|
terug
naar Gedichten
In 1918 verscheen bij uitgeverij Meulenhoff te Amsterdam het boekje 'De Vlaamsche Ziel'. De ondertitel luidt: 'Sprokkelingen uit frontbrieven van het Yser-front'. Het zijn gedeelten uit briefwisselingen tussen Belgische frontsoldaten en hun 'oorlogsmeter' ('marraines en guerre'). Dit waren Vlaamsche en Nederlandse vrouwen die over het lot van de frontsoldaten ontfermden en door middel van brieven en kleine geschenken hun lot dragelijker probeerden te maken. Joh. de Maegt (verdere gegevens ontbreken) schrijft hierbij een voorwoord van zes (!) pagina's en besluit met het volgende:
..... P.S. Het is nu bijna twee uur in den nacht. En ik denk nog niet aan ruste. .... En nog trillen mijn ramen en beeft mijn deur. .... Twee uur in den nacht: ook het kanon kan geen ruste vinden. Eerst onder blijden blauwen hemel, moet Vlaanderen, moet België vrij! .....
Hij neemt daarna de vrijheid zelf een gedicht te componeren getiteld:
De IJzer
Eerbiedig opgedragen aan Z. M. Koning Albert
Ik weet een klein, een klein Rivierken,
Rivierken in het Vlaamsche Land:
't Is krom en slom, maar wijkt geen zierken
Hoe 't aan zijn oevers spookt en brandt.
Het komt voor eigen Vrijheid uit:
't Rivierken weert, 't Rivierken stuit
Den vloed van vuur, van grauw venijn
Der duivels van den Rijn.
Dat klein Rivierken is zoo
Hoezee! 't Rivierken is de IJzer!
Ik weet een klein, een klein Soldaatken,
Soldaatken in het droeve oord...
't Rivierken is zijn trouwe maatken;
Soldaatken wordt het hart doorboord...
Rioeit op zijn graf een bloemken teer,
Soldaatken leeft in 't bloemken weer,
En brengt zijn Landjen nog een groet
Met 't bloemken van zijn bloed.
Dat klein Soldaatken is zoo groot!
Hoezee! 't Soldaatken van den IJzer l
Ik weet een Koning van klein Landje,
Ik weet een kleine Koningin.
Hun beeltnis straalt er op elk santje,
En 't santje straalt elk harte in...
De Koning en zijn Vrouwelijn,
Ze waken bij 't Rivierken klein,
Ze waken met 't Soldaatken mijn ..,
En als hij valt, ze planten 't kruis,
En weenen stil in 't Duinenhuis,
En plukken later 't Bloemken rein,
En vlechten 't Bloemken rood en schoon
In eene wondre Vrijheidskroon:
Voor 't Land, als 't Land weer vrij zal zijn!
Die Koning en die Koningin! Wat zijn ze groot!
Hoezee! de Vorsten van den IJzer!
Joh. De Maegt - Juni 1918.
Overgenomen uit: 'De Vlaamsche Ziel' - 'Brieven van het Yser-front'. (Uitgeverij Meulenhoff - Amsterdam - 1918)
terug
naar Gedichten
|