Amerikaanse
Burgeroorlog
De Amerikaanse schrijver Walt Whitman (1819-1892)
verklaarde in zijn boek over de Amerikaanse burgeroorlog
Speciman Days (1882) dat ‘de echte oorlog’ nooit
in de boeken terecht zou komen. Hijzelf trachtte de
oorlog te beschrijven vanuit de tweede lijn. Als
verslaggever en gewondenverzorger had hij zich in de
oorlogszone gewaagd en die ervaringen later gebruikt
voor zijn werk.
Enkele jaren later echter waren critici ervan overtuigd
dat het toch gelukt was om ‘de echte oorlog’ te
beschrijven. Het boek The Red Badge of Courage
(1895) van Stephen Crane werd stormachtig ontvangen. Het
verhaal over de gewone soldaat Flemming in de
Amerikaanse burgeroorlog wist de gehele wereld te
veroveren. Niet eerder was iemand erin geslaagd deze
bijna fotografische benaderingswijze te hanteren die
alle emoties in de afwisseling van angst en dapperheid
op het slagveld in woorden wist vast te leggen.
|
Amerikaanse Burgeroorlog: gesneuvelde geconfedereerde soldaten
na de Slag bij
Chancellorsville (Fredericksburg,
Virginia)
De foto is genomen in mei 1863 |
De Britse criticus George Wyndman, tevens parlementslid
en veteraan van het Britse leger, was de eerste om in te
zien dat het perspectief van een slagveld door de ogen
van een gewone soldaat in dit boek revolutionair was.
Vergelijkingen met Tolstoi’s Oorlog en Vrede en
Victor Hugo’s Les Miserables werden gemaakt met
het verschil dat in deze boeken ook het grote geheel
besproken werd.
In al deze euforie ging men er van uit dat de nog
onbekende auteur persoonlijk aan de gevechten op het
slagveld moest hebben deelgenomen. “Het zou een wonder
zijn als dit soort realisme niet op persoonlijke
ervaring zou berusten”, aldus een van de critici uit
deze tijd.
Niets bleek minder waar. Stephen Crane, de
eerdergenoemde auteur, had weliswaar in het leger
gediend en zou als verslaggever verschillende oorlogen
verslaan, hij was echter in 1871 geboren, na afloop van
de Amerikaanse burgeroorlog.
Waar Walt Whitman het zich niet kan voorstellen dat
iemand ‘de echte oorlog’ in woorden om kan zetten, ligt
het voor anderen voor de hand dat dit alleen kan door
hen die ‘de echte oorlog’ hebben meegemaakt.
Uiteindelijk bleek het vooral een trendbreuk in de stijl
en perspectief die verandering bracht in dit inzicht.
Napoleontische oorlogen
Het blijkt ook dat vele militairen die bijvoorbeeld de
Napoleontische oorlogen mee hadden gemaakt er
briefwisselingen en dagboeken er op na hielden die ‘de
echte oorlog’ dusdanig goed beschreven dat ze vandaag de
dag voor menig historicus een uitstekende bron vormen.
Zo heeft de Brits Amerikaanse historicus Adam Zamoyski
voor zijn boek 1812 dat over de inval van
Napoleon in Rusland gaat en in 2005 verscheen,
veelvuldig gebruik gemaakt van de geschriften van de
Franse soldaat Marie Henri Beyle (1783-1842).
|
Soldaten van Napoleon, door
hemzelf betiteld als 'vieux grognards'
(= oude knorrepotten,
mopperkonten),
tijdens de terugtocht uit Moskou in 1812 |
Deze Franse veteraan van de tocht naar Moskou, zou later
onder het pseudoniem ‘Stendhal’, nog vele werken
publiceren. Alleen niet met de oorlog als dominant
onderwerp. Er blijken veteranen te zijn die talent
hebben om te schrijven, maar dat wil dan niet zeggen dat
ze dan hun oorlogservaringen automatisch tot onderwerp
kiezen.
Eerste
Wereldoorlog
Uiteindelijk gaat het waarschijnlijk helemaal terug tot
Thucydides die in de periode 460 – 400 voor Christus
leefde als veteraan van de Peloponesische oorlog en die
daar ook over schreef. Het zou tot het begin van de
vorige eeuw duren voordat de praktijk van veteranen die
in de pen kruipen om die oorlogservaringen te
beschrijven gemeengoed werd.
Dit had een aantal redenen. Natuurlijk was er de opkomst
van de massalegers door de dienstplicht. Deze
dienstplichtigen zouden ondertussen ook steeds beter
geschoold worden en ‘de belezen, intellectuele soldaat’
was bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog geen
zeldzaamheid meer.
De Franse tonnenmaker Louis Barthas is een typisch
voorbeeld van deze generatie. Als anti-militarist en
socialist weet hij in zijn boek De oorlogsdagboeken
vlijmscherp op de tekortkomingen van zijn officieren te
wijzen. Barthas had niet alleen leren lezen en
schrijven, hij had ook de grote literaire werken tot
zich genomen (Zola, Tolstoi etc.). De latere president
van Frankrijk, Mitterand, zou een groot bewonderaar
worden van zijn gepubliceerde oorlogsdagboeken.
Bij de Britten, die in het begin van de Eerste
Wereldoorlog nog een vrijwilligersleger hadden, getuigde
het van een soort romantiek om als gewoon soldaat te
dienen. Het gevolg was dat hele bataljons met
vrijwilligers van de Public Schools werden gevormd die
eigenlijk stuk voor stuk geschikt waren om de
officiersopleiding te volgen. Daardoor kregen velen,
die
intellectueel gezien een hogere rang hadden aangekund,
nu het perspectief van de gewone soldaat voor zich.
|
|
|
Van links naar
rechts: Edward Blunden, Robert Graves en Siegfried Sassoon |
Bij de Britten leidde dit onder andere tot een stroom
van poëzie die bekend staat als ‘trench poetry’ (loopgraven-poëzie).
Veel van deze oorlogsdichters (‘war poets’) , zoals
bijvoorbeeld Edward Blunden, Robert Graves en Siegfried Sassoon zouden zich ook
ontwikkelen tot bekende romanschrijvers.
Er waren natuurlijk ook gewoon schrijvers die al het een
en ander op hun naam hadden staan en die zich meldden
voor de dienst of voor hun nummer moesten opkomen. Bij
de Fransen is een van de bekendste Alan Fournier, de
auteur van de roman Le Grand Meaunes die hij in
1913 publiceerde. Met dit boek verwierf hij een groot
aantal bewonderaars, onder wie naar het schijnt ook
wijlen koningin Juliana. Vanaf september 1914 zou hij
echter bij Verdun vermist raken.
Vele bewonderaars konden zich daar niet bij neerleggen
en als een soort ‘vroege Elvis Presley’ bleven in de
jaren na de oorlog de geruchten rondgaan dat hij weer
eens ergens gesignaleerd was. In 1991 werd zijn lichaam
uiteindelijk toch nog gevonden en geïdentificeerd.
Helaas had hij niet over de oorlog geschreven, enkele
anderen echter wel.
|
Henri Barbusse (1873-1935)
|
Het bekende werk Het vuur van Barbusse was een
van beroemde werken die al tijdens de Eerste
Wereldoorlog uitkwamen. Anderen lazen dit werk en dit
werd voor hen een voorbeeld, ook aan de andere kant. Zo
is het bekend dat de bekende Duitse schrijver en
veteraan Ernst Jünger, het boek van Barbusse in de
loopgraven las en met anderen bediscussieerde.
|
|
Ernst Jünger (1895-1998) in het uniform van Duits
officier vlak na de Eerste Wereldoorlog
Zijn In Stahlgewittern verscheen
in 1929 ook in het Engels onder de titel Storm of
Steel |
Na de Eerste Wereldoorlog zou hij zijn ervaringen op
papier zetten. Zijn beroemde boek In Stahlgewittern
zou in 1920 uitkomen en voortaan gelden als een van de
klassiekers over de mens in de Eerste Wereldoorlog.
Behalve De brave soldaat Schweik van de
Tsjechische schrijver Jaroslav Hasek, lieten de meeste
andere klassiekers om de een of andere reden nog een
tiental jaren op zich wachten. 1929 werd het jaar waarin
Im Westen Nichts Neues van Remarque, A Farewell To
Arms van Hemingway en Goodbye To All That van Robert
Graves uitkwamen. Een jaar later publiceerde Siegfried
Sassoon zijn boek Memoirs of an Infantry Officer
en in 1931 kwam Undertones of War van Edmund Blunden uit.
Veel van deze boeken zijn inmiddels ook uitgebracht in
een Nederlandse vertaling.
Vaak wordt gesteld dat de auteurs deze tien jaar, voor
ze tot het schrijven van hun boeken kwamen, nodig hadden
om hun verschrikkelijke frontervaringen op een rijtje te
zetten. Voor iemand als Robert Graves zat daar een
zekere waarheid in, omdat zijn boek voor hem persoonlijk
de bedoeling had om voor eens en voor altijd die oorlog
achter zich te laten.
|
In 1930 werd van
het boek Im Westen Nichts Neues een
film gemaakt: All Quiet on the Western Front
met als regisseur Lewis Milestone. Het was de
eerste niet-stomme film die Oscars
won voor de Beste Film
en de Beste Regie. Vanwege het
anti-oorlogkarakter van de film verhinderde
Joseph Goebbels de vertoning in Berlijn. 'De Duitse
soldaten-eer wordt bezoedeld door de filmjoden', zo
luidde het credo.
De film werd ook in Frankrijk en andere landen
verboden, dan wel sterk gecensureerd. In de
Verenigde Staten werd de film zelfs nog ten tijde
van de Korea-oorlog gecensureerd. In
Italië werd het verbod op de
vertoning van deze film
in 1956 opgeheven en in
Frankrijk pas in 1963. |
Een andere kant is dat in die naoorlogse jaren de
uitgeverijen niet zaten te springen om dit soort
frontervaringen te publiceren. Het wereldberoemde
Geen nieuws van het Westelijk Front (Im
Westen Nichts Neues) zou eerst door verschillende
gerenommeerde uitgevers afgewezen worden. Het boek is
ondertussen in meer dan vijftig talen vertaald en de
geschatte verkoopcijfers liggen tussen de 15 en 20
miljoen. Al dit soort ontwikkelingen gezamenlijk zorgden
er voor dat de Eerste Wereldoorlog ook wel bekend werd
als ‘de literaire oorlog’.
Spaanse
Burgeroorlog
Het hek was nu van de dam. De Spaanse burgeroorlog en de
Tweede Wereldoorlog zouden tal van boeken opleveren die
geïnspireerd waren op de oorlogservaringen van
veteranen. For Whom the Bell Tolls (1940) van Hemingway is voor een groot deel gebaseerd op zijn
ervaringen in de strijd tegen Franco in Spanje tijdens
de burgeroorlog.
|
Terugkeer van Ierse vrijwilligers uit de Spaanse
burgeroorlog |
George Orwell, de auteur van 1984 en Animal Farm,
zou ook zijn ervaringen bij deze strijd gebruiken voor
zijn boek A hommage to Catalonia. Zij waren beide
echter al gearriveerde schrijvers. Anderen begonnen nu
juist met schrijven en vaak hadden ze hun klassiekers
nog voor ogen.
Zo was bijvoorbeeld het lezen van het werk van Ernst
Jünger, voor de Franse schrijver Julien Gracq ‘een
openbaring’. Hij gebruikte deze ervaring in zijn boek Un
balcon en foret (1958) dat gebaseerd was op zijn tijd
als infanteriesoldaat in 1940. Ernst Jünger en Julien
Gracq zouden op latere leeftijd goede vrienden worden.
Tweede
Wereldoorlog
De Amerikaanse auteur James Jones zou eigenlijk alleen
maar bekend worden om zijn boeken die geïnspireerd waren
op zijn tijd als militair tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Zijn opleidingstijd stond model voor From
Here to Eternity, zijn frontervaring in de Pacific
voor The Thin Red Line en zijn ‘veteraan zijn’
voor Whistle. Jones had meer werken op zijn naam staan, maar zal
altijd vooral om deze drie boeken bekend blijven.
|
Foto uit de film From
Here to Eternity met Frank Sinatra in een van de
hoofdrollen |
Norman Mailer, de in november 2007 overleden Amerikaanse
schrijver van The Naked and the Dead, zou wel om
allerlei ander werk ook bekend worden. Zijn eerste boek
echter was gebaseerd op zijn ervaringen als militair bij
de bevrijding van de Filippijnen. Dit boek zou in 1998
opgenomen worden op de lijst van honderd beste
Engelstalige boeken van de vorige eeuw. Mailer werd ook
nog reporter en won de befaamde Pulitzer Prize.
Norman Mailer zou net als zijn tijdgenoot Jack Kerouac
voor een deel dit succes te danken hebben aan de GI
Bill. Deze Amerikaanse veteranenwet had het voor beiden
mogelijk gemaakt te reizen en aan hun schrijverstalent
te werken. Hoewel Jack Kerouac in dienst bij de US Navy
in de Tweede Wereldoorlog geen echte strijd had gezien,
had deze diensttijd een zware wissel op hem getrokken.
Na de oorlog zouden zijn reizen en drugsexperimenten een
bron van inspiratie zijn voor zijn meesterwerk On the
Road. Ook dit boek wordt genoemd bij de honderd beste
Engelstalige boeken van de vorige eeuw. Hij en Norman
Mailer werden door hun werk de inspiratiebron voor de beat generation.
Ervaringen
vastgelegd in films na Tweede Wereldoorlog
Het experimenteren met drugs was iets wat Kerouac deelde
met die ander veteraan: Ernst Jünger. Jünger zou zijn
hele leven blijven schrijven. Zijn Eerste
Wereldoorlogervaringen zouden hem voor altijd bij
blijven. In 1984 woonde hij in gezelschap van Mitterand
en Kohl als eregast de herdenking van de slag bij Verdun
bij. Hij had echter ondertussen wel ander werk op zijn
naam staan die niet de oorlogservaringen als
inspiratiebron hadden. Anderen, zoals Robert Graves,
zouden daar ook in slagen. Het grote publiek kent hem
vooral als de schrijver van het werk waarop de
gelijknamige BBC serie ‘I Claudius’ was gebaseerd.
|
Foto uit de film Platoon |
Het is vreemd genoeg stil geworden sindsdien. Wel is er
heel veel zogenoemde herinneringsliteratuur geschreven,
maar echt literair werk werd zeldzaam. De generaties
veteranen van de latere oorlogen lijken, als zij hun
ervaringen willen benutten, vooral voor de film te
kiezen. Denk maar aan Vietnamveteraan Oliver Stone, die
de filmtrilogie Platoon, Gardens of Stone en Born on the
4th of July maakte over zijn ervaringen als militair en
veteraan.
Literair werk van
‘moderne’ veteranen
Toch zijn er op literair gebied twee opmerkelijke
lichtpuntjes: Oleg Jermakov met De Geur Van Stof
(1996) over zijn ervaringen als Sovjetmilitair in
Afghanistan en Anthony Swofford met Jarhead
(2003) over zijn tijd als Amerikaans marinier tijdens de
Eerste Golfoorlog. Wellicht is hier een taak weggelegd
voor Nederlandse Uruzganveteranen die immers op kosten
van Defensie ‘getraind’ zijn door de bekende schrijver
Arnon Grunberg. |