. Het speet hem
dat de wet hem niet toestond ze als honden te laten
afknallen’’. Ik schreef het allemaal op. “Ik wist niet dat
zulke dingen écht bestonden’’, herhaalde hij steeds met
zijn fraaie, warme stem. ‘Dan moet je bij thuiskomst je
oude kindermeid daarover maar eens een paar vraagjes
stellen’, dacht ik’. Het lot van veteranen die iets
soortgelijks is overkomen is natuurlijk in- en intriest.
Je hebt eerst de loopgraven overleefd en vervolgens word
je te schande gemaakt vanwege je seksuele voorkeur. Je
hebt gestreden voor een land dat wetten hanteert met
behulp waarvan het je kan opsluiten vanwege je seksuele
geaardheid en om wat je in je slaapkamer doet.
Gevolgen van seksuele escapades na
de oorlog
De seksuele escapades van de hetero veteranen hadden,
ook ná de oorlog, nog zo hun gevolgen. Vele kwamen terug
met soa’s, opgelopen in de frontbordelen.
Uit
nieuw Frans onderzoek blijkt, dat de terugval in de
bevolkingsgroei niet zozeer te maken had met het gemis
van de vele mannen/echtgenoten. Neen. Deze
onvruchtbaarheid had alles te maken met de door
echtgenotes opgelopen syfilisbesmetting middels hún
veteranen.
Ook zijn er ontelbaar veel gevallen
geweest van onherstelbare impotentie door
oorlogspsychosen. Veel veteranen moesten, terwijl ze nog
zeer jong waren en hun partnerkeuze eigenlijk nog moest
beginnen, onder ogen zien dat ze, door opgelopen
verminkingen, uiterst onaantrekkelijk waren geworden.
Weer andere moesten eraan wennen dat, vanwege een
opgelopen handicap, seks nooit meer was als voorheen. Voor
een niet gering aantal teruggekeerde militairen was het
vreemdgaan van de vrouwen thuis reden voor het verbreken
van de relatie. Dit leidde vervolgens vaak tot
ontsporingen zoals dakloosheid, drugsverslaving,
dronkenschap en/of zelfmoord.
Het plaatje van de
naoorlogse veteraan zag er helaas te vaak uit zoals
verbeeld op doeken van Max Beckmann, George Grosz en Otto
Dix: drinkende oorlogsinvaliden omringd door afzichtelijke
prostituees. De klap van Ecksteins’ ‘stormram’ zou nog
heel lang nadreunen.
Hierin was de Eerste
Wereldoorlog niet uniek. Seks heeft altijd al alles met
oorlog te maken en oorlog alles met seks. Volgens de
auteurs van Sex and War: ‘How Biology Explains Warfare and
Terrorism and Offers a Path to a Safer World’, van de
schrijvers Malcolm Potts en Thomas Hayden van het Woodrow
Wilson International Center, is het ultieme
massavernietigingswapen de testosteronmolecuul.
Martin van Creveld, de Israëlische wetenschapper
zegt het iets simpeler: ‘De werkelijke reden dat er oorlog
bestaat is, dat mannen van oorlog houden en vrouwen
van krijgers’. En dan kruipt er een
Oostenrijkse korporaal uit de loopgraven die óók nog ‘een
seksueel probleempje’ heeft. Niemand begreep ooit welk
precies, maar dat het hier geen ‘mainstream sekswensen’
betroffen moge duidelijk zijn. Wat volgde weten we.
Vertalingen citaten van het oorspronkelijk: Huib
Steketee Hzn. Research illustraties: Marius van
Leeuwen |
|
▬
© Gielt Algra - 2010. Voor gehele of
gedeeltelijke overname is daarom uitdrukkelijk toestemming
vereist van de
auteur.
Ook vragen en
opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden
voorgelegd. Dit artikel werd
eerder,
onder dezelfde titel, geplaatst
in De Groote Oorlog (maart 2010), het huisorgaan van de
Western Front Associatie
Nederland.
|
|
|