naar homepage


Propaganda in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog

door Vincent Kremers

Tijdens de Eerste Wereldoorlog hebben de oorlogvoerende landen op vele manieren hun best gedaan om in de neutrale wereld begrip te wekken voor hun zaak. Dit was dus propaganda, berichtgeving met een schijn van objectiviteit, waarbij het goede van de ene partij het moet winnen van het slechte van de tegenstander. Dat heet nu ook wel public relations.

Inhoudsopgave
Propaganda in het neutrale Nederland
De publieke mening in Nederland
Het Duitse propaganda-apparaat
Het Britse propaganda-apparaat
Propaganda bij de geschreven pers
Effect van de propaganda verminderd
Berichtgeving over België

 Propaganda in het neutrale Nederland
De Nederlandse pers was pas in de twintigste eeuw het massapubliek gaan bereiken. Voordien maakte het in 1869 afgeschafte dagbladzegel de kranten voor velen te duur. Ook was inmiddels het volk meer geletterd geworden. Toen er meer kranten werden gelezen kwamen er vanzelf beter betaalde redacteuren van hogere kwaliteit.

In 1914 heeft onze regering geen perscensuur ingesteld – in Nederland werd alleen verdachte internationale post door de censuur geopend – wel werd de redacteuren verzocht zich terughoudend op te stellen bij de berichtgeving over de oorlog. Wie te ver ging liep kans op vervolging op grond van de artikelen 98 en 100 van het Wetboek van Strafrecht betreffende staatsgeheimen en het in gevaar brengen van onze neutraliteit.

Het dagblad dat zich het minst stoorde aan deze richtlijn was De Telegraaf, dat al vanaf 1902 sensationeel nieuws bracht. Vanaf augustus 1914 was de toon van dit blad pro-Brits en dus anti-Duits. Al snel werd de pro Duitse correspondent uit Berlijn teruggeroepen; hij werd redacteur binnenland en al gauw daarna ontslagen.

In juni 1916 werd hoofdredacteur Schroeder van De Telegraaf gearresteerd omdat hij had geschreven over gewetenloze schurken in het centrum van Europa, die onschadelijk moesten worden gemaakt. Hiermee had hij opzettelijk onze neutraliteit in gevaar gebracht. Vrijgelaten na 27 dagen werd hij vier maanden later toch vrijgesproken.

Hetzelfde gebeurde toen hij enige tijd later in een artikel de smokkelhandel over de Duitse grens aan de kaak had gesteld. In al die jaren verschenen in deze krant anti-Duitse karikaturen van Louis Ramaekers, die vaak werden overgenomen in de Britse pers. In 1916 werd hij ook nog benoemd tot ridder in het Franse Legioen van Eer.

Het is nooit aangetoond dat De Telegraaf Brits geld zou hebben aangenomen. De pro Britse houding zou zijn ingegeven door de financiële belangen van de aandeelhouders en de positie van Shell. In gebieden waar de Staat van Beleg was afgekondigd kon strenger tegen de pers worden opgetreden, meestal in de vorm van een waarschuwing.

Eens werd een Eindhovens blad voor zes dagen geschorst na te hebben bericht dat de Duitse marine in Zeeland zes vissersschepen in de grond had geboord. Overigens hadden toen al 88 Nederlandse zeeschepen hetzelfde lot ondergaan.

Van de Nieuwe Rotterdamsche Courant hebben twee topfiguren in die tijd wel Duits geld aangenomen. Dit blad werd wel pro-Duits genoemd maar de berichtgeving was veel evenwichtiger dan die in De Telegraaf. Tijdens de oorlog mocht het ook worden verkocht in België.

Toen de Lusitania was getorpedeerd in mei 1915 werd hiertegen door de NRC geen protest uitgesproken. De Duitsers hadden immers in de Amerikaanse pers bekendgemaakt dat het schip op deze reis gevaar liep vanwege verdachte lading dat het zou vervoeren.
  
Anti Duitse tekening, Onze lieve Meer(min), van Piet van der Hem
verschenen in De Nieuwe Amsterdammer 25 maart 1916.

De Limburger Koerier werd ook verkocht in België maar die deed het anders en wel met verschillende edities. Op 26 mei 1917 kregen de Belgen te lezen dat er aan het Isonzo-front 5.900 Italianen krijgsgevangen waren gemaakt door de Oostenrijkers terwijl de Nederlandse editie van diezelfde dag meldde dat zojuist de Italianen 9.000 Oostenrijkers krijgsgevangen hadden gemaakt.

Anders lag het met De Toekomst, een in 1914 opgericht blad dat om de veertien dagen uitkwam, later een maandblad werd om ten slotte op onregelmatige tijden te verschijnen. Deze publicatie was op Nederlands initiatief opgericht en heeft er nooit een geheim van gemaakt dat het in het belang van ons land was om Duitsland te steunen: ‘Pas als Duitsland de oorlog wint komt er rust in Europa’.

Men wilde doen uitkomen dat er ‘ook Nederlanders zijn die de Duitsers niet haten’. Duitsland had geen plannen om Nederland in te lijven, de bezetting van België was een Kriegsnotwendigkeit. Hadden niet de Britten het neutrale Griekse eiland Lemnos bezet en gebruikt als basis voor operaties op het schiereiland Gallipoli? Er werd echter niet bij vermeld dat de regering van het toen nog neutrale Griekenland voor dit gebruik toestemming had verleend.

De Toekomst ondersteunde ook de Duitse Flamenpolitiek en het pro-Duitse streven van dominee Domela Nieuwenhuis in Gent. Duitse agenten bemoeiden zich niet met de redactie van De Toekomst. Wel kochten zij de helft van de oplage van 2.500 exemplaren op voor verspreiding in België, betaalden zij voor de verzending naar Nederlands-Indië en had het blad advertenties van Duitse bedrijven. Maar toen in mei 1940 de Duitsers Nederland hadden bezet verloor de toenmalige hoofdredacteur zijn geloof in de Duitse zaak.

De inhoud van De Toekomst bleef in ons land niet onbestreden. De journalist L. Mokveld, die in augustus en september 1914 fietsend door Wallonië had gezien wat daar door de Duitsers was bedreven, schreef een brochure getiteld ‘De Toekomst, Duitse propaganda onder Nederlandse vlag’.
  
 
De publieke mening in Nederland
Hoe lag het met de openbare mening van ons volk? Grosso modo gingen de oorlogvoerende staten ervan uit dat Rotterdam vanwege de economische vervlechting met Duitsland wel pro Duits zou zijn en Amsterdam wegens financiële belangen pro-Brits.

De gegoede middenstand, met vooral in Duitsland zakelijke belangen, gold ook als pro-Duits, al was het maar dat men niet op een Duitse zwarte lijst wilde terecht komen en dit gold ook voor onze land- en tuinbouw, die danig profiteerden van de toegenomen export naar het oosten. De academische wereld was sterk op Duitsland georiënteerd, 60% van de gebruikte studieboeken waren Duits.
   
Tekening van Louis Raemaekers op de omslag van het prentenalbum
Het Topppunt der beschaving, uitgave Elseviers 1915.

Het Nederlandse officierskorps had overwegend bewondering voor het Pruisische militarisme maar dat gold niet voor de lagere rangen. Ook eenvoudige arbeiders zouden niet veel voor Duitsland voelen. In zijn memoires schrijft de Duitse Kronprinz Friedrich Wilhelm: ‘Wat de Entente met behulp van haar leugenpers en haar agenten er vier jaar lang bij de goede mensen had ingehamerd zat nog stevig in de hoofden van de Wieringers’.

De Boerenoorlog (1899-1902) had in ons land sporen nagelaten die geen plaats lieten voor waardering van het Britse rijk. En ook de blokkademaatregelen tegen onze overzeese handel waren evenmin populair maar dat maakte de algemene stemming niet anti-Brits.
Wat de oorlog zelf betreft bestond er meer waardering voor de Fransen, die in 1914 het leeuwendeel van de gevechten moesten ondergaan en leveren. Het meeste oorlogsnieuws kwam van de buitenlandse persagentschappen Reuter, Wolff en Havas. Daarnaast leverden deze landen zelf aanvullende informatie en propaganda.
 
 
Het Duitse propaganda-apparaat
In 1914 bezaten de belligerenten zeker nog geen propaganda-apparaat zoals dat van Goebbels in de jaren dertig. Bismarck had in zijn tijd al wel een Presseamt opgericht. In 1914 was aan het Auswärtiges Amt – Ministerie van Buitenlandse Zaken – een Zentralstelle für Auslandsdienst opgericht. In mei 1915 kwam er in Den Haag een Ausland Hilfstelle met 20 medewerkers onder leiding van de militair attaché.

Deze dienst verspreidde Duits-vriendelijke teksten en stuurde regelmatig Stimmungsberichte naar Berlijn. In het algemeen werd de Duitse propaganda weinig subtiel gevonden. Duitsland had in zoverre wel een propagandavoordeel door het feit dat Duitse kranten ongecensureerd snel en onbeperkt in Nederland konden worden verkocht. Britse en Franse bladen waren hier pas enkele dagen na verschijning verkrijgbaar.
  
Tekening van Albert Hahn voor de Notenkraker van 25 maart 1916.
In de schaduw op de muur is duidelijk de Duitse helm met piek te herkennen.

De Duitsers lieten veel drukwerk uitgeven door van Langenhuysen in Amsterdam. Van de uitgegeven boeken vermeld ik dat van kapitein Lauterbach en zijn expeditie naar Afghanistan Das Verschlossene Land. Ten Have in Amsterdam publiceerde Zeppelintochten boven Engeland, Oorlogsdagboek van de U 202,    De avonturen van de vliegenier van Tsing Tao, 300.000 Ton tot Zinken Gebracht en De twee Möwe Tochten.

De Politieke Bibliotheek van Bootsma te ‘s-Gravenhage verkocht pamfletten van al tien cent met titels als, Engels Barbarisme, Britsch Indië onder het Engelsche Juk, De Duitsche Kampen voor Krijgsgevangenen en Het Dooden van Weerlooze Krijgsgevangenen door de Engelschen.

Van de Franse publicaties vermeld ik La Vitalité Française pendant la Guerre en Pour mieux juger les Allemands. Er zal veel meer geweest zijn maar ik beperk me tot enkele titels die ik vond. Zo te oordelen lijken mij de Duitse titels interessanter dan de andere.

Het Britse propaganda-apparaat
De Britse oorlogspropaganda was meer gericht op de Verenigde Staten dan op de neutrale staten in Europa. In Londen was in eerste instantie het Foreign Office News Department actief. Bekende auteurs werd verzocht in eigen woorden artikelen te schrijven, die de oorlogsinspanning ondersteunden.
Naast deze intellectuele benadering werd in Wellington House, onder invloed van de persbaronnen Beaverbrook en Northcliffe, een organisatie opgezet die meer op de massa was gericht. Het betrof hier niet alleen propaganda naar het buitenland maar ook, na enige tijd, de bestrijding van oorlogsmoeheid in eigen land.

Naar buiten was het persbureau Reuter een effectieve Britse propagandist met zijn objectief aandoende berichtgeving. Het Britse consulaat-generaal in Rotterdam was voor propaganda een belangrijke basis die regelmatig bulletins uitgaf. In december had deze een Nederlands bedrijf gekocht dat in ons land 17 kiosken exploiteerde waar veel Brits en natuurlijk geen Duits materiaal over de toonbank ging.
 
 
Propaganda bij de geschreven pers
Oorlogsjournalisten konden onder begeleiding de oorlogsfronten bezoeken. Zij voelden zich onvrij en hun frontberichten werden gecensureerd zodat ze soms onherkenbaar werden. Hier zat dus niet veel propaganda in, het werd wel eens een roemloos tijdverdrijf genoemd. Van zijn kant zocht en vond onze legerleiding goede journalisten die niet alleen het algemene nieuws brachten maar die ook nadere gegevens over de strijdende legers konden verzamelen.
 
Een van hen was Marcus van Blankenstein. Verder werd de officier Jan Fabius met speciaal verlof naar Oostenrijk gestuurd en de leraar Louis Grondijs naar het Russische front. Deze schreef ook voor de Daily Telegraph,L’Illustration en Chicago Daily News. In 1919 was hij in Frans uniform werkzaam bij admiraal Kolchak in Omsk.

Omdat het lastig was om in de geschreven pers al te duidelijke standpunten in te nemen kwam er veel oorlogsnieuws in geïllustreerde bladen zoals De Oorlog in Beeld dat veel gratis fotomateriaal ontving. Het kwam wel voor dat die foto's bewerkt en geretoucheerd waren.

Ook De Prins der Geïllustreerde Bladen werd veel verkocht. Eind 1916 waren er door de Britten wel 75 Nederlandstalige publicaties in oplagen van 2.500 exemplaren deels gratis verspreid. Brieven uit Berlijn, van ambassadeur Goschen over een geheime vereniging die al begin 1914 was opgericht om de buitenlandse pers te beïnvloeden was er een van.

Verder The War Pictorial met teksten in Duits, Nederlands, Deens en Zweeds, alsmede, Papierfetzen, Deutsche Bekanntmachungen in België en Noord Frankrijk, een verzameling van affiches en een verhaal over de verrichtingen van de zeppelins in Engeland, geschreven door een Zweed.
 
 
Effect van de propaganda verminderd
Toen in de loop der jaren het effect van de propaganda van de oorlogvoerende partijen achteruit liep, onder meer omdat er weinig militaire successen te melden waren, werd hun zwaartepunt verlegd naar het bewerken van de opinie bij legers en bevolking van de vijand. Hiermee hadden de Britten meer succes dan hun tegenstanders .

Propaganda werd daarom ook verspreid via bioscopen, ook in Nederland. Omdat het aantal geïmporteerde speelfilms na het uitbreken van de oorlog afnam maakte de Nederlandse film een kans; met bescheiden middelen kwamen toneelachtige producties tot stand.

Onze bioscopen zorgden ervoor dat zij evenveel filmjournaal van de Centralen als van de Entente brachten, voorafgegaan door een tekst die het propaganda-element moest verzwakken. De Britse film over de slag aan de Somme viel slecht en was te lang. De Duitsers ontdekten dat hun films niet te veel geweld moesten tonen. De Pathé theaters waren Frans en de Duitsers kochten in Amsterdam enkele grote bioscopen op.

Berichtgeving over België
Tijdens de Eerste Wereldoorlog namen de Belgen een grote plaats in in het wel en wee van ons land. De een miljoen vluchtelingen en de meer dan 30.000 geïnterneerde militairen kregen grote aandacht en sympathie. De Nederlandse pers deed op beheerste wijze verslag van het vele kwaad dat de oprukkende Duitsers hadden toegebracht aan de burgerbevolking in Oost-België.

Het Belgische gezantschap in Den Haag verspreidde al snel het officiële Belgische antwoord op het Witboek van de Duitsers, die daarin de plaatsgevonden represailles en vernietigingen toeschreven aan het optreden van Belgische franc-tireurs. België ontkende alle aantijgingen en sprak deze tegen. De met hoge hoeden uitgeruste Burgerwacht, alias Garde Civique, had niet aan gevechten deelgenomen en alleen de orde gehandhaafd.

Nog voordat de hoofdstad Brussel had gecapituleerd was dit korps officieel ontbonden en naar huis gestuurd. Ook een brief van het Belgisch episcopaat aan het Duitse werd gepubliceerd. Aanleiding was een telegram van augustus 1914 van de abt van Maria-Lerch aan de primaat van België. Hierin smeekte hij de kardinaal om bescherming van Duitse soldaten tegen de martelingen door het Belgische volk. Het antwoord op dit telegram loog er niet om en vermeldde uitgebreid wat er allemaal wel was gebeurd.

Al snel kwam in ons land naast het gezantschap het Comité Belge Terwagne tot stand, later geheten Office Belge, patrie et liberté. In Vlissingen ontstond een Belgische Vaderlandsche Bond, ‘Herdenken om te strijden’, die er later een monument heeft opgericht.
     
Tekening van Louis Raemaekers uit 1914.

In Amsterdam verscheen van oktober 1914 tot december 1918 het dagblad L’Echo Belge. Ik vermeldde al dat in Maastricht De Limburger Koerier een aparte editie voor België uitgaf. Ook hadden daar Luikse journalisten het dagblad Les Nouvelles opgericht, dat uiteraard in België niet officieel kon worden verspreid. Er ontwikkelden zich natuurlijk ook Vlaamse activiteiten.

De door de Duitse bezetter ondernomen initiatieven om actief Vlaamse belangen te ondersteunen konden, vanzelfsprekend, de Vlamingen in Nederland niet onberoerd laten. Zoals ik al vermeldde nam het pro-Duitse tijdschrift De Toekomst het voor hen op.

Er is in die tijd veel Vlaams drukwerk in ons land gepubliceerd. Zoals de bladen Dietsche Stemmen, Dagblad voor de Belgen, De Vlaamsche Stem en Vrij België. Het Nederlands staatkundig en letterkundig weekblad De Toorts schreef veel over de Vlaamse zaak en had ook artikelen in het Afrikaans. Van boeken vermeld ik Antwoord van een Vlaming aan Bethmann Hollweg en De Belgische Soldaat.

De hier vermelde Vlaamse geschriften en hun aanhangers volgden niet steeds dezelfde lijn als die van de Belgische regering in ballingschap in Le Havre. De oprichters van De Vlaamsche stem, dat op 1 februari 1915 begon te verschijnen, wensten naast hun trouw aan hun regering een engagement voor de ontvoogding van Vlaanderen. Er bestond wel een godsvrede om tijdens de oorlog onderlinge taalruzies te begraven maar de redactie had de indruk dat de godsvrede werd gebruikt juist om de Vlaamse zaak te bestrijden.

De redactie ontving graag als beloning voor hun trouw een toezegging tot verbetering in de toekomst. Op een telegram in die zin aan koning Albert verwees deze naar de godsvrede en overleg na afloop van de oorlog. Hierop traden enkele gematigde redacteuren af. Het blad werd kritischer op het beleid van de Belgische regering en verdween in februari 1916 wegens geldgebrek. Publicaties van de uitgeverij De Vlaamsche Boekhalle, in Leiden keerden zich tegen de pro-Duitse Vlamingen; dit bedrijf werd in de jaren ‘20 in Leuven voortgezet.

Ook veel Nederlanders hadden begrip en sympathie voor de Vlaamse zaak. Toen in 1916 de Gentse universiteit met hulp van de Duitse bezetter werd heropend met alleen onderwijs in de Nederlandse taal trok dit grote belangstelling in ons land. Veel Belgen waren verstandig genoeg om hier helemaal niet blij om te zijn.

Bij de opening waren er 43 docenten, onder wie 17 Nederlanders, maar slechts 40 studenten; eind 1917 waren dat er 371. Na de oorlog zijn er tegen betrokkenen strenge maatregelen genomen, een Nederlands docent werd bij verstek tot 5 jaar dwangarbeid veroordeeld.

Onze koningin Wilhelmina heeft ook met die Gentse universiteit van doen gehad. Op het voorstel van een Nederlandse docent werd het volgende telegram verstuurd: ‘Rector en Senaat van de Gentsche Universiteit, vergaderd ter herdenking van het honderdjarige bestaan dezer hoogeschool, gesticht door koning Willem I, betuigen wij aan Uwe Majesteit met dankbare gevoelens voor Uwer Majesteits doorluchtigen Overgrootvader hunne eerbiedige hulde’.

Na overleg met haar minister van Buitenlandse Zaken stuurde onze vorstin het volgende telegram terug: ‘Hooglijk waardeerende de gevoelens van dankbaarheid jegens wijlen Z.M.Willem I, HD Overgrootvader, waaraan uitdrukking wordt gegeven in uw telegram van 11 Nov., en de hulde daarin ook aan H.M. persoonlijk gebracht, heeft H.M. de Koningin mij opgedragen U daarvoor Haar bijzonderen dank over te brengen’. W.g. v.Geen Part.Secr.

In januari 1919 werden deze telegrammen aangehaald in het dagblad L’Indépendance Belge. De Nederlandse zaakgelastigde in Brussel tekende hierbij aan dat door de Belgische pers niets werd verzuimd om de publieke opinie tegen Nederland op te zetten en daarmee de plannen tot annexatie van Nederlands gebied te ondersteunen.

 © 2011 - Vincent Kramers. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur
Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.
Dit artikel is eerder onder dezelfde titel geplaatst in De Groote Oorlog - jaargang 17 maart 2011, huisorgaan van de WFA-Nederland met dank aan Marius van Leeuwen en Huib Steketee voor hun bereidwillige medewerking.

naar homepage


eXTReMe Tracker