|
terug
naar Gedichten
Op de oorlogsgrens
Duizende lijken, die de landen mesten,
Tienduizenden die ziek en kreupel zijn,
Veelhonderdduizend die in nood en pijn
Hun dakloos dorp of platgebrande vesten
Verlaten, 't zij beladen met de resten
Van vroegre welvaart, of - nooddruftige trein -
Met enkel 't lijf, rillend van 't koortsvenijn
Waar vuil en honger de aadren mee verpesten, -
Millioenen troostloos: vrouwen zonder man,
Kinderen zonder ouders, en de dood
Overal huivrend als een vale vogel, -
Zóó is deze oorlog. Wie ontkomen kan,
Bedreigd, of andren moordend, met de kogel,
Ziet land van bloed, van vuur de hemel rood.
Uit: Albert Verwey - Het zwaardjaar
(W. Versluys - Amsterdam - 1916)
terug
naar Gedichten
|