Herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog liggen, soms
letterlijk, voor het oprapen. Overal langs het voormalig
westelijke front in Vlaanderen en Noord Frankrijk vindt men
monumenten, musea en militaire begraafplaatsen. In het
landschap zijn de nog zichtbare littekens van de oorlog: met
water gevulde kraters, roestig prikkeldraad in ingestorte
loopgraven, wegzakkende, met mos begroeide bunkers en in
menig bos nog gevaarlijke blindgangers en onduidelijke
stukken oud ijzer.
Maar er zijn ook keurig gerestaureerde fortificaties, de
zandzakken in beton nagemaakt, waar langs uitgezette
wandelpaden geïllustreerde, weerbestendige borden
informatie verschaffen over de gevechtshandelingen die er
plaatsvonden. Elke avond in het Belgische Ieper wordt
klokslag acht uur met het blazen van de Last Post de
herinnering aan de kwart miljoen Britten die er vielen,
levend gehouden. En tientallen, soms honderden mensen, het
merendeel van de andere kant van het Kanaal, wonen dat elke
avond bij.
De bezoeker huivert, en herinnert zich de kapotgeschoten
loopgraven en de skeletten in uniform die aan het
prikkeldraad hingen. Maar wat is herinnering, en wat
historie? Sommigen menen dat de een in de ander overgaat als
er niemand meer is die zich uit de eerste hand een bepaalde
gebeurtenis kan herinneren. Volgens deze omschrijving begint
de Eerste Wereldoorlog in ras tempo geschiedenis te worden.
Er zijn op de wereld nog geen honderd mannen over die de
grote slachting van toen overleefden, en zelfs de jongste
veteraan is al over de honderd.
Ook de vrouwen van toen zijn al dood, evenals de meeste
kinderen die oud genoeg waren om bewust weet te hebben van
dat tijdperk. Nog een paar jaar, en niemand herinnert zich
meer het tot maanlandschap verpulverde boerenland, de modder
van Vlaanderen waarin meer dan een kwart van alle doden in
1917 door verdrinking omkwam, de lijkenlucht en de gele
zwavelige nevel die het slagveld van Verdun omhulden, het
lijden van de frontsoldaten, de wanhoop van de
burgerbevolking en het eindeloze zwarte verdriet dat over
Europa neerdaalde. Ze zijn geschiedenis geworden.
Toch, met het uitsterven van de generatie die haar
meemaakte, zijn de herinneringen aan deze tragedie niet
verdwenen. Want herinneren is ook gedenken en herdenken
de Engelsen noemen hun dodenherdenking (op 11 november) dan
ook Remembrance Day, en ook in het Frans heet een
herdenkingsplaats een ‘lieu de mémoire’. De monumenten,
de gedichten, de boeken met ooggetuigenverslagen, de met
zorg ingerichte begraafplaatsen, de herdenkingsmonumenten
van na de oorlog, hadden maar één doel: opdat niet zou
worden vergeten. Daardoor werden individuele herinneringen
op een bepaalde manier in het collectieve geheugen gegrift
en werden ze onlosmakelijk deel van de geschiedenis. En die
geschiedenis, telkens opnieuw verteld, rakelt nu de
collectieve herinneringen op en blaast ze nieuw leven in,
zodat ook wij steeds meer de behoefte hebben om niet alleen
niet te vergeten, maar om echt te weten hoe het was.
Over die behoefte en hoe ze vorm krijgt, gaat dit boek. Op
het eerste gezicht lijkt het een fotoboek over wat zoal
langs het Westelijk Front te zien is. Zulke tastbare
herinneringen vormen ook het uitgangspunt, maar het gaat ons
niet alleen om wat er te vinden is, maar ook om wat het
vertegenwoordigt. De manier waarop aan en over de Eerste
Wereldoorlog gedacht wordt, hoe men zich die gebeurtenis
collectief herinnert en vooral wenst te herinneren, is in de
loop der jaren sterk veranderd. Meer dan ooit hebben juist
de generaties die nooit in levenden lijve de gruwelen van
een Europese oorlog beleefden, belangstelling voor wat zich
afspeelde op de slagvelden van het westelijk front, nu al
weer bijna een eeuw geleden.
|