Alfred Anderson, een van de laatst levende van de WO1-veteranen, is op 109-jarige leeftijd in een verzorgingshuis in zijn slaap overleden. Hij diende in het 5e Bataljon van The Black Watch en was de laatste getuige van de ‘Christmas Truce’. Dit ‘kerstbestand’ vond plaats tijdens de Kerstdagen van 1914, toen Duitse en Britse troepen uit hun loopgraven kwamen om elkaar in de modder van Noord-Frankrijk en België, tijdens een opmerkelijke verbroedering in niemandsland de hand te schudden.
Anderson, geboren in 1896, diende in 1914 als 18-jarige beroepsmilitair in het Britse leger en werd naar het Westelijk Front gestuurd. Hij was erbij toen op kerstochtend 1914 vanaf de Duitse zijde het Stille Nacht, Heilige Nacht klonk. Toen het lied beëindigd was, stapte een Duitse soldaat het niemandsland in. 'Merry Christmas', riep hij, 'We not shoot. You not shoot.' Daarna zwegen de kanonnen en geweren.
"We schreeuwden 'gelukkig kerstfeest', hoewel niemand zich gelukkig voelde", vertelde Anderson vorig jaar in een interview. Na maanden in de loopgraven met het geluid van fluitende kogels, ratelende machinegeweren en verre Duitse stemmen voortdurend op de achtergrond, was het plotseling stil, griezelig stil zelfs, herinnerde Anderson zich. 'Het was een spookachtige stilte', vertelde Anderson dit jaar in het boek Last Post: The Final Words Front Our First World War Soldiers. 'Alle explosies stopten. We stonden stil en dachten aan onze maten die gesneuveld waren en aan onze families thuis. We hadden twee maanden geweerschoten gehoord, soms Duitse stemmen, maar nu was het overal stil.'
Dit onofficiële Kerstbestand was het begin van een spontaan wapenstilstand, die zich verspreidde over het meer dan 700 kilometer lange Westelijk Front. Soldaten van beide kanten klommen uit de loopgraven, schudden elkaar de hand, maakten foto’s van elkaar, zongen samen kerstliederen en speelden hier en daar een partijtje voetbal. Duitse officieren ontvingen schonken glazen Veuve Clicquot in voor hun Britse vijanden. Op een andere plaats in het niemandsland knipte een kapper soldaten zonder te letten op wie vriend of vijand was.
Anderson vertelde later dat hij niet meedeed aan de partijtjes voetbal tussen de Britten en de Duitsers. 'We hadden geen enkele energie over om te voetballen, we waren uitgeput van de gevechten, van het leven in de loopgraven.' Hier en daar hield het kerstvrede-bestand dagenlang aan, maar Alfred Anderson hoorde de middag van eerste Kerstdag ook alweer geweervuur.
Britse en Duitse bevelhebbers vreesden dat dit soort verbroederingen een einde zouden maken aan de vechtlust van hun ondergeschikten. Dergelijke verbroederingsacties werden daarom van hogerhand officieel streng verboden. Hun vrees bleek ongegrond; de daarop volgende veldslagen zouden in totaal bijna 9.500.000 levens eisen.
Alfred Anderson raakte in 1916 gewond door granaatscherven en voor hem was de oorlog toen voorbij. Toen hij tijdens zijn herstelperiode op bezoek ging bij de familie van een vriend die naast hem in de loopgraven was gesneuveld, werd hij door diens zuster niet binnen gelaten. Toen hij naar de reden vroeg, kreeg hij als antwoord: 'Omdat jij hier bent en hij niet.' Na zijn herstel werd hij sergeant-instructeur bij het Britse leger. In 1921 nam hij ontslag uit het leger om zijn vader, die een zwakke gezondheid had, te helpen in het aannemersbedrijf in Newtyle (Schotland).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog, diende hij als sergeant in de Home Guard, leiding gevend aan het Newtyle peleton. Hij ging met pensioen toen hij 60 was en werkte in de volgende 19 jaar achtereenvolgens voor het Provinciebestuur van Dundee County en daarna voor de gemeente van Perth City.
In latere jaren sprak Anderson vaak over de schuldgevoelens die hij door het verlies van zijn vrienden en kameraden heeft gevoeld. "Ik voelde erg schuldig als ik de familie van mijn omgekomen vrienden ontmoette", zo vertelde hij vlak voor zijn dood aan het dagblad The Times. "Zij keken naar me alsof ik in de modder van Frankrijk had moeten achterblijven in plaats van hun geliefde. Ik kon het ze niet kwalijk nemen, ze waren in de rouw. Ik deel nog steeds hun verdriet en draag nog steeds dat schuldgevoel".
Alfred Anderon – d ie in 1998 de hoogste Franse onderscheiding, de Légion d'Honneur, kreeg – zei dat hij de loopgraven nooit vergeten was. Elk jaar met Kerstmis dacht hij weer terug aan die kerstdag in 1914. 'Dan denk ik aan al mijn vrienden die het niet gehaald hebben’. Kort geleden nog vertolkte hij een van de hoofdrollen in de Britse documentaire ‘The Last Tommy’, een programma over de laatste veteranen uit de Eerste Wereldoorlog. De oude veteraan zei toen: ‘Ik hoopte erop vredig te sterven, maar nu komt alles weer boven en achtervolgt het me’.
Hij trouwde in 1917 met Susanna Iddison, een kindermeisje uit Ripon, Noord Yorkshire, toen zijn regiment gestationeerd was in het nabij gelegen Catterick.
Ze kregen zes kinderen en vierden hun diamanten huwelijksfeest in 1977. Mevrouw Anderson overleed in 1979 op de leeftijd van 83 jaar. Alfred Anderson werd overleefd door vier kinderen, 10 kleinkinderen, 18 achter-kleinkinderen en twee achter-achter-kleinkinderen.
Alfred Anderson, Black Watch veteraan van de Eerste Wereldoorlog, werd geboren op 25 juni 1896. Hij overleed op 21 november 2005 op de leeftijd van 109 jaar als de oudste man van Schotland. Hij was de laatst levende drager van de Mons Star, die werd uitgereikt aan hen die vochten in wat de Duitse Keizer Wilhelm II misprijzend dat ‘contemptible little
army’ [verachtelijke kleine legertje] noemde, maar dat de Duitse opmars in 1914 tot staan wist te brengen.
Er leven nu nog, volgens de Britse krant The Guardian, in Groot-Brittannië acht oud-soldaten die de Eerste Wereldoorlog hebben meegemaakt.
Menno Wielinga
Geraadpleegde bronnen:
Volkskrant, Telegraaf, diverse Engelse bronnen op internet
|