terug naar Gedichten


Reims 1917

Wat hangt gij, Drager Aller Schuld,
Verstard, versteend in uw geduld,
Gekruist, doorschoten!
De heiden joeg met pin en speer
Naar uw mismaking niet zoo zeer,
Als uw zeloten.

Wat smart gij in de puinen, Heer,
Van uw geschonden kerk en leer:
"Koning der Joden!"
De heidensche verdorvenheid
Heeft slechts den edik u bereid
En aangeboden.

Begast, geblakerd en verteerd,
Gehoond, verpuind, gebombardeerd
In uwe woning...
De heiden dreef een milder spot
Met den Verlosser, Zoon van God,
En Opperkoning.


Uit: Willem van Iependaal (1891-1970) - Over de leuning en langs de kaai
(Amsterdam - Querido, 1934)

Van Iependaal, wiens echte naam Willem van der Kulk was, nam als vrijwilliger dienst in het Engelse leger en vocht in de loopgraven van Vlaanderen. Dit kostte hem het Nederlanderschap, dat hij pas in 1954 terugkreeg wegens zijn rol in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog!

(Ingezonden door Rob Kammelar (kammelar@tebenet.nl) die bezig is met een studie naar het werk van de socialistische dichter
Jan W. Jacobs (1895-1967).


terug naar Gedichten