naar homepage


Hoover en het Committee for Relief in Belgium 

door Vincent Kramers

Toen in de herfst van 1914 een groot deel van België was bezet en het Duitse leger voedselvoorraden in beslag had genomen bleek hoe precair de voedselvoorziening daar was. Voor broodgraan was het land maar voor 20% zelfvoorzienend. België was dus van invoer afhankelijk en deze was als gevolg van de oorlog geheel uitgevallen. Er moest daarom voedselhulp geboden worden. Deze hulp werd georganiseerd door het Committee for Relief in Belgium (CRB) dat onder leiding stond van de Amerikaan Herbert Hoover, de man die in 1929 president van de Verenigde Staten zou worden.

Inhoudsopgave
De toestand in België in de herfst van 1914

Herbert Clark Hoover
De financiering van de hulpverlening
Organisatie opgezet in België door Amerikanen
Vervoer van de goederen overzee
De rol van Nederland bij het CRB
Verzoek om hulp uit Frankrijk
Contacten van Hoover met de Duitsers
Voortzetting hulp nadat Amerika aan de oorlog gaat deelnemen
Voortzetting hulp na de Wapenstilstand in 1918

Hoover ook actief naar het naoorlogse Europa na 1918 en in 1945
Tentoonstelling over het hulpwerk in 2006
Geraadpleegde literatuur

 De toestand in België in de herfst van 1914
Op geen enkele manier was door de Belgische autoriteiten ravitaillering in oorlogstijd voorbereid. Enkele initiatieven om nu incidenteel voedsel in Nederland te kopen brachten het niet ver. In Brussel verblijvende Amerikanen probeerden om voor henzelf voedsel uit Amerika te laten komen.

Om te zorgen dat de blokkade van de Britse marine de zending niet zou tegenhouden was bedacht dat de partijen zouden worden geadresseerd aan de Amerikaanse gezant in Brussel. De Duitse bezetter had goedgevonden dat diplomatieke missies van neutrale landen in België konden blijven functioneren met behoud van diplomatieke voorrechten. Aan de Amerikaanse gezant geadresseerde goederen zouden dus niet door de bezetter in beslag mogen worden genomen. Uiteraard zou het vervoer via het neutrale Nederland moeten lopen.

De aanvraag kwam terecht bij de Amerikaanse ambassade in Londen. Deze had in de eerste maanden van de oorlog te doen gehad met niet minder dan 120.000 Amerikanen die vanuit verschillende Europese landen in Engeland waren gestrand en die snel naar huis wilden. Vanwege de oorlogstoestand was de Britse passagiersvloot voor dit verkeer niet beschikbaar en andere schepen waren er niet zo snel.

Veel Amerikanen misten de middelen om een lang verblijf in Engeland te betalen en vanwege het grote aanbod accepteerden de Britse banken geen dollars meer. De Amerikaanse ambassade en consulaten waren niet in staat snel hulp te bieden en zochten hulp bij het plaatselijke zakenleven. Zij kwamen terecht bij Herbert Clark Hoover, dezelfde die in 1929 de dertigste president van de Verenigde Staten zou worden.

Herbert Clark Hoover
Hoover was toen 41 jaar oud, een mijningenieur met financiële belangen in de hele wereld, die hem rijk hadden gemaakt, en van huis uit een Quaker. Voor de oplossing van de problemen bleek hij de ideale man te zijn. Zijn bedrijf accepteerde onbeperkt dollars en met anderen vormde Hoover een comité dat met niet minder dan 500 vrijwilligers voorschotten verstrekte en scheepspassages regelde.

Herbert Clark Hoover (1874-1964)
31e president van de USA van 1929-1933

Toen dan ook uit Brussel het verzoek kwam om hulp voor België kwam dit als vanzelf terecht bij Hoover. Hij zei niet nee en overlegde met de uit Brussel overgekomen heren, onder wie zich ook de Belgische zakenman Emile Francqui bevond. Deze stond aan het hoofd van het inmiddels opgerichte Belgische Comité Central de Secours et d'Alimentation dat iets wilde doen aan de geheel vastgelopen voedselvoorziening.

De Duitsers hadden Francqui vergunning gegeven om voor deze besprekingen via Nederland naar Londen te reizen. Duitsland had weliswaar gezegd dat het geen verantwoordelijkheid nam voor de voedselvoorziening in België maar wilde niet verhinderen dat anderen daar voor zorgden. Hoover  en Francqui waren trouwens geen vrienden; eerder waren zij met elkaar in conflict geweest vanwege mijnconcessies in China maar in 1914 stond die oude ruzie hun relatie niet in de weg.

In het bezit van een schriftelijke garantie van de Duitse Gouverneur-Generaal von der Goltz in Brussel, dat hulpgoederen hun bestemming zouden kunnen bereiken lukte het Hoover en de zijnen met veel moeite om van de Britten toestemming te krijgen de waren in Rotterdam te lossen zonder dat deze door de Britse blokkade werden tegengehouden.

Dit gold niet alleen voor de Amerikanen in Brussel maar voor heel België. De eerste zending van 2.500 ton arriveerde op l november l914 in Rotterdam. Hiermee was een eerste horde genomen maar er waren er nog veel meer. Uiteindelijk zou Hoover zo'n 65% van de totale voedselvoorziening van België voor zijn rekening nemen.

De financiering van de hulpverlening
Hoe moest voor deze operaties worden betaald? Het lukte om voor de eerste overzeese bestellingen deviezen te krijgen van de naar Le Havre uitgeweken Belgische regering. Daarnaast zette Hoover een wereldwijde campagne op stapel om geld voor Belgium Relief los te krijgen

Telegram uit 1914 afkomstig van Herbert Hoover

In Amerika en veel andere landen werd de fondsenwerving georganiseerd en aan de gang gehouden. Hoover was voortaan uitsluitend met dit werk bezig zonder enig salaris want anders had hij geen vrijwilligers kunnen rekruteren.

Hiertegenover had hij onbeperkte beslissingsmacht bedongen. Er kwamen bureauchefs in New York, Londen en Rotterdam. De organisatie had geen rechtspersoonlijkheid en de leiding was onbeperkt financieel aansprakelijk.

De Britse en Franse regeringen zegden maandelijks 4,82 en 2 miljoen dollar toe terwijl de maandelijkse kosten van het geheel 12 dollar miljoen bedroegen. Eens probeerde een Amerikaans senator een spaak in het wiel te steken. Hij toonde aan dat de Amerikaanse wet het een particulier verbiedt om met vreemde regeringen te onderhandelen. Maar deze actie heeft de operatie echter niet gehinderd.

Vanuit Londen bezocht Hoover regelmatig Brussel, Berlijn en Parijs. In totaal is hij veertig maal de Noordzee overgestoken in Nederlandse schepen. Eenmaal is zijn schip door de Duitse marine naar Zeebrugge opgebracht. De Britse passagiers werden voor internering afgevoerd. De post werd voor censuur in beslag genomen. Als neutrale Amerikaan ging Hoover uiteraard vrijuit en verder wist hij de echtgenotes van Britse arrestanten er van te overtuigen dat zij zich niet vrijwillig moesten laten interneren maar naar huis moesten terugkeren.

Organisatie opgezet in België door Amerikanen
In België was met toestemming van de Duitsers een organisatie opgezet met wel 300 Amerikaanse vrijwilligers. Enkelen van hen verbleven eerder als beursstudent in Engeland. Van alle Amerikaanse medewerkers moesten er in de loop der jaren maar zes worden weggestuurd. Een van hen had anti- Duitse opmerkingen van collega's doorgeklikt.

Propagandaposter voor hulp aan België

In elke Belgische gemeente werd een volledige distributiedienst opgezet met soepkeukens voor de armsten en mensas voor de nette armen. Naast deze gratis voorzieningen konden de overige Belgen voedselbonnen kopen om zich van het nodige te voorzien. In totaal werkten wel 100.000 mensen hieraan mee. Het door de organisatie geïnde Belgische geld kon worden besteed aan onderwijs, politie, justitie en werklozenzorg. Het Comité National vaardigde besluiten uit, die door de rechters in bezet gebied werden gerespecteerd.

Vervoer van de goederen overzee
Voor de inkoop sloot Hoover contracten af met Amerikaanse graanboeren. Het vervoer over zee beschikte uiteindelijk over een vloot van zestig schepen van samen 300.000 ton. Zij voeren met volle lichten en onder eigen als neutraal erkende vlag. Zolang er een Duitse ambassade in Washington was kreeg ieder schip hiervan een brief mee waarin aan bemanningen van Duitse oorlogsschepen werd verzocht het zonder meer te laten passeren. In het logboek van de Duitse hulpkruiser Möwe, die veel geallieerde schepen tot zinken heeft gebracht, staat vermeld dat een van de Commission Relief Belgium (CRB) schepen was aangehouden en doorgestuurd.

Er staat bij dat, helaas, bij latere confrontatie van het CRB schip met de Britse marine, deze uiteraard zou vernemen wanneer en waar de Möwe was gesignaleerd. Voor het CRB vervoer werden deels in neutrale havens opgelegde Duitse, Belgische en verder neutrale schepen gebruikt. Duitse aantijgingen dat zij daarbij ook wel oorlogstuig naar Engeland brachten zijn door Hoover met klem ontkend. Na aankomst in Rotterdam konden Britten en daarna Duitsers de ladingen controleren. 

Enkele schepen liepen op zeemijnen of werden getorpedeerd maar dat stopte de operaties niet. Als er na torpedering van graanschepen krapte dreigde leende Nederland wel eens graan uit aan de Commission  Relief Belgium.

De rol van Nederland bij het CRB
In Brussel stond het hele werk onder het voorzitterschap van de Amerikaanse gezant Brand Whitlock, bijgestaan door de Spaanse gezant de Markies Villalobar en de Nederlandse minister resident Joost van Vollenhoven. Bij het uitbreken van de oorlog was hij tweede man op het Nederlandse gezantschap in Brussel. Na het vertrek van zijn chef – de gezant had de naar Le Havre gevluchte Belgische regering gevolgd – was van Vollenhoven belast met de leiding van onze vertegenwoordiging in Brussel.

Na de Spaans-Amerikaanse oorlog, waarbij de Filippijnen, Cuba en Porto Rico verloren waren gegaan,  had de Markies weinig sympathie voor Amerika maar dat hinderde de samenwerking in de CRB niet. De Duitse contactpersoon was de diplomaat Baron Von der Lancken  Wakenitz van de Politische Abteilung. De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Loudon was ook beschermheer. De daartoe aangezochte regeringen van neutraal Denemarken, Noorwegen en Zwitserland vonden het veiliger om hier niet aan mee te doen.

Verzoek om hulp uit Frankrijk
In l915 ontving Hoover het verzoek van enkele inwoners van de Franse stad Rijssel of het comité ook hulp kon verzorgen voor het door de Duitsers bezette deel van Noord Frankrijk. Dit is inderdaad met Duitse medewerking gelukt en later ook voor Luxemburg.

In dit Operationsgebiet konden geen Amerikanen worden toegelaten en hielden Duitse officieren het toezicht. Zij deden dat uitstekend want dan hoefden ze zelf niet naar de loopgraven. In het frontgebied werd met hun medewerking geoogst maar het is onzeker of alle opbrengsten wel werden afgedragen aan het comité. De Duitsers hadden in een strook van ruim 10 kilometer de burgerbevolking geëvacueerd maar velen probeerden toch weer naar hun huizen terug te gaan.

Ook de Amerikaanse president Wilson ondersteunde het werk van Hoover

Hoover bemiddelde met dien verstande dat wie zich in de verboden zone bevond geen voedsel kreeg. Hij werd uitgenodigd om vanuit de verte de slag aan de Somme te observeren. Het trof hem dat de officieren het sneuvelen van zo velen normaal vonden. Eens werd hij geroepen om een zwaar gewonde Brit bij te staan, die hem een afscheidsbrief voor zijn familie dicteerde maar uiteindelijk overleefde deze toch.

Contacten van Hoover met de Duitsers
Toen de Duitsers wegens frontverkorting bij de Hindenburg linie Frans gebied hadden opgegeven bij Noyon bleek dat zij toch ook Amerikaans meel hadden gebruikt en van melkblikjes hadden zij handgranaten gemaakt.

Sommige van Hoovers Duitse contacten verliepen prettig. Voor een kolonel kon hij uitvinden dat diens zoon in Rusland niet gesneuveld maar krijgsgevangen was. Maar bij een onderhandeling in Berlijn schold Hoover een Duitse generaal zo hard uit dat zijn Amerikaanse tolk niet verder durfde gaan. Gelukkig was een Duits officier, die in Amerika had gewoond, bereid om de vertaling voort te zetten en wel met succes het werk hoefde niet te worden gestopt. Toch waren er altijd wel ergens problemen, werd er toch voedsel in beslag genomen, werden medewerkers aan de grens gehinderd of binnenschepen gestopt.

Voortzetting hulp nadat Amerika aan de oorlog gaat deelnemen
Toen in april l917 Amerika aan de oorlog ging deelnemen – de Quaker Hoover was hier niet voor –   leek het erop dat het hulpwerk nu echt was afgelopen. Maar het ging door onder het patronage van Villalobar en Van Vollenhoven, die zorgden voor vervanging van de Amerikaanse toezichthouders.

De rantsoenen gingen niet omlaag en waren hoger dan die in Duitsland. Nooit was de kindersterfte in België zo laag geweest. Hoover aanvaardde nu een nieuwe taak als coördinator van de voedsel-voorziening van zijn eigen land maar op conditie dat het Belgische hulpwerk er niet onder zou lijden.

Toen in maart 1918 Amerika 90 en het Verenigd Koninkrijk 45  Nederlandse schepen in beslag had genomen heeft de Nederlandse regering even overwogen om iets terug te doen door te dreigen met het vertragen van de CRB voedseltransporten. Toen de Britten en Amerikanen waarschuwden voor repercussies kwam men hier ijlings op terug. Na de wapenstilstand van 11 november 1918 ging dit werk nog door tot 1 juli 1919.

Voortzetting hulp na de wapenstilstand in 1918

Eén van de artikelen van de wapenstilstandsovereenkomst luidde:

  The Allies and the United States should give consideration to the provisioning of Germany during the armistice to the extent recognized as necessary.

Hoover, die hier achter had gezeten, probeerde hier ook daadwerkelijk iets aan te doen maar de Fransen en Britten wilden daar niets van weten. De Britse blokkade bleef van kracht. In de Oostzee patrouilleerde de Britse marine om te zorgen dat Duitse vissers niet konden uitvaren. Bovendien bleek dat zij al enige tijd veel vis in Scandinavische landen hadden opgekocht om te voorkomen dat die aan Duitsland ten goede zou komen. Een Britse generaal kon de honger in Duitsland niet aanzien, zijn mannen deelden hun rantsoenen uit aan de bevolking.

Hoover bleef bezig. Onder het motto: 'zolang er hongersnood is er geen vrede', werkte hij gestaag voort. De drie andere geallieerden wilden graag de Amerikaanse hulpverlening controleren en sturen maar daar kwam niets van in.

Midden december 1919 waren er al honderd schepen onderweg, voor 80% onder Amerikaanse vlag varend maar ook onder Duitse vlag, naar neutrale en bevrijde landen, dwars door de blokkade heen. Er was zelfs iets bij voor Oostenrijk. In nog veel meer landen kwam deze voedselhulp op gang en uiteindelijk bereikte deze hulp een miljard mensen in 57 landen.
 
Hoover ook actief naar het naoorlogse Europa na 1918 en in 1945
Hoover had het overal druk. In Letland riep hij hulp in van Duitse troepen om de Sovjets uit Riga weg te jagen en daarna protesteerde hij omdat de Baltisch-Duitse rechtbanken veel te veel doodvonnissen uitspraken. De Wit-Russische generaal Judenich, die Sint Petersburg zou belegeren, werd ervan verdacht hulpgoederen te hebben afgepakt. Toen de communist Bela Kun in Hongarije de baas was kwam er alleen voedsel voor de kinderen.  En Hoover ontdekte dat Italiaanse officieren wapens verkochten aan deze dictator. De Roemeense autoriteiten deden alsof het een gunst was dat zij Hoovers voedsel accepteerden. Nadat de Roemenen op Franse instigatie Hongarije hadden bezet namen zij daar hulpgoederen in beslag. In Triest wilde Italië voorraden vasthouden die voor de Balkan bestemd waren.

Hoover vond het onjuist om met de Sovjets over voedsel te onderhandelen zolang Amerikaanse troepen in Wladiwostok en Archangel hen juist tegenhielden. Later is hij besprekingen met de roden niet uit de weg gegaan want dan konden Amerikaanse gevangenen worden losgekocht.

Hoover was ook nog actief in Armenië dat zich autonoom had verklaard. Er was sprake van een Amerikaans mandaat over een naar het westen uitgebreid Armenië, geleid door Hoover maar deze weigerde en het ging niet door. Het mandaat is trouwens ook aangeboden geweest aan Nederland en aan Noorwegen, die er geen zin in hadden, en intussen hadden de Sovjets het  autonome gebied in bezit genomen.

In 1940 wilde Hoover weer voedsel naar bezet Europa sturen maar daar was de Amerikaanse regering tegen en de Britse ook. In l945 heeft president Truman in Potsdam Hoover weer van stal gehaald. Hij werd weer verantwoordelijk voor het bestrijden van hongersnood in het geteisterde Europa.

Tentoonstelling over het hulpwerk in 2006
In 2006 organiseerde het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis te Brussel een tentoonstelling over al het hulpwerk. Het initiatief kwam van de Amerikaanse ambassadeur. Het was hem opgevallen dat er zoveel instituten en straten in België naar Hoover waren genoemd en hij wilde weten waarom. Deze tentoonstelling was het antwoord. Op de bij de tentoonstelling behorende affiche is een vrachtschip te zien dat de duinenkust nadert. Dat zou de indruk kunnen wekken als zouden de ladingen ergens in België waren gelost. Zoals wij weten is niets minder waar, maar nergens in genoemd museum was aangeduid dat alles alleen door de haven van Rotterdam zijn doel bereikte.

Geraadpleegde literatuur
H. Hoover - Memorien, Jahre der Abenteuer, 1951
L. P. Lochner - Herbert Hoover and Germany, 1960
George H. Nash - The life of Herbert Hoover, 1983
B. M. Weissmann - Herbert Hoover and the famine relief in Soviet Russia 1921-1923, 1974


© 2007 - Vincent Kramers. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.

naar homepage


eXTReMe Tracker