|
Slagveld
Verdun: de Mort-Homme
Reportage van Mr. M.C.M.
Voorbeijtel -
correspondent
te Parijs van het Algemeen
Handelsblad |
|
Het heuvelland om Verdun is in
deze laatste jaren geworden tot een land van
verschrikking. Geen geschiedschrijver, geen episch
dichter zal ooit een ook maar van verre benaderende
beschrijving kunnen geven van al de afgrijselijkheden
waarvan het het lijdzame toneel is geweest.
Het is te veel en te erg, wat hier gebeurd is, dan dat
één menselijke geest het alles zou kunnen omvatten, en
woorden zou kunnen vinden, die net zwak en bleek bleven,
naast de werkelijkheid.
Er is een mate van ontzetting, die sprakeloos maakt. Het
vage besef van dat alles, meer nog dan de herinnering
aan enkele afzonderlijke episoden is het, dat ons even
huiveren doet, als een soldaat ons zegt, dat hij
meegevochten heeft voor Verdun...
Toch zijn het alleen die enkele verhalen van
afzonderlijke gevallen, die ons een denkbeeld kunnen
geven van de Verdunse hel. Van lichamen uiteengerukt
door de grillige, vlijmscherpe staalveren, van hoofden
en rompen en lichaamsdelen rondgeslingerd in de
onophoudelijke uitbarstingen der zware projectielen, van
vlammende petroleumstralen en verstikkende gassen- er is
sinds drie jaar al het nodige van verteld.
Een bijzondere verschrikking voor de streek om Verdun is
daarbij nog het herhaaldelijk voorgekomen wegzinken,
levend, in de taai-vloeibare modder. Daarvan sprak mij
ditmaal een officier, die dat had bijgewoond – eenvoudig
en zonder ophef of grote woorden, zoals allen doen, die
zelf een rol gespeeld hebben in dit vreselijke drama.
‘Eén geval is me in het bijzonder bijgebleven’, zei hij.
‘t Was tijdens een attaque in het afgelopen voorjaar.
Voortworstelend over een terrein dat dagenlang door de
artillerie beschoten was zag ik dicht bij me een
soldaat, die niet opschoot. Vooruit kerel! roep ik hem
toe. O God, kapitein, ik kan er niet meer uit, klaagde
de man, die halverwege in een granaattrechter vol modder
was weggezakt. Ik hol weg, verzamel drie, vier man met
touwen en planken – in enkele minuten ben ik weer terug.
Maar van de ongelukkige soldaat was toen al niets meer
te zien...’
Voor de taaie, lemige grond die heel Verdun omringt,
onophoudelijk uiteengescheurd door de barstende granaten
en doormengd met overblijfselen van mensen en dieren,
hebben de Verdunse soldaten een speciale uitdrukking,
uitdrukking die alleen toelaatbar is in de mond van
degenen, die er zelf dagelijks hun leven waagden. Ze
noemen die ‘galantine de volaille’... ['vlees-gelei']. Er is, dunkt me, geen beschrijving
denkbaar, die zo sterk de ontzetting weergeeft van de
tegenwoordige oorlogswerkelijkheid als deze schrijnende
kwalificatie.
'
Kort nadat de zon was opgegaan, zwoegden we omhoog tegen
de nagenoeg onbegaanbare helling van de beruchte
Mort-Homme. Men weet dat zelfs in de Verdunse omgeving
deze heuvel met de lugubere naam een bijzondere
reputatie heeft door de buitengewone bloedigheid van de
gevechten, die er geleverd zijn.
Wilden de Duitsers hun omsingelen van het vestingcomplex
op de linker oever van de Maas voltooien, dan moesten ze
deze bijzonder sterke positie, die de gehele omtrek
beheerst, tot elke prijs veroveren.
De Fransen lagen in een zeer ongunstige stelling tegen
de zuidelijke helling van een iets lagere verhevenheid
ten noorden van de Mort-Homme zelf, met in de rug een
moerassig watertje in de inzinking tussen de beide
heuvels.
Het bleek onmogelijk zich daar te handhaven, en zo
kwamen de twee toppen waaruit de Mort-Homme bestaat, en
die gedurende enige tijd aanleiding gegeven hebben tot
de bekende controverse in de Franse en Duitse
communiqué’s, in handen van de vijand.
Toen nu in de loop van dit jaar de opeenvolgende
operaties hadden plaatsgehad, die het Verdun-leger op de
rechter oever van de Maas lucht gegeven hebben, en die
hebben geleid tot de herneming van de Forten van Vaux en
Douaumont, was het nodig ook op de linker oever wat meer
ruimte van beweging te krijgen.
Daarom werden de nodige toebereidselen gemaakt voor een
grote onderneming aan deze kant, die den 24-ste augustus
van dit jaar werd uitgevoerd, en die, zoals men weet,
volkomen geslaagd is. De vijand wed geheel verdreven van
de beide heuveltoppen en teruggeworpen naar de overkant
van het stroompje, dat Ruisseau des Forges heet.
Een nieuwe aanval op Verdun, zoals die van februari
1916, is thans, gegeven de machtsverhoudingen op het
westelijk front, waarbij sinds vele maanden alle
successen zonder onderscheid aan de kant der
geallieerden zijn, menselijkerwijs gesproken een
onmogelijkheid.
Het terrein, waar we ons bewogen, is dus sinds een maand
of twee, drie weer in Franse handen, en het vertoont
nog, sterker dan enige andere Franse herovering die ik
nog zag, het beeld van wat er is omgegaan.
Deze Mort-Homme in zijn tegenwoordige gedaante, is niet
beter te vergelijken dan met een maanlandschap, zoals
een goede kijker dat te zien geeft. Geen stukje grond
dat niet met de kraters van ontploffingen bedekt is,
kraters die op vele punten elkaar raken en in elkaar
overgaan. Bij ’t moeizaam omhoog klimmen glijdt men
telkens weg in de glibberige trechters en heeft dan de
grootste moeite er weer uit te komen. Opkrullende einden
prikkeldraad scheuren kleren en handen vaneen.
Telkens stuit men op overblijfselen van het gevecht –
geweren, granaatscherven, niet gesprongen bommen,
luchttorpedo’s, handgranaten, pakjes patronen. Duitse
helmen, granaatkisten, leeg en vol en veelal
stukgeschoten, stukken van affuiten, liggen overal in
het rond.
En wat het denkbeeld van een telkens mogelijke val tot
iets bijzonder walgingwekkends maakt, zijn de menselijke
overblijfselen die men, door de grote uitgestrektheid
van het terrein en het aanhoudende bombardement, nog
niet heft kunnen opruimen, en die, met tal van macabere
details van gebleekte beenderen en grijnzende tanden, te
midden van een hoopje halfvergane vodden hier en daar
zichtbaar zijn...
En wij lopen daar nu op klaarlichte dag, onbeladen, met
vrije handen en stevige stokken met punten om op te
steunen; we hebben niets anders te doen dan uit te
kijken waar we onze voeten zetten, en we zijn nagenoeg
niet in gevaar, nu het bombardement zich op deze diezige
najaarsdag tot een enkel schot nu en dan bepaalt.
Maar denkt u nu eens in het lot van soldaten die onder
deze omstandigheden vechten moeten, zwaarbeladen met
wapens en zakken en tassen, die stormlopen moeten tegen
een stelling welke aanhoudend mitrailleuse-kogels spuwt,
onder een spervuur van springende granaten, dat overal
hun kameraden neervelt om hen heen.
Denkt u eens in de onoverkomelijke moeilijkheden van
ravitaillering in zulk een terrein; het zwoegen in de
duisternis van de nacht tegen deze chaotische helling op
met de zware ketels met eten, de lastige emmers met
koffie, die daarboven moeten komen in de voorste
tranchée, willen de strijders daar het leven kunnen
houden...
Is het niet onbegrijpelijk, dat menselijke wezens dit
alles verduren en volbrengen kunnen? Is het niet een
wonder van alles-overwinnende energie, dat ze onder
zulke omstandigheden zo taaie tegenstanders als de
Duitsers verdrijven konden uit zùlk een stelling? Wat de
soldaten van Verdun hier en op zovele andere dergelijke
punten voor hun land gedaan hebben, het is met geen
woorden te zeggen!
In de maanden, gedurende welke de Duitsers de Mort-Homme
in hun bezit hebben gehad, hebben ze er een van de
merkwaardigste werken aangelegd van het hele front. Het
is de Gallwitz-tunnel, van welker verovering in de
officiële Franse mededelingen van de augustus-dagen
sprake geweest is, en die wij bij ons bezoek op ons
gemak hebben kunnen bekijken.
Afdalend langs een keurige houten trap komt men in een
brede, ruim twee meter hoge gang, die geheel bevloerd en
beschoten is met hout en langs beide wanden met stevige
houten balken beschoord. Die gang is ongeveer
achthonderd meter lang, en op regelmatige afstanden met
electrische gloeilampjes verlicht.
Aan weerszijden bevinden zich hier en daar vrij ruime
keldergewelven die tot schuil- en verblijfplaatsen voor
troepen zijn ingericht. Een van die ruimten, van enorme
ketels voorzien, is erop berekend eten te koken voor een
groot aantal manschappen.
Een andere vormt een complete moderne machinekamer, waar
een paar motoren de nodige stroom leveren voor de
electrische verlichting.
Door de dikke laag aarde, die er boven ligt, is het
gehele complex nagenoeg volkomen bomvrij. Het geweldige
bombardement, dat de Fransen erop gericht hebben, heeft
er in het geheel geen effect op gehad. Slechts op één
punt heeft en granaat van veertig centimeter, die
gesprongen is na diep in de grond te zijn doorgedrongen,
een lichte inzakking veroorzaakt, die echter met een
paar planken gauw weer verholpen was.
Zolang de Duitsers erin geslaagd zijn hun aanvallers op
een afstand te houden heeft deze tunnel hun goede
diensten bewezen, al lijkt toch het nut dat ze ervan
trokken niet in verhouding tot het geweldige werk en het
materiaal, die eraan zijn besteed.
Maar toen eenmaal hun linie tot over de Ruisseau des
Forges teruggedreven was, werkte de beschermende tunnel
als een muizenval. De honderden soldaten, die erin
waren, hebben zich nog anderhalve dag kunnen verdedigen,
maar zich toen moeten overgeven, nadat handgranaten en
mitrailleuses een verschrikkelijke slachting onder hen
hadden aangericht. En thans profiteren de Fransen van
het Duitse werk, waartegen de Duitse bommen nu al even
onmachtig zijn als tevoren de Franse.
Terwijl we luid pratend met de officieren, die ons
vergezelden de tunnel doorwandelden, kwam eensklaps een
gesus ons gesprek stuiten. Aan de ingang van een van de
zijkelders hing een rodekruisvlag; zouden er gewonden
liggen? Neen, ‘la messe’ werd er gefluisterd. En toen we
nader kwamen en naar binnen keken, zagen we dat
daarbinnen – ’t was zondag – een kerkdienst werd
gehouden.
Die mis daar onder de grond blijft en der merkwaardigste
herinneringen van mijn frontreizen. Door de mist heen,
waarin de grote kookketels van de nabij zijnde keuken
dit gedeelte van de tunnel hadden gehuld, zag men tussen
de donkere figuren van de officieren en de mannen door
de officiant in een wit met goud gewaad voor het altaar
bezig. Dat altaar bestond uit een brede, withouten
plank, waarboven een ruw houten kruis. Geen
Christusbeeld; slechts het opschrift in zware
drukletters: O crux ave! Twee kaarsen, aan weerzijden op
het altaar geplaatst, verlichtten vaag het geheel.
De priester, een soldaat blijkbaar, droeg onder zijn
plechtgewaad de zware, bemodderde tranchéeschoenen. Een
andere soldaat, in het gewone horizonblauwe uniform,
deed dienst als koorknaap. Slechts het geprevel van de
priester, op enkele ogenblikken door het gebrom van
antwoord-gemompel beantwoord, verbrak de stilte. Het
gezicht van die mannen, uit het gevaar komend, waarnaar
ze straks weer zouden terugkeren, die daar met vrome
aandacht de dienst volgden die hen voor een ogenblik uit
de ellende van hun dagelijkse omgeving ophief, trof mij
meer dan enig gehoor, dat ik ooit bij een
godsdienstoefening zag.
Als ik terugdenk aan dit bezoek aan het geteisterde,
desolate land daar om Verdun en aan de onnoemelijke
ellende die er geleden wordt, dan is het telkens weer de
herinnering aan die schamele, Rembrantiek-verlichte
kerkdienst daar onder de grond, die boven alle nadere
domineert.
Het was alsof me eerst daarin tastbaar werd het besef,
dat er geloof nodig is in een ideaal dat de geest boven
zijn omgeving verheft – ’t moge dan christendom zijn of
socialisme of vaderlandsliefde of wat ge maar wilt – zal
de mens in staat zijn de grote dingen te volbrengen, die
we in deze oorlog zien gebeuren, en die vaak onmogelijk
en onwaarschijnlijk lijken voor wie ze als
buitenstaander bekijkt.
(Voor
meer informatie over de Slag bij Verdun - klik hier) |
|
▬
Personalia
omtrent
Mr. M.C.M. Voorbeijtel ontbreken
Bovenstaand fragment is afkomstig uit:
Van Veerkracht en Heldenmoed
Aan en achter het Fransche front
door Mr. M.C.M. Voorbeijtel
Parijsch correspondent van het Algemeen Handelsblad
Uitg. Scheltens & Giltay, Amsterdam, z.j. (1917?)
De oorspronkelijke titel van dit
artikel was: DE
MORT-HOMME. |
|
|