naar homepage


De klaproos schiet haar doel voorbij!

door Leo van Bergen

De FIFA heeft, al is het om weinig overtuigende redenen (‘geen politiek’, ‘vindt Duitsland niet leuk’) het wijze besluit genomen het Engelse voetbalteam niet toe te staan een klaproos op het shirt te borduren. Waarom is dit een wijs besluit?

Joseph Brodsky schreef in zijn Tussen Iemand en Niemand dat alomtegenwoordigheid propaganda is en propaganda is leugen, waaraan ik nog zou willen toevoegen dat alomtegenwoordigheid ook lelijkheid en kitsch is, en ook lelijkheid en kitsch zijn leugen.

Brodsky doelde erop dat hij zijn edele derrière niet kon keren of hij keek wel ergens tegen het facie van Vladimir Iljitsj Oeljanov, bijgenaamd: Lenin, aan, maar eenzelfde gevoel bekruipt mij de laatste jaren meer en meer bij het naderen van de 11e van de 11e. Niet vanwege Sint Maarten, niet vanwege de al voor de komst van de goedheiligman van speculaas en pepernoten uitpuilende winkelschappen en ook niet vanwege het begin van het Vastenavondseizoen.

Het zijn de steeds vroeger en steeds massaler opgespelde nepklaprozen op ten eerste de revers of jurk van vrijwel iedere Engelsman en -vrouw en ten tweede ook daarbuiten op de kledij van iedereen die ook maar ‘iets heeft’ met de Eerste Wereldoorlog. Om het gedicht van John McCrae te parafraseren: ’On British dresses the poppys blow’.

Er begint een sociale druk van uit te gaan waarbij je, indien aanwezig op een bijeenkomst over die oorlog, vreemd wordt aangekeken als je niet een klaproos op hebt gespeld en je je voor die keuze - want dat moet het al zijn, gewoon ‘vergeten’ of ‘moet dat dan?’ voldoet niet - moet verantwoorden waarom dat niet zo is.

Zelf vragen waarom iemand wel zo’n roos opheeft is al helemaal uit den boze. Met vragende blik in de ogen wordt geantwoord: ‘Om de doden te eren, uiteraard.’ Maar waarom zou dat moeten? Moet je soldaten eren alleen als ze dood zijn? Of: ómdat ze dood zijn? En degenen dan die de oorlog hebben overleefd, al dan niet voor het leven getekend? Of degenen die weigerden mee te doen? Die zich tegen de oorlog hebben verzet, een oorlog die ook in de ogen van veruit de meesten die de klaproos dragen waanzin was en dus in feite zeggen dat verzet niet alleen moedig (want het betekende nogal wat) maar ook noodzakelijk was. En welke doden? Eer je de Duitse, Servische, Russische, Oostenrijkse, Hongaarse, Italiaanse etcetera etcetera doden ook door het dragen van een klaproos?

Het lijkt me van niet. Het zijn louter de Britse, of, laat ik coulant zijn, de Angelsaksische doden waarvoor de klaproos een symbool is geworden. Die Eerste Wereldoorlog, die Great War, is in de beeldvorming toch al volkomen onterecht een Britse oorlog geworden, een idee dat door de klaproos alleen maar wordt versterkt. Daarbij is de klaproos echt geen anti-oorlog symbool. Hij wordt immers ook, zelfs bovenal en vooraleerst, gedragen door de militaire, politieke en ideologische opvolgers van mensen als Kitchener en Douglas Haig.

Laten we de doden van die en andere oorlogen eren door aandacht aan ze te besteden in de vorm van boeken, artikelen, series op televisie, waarin de vraag ‘waarom’ wordt gesteld. Waarom moesten er in 1914-1918 zo’n 9.000.000 mensen sneuvelen? Waarom hield de oorlog niet op toen hij niet, zoals gezegd, met Kerstmis alweer over was? Waarom lezen we instemmend de gedichten van Owen en de boeken van Remarque, maar steunen we toch telkens weer nieuwe oorlogen? Waarom was de ‘war to end all wars’ alleen maar het begin van decennia bloedvergieten? Of luister naar PJ Harveys Let England Shake of Tom Waits' Hell Broke Luce.

Dat lijken mij allemaal veel zinniger manieren om de doden te eren dan steeds massaler en steeds langer een klaproos op te spelden. Juist door die massaliteit en langdurigheid is het verworden tot een lelijk en nietszeggend gebaar.

En dus juich ik het toe dat de FIFA, al is het dan, nogmaals, om weinig overtuigende redenen, eindelijk een kleine barrière tegen de bijna onstuitbaar lijkende opmars van het papieren rode bloemetje heeft opgeworpen.

Leo van Bergen

10 november 2011

 Over de auteur: Dr. Leo van Bergen (1959) is medisch-historicus aan het VUmc-Amsterdam, afdeling Metamedica. Hij is gespecialiseerd in de relatie tussen oorlog en geneeskunde. In 2009 kreeg hij de Dr. J.A. Verdoornprijs uitgereikt vanwege zijn uitmuntend wetenschappelijk werk op het gebied van oorlog en geneeskunde. Zijn bekende boek over de Eerste Wereldoorlog, Zacht en Eervol. Lijden en sterven in een Grote Oorlog, verscheen 2009 bij Ashgate Publishing onder de titel Before my Helpless Sight. Suffering, Dying and Military Medicine on the Western Front.

© 2011 - Leo van Bergen. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur: l.vanbergen@vumc.nl. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.
 

naar homepage















eXTReMe Tracker