naar homepage


Seksualiteit en de Eerste Wereldoorlog

door Gielt Algra

Prostitutie en de wapenhandel worden niet voor niets de meest ‘winstgevende bedrijfstakken’ van een oorlog genoemd. Met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog kon dit natuurlijk niet veel anders zijn. Daarbij heeft seks altijd al alles met oorlog te maken en oorlog alles met seks.

Volgens de auteurs van ‘Sex and War’ is het ultieme massavernietigingswapen dan ook de testosteronmolecuul. En Martin van Creveld, de Israëlische militair historicus, zegt het iets simpeler: ‘De werkelijke reden dat er oorlog bestaat is, dat mannen van oorlog houden en vrouwen van krijgers’.

Inhoudsopgave
‘to fuck all the girls in Northern France’
Prostitutie en oorlog
Frontbordelen en geslachtsziekten
Moraalridders
Prostitutie en bordeelbezoek
Veranderd seksueel gedrag van het thuisfront
Vrijere seksuele moraal rond de eeuwwisseling
Ongegeneerde verhalen over seksuele avonturen
Taboe op homoseksualiteit
Gevolgen van seksuele escapades na de oorlog

‘to fuck all the girls in Northern France’
Mijn goede Portugese vriend, de antropoloog Paulo Granjo, vertelde me, jaren geleden, dat zijn grootvader aan het Westelijk Front had gediend in een Portugese divisie. Devoot nieuwsgierig als ik was naar dit soort verhalen, vroeg ik hem meteen naar diens belevenissen ten tijde van de slag aan de Lys, het Duitse voorjaarsoffensief in 1918, waarin de Portugezen er immers zo van langs hadden gekregen. Lachend bekende Paulo me in zijn Portugese Engels, dat zijn grootvader het alleen maar had gehad over ‘…how he tried to fuck all the girls in Northern France…’

Later pas zou ik lezen over Portugese generaals die vaker triomfen vierden in het Parijse nachtleven dan aan het front en zou ik deze voorstelling van zaken jarenlang als ‘typisch Portugees’ beschouwen. Recentere studies evenwel maakten me duidelijk dat het gedrag van Paulo’s grootvader waarschijnlijk niet veel verschilde van dat van welke andere soldaat dan ook aan het Westelijk Front.

Natuurlijk, in de jaren negentig van de vorige eeuw zou de woordvoerder van de Stichting Maatschappij en Krijgsmacht, Jan Schoeman, bij de controverse die ontstond bij ‘de recuperatie in Thailand’ van het naar Cambodja uitgezonden mariniersbataljon, verklaren dat krijgsmachten nu eenmaal bestaan uit grote groepen jonge mannen ‘die in hun vrije tijd niet een potje gaan zitten ganzenborden’.

Met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog kon dit natuurlijk niet veel anders zijn. Prostitutie en de wapenhandel worden niet voor niets de meest ‘winstgevende bedrijfstakken’ van een oorlog genoemd.

Prostitutie en oorlog
De ellende van armoede, honger en uitzichtloosheid, waarin veel achterblijvende vrouwen werden gestort, dreef vaak vele ertoe zich in de prostitutie aan te bieden. Zo ook in het bezette België in de Eerste Wereldoorlog waar het, naar de mening van vele Duitsers, zo de spuigaten uitliep dat er iets aan gedaan moest worden.

Het Duitse ‘Oorlogscomité voor warme onderkleding’ ging contracten aan met Belgische vrouwen om wollen onderkleding voor de Duitse soldaten te produceren. Niet zo direct om de Duitse soldaten in de loopgraven een ‘warm gevoel’ te geven maar vooral om de Belgische vrouwen een bestaansminimum te garanderen om te voorkomen dat ze anders de prostitutie in werden gedwongen.


In de oorlogsgebieden ontstond een groeiende vraag naar hoeren en, dientengevolge, ontstond er een groter aanbod. Deze vraag kwam van grote groepen jonge mannen die zeer binnenkort naar het front moesten.

Bij de val van Berlijn in 1945 schijnen de laatste Duitse teenager-verdedigers van de Reichskanzlerei zich in een soort van ‘waanzinnige orgie’ gestort te hebben. Met gevoel voor understatement weet de historicus Antony Beevor dit in zijn boek ‘Berlin, the downfall 1945’, te omschrijven met de opmerking dat ‘…het geslachtsprikkelend effect van dodelijk gevaar nauwelijks is te beschouwen als een onbekend historisch fenomeen’.

Reeds de in New Orleans beroemde hoerenmadam Nell Kimball, 1854-1934, maakte in haar autobiografie hiervan gewag. Zij beschreef dat, toen de VS in de lente van 1917 Duitsland de oorlog verklaarden, de mannen in rijen tegelijk haar bordeel bezochten. Elke man en jongen wilde ‘het’ één keer meemaken voordat hij het misschien voor eeuwig niet (meer) zou kunnen.

Zij beschreef deze ervaring als ‘…dat was in die tijd vaak niet echt léuk maar meer een soort van zenuwinstorting en meestal slechts te ‘behandelen’ met een vrouw en/of een goeie knokpartij’.

Een aardig terzijde. Het Amerikaanse woord ‘hooker’ voor prostituee schijnt voort te komen uit, of in ieder geval bekend te zijn geworden door, het gedrag van ene generaal  Joseph Hooker (1861-1865) tijdens de Amerikaanse burgeroorlog. Zijn hoofdkwartier werd door tijdgenoten beschouwd als een bordeel en de stoet dames die meetrok werd dan ook ‘Hooker’s Girls’ genoemd.

Frontbordelen en geslachtsziekten
Pragmatische legerleiders beseften natuurlijk dat de relatie tussen seks en het moreel van levensbelang was. Bij uitstek de Duitsers en de Fransen zorgden dan ook voor hun eigen frontbordelen.

De verhalen van Robert Graves zijn bekend: hoerenkasten met blauwe lampen voor de officieren, die met de rode lampen voor de manschappen. In rijen zouden ze voor de deuren hebben gestaan, iets dat door anderen wordt betwijfeld.

Het bijkomende voordeel van deze frontbordelen was, dat de legerleiding controle had over de gezondheid van de prostituees en daardoor de verspreiding van geslachtsziektes, enigszins, binnen de perken kon houden.

Leo van Bergen leert ons in zijn boek ‘Zacht en Eervol’, dat deze verspreiding vooral bij de Gemenebestlanden epidemische vormen kon aannemen. De Canadezen leken de ‘kampioenen’ te zijn: 20% van de manschappen had een soa. De uitval van mankracht hierdoor was dan ook een probleem waarvan generaals wakker konden liggen.

Het voorkomen ervan door middel van controles van de bordelen en het nemen van preventieve maatregelen zoals de verstrekking van condooms, werd elke keer weer belemmerd door moraalridders die vooral vonden ‘dat je het maar even niet moest doen’.

Een voorbeeld. Toen het Amerikaanse leger besloot over te gaan tot de verstrekking van condooms moest dit besluit worden achtergehouden voor de president, Woodrow Wilson. Ook híj was namelijk nadrukkelijk van mening dat je als soldaat, in verband met de efficiency ‘maar even niet aan seks moest denken’.

In het boek ‘No magic bullet, a social history of venereal disease in the United States since 1880’ van Allan M. Brandt, doet de schrijver verslag van de buitelingen die de realisten in de Verenigde Staten elke keer weer maken over de obstructies die komen uit de hoek van de kerk, moralisten en progressieve sociaal hygiënisten.
 
Hij schrijft dat, toen dienstplichtigen werden opgeroepen voor de strijd in Europa, men een campagne startte om moreel verval van de mannen te voorkomen. ‘Een man met zijn verstand beneden zijn broekriem kan onmogelijk doelmatig functioneren’, was een van de bekende slagzinnen. ‘Mannen moeten correct leven indien ze correct willen schieten’, was er ook zo één.

‘Wij hopen en bidden dat U het kazerneleven van onze jongens zuiver houdt, jongens, die wél bereid zijn hun leven te offeren voor hun Vaderland, doch niet hun ziel’, zo schreef een vrouw aan president Wilson. Dit was niet aan dovemansoren gezegd.
 
 
Moraalridders
Maatregelen werden genomen om de mannen alleen in fel verlichte zalen en onder streng toezicht te laten dansen. De saloons en bordelen in de buurt van kazernes werden gesloten en drank werd ook meteen maar verboden want: ‘…wanneer ze drinken gaan mannen voor de bijl’.

Als klapper op de vuurpijl werden bovendien meisjes en vrouwen die zich, in de ogen van overijverige agenten en moraalridders, te vrijpostig met de mannen gedroegen zonder vorm van proces opgesloten. Tienduizenden van hen verloren op deze manier, vaak voor jaren, hun vrijheid.

In de militaire trainingskampen werden de mannen ‘voorgelicht’ op een wijze waarbij het ‘hebben van seks’ gedegradeerd werd tot slechts ‘het overbrengen van geslachtsziekten’ en moreel bracht ‘het toegeven aan die lust slechts verraad van je kameraden en zelfs landverraad’. Ze, de dienstplichtigen, moesten een ‘invisible armour’ ontwikkelen om zichzelf te beschermen tegen de geneugten van ‘Wijntje en Trijntje’.


Ook werden er, door onder andere de YMCA, allerlei activiteiten georganiseerd die de gedachten van de mannen vér weg moesten houden van vrouwen en seks. Uiteindelijk moesten de mannen met hun nieuwgevormde moraal ook een nieuwe dimensie aantonen aangaande de juistheid van de oorlog en de Amerikaanse deelname daaraan.

Ook de bescherming van de vrouwen hoorde immers, volgens de lessen van een van de instructeurs, bij de officiële doctrine: ‘wij bieden de wereld een nieuwe, zuivere moraal in oorlogsvoering, een moraal waarvan, tot op de dag van vandaag, eigenlijk nog nooit niemand gehoord heeft. Wij kunnen de Franse, Belgische en Italiaanse vrouwen een nieuw soort van pure, levenskrachtige, viriele man tonen die zélf waakt over zijn mannelijkheid en slechts zijn vrouw, en níemand anders, erkent als zijn sexuele partner’.

 
Prostitutie en bordeelbezoek
Dat hebben de vrouwen in Frankrijk, België en Italië geweten. De door de Uitgeverij Dulce et Decorum uitgegeven autobiografische werken van Amerikaanse schrijvers als Thomas Boyd en William March spreken voor zich. In het boek van Thomas Boyd met de titel ‘Door het koren’, schreeuwen de mannen ‘…coucher, of andere woorden waarvan ze de betekenis niet precies weten, zodra ze ook maar iets zien wat lijkt op een jonge vrouw’.

In ‘Compagnie K’ van William March bekent Philip Wadsworth dat, voor de anderen, zijn kuisheid een zodanig zot verhaal is dat ‘…de troepen die ons aflosten erover hoorden voordat ze de namen van hun pelotonscommandanten aan de weet kwamen’.

Zijn kameraden kunnen deze kuisheid dan ook niet uitstaan en laten hem in de val lopen door een prostituee te betalen die een oprecht verdrietig meisje moet spelen. Hij loopt prompt een geslachtsziekte op en moet daarvoor in een strafbataljon dienen.

In datzelfde boek krijgen Wilbur Halsey en Herb Merriam verlof uit het hospitaal. De hoofdzuster legt hen uit dat ze overal naar toe mogen behalve naar de Rue Serpentine. Als ze buitenkomen vraagt Herb Merriam zich dan ook meteen af: ‘Waar, in godsnaam, is die Rue Serpentine?’

In eerste instantie kunnen ze die niet vinden en ze besluiten om het, in hun beste Frans, te vragen aan een ober. Die laat hen niet eens uitpraten en vertelt ze, zonder op te kijken, waar de straat is. Bordeelbezoek is blijkbaar niet alleen voor Fransen en Amerikanen een soort van vanzelfsprekendheid.

Als Erich Maria Remarque model mag staan voor wat betreft de Duitse moraal ten aanzien van deze materie, dan wijkt ook hij niet zo ver daarvan af. In zijn boek ‘Van het Westelijk Front geen Nieuws’, schaken Paul Bäumer en zijn kameraden met behulp van wat eetbare cadeaus zoals brood en worst enkele Franse dames.

‘…Hoe anders is dit dan het gedoe in de soldatenbordelen, waar we verlof voor kregen en waar we queue moesten maken aan de ingang. Ik zou daar nu liever niet aan willen denken; maar de gedachte komt onwillekeurig bij me op en ik schrik ervan, want zulke herinneringen raak je misschien niet weer kwijt. Maar dan voel ik de lippen van de tengere brunette op mijn mond en ik beantwoord die liefkozing; ik sluit mijn ogen en zou op die manier alles willen uitwissen, de oorlog en zijn ellende en zijn slechtheid, om jong en gelukkig wakker te worden’.

Dat ze voor deze dames in feite toch moesten betalen woog blijkbaar niet al te zwaar. Het schijnt een seksuele moraal te zijn die in geheel Duitsland, of in ieder geval door de Duitse troepen, vrij algemeen aanvaard werd.

Ook het verhaal dat zich afspeelt in het hospitaal waar de zwaargewonde soldaat Johann Lewandowski zijn vrouw ontvangt spreekt voor zich: ‘Twee mannen gaan voor de deur staan om de zusters, als die toevallig mochten voorbijkomen op te vangen en aan de praat te houden. Zij zullen ongeveer een kwartier op wacht blijven staan. Lewandowski kan alleen maar op zijn zij liggen en daarom stopt één van ons eerst nog een paar kussens in zijn rug. Albert moet het kind vasthouden; dan draaien we ons een beetje om; de zwarte mantille verdwijnt onder de dekens en wij beginnen luidruchtig en met allerlei lawaai te kaarten’.

Dit is ook precies wat onze calvinistische moraalridders haatten aan het verderfelijke ‘KNIL-gedrag’ in de kazernes gedurende de eeuw daarvoor. Ook de KNIL-militairen hadden, getuige de overleveringen, er geen enkel probleem mee ‘het’ lekker, gezellig en zonder enige vorm van gêne te doen, met alle anderen erbij in dezelfde ruimte in de kazerne.

Veranderd seksueel gedrag van het thuisfront
Ute Daniel bestudeerde in haar boek ‘The War from Within, German Working-Class Women in the First World War’, de effecten die de Eerste Wereldoorlog had op de vrouwen van arbeidersklasse. Daarin behandelt ze ook de veranderende seksualiteit. De belangrijkste factor was, vanzelfsprekend, het weghalen van miljoenen mannen bij hun vrouwen.
 
Het seksuele gedrag van de bevolking aan het thuisfront en dat van de, van hun verlof genietende soldaten werd een politiek en militair probleem. De kans op het, via de ‘geheime prostitutie’ oplopen van een geslachtsziekte aan dat thuisfront, was zo groot dat men zich realiseerde dat het voor de mannen veiliger was indien ze met verlof niet naar huis gingen.

Die geheime prostitutie, zo blijkt uit Ute Daniels onderzoek, was niet meer dan een aanduiding voor seks buiten het huwelijk, die weinig met commercie te maken had.

Zo schreef het hoofdkwartier van de politie van Düsseldorf aan de regionale Regierungs-präsident, dat ‘…de gevallen waarbij ze had ingegrepen erop duidden dat die veel meer met stompzinnigheid te maken hadden en met seks-om-de-seks, dan om economisch gewin daarvan’.

De plaatsvervangend commandant van het 20ste legerkorps, Allenstein, schreef in 1916 in een decreet dat ‘…vrouwen die binnen een maand seksuele gemeenschap hebben met een aantal mannen – voor wat voor compensatie dan ook, of om niet – moeten, na twee vergeefse waarschuwingen van de politie, onder haar toezicht worden gesteld’.

Blijkbaar begon een en ander behoorlijk uit de hand te lopen en werd de legerleiding bang voor schade aan het moreel van de soldaten omdat deze hun vrouwen thuis van dit promiscue gedrag verdachten. Gedrag dat, gezien de cijfers over de verbreiding van geslachtsziekten ook dáár waar ze voorheen níet vaak voorkwamen, niet onwaarschijnlijk was. Bovendien kwam hier nog bij dat er vooral op het platteland nogal wat ‘schandaleuze relaties’ met te werk gestelde krijgsgevangenen werden geconstateerd.

Vrijere seksuele moraal rond de eeuwwisseling
Modris Eksteins schrijft in zijn befaamde boek ‘Lenteriten’: ‘De morele normen en waarden stonden vóór 1914 al aan kritiek bloot, maar de oorlog werkte als een ‘stormram’. Seksualiteit en moraal werden steeds meer een kwestie van het persoonlijk geweten en steeds minder maatschappelijk bepaald’.

Voor Duitsland lijkt dat zeker te zijn opgegaan. Eksteins signaleert ook dat deze tendens in Duitsland al eerder aanwezig was. ‘De jeugdbeweging, die na de eeuwwisseling aan een periode van bloei begon ging zich helemaal te buiten aan het ‘terug naar de natuur’ en genoot van een, nauwelijks wellustig te noemen maar wél veel vrijere, seksualiteit die hoorde bij de rebellie tegen de oudere generatie die, in de ogen van de jeugd leed aan verdringing en hypocrisie’.

Ook de andere aan de oorlog deelnemende landen lijken het verschijnsel van de vrijere seksuele moraal rond de eeuwwisseling en in ieder geval die van tijdens de Eerste Wereldoorlog te ondergaan.

Eksteins voert de 18-jarige Britse soldaat Bert Chaney op die dit typerend illustreert. In het begin van de oorlog zag hij een lange rij soldaten die twee aan twee stonden. ‘Ik dacht dat er misschien een concert of een bioscoop was en vroeg wat daar aan de hand was. ‘’Een beetje rotzooien’’, werd me meegedeeld, ‘’kost maar twee francs’. Verwonderd vroeg ik wat dat betekende.

‘‘Godsammekrake, jongen. Hebben ze je dan niks geleerd thuis?’ Ze vonden me echt een stomme boer. Een jongen zoals ik, een Cockney nog wel, die niet wist wat dat was!?. En ik wist niet eens wat een rode lamp betekende!? Ach, dat was trouwens ook eigenlijk niks voor jonge jongens zoals ik, kreeg ik te horen, het was voor mannen die hun vrouw misten’.

Dalton Trumbo spreekt in zijn, in het Nederlands vertaalde roman ‘Stiltewoorden’, over ‘…het meisje dat je in Parijs deelde met ongeveer een half miljoen’. De auteur heeft niet zelf aan de strijd deelgenomen maar klaarblijkelijk hadden de wellustige verhalen van de veteranen over Parijs tijdens de Eerste Wereldoorlog de Verenigde Staten van Dalton Trumbo wel bereikt.

Ook zou er toen sprake zijn van een soort van ‘Amerikaanse gemeenschap’ waar de mannen, als ze ‘verlost waren van de loopgraven en de slachtpartijen’, naartoe gingen om met Amerikaanse meisjes te drinken.

Dat het Parijs van de Eerste Wereldoorlog berucht was om de daar heersende, losgeslagen stemming blijkt ook uit een anekdote uit de Tweede Wereldoorlog. In 2005 werd, na meer dan vijftig jaar geheimhouding, in het Verenigd Koninkrijk een rapport uit 1943 vrijgegeven over de angst bij de Britse overheid voor diplomatieke problemen met de Verenigde Staten, vanwege het ‘…hoerige gedrag van de ‘Good Time Girls’ en gelegenheidsprostituees.

De (voorspelbare) besmetting van de Amerikaanse GI’s die uitgingen rondom Piccadilly Circus, met geslachtsziekten kon wel eens tot een diplomatieke rel leiden. Die soa’s zouden ze immers, als Westfront-veteraan, mee naar huis nemen.

Er werd een commissie geïnstalleerd die op drastische maatregelen zou gaan studeren. Volgens Air Vice-Marshall Sir Philip Game was Leicester Square in de nacht: ‘…de plaats met het ergste type meisjes en vrouwen…,’ en ‘…was het een toneel van seks en drankorgies…’. De meiden hadden zelfs als bijnaam de ‘Piccadilly Commandos’ gekregen. Sir Alexander Maxwell, de permanent under-secretary at the Home office, hield het hoofd koel. Hij merkte op: ‘Voor iedereen die Parijs of zelfs Londen kent uit de laatste oorlog is Londen, daarmee vergeleken, op dít moment een zondagsschool’.

Er wordt vaak op gewezen dat de Fransen, aan het begin van de vorige eeuw er een wat lossere moraal op nahielden. Dat was ook, zo blijkt uit nieuw onderzoek, voor veel Amerikanen het geval. Elizabeth Clement heeft het in haar boek ‘Love for Sale’, over de gevolgen van de urbanisatie en de industrialisatie voor de seksuele moraal, de seksuele praktijk en de economische praktijk hiervan. Dit onderzoek liep van 1900-1945.

Zij komt tot de conclusie dat er, ten aanzien van de seksuele moraal, opmerkelijke fluctuaties voorkwamen. Vóór de Eerste Wereldoorlog ontstonden er in de Amerikaanse steden groepen meisjes die als ‘Charity Girls’ werden aangeduid. Zij bedienden zich van de zogenaamde ‘Trick or Treat Method’, die in principe inhield, dat seksuele geneugten geruild werden voor etentjes, avondjes uit, kousen en cadeautjes.

Het werd een, onder de werkende klasse volmaakt geaccepteerde, tussenvorm tussen prostitutie en verkering. Deze nam evenwel zulke proporties aan dat de New Yorkse prostituees te lijden hadden onder deze concurrentie. Belangrijk is ook haar constatering dat dit fenomeen in deze vorm en omvang, met de bijbehorende moraal rond einde 1920 begin 1930 weer verdween.
 
Bovendien is het niet onwaarschijnlijk dat ook in andere industrialiserende landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland soortgelijke verschuivingen binnen de seksuele moraal hebben plaatsgevonden.

 
Ongegeneerde verhalen over seksuele avonturen
Dit kan dan in ieder geval voor een deel de ‘verbaasde’ krantenkoppen verklaren die in augustus 2008 in de Britse kranten verschenen naar aanleiding van de voorpublicatie van Joshua Levine’s boek ‘Forgotten Voices of the Somme’, waarin hij gebruik heeft gemaakt van het geluidsarchief van het Imperial War Museum. Het IWM heeft een archief met 56.000 uren interviews met veteranen uit de Eerste Wereldoorlog.
 
Naast de bekende horrorstory's uit de loopgraven laat het ook de ongegeneerde verhalen over hun seksuele avonturen horen. Uit de commentaren blijken vooral déze verhalen verbazing te wekken.

The Observer had het zelfs over: ‘…verrassend openhartig over sex en sexualiteit, ondanks de daarop rustende taboes bij hun generatie’. En dáár nu ligt waarschijnlijk ónze fout. Het is heel goed mogelijk dat wij bij onze reflectie ten aanzien van díe generatie, de generatie van onze ouders voor ons zien.

En die had, in ieder geval in de Verenigde Staten, zoals Elizabeth Clement aantoonde, een veel kuisere seksuele moraal dan de vóórgaande generatie, die van de Eerste Wereldoorlogveteranen. Een voorbehoud moet hier worden gemaakt ten aanzien van homoseksualiteit.

Taboe op homoseksualiteit
 Waar het er op lijkt dat de vrije seksuele moraal van begin vorige eeuw vergelijkbaar kan worden geacht met de moraal die sinds de jaren zestig zijn intrede heeft gedaan, gold dit niet ten aanzien van homoseksualiteit.
 
Hierop blééf mondiaal, met uitzondering van Duitsland, een groot taboe rusten. Eksteins schrijft daarover: ‘Dat alles betekende niet dat de Duitsers homoseksualiteit openlijk accepteerden of collectief bereid waren haar te tolereren. Maar de relatieve openheid van de homobeweging in Duitsland wijst op een mate van tolerantie die elders niet bestond’. Dat er ten aanzien van homoseksualiteit geen tolerantie was wil natuurlijk níet zeggen dat die homoseksualiteit er niet wás en/of niet gepraktiseerd werd.
 
In de Eerste Wereldoorlog verschenen er 22 officieren en 270 manschappen van het Britse leger voor de krijgsraad, betrapt op het ‘…hebben van seks met iemand van hetzelfde geslacht’. Het wekt dan ook geen verbazing dat de nog steeds relatief homofobe Britse samenleving, bij de publicatie in 2005 van de door Max Egremont geschreven biografie over Siegfried Sassoon, ‘Siegfried Sassoon: A Life’, bijna teleurgesteld reageerde dat ‘…nu toch echt wel was komen vast te staan dat Siegfried Sassoon homoseksueel was’.

Dit feit was natuurlijk al langer bekend, maar de schok die door het Verenigd Koninkrijk ging had vooral te maken met de beschrijvingen van het daadwerkelijke bedrijven van de homoliefde en de betekenis ervan voor hém. Terwijl het voor zo veel een verklaring kan geven.

Zo wees, in een artikel van Jonathan Thompson in ‘The Independent’, de literatuurcriticus Peter Parker erop dat: ‘…dit heeft ons een veel breder inzicht gegeven in het karakter van de man. Hij verdrong duidelijk zijn ware sexuele instelling, een verdringing die hem, mogelijk, tevens zeer grote stuwkracht gaf. Het verdiept onze kennis van hem als een buitengewoon gecompliceerd karakter, een roekeloos moedige officier en een pacifist, verscheurd tussen de werelden van de Engelse (land)adel en het leven dat hij deelde met zijn homoliefde in Londen’.

In het Verenigd Koninkrijk was tot 1967 homoseksualiteit strafbaar. Siegfried Sassoon sprak dan ook altijd over zijn ‘dark secret’. In Pat Barker’s ‘Regeneration’ wordt hieraan ook gerefereerd.
De psychiater dokter Rivers, van het militair psychiatrisch hospitaal waarin Sassoon, na de publicatie van zijn protestbrief tegen de oorlog is opgenomen, adviseert hem zijn homoseksualiteit niet bekend te laten worden omdat die zijn politieke integriteit in diskrediet zou brengen.

Siegfried Sassoon (1886-1967)

Ook als veteraan zou hij ermee moeten leven dat het land, dat hem als een oorlogsheld beschouwde en als één van de beste schrijvers dat het had voortgebracht hem, ondanks al zijn decoraties en prijzen, zonder meer in het gevang zou gooien als zijn ‘geheim’ bekend werd. Een andere bekende schrijver, Oscar Wilde, wás er al voor vastgezet.

Het zou, zélfs nog in 1952, de hoog gedecoreerde oorlogsheld Alan Turing (1912-1954) overkomen. Alan Turing was de rekenkundige die in de Tweede Wereldoorlog, met zijn ‘eerste computers’, de drijvende kracht was geweest achter het breken van de Enigma-codes van de Duitsers. Het breken van díe code kan wel eens de allerbelangrijkste oorzaak zijn geweest van het feit dat wíj nu geen Duits moeten spreken.

Alan Turing (1912-1954)

Bij het bekend worden van zijn homoseksuele instelling was de reputatie van de man gebroken. Hij kwam op straat te staan en de toegang tot de VS werd hem geweigerd. In juni 1954 pleegde Alan Turing zelfmoord.

Aan het begin van de 20ste eeuw had het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van homoseksualiteit natuurlijk een dubbele moraal. Robert Graves, de andere Britse oorlogsheld van die tijd en wereldberoemde schrijver die, volgens verschillende bronnen, zelf ook gevoelens voor dezelfde sekse kon koesteren, legde in zijn autobiografie ‘Goodbye to All That’ uit dat: ’In de Engelse scholen voor voorbereidend onderwijs en de daarop volgende, particuliere, kostscholen is romantiek, noodzakelijkerwijs, van homoseksuele aard. Het ‘andere geslacht’ is verachtelijk, en het wordt beschouwd als de onzedelijkheid zelve. Veel jongens komen nooit meer over deze perversie heen. Tegenover elke geboren homoseksueel staan ten minste tien, door het kostschoolsysteem gemaakte ‘pseudo-homo’s’ die homo bléven: negen van deze tien net zo eerzaam en kuis als ik was’.

Robert Graves (1895-1985)

Het Britse officierskorps in de Eerste Wereldoorlog werd vooral uit deze jongens gerekruteerd. Dat ze dus rechtstreeks van de ene mannenwereld in de andere vielen zal de door Graves beschreven toestanden alleen maar in stand hebben gehouden.

Ook in ‘Forgotten Voices of the Somme’ komt dit aan de orde: korporaal Tommy Keele van het 11e bataljon, Middlesex Regiment vertelde over hoe hij het bed deelde met een kapelmeester, net terug uit de loopgraven. Hij zei: ‘t zal in de derde nacht geweest zijn dat ik wakker werd van een vreemde, zachte beweging over mijn billen. Ik dacht, wel hij droomt dus duwde ik zijn hand wat weg en viel weer in slaap. Wat later hetzelfde, wéér die hand rond mijn kont. Ik duwde zijn hand snel weg en zei: “Héb het lef niet!” Hij mompelde wat in zijn slaap, althans dat dacht ik en ik sliep weer in.

Toen ging hij verder en hij verkrachtte mij bijna. Ik draaide mij om en gaf hem een knal. Ik sloeg hem het bed uit. Ik stond op en sloeg hem met mijn vuisten waar ik hem maar kon raken. Ik beukte op zijn kop en in zijn gezicht omdat hij geprobeerd had mij te néuken.

Hij zei: “Ik zal dit rapporteren. Je komt voor de krijgsraad”. Ik zei: “Ga je gang! Jíj rapporteert dit morgen en je zal eens kijken wie er wint. Jij bent in rang de hoogste onderofficier en ik een lagere. Bruinwerken is in dit leger een misdaad waarop de doodstraf staat. Je word gefusilleerd zodra ik mijn bek opentrek dat jij mij probeerde te naaien”.

En hij heeft nooit wat gezegd, alleen dan dat hij, op weg naar zijn kwartier gestruikeld was, vandaar de schaafwonden aan één kant van zijn gezicht. Achteraf had ik eigenlijk wel medelijden met hem omdat uiteindelijk iedereen hunkerde naar sex. Er waren daar absoluut geen meiden in de buurt. Kennelijk had hij hoge nood en álles was goed genoeg. Maar als ík goed genoeg was, jammer dan, dat wílde ik niet zijn’.

De Amerikanen zouden de wetten en regels ten aanzien van homoseksualiteit, een geslachtelijke gerichtheid waarmee ze vandaag de dag nóg worstelen, juist in de Eerste Wereldoorlog in de militaire rechts- en tuchtregels invoeren.

In 1916 werden regels van kracht die sodomie tot een strafbaar feit verklaarden. Daarop stond een maximale straf van vijf jaar, verlies van soldij en oneervol ontslag. In het boek ‘Compagnie K’, van William March, doet soldaat Andrew Luton, ná de wapenstilstand, verslag van de zaken die de militaire rechtbank nog afhandelt: ‘…daarna hadden we op de donderdag en de vrijdag echt groot voorpaginanieuws. Ene sergeant Vindt en een soldaat, Neidlinger genaamd, werden ervan beschuldigd samen ‘bepaalde, ontuchtige handelingen te hebben gepleegd’. Ze werden op basis van de getuigenis van één enkele sergeant veroordeeld tot de maximumstraf die de krijgsraad kon opleggen.

Fairbrother, een echte spraakwaterval, hield opnieuw een lange speech over “…hoe Vindt en Neidlinger Amerika, zijn vlag en zijn volk te schande hadden gemaakt. Het speet hem dat de wet hem niet toestond ze als honden te laten afknallen’’. Ik schreef het allemaal op. “Ik wist niet dat zulke dingen écht bestonden’’, herhaalde hij steeds met zijn fraaie, warme stem. ‘Dan moet je bij thuiskomst je oude kindermeid daarover maar eens een paar vraagjes stellen’, dacht ik’. Het lot van veteranen die iets soortgelijks is overkomen is natuurlijk in- en intriest. Je hebt eerst de loopgraven overleefd en vervolgens word je te schande gemaakt vanwege je seksuele voorkeur. Je hebt gestreden voor een land dat wetten hanteert met behulp waarvan het je kan opsluiten vanwege je seksuele geaardheid en om wat je in je slaapkamer doet.

 
Gevolgen van seksuele escapades na de oorlog
De seksuele escapades van de hetero veteranen hadden, ook ná de oorlog, nog zo hun gevolgen. Vele kwamen terug met soa’s, opgelopen in de frontbordelen.

Uit nieuw Frans onderzoek blijkt, dat de terugval in de bevolkingsgroei niet zozeer te maken had met het gemis van de vele mannen/echtgenoten. Neen. Deze onvruchtbaarheid had alles te maken met de door echtgenotes opgelopen syfilisbesmetting middels hún veteranen.

Ook zijn er ontelbaar veel gevallen geweest van onherstelbare impotentie door oorlogspsychosen. Veel veteranen moesten, terwijl ze nog zeer jong waren en hun partnerkeuze eigenlijk nog moest beginnen, onder ogen zien dat ze, door opgelopen verminkingen, uiterst onaantrekkelijk waren geworden.

Weer andere moesten eraan wennen dat, vanwege een opgelopen handicap, seks nooit meer was als voorheen. Voor een niet gering aantal teruggekeerde militairen was het vreemdgaan van de vrouwen thuis reden voor het verbreken van de relatie. Dit leidde vervolgens vaak tot ontsporingen zoals dakloosheid, drugsverslaving, dronkenschap en/of zelfmoord.

Het plaatje van de naoorlogse veteraan zag er helaas te vaak uit zoals verbeeld op doeken van Max Beckmann, George Grosz en Otto Dix: drinkende oorlogsinvaliden omringd door afzichtelijke prostituees. De klap van Ecksteins’ ‘stormram’ zou nog heel lang nadreunen.

Hierin was de Eerste Wereldoorlog niet uniek. Seks heeft altijd al alles met oorlog te maken en oorlog alles met seks. Volgens de auteurs van Sex and War: ‘How Biology Explains Warfare and Terrorism and Offers a Path to a Safer World’, van de schrijvers Malcolm Potts en Thomas Hayden van het Woodrow Wilson International Center, is het ultieme massavernietigingswapen de testosteronmolecuul.

Martin van Creveld, de Israëlische wetenschapper zegt het iets simpeler: ‘De werkelijke reden dat er oorlog bestaat is, dat mannen van oorlog houden en vrouwen van krijgers’.
 
En dan kruipt er een Oostenrijkse korporaal uit de loopgraven die óók nog ‘een seksueel probleempje’ heeft. Niemand begreep ooit welk precies, maar dat het hier geen ‘mainstream sekswensen’ betroffen moge duidelijk zijn. Wat volgde weten we.

Vertalingen citaten van het oorspronkelijk: Huib Steketee Hzn.
Research illustraties: Marius van Leeuwen

© Gielt Algra - 2010. Voor gehele of gedeeltelijke overname is daarom uitdrukkelijk toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel werd eerder, onder dezelfde titel, geplaatst in De Groote Oorlog (maart 2010), het huisorgaan van de Western Front Associatie Nederland.

naar homepage


eXTReMe Tracker