Op 11 november
1918 kwam een einde aan de Eerste Wereldoorlog. In Frankrijk
en Engeland wordt het handjevol veteranen dat nog leeft
ieder jaar in het zonnetje gezet. In Duitsland niet. Robert
Meier is 109 jaar en was soldaat in twee wereldoorlogen.
‘De jaren beginnen nu toch wel te tellen’, zegt Robert
Meier. De 109-jarige maakt geen grapje. Hij staat op uit
zijn stoel en bij het raam wijst hij naar de tuin. ‘Toen ik
104 was heb ik er voor het laatst in gewerkt. Tja, je wordt
toch ouder’, zegt hij schaterlachend.
|
Robert
Meier is 109 jaar oud en heeft beide wereldoorlogen
meegemaakt. |
Robert Meier is de oudste man
van Duitsland. In de Eerste Wereldoorlog raakte hij gewond
en in de Tweede werd hij gevangen genomen door de Russen.
Sinds 1952 woont hij in Witten, vlakbij Dortmund. Vanaf zijn
honderdste verjaardag schenkt de buurt hem ieder jaar een
groot feest.
‘Ik heb een vriendin en die is pas 42’, lacht Meier. ‘We
spelen altijd mens-erger-je-niet’, vertelt hij. Als er dan
ook nog een stuk chocola en Beierse blaasmuziek bij komt, is
het feest voor hem compleet. Het erelid van de
socialistische SPD geniet van zijn oude dag.
Meier woont nog steeds op zichzelf. Een driekamerwoning,
twee hoog. De trap kan hij zelf op en af. Hij zorgt ook voor
zijn eigen eten. ‘Havermout, iedere dag. In een zwart
pannetje, stamt nog uit de oorlog.’ Zoon Heinz, ook al 70,
maar net als zijn vader kerngezond, vraagt nog even uit
welke oorlog. ‘De tweede natuurlijk’, zegt hij met
verontwaardiging over het gebrek aan kennis bij de ‘jeugd’.
Meier werd in 1897 in de Oekraïne geboren. Zijn Duitse
ouders sloegen op de vlucht voor de Bolsjewisten toen hij 9
was. Ze keerden terug naar Duitsland. ‘De Oekraïne was mooi,
de ruimte en de beesten die we hadden. En op het land
groeide alles wat we nodig hadden.’ Bij het uitbreken van de
Eerste Wereldoorlog in 1914 moest de toen 18-jarige Robert
onder de wapenen.
Inmiddels behoort hij, voorzover bekend, tot de laatste zes
Duitse veteranen die nog leven. In Frankrijk en Engeland
worden deze oud-strijders ieder jaar gevierd als helden van
de natie. In Duitsland niet, het land was tot tweemaal toe
de agressor. ‘Wij wilden het ook niet, maar we zijn nou
eenmaal twee keer mee de oorlog in getrokken’, zegt zoon
Heinz.
Pa glundert als hij aan het begin van de vorige eeuw
terugdenkt. ‘Ik heb de Keizer nog gezien’, roept hij
enthousiast uit. ‘Dat was echt de mooiste tijd.’ Na een
korte stilte: ‘Later werd het ook een moeilijke tijd.’ Maar
van somberen houdt hij niet en begint te zingen: ‘De Keizer
is een lieve man - hij woont in Berlijn. Als het niet zo zou
zijn - ging ik er naar toe.’ Zoon Heinz kijkt verbaasd op.
‘Dat heb ik hem nog nooit horen zingen. Zo af en toe komt er
weer iets boven.’
Hoewel Meier kerngezond is en ook geestelijk fit, is het
niet eenvoudig zijn hele leven langs te lopen. ‘Ach, ach,
ach, wat ik allemaal heb meegemaakt’, zegt hij dan. ‘Gewond
in de Eerste Wereldoorlog, een kogel in mijn knie. In
Frankrijk. In de Tweede Wereldoorlog was ik aan het
Oostfront. Maar toen heb ik niet gevochten, ik verzorgde de
aanvoer van munitie, kleding, voedsel. Aan het eind hebben
de Russen me gepakt. In ’47 kwam ik vrij. Ik heb ze gehaat.
Mens, wat was ik blij toen de Muur viel.’
Geen prettige herinneringen, maar zijn gezicht blijft
lachen. Alsof hij getuige is geweest van de grootste
feesteeuw die Europa ooit heeft gekend. ‘Kom, we drinken een
borrel.’ Als zoon Heinz de glaasjes heeft gevuld, slaat pa
de ‘Schnaps’ in één keer achterover. En begint trots te
vertellen over de buikdanseressen die ieder jaar zijn
verjaardagfeestje opluisteren.
Zoon Heinz: ‘Pa is niet weg te slaan bij de dames. Toen hij
100 werd, heeft ie nog rock ’n roll gedanst met de
buurvrouw. En in de zomer staat hij hele dagen voor de deur.
Alles wat een rokje draagt, krijgt een vriendelijke groet.
En ze zwaaien allemaal terug. Zijn laatste jaren zijn denk
ik zijn beste jaren.’
(Bron: Provinciale Zeeuwse Courant - Achille Prick – 11
november 2006)
|