Opvattingen over oorlog worden beïnvloed door oorlogfilms
Frank J. Wetta, co-auteur van het boek Celluloid Wars, heeft
erop gewezen dat veel soldaten hun eerste confrontatie met
het gevecht vergeleken met wat ze in films hadden gezien.
‘Het was net als in een film’, is een uitspraak die door
soldaten en veteranen regelmatig wordt gedaan.
In het verlengde daarvan modelleerden veel Amerikaanse
officieren tijdens de Vietnamoorlog hun houding en gedrag
naar het voorbeeld van John Wayne in de oorlogsfilms die zij
in hun tienerjaren hadden gezien.
Films als The Sands of Iwo Jima, waarin John Wayne de
militaire heldenrol speelt, waren vaak de enige referentie
die ze hadden. Later, in de jungle van Vietnam, zouden ze
John Wayne nogmaals aanschouwen. Ditmaal in de film The
Green Berets, die zich in een eerdere fase van 'hun eigen
oorlogje' afspeelde. Nu begrepen ze dat alleen in de film de
Vietcong in gesloten formatie op hen afkwam en dat de zon in
Vietnam in het oosten onderging.
Een verklaring voor zulk gedrag geeft Dr. David Considine
van de Apalachian State University. Hij wijst erop dat we
geneigd zijn een boodschap te geloven wanneer andere
informatiebronnen ontbreken en die boodschap telkens wordt
herhaald. Weinigen maken (gelukkig) meerdere oorlogen mee.
Het beeld dat we vormen van oorlog en wat daarbij hoort,
wordt dan ook gedeeltelijk bepaald door films over de vorige
oorlog. Daarmee is de oorlogsfilm een belangrijke bron voor
onze waarneming van en opvattingen over de oorlog.
Films over de Eerste Wereldoorlog
Martha Bayles wijst in het artikel Portraits of Mars, impact
of war films on soldiers in de Wilson Quarterly onder meer
op het verloop van de geschiedenis, het gebruik van de film
en de invloed van veteranen. Het verdwijnen van het begrip
'eer voor de strijder' in de onpersoonlijke modderpoelen van
de Eerste Wereldoorlog en de gelijktijdige opkomst van de
film, is hierbij geen toeval. De oorlogsfilm lijkt sindsdien
heen en weer te slingeren tussen de ontgoocheling van de
veteraan en de oproep de wapens loyaal op te nemen voor de
'verdediging van have en goed.'
Veteranen hebben in deze bijna honderdjarige
filmgeschiedenis op alle fronten een belangrijke rol
gespeeld. Als bron, thema, regisseur, adviseur,
hoofdrolspeler en figurant.
|
Scene uit J'accuse (1937) |
De Franse cineast Abel Gance zette de toon met zijn film
J'accuse! uit 1919. Deze stomme film, die in 1917 werd
gemaakt met soldaten die met verlof achter het front lagen,
verwierp de waanzin van oorlog. Later, in 1937, produceerde
Gance een remake, waarbij hij de tienduizenden doden van
Verdun uit hun graven liet herrijzen om de wereld voor een
nieuwe catastrofe te behoeden. Deze scène doet denken aan
Michael Jacksons videoclip Thriller en leidde ook toen al in
de VS tot een indeling bij het horrorgenre.
Films als de The Big Parade (1925) van King Vidor, Westfront
1918 (1930) van G.W.
Pabst en All Quiet on the Western Front (1930) van Lewis
Milestone spraken het grote publiek aan. Hierbij was het
succes niet alleen toe te schrijven aan
een eerlijke weergave van
de werkelijkheid van de oorlog, maar ook aan de
herkenbaarheid van de gewone soldaat voor het grote publiek.
|
Scene uit All quiet on the Western Front (1930) |
De massale veldslagen werden 'slechts een achtergrond' voor
duidelijk herkenbare persoonlijkheden waarmee het publiek
zich kon vereenzelvigen. Niet de legers, de militaire
eenheden of hun aanvoerders, maar het individu, de gewone
soldaat in de maalstroom van de geschiedenis, werd hiermee
op de voorgrond geplaatst. De terugkeer naar de civiele
wereld van de veteraan en het bedrog van zijn vriendinnetje
was ook een opvallend nieuw thema in bijvoorbeeld The Big
Parade.
Oorlogsveteranen als acteurs
Niet alleen als thema, maar ook als acteur speelden
veteranen een rol in de oorlogsfilm. Erich Maria Remarque,
auteur van het boek Im Westen nichts Neues, bedankte nog
voor de hoofdrol in All Quiet on the Western Front. In 1958
maakte hij dat alsnog goed door een bijrolletje op zich te
nemen. Dat was in de op zijn boek geïnspireerde film A Time
to Live and a Time to Die over een Duitse soldaat in de
Tweede Wereldoorlog. In Westfront 1918 speelde de acteur
Fritz Kampers, die zelf gewond was geraakt in de loopgraven.
Ook het tweede boek van Remarque werd verfilmd (The Road
Back, 1931), waarmee het lot van veteranen in al zijn
hoedanigheden en stereotypen zoals we die nu nog kennen,
voor het eerst als centraal filmthema diende.
Veteranen werd ook bewust gevraagd in oorlogsfilms te
acteren. In de Franse documentaireachtige film Verdun,
visions d'histoire uit 1929 zijn alle acteurs, figuranten,
technici en cameramensen daadwerkelijk veteranen uit de
loopgraven. Dat gold ook voor de Duitse tegenstanders. Veel
van hen waren overigens professioneel acteur en hoefden in
feite alleen maar 'hun oude kloffie' aan te trekken.
|
Scene uit La Grande Illusion (1937) |
Niet alleen zouden ze acteren in films, ze zouden ook films
máken. De Franse veteraan Jean Renoir maakte in 1937 de
oorlogsklassieker La Grande Illusion. De befaamde regisseur
Orson Welles beschouwde dit als de beste oorlogsfilm ooit en
op lijstjes van filmcritici scoort deze film altijd hoog. De
film was een pleidooi voor de vrede aan de vooravond van de
Tweede Wereldoorlog.
Jaren later werd Renoir gevraagd wat hij dacht van de
invloed van dit soort films. Zijn ontnuchterende antwoord:
‘In 1937 maakte ik een film met de naam 'La Grande Illusion'
waarin ik al mijn diepe gevoelens voor de zaak van de vrede
probeerde te verwoorden. De film was erg succesvol. Drie
jaar later brak de oorlog uit. Dat is het enige antwoord dat
ik kan vinden...’
Deze uitspraken lijken het imitatiegedrag uit het begin van
dit artikel te weerspreken. Er is dan ook moeite gedaan om
dergelijke boodschappen weg te houden bij het grote publiek.
Zo verhinderde Joseph Goebbels de vertoning van All Quiet on
the Western Front in Berlijn. 'De Duitse soldaten-eer wordt
bezoedeld door de filmjoden', zo luidde het credo. De film
werd ook in Frankrijk en andere landen verboden, dan wel
sterk gecensureerd. In de Verenigde Staten werd de film
zelfs nog ten tijde van de Korea-oorlog gecensureerd. In
Frankrijk werd het verbod op vertoning van All Quiet on the
Western Front pas in 1963 opgeheven. Andere meesterwerken,
zoals La Grande Illusion, was doorgaans overigens geen beter
lot beschoren.
Films over de Tweede Wereldoorlog
Bij het uitbreken van 'de goede oorlog' in 1939 moest het
Amerikaanse volk ervan overtuigd worden dat ook zij aan de
oorlog moesten deelnemen. Verschillende filmmaatschappijen
in Hollywood onderschreven deze gedachte.
|
Scene uit Sergeant York (1941) |
De film Sergeant York, gemaakt vóór de intrede van de VS in
de Tweede Wereldoorlog, is daarvan een uitvloeisel. Sergeant
York was de meest gedecoreerde Amerikaanse militair in de
Eerste Wereldoorlog. Aan de film over zijn heldendaden moest
het Amerikaanse volk inspiratie ontlenen. De beoogde acteur
voor de hoofdrol was dezelfde die de hoofdrol speelde in All
Quiet on the Western Front: Lew Ayres. Deze Ayres was echter
overtuigd pacifist en weigerde. Uiteindelijk kwam hij hier
op de zwarte lijst te staan, waarna hij zich gedurende de
oorlogsjaren verdienstelijk zou maken als hospik aan het
front.
De ironie wilde echter dat de echte sergeant York er
hetzelfde over dacht als Ayres. Uiteindelijk is de hele
gewetensvraag een belangrijk deel van de film geworden, die
eindigt met een volledige en dappere inzet in het gevecht.
Een duidelijker boodschap was er niet.
Veteranen als filmmakers en acteurs zouden hun eigen zaak
ook direct op de kaart zetten. Immers, je mag dan wel een in
'goede oorlog' hebben gevochten, velen waren er nog lang
niet klaar mee.
Deze boodschap zat luid en duidelijk in The Best Years of
Our Lives uit 1946. De film handelt over drie veteranen die
hun leven na de oorlog weer proberen op te pakken. De film
kreeg zeven Oscars en werd een kassucces. Regisseur William
Wyler, zelf een veteraan, zou later verklaren: ‘Dit is het
soort film dat ik nooit had kunnen maken als ik niet zélf in
de oorlog was geweest. Ik kwam twee keer van een oorlog naar
huis en ik weet hoe je je dan voelt.’
|
Scene uit The Best Years of Our Lives uit
(1946) |
Het bijzondere aan de film is dat een van de
hoofdrolspelers, Harold Russel, die een invalide matroos
speelt, feitelijk zijn eigen leven speelt. Russel had
namelijk beide handen verloren bij een explosie.
Helden en anti-helden in oorlogsfilms
Ondertussen werden natuurlijk ook films gemaakt die de
strijd zelf als onderwerp hadden. In de periode na de Tweede
Wereldoorlog is de meest directe link tussen veteranen en
films gelegd door Audie Murphy. Als held en meest
gedecoreerde Amerikaans militair kreeg deze veteraan de kans
een filmcarrière op te bouwen. Zo schitterde hij in The Red
Badge of Courage (1951). Deze film handelt over alle angsten
van een soldaat tijdens een veldslag in de Amerikaanse
burgeroorlog. Latere ontboezemingen zouden leren dat de rol
Audie Murphy op het lijf was geschreven.
|
Scene uit To Hell and Back (1955) |
In 1955 speelt hij de hoofdrol in zijn eigen
autobiografische film To Hell and Back. Ook deze film werd
een kassucces. In de jaren zestig bleek overigens dat ook
het leven van Audie Murphy, de held van het slagveld en het
witte doek, een keerzijde kende. Zijn vrouw biechtte op dat
hij nooit zonder pistool onder zijn kussen kon slapen en dat
hij werd geplaagd door vreselijke nachtmerries. Audie Murphy
zou zich in die tijd ook ontpoppen als voorvechter voor een
goede opvang van veteranen.
Ook in klassiekers als The Longest Day en A Bridge Too Far
is de rol van veteranen prominent. Vele veteranen leefden
nog, waardoor zij als adviseur betrokken konden worden. Een
grappig detail is dat de Britse major-general Roy Urquhart,
adviserend bij A Bridge Too Far, nog nooit van Sean Connery
had gehoord die hem in de film zou spelen en er niets van
begreep dat zijn dochters daar zo enthousiast over waren.
Dirk Bogarde, die in dezelfde film de rol van generaal
Browning speelt, was zelf als lid van de Britse
inlichtingendienst in het operatiegebied van Arnhem in 1944
actief geweest. In The Longest Day wordt de rol van major
Howard, van de 6th Airborne Division, gespeeld door Richard
Todd. Todd had daadwerkelijk bij die eenheid gediend tijdens
D-Day. En korporaal Bill Millin speelt in deze film nota
bene zichzelf als doedelzakspeler.
Deze films grepen terug op de zogeheten 'goede oorlog'. Toch
zou een van de krachtigste (anti-)oorlogsfilms in de
filmgeschiedenis weer teruggrijpen op de 'foute oorlog'. Aan
het begin van zijn carrière maakte de toen 29-jarige Stanley
Kubrick de film Paths of Glory (1957). Deze film was
gebaseerd op het boek van Humphrey Cobb uit 1935, dat
handelde over de talloze compensatie- en
rehabilitatieprocessen die Franse veteranen tegen hun eigen
(militaire) autoriteiten voerden.
|
Scene met Kirk Douglas uit Paths of Glory (1957) |
De film, met in de hoofdrol Kirk Douglas, gaat over drie
Franse soldaten die na een hopeloze en vruchteloze aanval in
de Eerste Wereldoorlog door het lot worden aangewezen om -
als voorbeeld en ter aanmoediging van de anderen -
geëxecuteerd te worden. De film werd in Frankrijk
onmiddellijk verboden. Kubrick mocht hem daar niet eens
opnemen.
Een aantal decennia later zou overigens de Franse cineast
Jean Pierre Jeunet met Un long dimanche de fiançailles
(2004) dezelfde door veteranen aangeklaagde praktijken
verfilmen. Nu ging het om het geval van vier soldaten die,
ter dood veroordeeld, werden gedwongen het niemandsland te
betreden om te sterven. Zonder de veteranen was deze
praktijk nooit door Frankrijk toegegeven. Ditmaal was er
alleen maar bijval in Frankrijk.
Autobiografische invloeden op oorlogsfilms
De Amerikaanse regisseur Oliver Stone gebruikte zijn eigen
ervaringen als Vietnamveteraan in zijn film Platoon (1986).
Ook hier blijkt er buiten de directe vijand in eenieder die
de strijd in gaat ook een andere vijand te zijn waartegen
gestreden moet worden: de vijand in jezelf. De beide
sergeanten in de film verbeelden de uitersten tussen
oorlogsmisdadiger en oorlogsheld, die tegelijkertijd ook
weer zo dichtbij elkaar liggen. Bij die strijd op overleven
was het in de herinnering van Stone niet mogelijk een
duidelijke scheidslijn aan te geven.
De film Saving Private Ryan (Steven Spielberg, 1999), die
door zijn schokkende openingsscènes van de landing in
Normandië meteen een klassieker is geworden, lijkt ook het
onderwerp van de verwording van de menselijke geest in deze
film over de goede oorlog te belichten. Zo blijkt, net als
in de ook door Spielberg (en acteur Tom Hanks) geproduceerde
serie Band of Brothers, dat veel van onze bevrijders er
weinig moeite mee hadden Duitse krijgsgevangen te doden. Bij
de serie en de film werden veteranen als voornaamste bron en
adviseur gebruikt.
|
Scene uit The Thin Red Line (1998)
|
Een andere film uit diezelfde tijd die, misschien niet bij
het grote publiek, maar zeker bij de critici hoge ogen
gooide, was The Thin Red Line (1998) van Terrence Malick
(winnaar Gouden Beer in Berlijn). Deze film is gebaseerd op
het autobiografische verhaal van James Jones uit 1962. Jones
was ook de auteur van het beroemde (en ook verfilmde) boek
From Here to Eternity uit 1952.
Hij heeft dit verhaal gebaseerd op zijn eigen ervaringen bij
de strijd op Gualdacanal in 1942. Hij raakte er gewond aan
zijn hoofd en verkreeg er naast de Purple Heart ook de
Bronze Star voor getoonde moed. Hij keek er met een voor
zichzelf onbegrijpelijk soort heimwee op terug. ‘Hoe groter
de afstand, hoe groter het avontuur. Maar mijn God, wat was
het mooi!’, zou hij erover opmerken.
De hiërarchie in de krijgsmacht was echter niets voor de
auteur, getuige ook zijn eigen carrière, waarin hij tot
tweemaal toe van sergeant tot soldaat werd gedegradeerd. In
de film lijkt dit alles uitstekend verbeeld te worden. De
onwerkelijke schoonheid van de beelden van de natuur, de (in
het boek homo-erotische) kameraadschap en de sensuele
herinneringen van de geliefden thuis worden afgewisseld met
beelden van angstige soldaten in verwarrende gevechten,
hiërarchieke slappelingen en Amerikaanse militairen die
stervende Japanse militairen de gouden tanden uitrukken. De
'dunne rode lijn' tussen ‘the sane and the mad’, die bij het
overleven op het slagveld onherroepelijk lijkt, krijgt de
toeschouwer van deze film met bijna bizarre contrasten in de
schoot geworpen.
De thema's van de films van Oliver Stone en Steven Spielberg
komen daarmee samen in deze film. Aan het eind van het boek,
als de overlevenden worden ingescheept, zegt iemand: ‘Een
van hen zou eens een boek gaan schrijven over dit alles,
maar niemand zou geloof hechten aan dat boek, want niemand
zou het zich op deze manier herinneren.’ Sprekend over
oorlogsfilms zou dit ook voor deze films wel eens een
profetie kunnen zijn.
Nieuwe oorlogsfilms: grimmige rauwheid zonder heldendom
Filmcritici zullen bij deze opsomming ook altijd de film
Regeneration (1997) noemen. Deze film verscheen onlangs
onder de titel Behind the Lines op DVD. Samen met de
hierboven genoemde films completeert deze Britse film, die
handelt over een fictieve ontmoeting in de Eerste
Wereldoorlog tussen de oorlogsdichters Wilfred Owen en
Siegfried Sassoon in het psychiatrische ziekenhuis van Dr.
Rivers, wat in de andere films uit het eind van de jaren
negentig misschien nog wel ontbreekt.
|
Scene uit Regeneration (1997) |
Regisseur Gillies MacKinnon laat als geen ander de
verwoestende uitwerking van het frontleven op de menselijke
geest zien. De film is gemaakt naar het boek van Pat Barker,
die voor het schrijven van deze roman terugviel op de
geschriften van en over de twee oorlogsdichters en de
militaire psychiater Dr. Rivers. Bij het begrijpen van zijn
patiënten vraagt Dr. Rivers hoe het voelde om de loopgraaf
uit te moeten en op de vijand af te gaan. ‘Het was net seks
- opwindend en bespottelijk’, was het antwoord. Deze
ontluisterende respons geeft in één zin de kracht weer van
deze film.
Ondertussen is de autobiografische film The Big Red One van
Samuel Fuller vorig jaar gereconstrueerd. Fuller, veteraan
uit de Tweede Wereldoorlog en regisseur, is inmiddels
overleden, maar de reconstructie van zijn film had hij
waarschijnlijk met genoegen gezien.
Toen hij zijn film in 1980 wilde uitbrengen, moest hij
drastisch worden ingekort om aan de Hollywood-eisen te
voldoen. Van een Hollywoodfilm met heldhaftige Amerikaanse
soldaten die door Europa struinen is het nu een epos
geworden waar alleen de grimmige rauwheid van bijblijft. Een
realisme waarin geen plaats is voor heldendom.
De romantiek is hiermee ook bij de 'goede oorlog' voorgoed
verdwenen. In de praktijk lijken het dus vooral de veteranen
te zijn, zeker naarmate de tijd verstrijkt, die ons via film
een beeld kunnen geven van wat oorlog werkelijk betekent.
|
Scene uit Black Hawk Down
(2001) |
Even leek het erop dat in Hollywood een stilte aangebroken
was met betrekking tot de meer recente oorlogen. Dat zou wel
eens een stilte voor de storm kunnen zijn.
In 2001 verscheen de film Black Hawk Down over de mislukte
Amerikaanse invasie in Afrika; een film die goed scoort bij
jonge en oude veteranen.
|
Scene uit Jarhead
(2006) |
In januari 2006 verschijnt de film
Jarhead, die gaat over de Golfoorlog, in Amerika in
première. Het is een film
die gebaseerd is
op
het opzienbarende en rauwe boek van Anthony Swofford, zelf
een Golfoorlogveteraan. Als de eerste
berichten juist zijn is dit opnieuw een realistische
film waarin geen plaats meer
is voor heldendom.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in:
Checkpoint - Maandblad voor
veteranen nr. 10 - december 2005 |