|
Camouflage: kleding in modderkleur en geruite schepen
door Gerhard
Haneveld |
|
Het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum levert tegenwoordig brilmonturen in camouflage kleuren af. Moeten die passen bij het huidige uniform of bereikt daarmee de militair het summum van onzichtbaarheid? Maar wat is camouflage eigenlijk?
Het woord camouflage stamde uit het Frans en betekende daar opmaken voor het toneel. In de Eerste Wereldoorlog werd het woord ook voor het krijgstoneel gebruikt waar het de betekenis van onzichtbaar of onherkenbaar maken kreeg. In de natuur was zoiets allang bekend, al bestond daarvoor het
Engelse mimicry. Zo hebben sommige gekko’s een huid die een sterke gelijkenis met boomschors heeft en ze vallen daarom niet op als ze klimmen in een boom. In de woestijn komen slangen met een grijs bruine schutkleur voor waardoor zij tegen de zandige achtergrond nauwelijks te onderscheiden zijn.
Het beste voorbeeld is natuurlijk de kameleon, waarbij de huidkleur zich niet alleen aanpast aan licht of donker maar zelfs aan de kleur van de achtergrond waarop zij zich bevindt. Ook de poolvos en de hermelijn passen zich aan de omgeving aan. Tegen de winter verandert hun vacht van bruin naar wit. Bij deze kleurveranderingen speelt het zonlicht dat via de ogen verschillende hormonen activeert een essentiële rol. Dergelijke natuurlijke aanpassingen aan de achtergrond die volkomen onbewust verlopen, waren voor de biologen natuurlijk interessant.
Een van de eersten die hier aandacht aan besteedde was de Amerikaanse schilder en natuurliefhebber Abbott H. Thayer die hierover
al voor de Eerste Wereldoorlog een fraai boek Concealing Coloration in the Animal Kingdom
schreef. Een andere Schotse bioloog, John Graham Kerr, die tijdens zijn vele reizen eveneens allerlei voorbeelden van dierlijke schutkleuren had bestudeerd, attendeerde in 1914 na de officiële wederopening van het Kaiser Wilhelm Kanaal in Kiel, de Admirality op het feit dat alle Duitse oorlogsschepen grijs geschilderd waren, de Britse oorlogschepen echter waren zwart. Op zee vielen die dan ook van grote afstand op.
Het Britse leger had al veel eerder pogingen ondernomen om niet op te vallen in de strijd. Aan het begin van de oorlog in Afghanistan (1880) waren de Britse troepen met stevige witkatoenen (serge) uniformen uitgerust. Die konden de vijand echter van grote afstand zien. Als reactie gingen de Britten hun witte kleren kleuren met thee zodat ze dezelfde tint kregen als de woestijn. Dit heeft tot de naam khaki geleid. Het Indische (Urdu) woord kha betekent namelijk stoffig of modderkleur. Vele jaren daarna droegen de Britse troepen in de Oost dergelijke khaki uniformen, waarschijnlijk ook omdat die makkelijker zaten dan de blauwe, wollen uniformen van weleer.
Tijdens de Russisch Japanse oorlog 1904-1905 waren de Japanse troepen eveneens in dikke serge uniformen gekleed, maar die waren geelgroen van kleur, zodat zij in het Mantsjoerijse landschap minder op zouden vallen. Pas in en na de Tweede Wereldoorlog verscheen op grote schaal de bekende, in grove groene, bruine en grijze vlekken uitgevoerde camouflage stof. Veel interessanter dan deze schutkleuren of mimicry waren de optische illusies waardoor tegenstanders in de war werden gebracht.
Gezichtsbedrog. Toen de reeds vermelde onderzoeker John Kerr (later Sir John Kerr) had gesignaleerd hoe opvallend in volle zee de Britse oorlogschepen zouden zijn, was de interesse van de Admirality nihil. Daarop ging Kerr zelf proeven doen, onder andere door witte vlakken aan te brengen op een lichtgrijs geschilderd schip. Het bleek hem echter al spoedig dat door beschilderingen een schip nooit geheel onzichtbaar te maken was. Die conclusie werd ook gedeeld door de bekende Britse zeeschilder Norman Wilkinson die meende dat door gebruikmaking van kleuren, strepen en onregelmatige vlakken een schip wel minder herkenbaar zou kunnen zijn.
Door bijvoorbeeld zware accenten op het voorste gedeelte van het schip en met kleinere zwarte plekken meer achteruit, ‘ brak’ de aanblik van het schip. Een schip dat was beschilderd met zwart witte ruiten die achterwaarts steeds kleiner werden, gaven de illusie van een nadering. Wilkinson vond met zijn
dazzle paintings bij de Admirality echter wel een willig oor. Hij kreeg tenminste opdracht kleurschema’s te ontwerpen om oorlogs- en vrachtschepen te beschilderen.
Hij pakte die opdracht zeer systematisch aan. Eerst werden in een atelier verschillende verkleinde scheepsmodellen beschilderd in een bepaald patroon, waarna die modellen tegen variabele achtergronden van natuurgetrouwe wolkenluchten en zeegezichten werden neergezet. Het effect werd bekeken door een onderzeebootperiscoop. Door het gebruik van afwasbare verf konden steeds andere kleuren en vormen worden beproefd.
De uiteindelijk beste resultaten werden op een tekening van een scheepsprofiel met een schaal 1:16 overgebracht en toegezonden aan de betrokken marinecommandant die dan opdracht gaf zijn schip te beschilderen volgens het vastgestelde kleurpatroon. Meer dan honderd ontwerpen voor zulke beschilderingen rolden uit het atelier.
Eerst waren deze meer ritmisch, 'vorticistisch' gestructureerd maar later werden bekende optische illusietechnieken toegepast. Dat wil zeggen dat bepaalde contrasten aanleiding gaven tot valse beelden. Sommige figuren worden door het oog van de waarnemer onbewust verkeerd geďnterpreteerd. Deze vormen van ‘gezichtsbedrog’ werden door de psychologen diepgaand bestudeerd, maar na de Eerste Wereldoorlog ging het belang van schutkleuren en illusies geleidelijk aan achteruit. Tenminste bij de vloot. Door de ontwikkeling van de radar worden vijandelijke schepen thans niet meer met zeekijkers maar op het radarscherm opgespoord. Dankzij moderne Stealth technieken die bij de bouw van marineschepen worden toegepast, worden thans de radarsignalen enigermate afgeleid maar camouflage is dat in feite niet.
Een recente ontwikkeling in de textielfabricage die echter nog in den kinderschoenen staat, is een camouflage stof die de kleur kan aannemen van de achtergrond. Hiermee keren de legers dan weer terug in het dierenrijk naar de kameleon.
Bron: Zorgwaarts - juni 2004
|
|
|