|
Een nacht in de Belgische loopgraven
Reportage van oorlogscorrespondent Izak Samson |
|
Een nacht in de Belgische loopgraven (deel I)
Hondschooten, 23 Februari 1915.
Ik heb de gelegenheid waargenomen een nacht in een
loopgraaf door te brengen.
Bij Diksmuide waren nog weer pas nieuwe, flinke
versterkingen aangelegd, en deze hadden nog wel het
comfort, dat zulke nieuwe loopgraven kunnen aanbieden.
Geruimen tijd was Diksmuide met rust gelaten: de
aanvallen hadden meer elders plaats gehad. Ik verwachtte
dus hier het leven in een loopgraaf te zullen meemaken
zonder stoornis.
Des namiddags ging ik van hier uit met een auto mee. In
plm. 1 uur was ik tot op twee kilometer afstand van het
eigenlijke doel. 't Was nog te licht om nu al in de
donkere holte te kruipen. Ik sloop dus met mijn geleider
- want zonder dien komt men er niet door - nog wat rond.
Ik kon nu nog eens rustig de omgeving opnemen. Een
troosteloozer aanblik dan hier heb ik nimmer gehad.
Rondom niets dan puin. Puin op, langs en in het water.
Hier en daar buiten de eigenlijke kom van het dorp, een
enkele woning, of liever overblijfselen van vroegere
woningen. Hier en daar een muurbrok, met soms een
goedkoope verkleurde prent er aan. Nog weer elders
stukken van huisraad die boven de puinhoopen uitsteken.
Zelfs het overblijfsel eener wieg, stak boven een
steenmassa uit. Natuurlijk was het een ijzeren geraamte.
Hout zou allang een prooi van het vuur uit de loopgraven
geworden zijn.
Doch ik zag ook nog wat anders. Ik zag, hoe de Belgen
hier den tijd hadden benut, om hun stellingen meer
stevigheid te geven. Niet alleen, dat haar verdedigende
waarde verhoogd is, doch ze zijn nu voor een deel
herschapen in aanvalspunten. Met allerlei schiettuig en
materiaal heeft men dit resultaat verkregen. Trouwens,
aan heel de stelling aan den IJzer is 't duidelijk te
bemerken, dat waterbouwkunde en aanverwante kennis hier
goed is toegepast.
Luguber is het te zien wat hier alzoo komt aandrijven.
Langs heel dit gebied raakt er hoe langer hoe meer los
uit den zwaren kleigrond. Lijken en voorwerpen worden
langzaam door den bodem losgelaten, en voor zoover het
kan drijven komt het aan de oppervlakte.
Dag aan dag, wanneer het water door een stevigen wind in
beweging wordt gebracht, spoelen langs de dijken die de
inundatie begrenzen, lijken aan. Steeds vergezellen een
aantal aasvogels de voor hen los gekomen prooi.
Aanvankelijk poogden de hier liggende Belgen de lijken
aan de aasvogels te ontnemen en ze te begraven. Doch al
spoedig moesten ze die pogingen opgeven, omdat de
Duitschers hen bij dit werk beschoten. Het zweven der
vogels boven hun prooi diende zelfs als aanduiding der
mikpunten. Nu laat men de zuivering aan die dieren over.
De Belgen hebben hier langs het kanaal en den spoorweg
nu stellingen kunnen betrekken, die hen in staat stellen
zwaarder geschut aan te voeren. Dit is aan dien kant van
groot belang, omdat zij daardoor te beter het
niet-geïnundeerde gebied kunnen bewerken.
Ik heb hier wel den indruk gekregen dat een goed
voorbereide en verdedigde waterlinie een beter
weermiddel is dan forten, zeker beter is dan boven den
grond uitstekende forten. Het bouwen van forten die
boven den grond uitsteken, zeide mij een genie-
officier, is het geven van schietdoelen voor de
tegenpartij. 't Was gebleken, dat goed aangelegde
aardwerken beter waren en ook goedkooper dan gewapende
betonforten. De taaie grond is een beter
verdedigingsmiddel dan het hardste cement of staal.
Na aldus met rondzien en luisteren den tijd te hebben
doorgebracht, werd ik naar de loopgraaf geleid; men
bracht mij in het gedeelte waar de wachtcommandant, met
zijn kleinen staf is ingericht. De aarden wanden waren
met ijzeren platen beschoten, en om het wat gezelliger
te maken, had men allerhande illustraties tegen de muren
gehecht. Natuurlijk waren de portretten van het
Koningspaar te vinden tegenover den ingang. De ernstige,
doch goedhartige gelaatstrekken van Koning Albert vielen
onmiddellijk bij het binnentreden op, wijl de stralen
eener carbidlamp het geheele vertrek verlichtten.
Natuurlijk ontbreken evenmin de portretten van de
generaals Leman en Joffre. Zelfs burgemeester Max hing
er.
Een juichkreet ging er op, toen ik een pakje thee,
eenige citroenen, een zakje suikerklontjes en vooral een
pakje Hollandsche tabak te voorschijn haalde. Dat was
hier een ongekende weelde. Een ketel, die natuurlijk uit
de puinhoopen was gezocht, werd nu op een kacheltje
gezet, en men zou nu toch eens thee zetten. Doch daarmee
belastte ik mij liever zelf, omdat ik uit ervaring weet
dat ze dan naar mijn smaak is. Zoo zouden we 't ons dus
zoo gezellig mogelijk maken.
Intusschen kreeg ik allerlei geschiedenissen te hooren
die stof zouden geven voor menigen brief. Zoo vernam ik
allereerst dat de Duitschers nu sedert kort waren
begonnen de loopgraven hunner tegenpartij met brandende
benzine te bespuiten. Voorheen stelden ze zich tevreden
met het verbranden van hun eigen dooden, nu beproeven ze
de levende tegenstanders te dooden.
Ik schreef reeds eerder, dat men hier telkens wat nieuws
beleefde op het gebied van dood en vernieling. 't
Spreekt vanzelf dat zulk gedoe weer tegenmiddelen
uitlokt. Ik had intusschen de thee gereed, en nu werd ze
in allerhande drinkgerei uitgeschonken. Al wie er buiten
gemist kon worden, werd binnengeroepen om een bakje te
halen. Den anderen werd 't gebracht.
Nu kwam men gezellig bij elkaar zitten, we waren juist
met een dozijn bijeen. De helft was reeds oudgedienden,
d.w.z. ze waren van 't begin van den oorlog af in
functie. Drie van hen behoorden reeds voordien tot het
staande leger, als beroepsoldaten. Dat waren natuurlijk
gegradueerden. Ze hadden heel veel meegemaakt. Een ervan
was o.a. bij den strijd in Luik geweest. Hij vertelde
met hoe groot vertrouwen men aldaar rekende op de
forten. Men meende na de eerste dagen stellig dat de
Duitschers er niet zouden doorkomen. Zooveel te grooter
was de teleurstelling, toen het Duitsche zware geschut,
het eene fort na het andere in elkaar geschoten had.
Toen begonnen deskundigen reeds te twijfelen aan de
onneembaarheid van Antwerpen. Men had toch hier de
verschrikkelijke uitwerking van het moderne
vestinggeschut gezien. Doch wat kon men doen? Daarbij
kwam het gerucht van het gebeurde met de bevolking te
Visé en elders. Men was wanhopig verbitterd op de
Duitschers. Van Fransche hulp was, verzekerde mijn
zegsman, toen volstrekt geen sprake. Alles moest men
alleen opknappen. Na den val van Luik trokken de meesten
af. Dit wil zeggen, nadat de forten in puin waren
geschoten, had een groot deel der bezetting zich weten
te redden door de vlucht. Toch vielen er nog velen in
handen der Duitschers.
De verteller zelf had zich langs omwegen naar Antwerpen
begeven. Door de verrassing was men wel iets in de war.
En het feit dat de Duitschers plots met een zeer groote
macht binnenvielen, gaf voedsel aan het vermoeden, dat
ze door Ho1land waren gekomen. Nu wist men wel beter:
‘De Ollanders? Ons menschen waren al dood geweest als
gullie ons nie eten hadden gegeven.’ Ik bemerkte met
genoegen dat de waarheid nu toch overal doordrong. Het
verhaal ging verder over de voorbereiding der
verdediging van de vesting Antwerpen. Doch over wat
volgde, hoop ik morgen te vertellen. Want aanstonds gaat
er een goede geest van hier, die mijn blaadjes kan
meenemen. |
|
Een nacht in de Belgische loopgraven (deel II)
Hondschooten, 23 Februari 1915.
Terwijl wij zoo voortpraatten, was het omstreeks 10 uur
geworden. Toen klonk er een schot door de stille
avondlucht. Het was gelost door een der mannen, die de
uitkijkwacht had. Alleen in een uiterst geval mag er
geschoten worden. Er moest dus iets belangrijks te doen
zijn.
Onmiddellijk werd ons licht gedoofd, en allen werden
doodstil. Men zond een der daartoe aangewezen mannen
naar buiten. Ik vond 't vreemd dat niet allen terstond
naar buiten stormden. Doch later bleek mij dat dit juist
goed was. Na eenige minuten kwam 't rapport.
Een man was nader gekomen van de tegenovergestelde zijde
en was niet blijven staan op het commando. Nadat men
heel voorzichtig den omtrek had opgenomen trad men
nader. Twee soldaten haalden den aangeschoten man, doch
plotseling klonken nu schoten uit een tiental geweren.
Nu kwamen de mannen uit hun schuilplaatsen. Een
vijftigtal verspreidden zich bliksemsnel over de
loopgraven en ieder koos een der schimmen die ze zagen,
tot mikpunt. Drie vielen, om niet weer op te staan, de
anderen verwijderden zich.
Intusschen waren de eerst uitgetrokken soldaten den
aangeschotene genaderd. 't Was een Duitsch
onderofficier, die 't einde van een lange lont bij een
vaatje met springstof hield. Blijkbaar was dus de
bedoeling geweest mijn logies in de lucht te laten
vliegen.
De waakzaamheid van den schildwacht had dat intijds
verhinderd. Het vaatje werd buitgemaakt.
Nu was 't voor het verdere van den nacht met onze rust
gedaan. Ieder oogenblik verwachtte ik een aanval. Doch
de wachtcommandant zeide mij, dat alleen bij het
welgelukken van den aanslag de bestorming zou hebben
plaats gevonden. Hij legde mij uit, dat de Duitschers nu
wel wisten, dat hun werk hier vooreerst moest mislukken.
Wel zouden achter die tien, eenige honderdtallen gereed
gestaan hebben, doch ze wisten wel uit ervaring, dat nu
langs heel de linie onmiddellijk gewaarschuwd werd.
Zelf trok men ook niet vooruit, omdat men niet kon weten
welke hinderlagen nog gelegd waren. 't Eenige wat te
doen stond, was met lichtkogels den omtrek verkennen,
een sluippatrouille uitzenden, en alle man in het
geweer. Dit gebeurde dan ook. Ik wachtte nu maar op de
terugkomst der sluippatrouille. Ik hoopte van hen nog
eenig nieuws te zullen vernemen.
In afwachting luisterde ik naar de zaakkundige
opmerkingen van mijn gastheer. ‘Zie.’ zeide hij onder
meer, ‘zoo leven we nu hier, elk moment loopen we de
kans van beslopen te worden, en dan in de lucht te
vliegen.’ Dit, meende hij, was geen oorlogvoeren.
‘Telkens moeten we van die kleine aanvallen afslaan.
Slapen doet men dan ook maar alleen wanneer het lichaam
uitgeput is. Dit is gelukkig meestal het geval. Anders
zou men, wetende aan welke gevaren men bloot staat, hier
geen oog sluiten. Ons zenuwleven lijdt dan ook zeer. 't
Is goed dat er onder ons mannen geen alcohol gedronken
wordt, want dat zou ons de kalmte doen verliezen. Juist
op het verliezen van ons evenwicht bouwt de vijand zijn
hoop. Zouden we nu met een groot getal uit de loopgraaf
zijn getrokken, wellicht zouden de anderen dan langs een
anderen kant er in getrokken zijn. Doch zoo dom zijn we
niet.’
Inderdaad lijkt mij dit leven zeer afmattend. Ik begon
te meenen, dat de patrouille wel wat lang weg bleef.
Doch mijn mentor legde mij uit, dat men voor iedere
honderd meter wel een kwartier mocht rekenen, want 't
moest alles kruipende gaan. De gestalten zouden rechtop
gaande te goed een mikpunt zijn voor den vijand.
Plotseling, terwijl we nog spraken, hoorden we het
geknetter van ettelijke geweren. Nu was men toch slaags
geraakt, en wel met een patrouille der tegenpartij die
eveneens op verkenning was. De Belgen waren alleen zoo
gelukkig geweest het eerste de andere partij op te
merken. Nu kwam er ook in en om de loopgraaf meer actie.
Men verwachtte dat de aanval meer algemeen zou worden,
en was dus op z'n hoede.
Doch een geruimen tijd ging voorbij, toen kwam de
uitgezonden patrouille terug met drie dooden en eenige
gewonden. Een mitrailleur met munitie was mede
buitgemaakt en tien gevangenen had men meegebracht. De
gewonden der tegenpartij had men moeten laten liggen met
het oog op mogelijk gevaar. Hoe hard men dit zelf vond,
men had al eerder leergeld betaald.
Toen ik in den vroegen morgen met de gevangenen
gesproken had, werd 't mij duidelijk waarom 't dien
nacht gebleven was bij dit kleine voorval. De reden was
zeer eenvoudig. Men had langs dien kant niet zoo veel
mannetjes, en de positie der verbondenen was te sterk,
om ze met een kleine macht aan te vallen. Er was nog een
reden, doch die vischte ik slechts op uit de gesprekken
der gevangenen. Men vecht liever niet bij nacht en op
kleinen afstand tegen de Belgen. Hun bajonetten zijn
lang, en ze weten er vaardig mee om te gaan. |
|
▬
Personalia Izak Samson (1872-1928)
Een van de Nederlandse verslaggevers die indertijd voor
verschillende bladen vanaf het front als ooggetuige verslag
gedaan van de gruwelen van de oorlog was Izak Samson. Hij
was in de loop van zijn leven behalve als journalist, ook
werkzaam als diamantbewerker, vertegenwoordiger in
alcoholvrij bier en boekhandelaar.
Izak Samson was een overtuigd socialist en anti-militairist
en schreef voor Het Volk, het Algemeen Handelsblad en Het
Nieuws van den Dag.
De op deze website gepubliceerde stukken van Samson zijn
afkomstig uit Brieven, indrukken en beschouwingen door een
neutraal journalist aan het Westfront der Geallieerden
gedurende de jaren 1914, 1915, 1916, 1917 (Amsterdam 1917). |
|
|