naar homepage - naar ooggetuigenpagina


De mobilisatie van 1914 -1918
Herinneringen van een officier bij het Regiment Huzaren
door luitenant W.A. van den Wall Bake

In Juli 1914 was ik sinds 1912 in garnizoen in Haarlem, bij de Depots Huzaren, waar de jonge paarden, na een verblijf van een of twee jaar in het Remonte Depot in Milligen, werden afgericht en na een africhtingstijd van een jaar aan de veldescadrons werden overgedragen. Maar ik was al bezig te verhuizen naar Amersfoort, waar ik een tweeden cursus aan de Rijschool zou volgen.

Op 21 Juli was ik met 28 jonge paarden en een aantal remonterijders in Zutphen aangekomen om na een 14-daagsch verblijf, waarin ik de paarden aan 1 en 2-4 Regiment Huzaren kon overdragen. Per slot ging deze overdracht wel wat hals over kop, want toen 30 Juli de voormobilisatie werd afgekondigd, moest ik met achterlating van de paarden met mijn detachement naar Haarlem terugkeeren.

Mijn mobilisatiebestemming was vorderingscommissaris in het district Winschoten, zoodat ik reeds 31 Juli vroeg naar mijn bestemming afreisde, waar ik het eventueele mobilisatiebevel moest afwachten. In de lange reeks van jaren van vrede - de laatste Europeesche oorlog was die van 1870/1871 - was in het onderbewustzijn van velen het gevoel gekomen dat een oorlog uit den tijd was.

Zoo ging ik ook naar Winschoten met de weinig vreugdevolle gedachte dat ik in dat weinig opwindende stadje enige weken duimen zou zitten draaien totdat het voormobilisatiebevel zou worden ingetrokken. Maar natuurlijk trof ik dadelijk na aankomst de noodige voorbereidende maatregelen voor ontvangst, stalling, voedering en verzorging en later treinvervoer van de 173 door mij te vorderen paarden. Bij aankomst op het stadhuis verneem ik dat zooeven het mobilisatiebevel is afgekondigd en den volgenden dag, Zaterdag 1 Augustus, de 1ste mobilisatiedag zal zijn.

In een paardenland als Groningen leverde de vordering van 173 paarden (voor een bedrag van f 111.900) geen bezwaar op en verliep alles vlot. Als hulp beschikte ik over een hulp-vorderingscommissaris, iemand uit de streek die de kaart van het land kende, een paardenarts, een taxateur en slechts twee dienstplichtigen. Daarom had ik, als eenige beschikbaren, een 50-tal slampampers aangeworven, lieden die als regel de veetransporten naar Australië begeleidden maar nu werkeloos waren, om de gevorderde paarden aan te nemen, naar hun stallen te brengen, te voeren en den volgenden morgen om twee uur naar de veelading aan het station te brengen.

Alles verliep van een leien dakje en was de trein op tijd geladen en vertrok met bestemming Haarlem. Ik herinner mij dat op het station Meppel de vlag uithing ter eere van den verjaardag van H.M. de Koningin-moeder. Hier vernamen wij ook dat Duitschland de oorlog aan Rusland had verklaard.

De spoorlijn Groningen-Zwolle werd geheel door Landweer bewaakt en het was een pitoresk gezicht deze oudere soldaten op post te zien staan of te zien zitten om hun koffievuurtjes, wat deed denken aan plaatjes uit den Fransch-Duitschen oorlog. De oorlog deed toen nog wat gemoedelijk aan. Het zou later wel anders worden.

In Amersfoort komen er treingedeelten bij uit de garnizoenen Amersfoort, Deventer en Zutphen met het overcomplete personeel en zieke paarden en wordt het een eindeloos lange trein die later door Amsterdam rijdt en daar bij alle viaducten over de zijstraten wordt toegejuicht. In de nood was het veel verguisde en verwaarloosde leger plotseling
populair geworden.

Haarlem was nu de vergaarbak van alles wat de veldescadrons niet konden gebruiken aan menschen en paarden en men kan begrijpen dat dit meestal niet de crème de la crème van het wapen was. Maar binnen zeer korten tijd was dit zaakje volkomen gericht, waartoe in niet geringe mate medewerkte de wijze waarop ritmeester Godin de Beaufort het geheel aanpakte bij de dagelijksch door hem geleide massa lichamelijke oefeningen op het voorterrein, waarbij niemand een spier op zijn gezicht dorst te vertrekken. Binnen twee dagen ging alles volkomen aan den teugel.

In Haarlem werden van deze, in verbeterde dressuur genomen, huzaren drie uitstekende escadrons wielrijders geformeerd, die aan de Cavalerie Brigade in Brabant werden toegevoegd benevens een escadron te voet dat op Zeeland werd gedirigeerd. Wij, officieren van het (vredes)depot hadden met dit alles niet veel te maken, maar er kwamen 300 jonge paarden uit het Remonte Depot die wij met een verminderd aantal remonterijders moesten africhten.

Het mobiel maken van de veldescadrons en de concentratie van de Cavalerie-Brigade in Noord-Brabant heb ik dus niet mee gemaakt en kan daar dus alleen maar van vertellen van hooren zeggen. In 1915 zijn de officieren van de Depots ook naar het Veldleger gestuurd en heb ik ook eenige jaren van het leven bij de Brigade kunnen genieten.

In dien eersten mobilisatietijd moest aan het leger nog zeer veel worden geperfectioneerd en geïmproviseerd. Zoo ging de troep nog voor het grootste deel nog te velde in attila aangezien de grijze veldkleeding pas kort te voren was ingevoerd.

Het meest artistieke gezicht was echter als men den trein, toen natuurlijk nog geheel met paardenbespanningen, zag marcheeren. Vooral de geïmproviseerde keukenwagens gaven een grootschen aanblik. Meest waren het platte wagens waarop een of meer fornuispotten of veevoederketels waren gemonteerd die met rookende schoorsteenen en roerende koks in de colonne mee reden.

Ik geloof dat het begrip keukenwagen van Russische origine is. Vroeger leefde de troep van het land en tijdens onze manoeuvres werd de troep met voeding, bij de ingezetenen ingekwartierd, wat iets zeer gemoedelijks en huiselijks had en als regel zeer ten goede kwam aan de verstandhouding met de burgerij. Bij een moderne oorlogvoering was dat echter niet vol te houden en deden de keukenwagens hun intrede. Maar tijdens den tweeden wereldoorlog zijn zij ook al weer verdwenen.

In die maand Augustus 1914 en later, zwierf onze Cavalerie Brigade heen en weer langs onze Zuidelijke grens en verplaatste zich naar gelang van de troepenbewegingen in België, naar de eventueel bedreigde plaatsen. De Brigade was sterk drie Regimenten Huzaren elk van drie Escadrons (van elk Regiment was een escadron bij de Infanterie Divisie) en het Korps Rijdende Artillerie later versterkt met de drie aan de Depots geformeerde escadrons wielrijders (het Regiment Wielrijders is pas in 1922 opgericht).

Het Veldleger, bestaande uit vier Divisies, waarvan er een, de IIde Divisie, in en om Arnhem was gelegerd, was ook opgesteld in Noord-Brabant, maar iets verder van de grens. Toen de bewegingsoorlog in Frankrijk en België in een stellingoorlog was overgegaan en het front zich vrijwel gestabiliseerd had, bleven ook onze troepen langer in dezelfde kantonnementen. De Cavalerie Brigade lag langen tijd in en om Breda, maar einde Juni 1916 werd de Brigade meer naar het Oosten verplaatst met de staf in Boxtel.

In de Bredasche periode werd door de Brigade veel geëxerceerd op de Molenheide bij Gilze, waar op 7 Maart 1916 de nieuw aangestelde officieren van het Wapen werden beëedigd en waar op 18 Mei van dat jaar de Brigade door H.M. de Koningin te paard. werd geïnspecteerd. Bij de Brigade-exercities op de Molenheide werden de paarden niet gespaard en deden naar veler meening te veel werk, wat in conditie, gang en beenen duidelijk merkbaar was.

Daar kwamen dan nog bij de beruchte z.g.n. Chineesche tochten, waarin de geheele Brigade eenige dagen achtereen in een tempo van, tien op tien (vandaar de naam: tien-tien) rondtoerde, volgens de bekende Luitenant Weijtlandt onder het motto ‘we zullen die krengen wel klein krijgen’. Het was alles een uiting van enthousiasme voor oefenen, maar toen er later gebrek aan haver kwam is men wel verstandiger geworden en heeft zich veel hersteld.

Ik zelf heb in Augustus 1915 mijn debuut gemaakt in Gilze, waar toenmaals staf en 3-4 R.H. gekantonneerd waren, dus met hun neus op die Molenheide, waar dan ook door 1 R.H. duchtig gebruik van werd gemaakt. Onze R.C. (Regiment Commandant) was een man met zeer veel goede eigenschappen, maar hij was fel op intensief oefenen.

De officieren hadden twee dienstpaarden en konden dus beurtelings er een sparen, maar die ongelukkige troepenpaarden werden dagelijks naar buiten gesleept, want de R.C. controleerde scherp de sterkte van de escadrons en het was moeilijk een paard dat men wilde sparen thuis te laten. Het eenige wat nog wel eens ging was het in te deelen aan een man die door een of andere functie voor het einde van de oefening naar huis mocht.

Het was in den tijd van de ‘uitrukkertjes’, misschien bestaan ze nog wel, de wanhoop van elken wachtmeester van de week, waar o.a. alle paarden op verantwoord moesten zijn. Die sterkte aan paarden gaf nog wel eens animositeit tusschen de Regimenten en een R.C. werd er van verdacht dat hij in navolging van Napoleon, die door een Aide de Camp de sterkte van een Regiment Chasseurs de la Garde liet controleren (mémoires du Général Baron de Marbot) de sterkte van een ander Regiment te hebben doen tellen, hetgeen een tijd lang zijn Regiment de naam van de telhuzaren bezorgde.

Het legeren in een klein kantonnement had, als het niet te lang duurde, iets zeer primitiefs en genoegelijks. In vele dorpen was toen nog geen electrisch licht en geen straatverlichting, terwijl meestal slechts de hoofdweg verhard was. 's Winters begaf ieder zich 's avonds gewapend met een lantaarn naar de geïmproviseerde sociëteit en de tafel.

Sommige van die kantonnementen en sociëteiten zijn in de Brigade zeer beroemd geworden. Zoo in de eerste plaats St. Oedenrode of Rooy en zijn ‘Bar’, waar het 2de Regiment langen tijd in kantonnement lag (ik geloof zelfs eenige jaren, waarvan een in het raadhuis ingemetselde steen nog getuigt).

Die ‘Bar’ was een middelpunt van groote feestvreugde, waarvan gasten uit omliggende kantonnementen zoo nu en dan konden meegenieten. Een strijkje, waarvan de Luitenants Gevaerts en de Bock de groote krachten waren, luisterde dikwijls deze feestelijkheden op.

Bovendien waren er in het officierscorps van 2 RH nog eenige zeer goede amateur artiesten en noem ik Majoor van de Poll met ‘Das kluge Pferd Hans’, Gevaerts met zijn goocheltoeren, paardenarts Pulle met ‘De jockey van Epsom’, kwartiermeester Reyst met zijn ‘Die Luxus’, Mazel met zijn Bioscoop, enz. Zelf was ik niet bij 2 RH. maar heb vanuit Veghel eenige feesten meegemaakt.

Over Rooy en zijn Bar zou zeker een heel artikel voor de V.O.C. zijn te schrijven, er zit wat perskerels zouden noemen, copie in. Helaas moeten wij thans vele van die toen zoo vroolijke en levenslustige kameraden missen, het is ook al 40 jaar geleden, maar er zijn er nog wel die het in geuren en kleuren zouden kunnen vertellen.

In Veghel bij 3 RH was het Zwaantje van de dames Rijbroek het centrum van de gezelligheid en bij 4 RH in Uden was het vertier in het café van Anna en Fientje (hoe zij van achteren heetten weet ik niet meer). Maar dat alles kon toch niet tippen aan de ‘Bar’ van Rooy. Van 1 RH herinner ik mij weinig, omdat ik nooit bij dat Regiment heb gediend.

Er was veel vreugde in de Cavalerie Brigade, maar het was toch ook niet alles vreugde wat de klok sloeg, al zong de troep bij de staltijd ‘Er is nog nooit een huzaar gestorreve van verdriet en sacherijn’. Na de spanning van de eerste maanden verlangde ieder en vooral de getrouwden naar verlof om hunne gezinnen te bezoeken en velen wilden voor afwisseling ook wel eens weer iets anders zien dan hun kameraden en al die mannen.

Omdat niet ieder tegelijk weg kon is er toen voor het geheele leger een verlofregeling ingevoerd, die ten huidigen dage in gewijzigden vorm voortbestaat. Sommige H.H. raakten op den duur zeer bedreven in het uitbuiten van mogelijke en onmogelijke verlofkansen.

Dat waren de groote ‘verlofkundigen’, ook al een uitdrukking van 2 RH, maar dat waren nu eenmaal ook Limburgers. Op critieke momenten zijn deze periodieke verloven meerdere malen, soms gedurende langere tijd, ingetrokken geweest. Dan was de stemming nog wel eens gedrukt, want men raakte die lange jaren van mobilisatie moe.

Maar er was een Dienst opgericht ‘Ontwikkeling en Ontspanning’, aan het hoofd waarvan een generaal, in de wandeling Generaal Lol genoemd. En die Dienst trachtte op allerhande wijze afleiding te geven, muziek, toneel, sport, cursussen en er was zelfs een uitstekend, geheel militair, paardenspel onder leiding van den kapitein der Artillerie Butner, dat in het gebied van het gemobiliseerde leger opereerde.

Als dan de verloven weer werden toegestaan leefde alles weer op, hoewel die reizen naar huis veelal geen plezierreisjes waren. Vele kantonnementen lagen ver van een spoorstation (bussen bestonden er in dien tijd nog niet), dat dan met een geïmproviseerd vehikel of een fiets bereikt moest worden, na afloop van den dienst.

Sommige kantonnementen, zooals b.v. Uden, waar ik een tijd lang heb gezeten, hadden een stoomtramverbinding (met station Oss), maar dit vervoermiddel had de liefhebberij om veel te derailleren en dan miste je je trein, die in die dagen vrij sporadisch liep. De meesten gingen dan ook maar veiligheidshalve per fiets.

Behalve beladen met een koffertje was men in die dagen voorzien van sabel en tasch en was het in- en uitstappen op die voorwereldlijke lage perrons een ware acrobatische toer. De treinen, die meest barstensvol waren met verlofgangers, hadden in de laatste jaren de eigendommelijkheid om zoo nu en dan ongevraagd stil te gaan staan door gebrek aan stoom tengevolge van slechte kolen. Als er dan na eenigen tijd weer wat stoom verzameld was werd de tocht weer een eindje voortgezet.

Men begrijpt dat men op deze wijze zijn haardstede niet te vroeg bereikte, terwijl men, bij weekeinde verloven, 's anderen daags reeds vroeg weer op marsch moest om in het holle van den nacht of het krieken van den morgen zijn kantonnement weer te bereiken’, meestal in een niet al te opgewekte stemming. De mobilisatie duurde lang en niets is moeilijker dan een goeden geest te onderhouden in tot werkeloosheid gedoemde troepen met weinig afwisseling.

Die koffertjes op reis doen mij nog aan iets denken. In die mobilisatiejaren was er een distributiesysteem voor bijna alles ingesteld en in de laatste jaren zaten velen in den lande op een houtje te kluiven en te bibberen bij een kachel die gestookt werd met in zout gedrenkte papierproppen.

De mannen van het Veldleger werden echter vertroeteld (wat ze niet gewend waren) en zaten bij roodgloeiende kachels groote stukken vleesch te eten. Maar als je voor eenige dagen met verlof ging, kreeg je je rantsoen voor die dagen mee, anders zou je te zeer verzwakt van verlof terug keeren. En thuis zaten je hongerige vrouw en kinderen reikhalzend naar je uit te kijken, vandaar dat koffertje.

Ik heb zelf niet te klagen gehad over te weinig afwisseling en dat had ik met eenige anderen er aan te danken dat wij, hoewel natuurlijk uitmuntende tactici, ook nog wel wat ervaring hadden op hippisch gebied en het paard speelde in dien tijd de belangrijkste rol in ons Wapen. Als er dan op dat gebied eens iets viel op te knappen werden eenigen onzer daartoe uitverkoren.

Zoo wilde de Brigade Commandant in de zomer van 1915 zijn Brigade op listige wijze trachten te versterken. Daartoe vereenigde hij de zoo juist in Haarlem afgerichte jonge paarden in twee reserve escadrons die te Amersfoort werden opgericht. Deze reserve escadrons werden echter geëncadreerd met reserveofficieren die weinig ervaring hadden met jonge paarden en daardoor dreigde de zaak spaak te loopen. Wij werden er toen heen gestuurd om de zaken weer in het rechte spoor te brengen (15 September 1915). De pret duurde echter maar kort, want op 5 November werden de escadrons opgeheven en gingen wij evenals de paarden weer naar de veldescadrons.

Toen in 1918 de voorraad Iersche paarden was uitgeput, werd in het land een vordering gehouden van rijpaarden of paarden die daar min of meer geschikt voor waren. Hoeveel het er waren weet ik niet meer, maar zegge 150 à 200. Deze paarden werden naar Milligen gestuurd om geschikt te worden gemaakt voor troepen dienst. Daartoe werd een detachement samengesteld uit daartoe geschikte ruiters uit de Regimenten onder commando van ritmeester Schmidt auf Altenstadt en waarbij als Instructeurs werden ingedeeld de luitenants W. Mathon en ondergeteekende en de Adj.-Pikeur van Rosmalen benevens de paardenarts Van Vuren.

Bij aankomst in Milligen op 14 Februari, vonden wij wel paarden, maar geen harnachementen, maar toen deze op 2 Maart arriveerden konden wij beginnen. De paarden vormden een zeer gemengd gezelschap en ter bevordering van de africhting vormden wij klassen van zooveel mogelijk gelijksoortige paarden. Zoo vormden wij klassen volbloeds, huntertype, tuigpaarden, hackney's en groentekarrenpaarden en verdeelden die klassen eerlijk.

Na twee maanden waren de paarden zoo ver dat zij geschikt werden geacht voor troependienst en gingen zij 2 Mei over naar de veldescadrons. Ik nam ook weer mijn plaats in bij 2-4 RH dat onder de bedrijven van kantonnement was verwisseld van Uden naar Oisterwijk, geen slechte ruil.

De mobilisatie duurde lang en bij de bevolking wekte de zeer noodzakelijke rantsoeneeringen ontevredenheid en onrust. Door de roode politieke partijen werd de ontevredenheid aangewakkerd en met name in Amsterdam vreesde men wanordelijkheden. De helft van het te Zutphen gelegerde 1-4 RH. (Divisie Escadron) werd in Amsterdam gedetacheerd om zoo noodig de politie te versterken.

Het werd echter noodig geacht dit escadron eens af te lossen en tijdelijk bij de Cavalerie Brigade in te deelen. Voor aflossing werd 2-4 RH aangewezen, waarbij ik oudste luitenant was. Op 14 Juni 1918 marcheert het halve escadron onder Ritmeester van der Dussen af naar Zutphen, terwijl de andere helft onder mijn commando in vier dagmarschen (en een rustdag in Leerdam) naar Amsterdam gaat, waar wij 19 Juni aankomen. Dicht bij de stad ontmoeten wij het detachement van 1-4 RH dat wij moeten aflossen, op weg naar Brabant.

In Amsterdam was toen alles nog oogenschijnlijk rustig en op onze marschen door de binnenstad en de arbeiderswijken, met de trompetters aan het hoofd, hadden wij veel belangstelling, al was het in Augustus 1914 ondervonden enthousiasme voor het leger danig getaand.

Die marschen hadden, behalve vlagvertoon, ten doel de paarden aan de stadsdrukte te wennen en de troep den weg in de stad te doen kennen met het oog op eventueel later te verrichten patrouilledienst. Tijdens ons verblijf in Amsterdam maakten wij in Juli en Augustus 1918 de beruchte Spaansche griep epidemie mede, waaraan honderden mensen stierven en in welken tijd men vele begrafenisstoeten door de stad zag trekken.

Het detachement bleef voor ernstige gevolgen gespaard, maar op een gegeven oogenblik was zoowat de helft van de manschappen ziek. Wij waren ook zeer onder den indruk van het groote spoorwegongeluk op 13 September bij Weesp, waar een forensentrein naar Amsterdam derailleerde tengevolge van een verzakking in de spoordijk door den aanhoudenden zwaren regenval, waarbij 38 dooden en ruim 30 ernstig gewonden te betreuren vielen.

In September begon het in Amsterdam onrustig te worden en werden bakkerskarren en boterwinkels geplunderd. Naar aanleiding daarvan wordt het detachement geconsigneerd, terwijl 's nachts om half twaalf de andere helft van het escadron uit Zutphen aankomt. Van 18 tot 24 September wordt patrouille gereden, maar blijft alles rustig.

Maar in het geheele land begint het te broeien en er wordt aangedrongen op demobilisatie. De Centrale mogendheden hebben 7 October 1918 om een wapenstilstand gevraagd en 13 October aanvaarden zij de 14 punten van President Wilson, zoodat het einde van den oorlog in zicht is. Met het oog op den politieken toestand worden 23 October de verloven ingetrokken, maar op 1 November weer toegestaan. Overal gist het, ook in het leger, waar bij vele troepen de z.g.n. mobilisatieclubs worden opgericht. In de Legerplaats Harskamp zijn al ernstige ongeregeldheden voorgekomen.

Bij ons Wapen is echter de stemming uitstekend en de troep volkomen betrouwbaar. 12 November wordt ons escadron in Amsterdam afgelost en vertrekt met dezelfde trein waarmede 1-4 H.R. aankomt. Wij komen in het holle van den nacht in Oisterwijk aan en vinden daar de stemming zeer gedrukt door de dreigende revolutie die door Troelstra en Wijnkoop is aangekondigd. Bijna eIken dag vertrekken er detachementen naar de groote steden om den toestand meester te blijven.

Overal in het land vereenigen zich de weldenkenden om zoo noodig de revolutie met geweld te keeren. In de groote steden wordt de Vrijwillige Landstorm opgeroepen en overal worden er burgerwachten opgericht waarvoor zich duizenden vrijwilligers melden. Ook in Oisterwijk (en andere kantonnementen) wordt een burgerwacht gevormd ter sterkte van 70 man en worden de luitenant Knel en mijn persoon belast met de oefening. Dit alles en de verklaring van de regeering dat zij de revolutie met kracht zal bedwingen, geeft iedereen moed en hoop voor de toekomst.

Op 13 November wordt in Amsterdam de Cavaleriekazerne door het gepeupel onder aanvoering van Wijnkoop bestormd. De wacht, de helaas niet lang geleden overleden wachtmeester Kroon van 1-4 R.H., laat zich niet intimideeren, maar laat het vuur openen, waarop het gepeupel met achterlating van drie dooden en zeven gewonden, waaronder een vloekende verpleegster, afdeinst. Naar veler overtuiging heeft wachtmeester Kroon door zijn moedig en beleidvol optreden de dreigende revolutie bezworen en de Huzaren hebben weder eens hun trouw bewezen.

Ten tijde van dit feit was onze regeering nog te veel beducht voor het roode gevaar en daardoor is helaas pas eenige jaren later Kroon's verdienste erkend door hem het Ridderkruis met de zwaarden van de Orde van Oranje-Nassau toe te kennen, de eerste maal dat een onderofficier dit heeft gekregen.

Het was een tijd vol spanning. De door ieder geachte en bewonderde Opperbevelhebber generaal Snijders werd door de regeering opgeofferd en als een kluif aan het roode gespuis toegeworpen. Daarop verwaterde het leger doordat oudere lichtingen werden gedemobiliseerd en vervangen door recruten uit de Depóts.

Treinen vol ontwapende Duitschers passeerden Brabant op weg van België naar de Heimat. Ofschoon de wapenstilstand al is gesloten hoort men van over de grenzen nog steeds kanonvuur en ontploffingen. Men zegt dat Duitsche troepen aan het muiten zijn. De Duitsche Keizer heeft onder de bedrijven de beenen genomen en in ons land asyl gevraagd.

Zaterdag 16 November moet alles wat het Regiment nog kan uitbrengen gereed staan om op eerste sein in te laden. Waarheen is onbekend. Van andere Regimenten vertrekken dien dag detachementen naar Amsterdam en Zaandam.

Maar de moed begint te herleven. Op het revolutionaire congres te Rotterdam op 16 en 17 November is al gezegd dat de tijd voor revolutie blijkbaar nog niet is gekomen. En op het groote congres van de S.D.A.P. heeft Troelstra gezegd dat hij zich vergist heeft in de stemming bij het volk. Duizenden gedemobiliseerde militairen uit het geheele land, vooral uit Friesland, zijn naar den Haag gestroomd om H.M. de Koningin tegen den rooden vloed te beschermen en op het Malieveld wordt Hare Majesteit op overweldigende wijze gehuldigd.

Overal in het land worden Oranje- en vaderlandslievende demonstraties gehouden, dus wel wat anders dan de H.H. Troelstra en Wijnkoop c.s. zich hadden voorgesteld. En 28 November is voor het geheele land een bid- en dankdag voor de terugkeer van de vrede en het behoud van de dynastie.

Ik heb dit alles een beetje uitvoerig beschreven, om zoo goed mogelijk weer te geven de stemming waarin wij toen, 40 jaar geleden, in de Cavalerie Brigade leefden en het vertrouwen dat wij in onze huzaren konden stellen te doen uitkomen. Ik heb mijn geheugen daarbij kunnen opfrisschen aan mijn dagboek, dat ik als jong luitenant op aanraden van mijn ritmeester, heb opgezet en nog steeds bijhoud. Ik kan ieder aanraden hetzelfde te doen, want ik heb er dikwijls het nut van ondervonden.

Personalia W.A. van den Wall Bake (1885-?)
W.A. van den Wall Bake komt uit een familie van militairen. In een reportage bij gelegenheid van zijn 90ste verjaardag wordt hij omschreven als een echte ijzervreter; een militair van kruin tot schoenzolen. Van den Wall Bake’s herinneringen aan de mobilisatie van 1914-1918, zoals hierboven is weergegeven, verschenen oorspronkelijk in jaargang 1975, aflevering no.2, van de Mededelingen van de V.O.C.

  naar homepage - naar ooggetuigenpagina