naar gallipoli pagina - naar homepage


De strijd om Gallipoli

De geallieerde landmachtoperaties op het schiereiland Gallipoli in 1915 (periode 25 april 1915 - 9 januari 1916)


door Menno Wielinga

Churchill had het idee geopperd om bij de Turkse Dardanellen met een Brits/Franse vloot een maritieme doorbraak te forceren om Constantinopel te veroveren. Turkije, zo was het idee, zou zich daarna uit de oorlog terugtrekken. Na een aantal vlootaanvallen, waarvan de laatste plaatsvond op 18 maart 1915 bleek de zee-engte in de Dardanellen ('Teh Narrows') voor de geallieerde marine onneembaar.

De conclusie was dat eerst landstrijdkrachten moesten worden ingezet die het schiereiland van Gallipoli moesten veroveren om de forten langs de Dardanellen tot zwijgen te brengen. Zodra dit zou zijn gelukt konden de geallieerde marineschepen alsnog opstomen naar Constantinopel en de stad veroveren.
 
Overzichtkaart van het strijdtoneel van de Dardanellencampagne

De slag om Gallipoli liep uit op een catastrofe ten koste van een enorm aantal slachtoffers zowel aan geallieerde als aan Turkse kant. De strijd om Gallipoli zou de voorloper zijn van de grote veldslagen die nog zouden volgen: Verdun, de Somme, het Nivelle-offensief en Passendale.

Opmerking De staat Turkije bestond nog niet in 1915 – de Republiek Turkije werd eerst gesticht op 29 oktober 1923. Strikt genomen zou in de onderstaande tekst daarom moeten worden gesproken over het Ottomaanse Rijk en Ottomanen in plaats van over Turkije en Turken. Het is in de literatuur (meestal Engelstalig) echter gebruikelijk te spreken over Turkije en Turken. Deze gewoonte is hieronder gevolgd. Om dezelfde reden worden daarom ook de in die tijd gebruikelijke (Engelstalige) naamaanduidingen gehanteerd.


Inhoudsopgave
Inleiding
Generaal Hamilton benoemd tot bevelhebber van de MEF
Problemen bij de organisatie van de amfibische operatie
De Turkse reactie op de gebeurtenissen
Het Britse aanvalsplan en de landingsplaatsen
De geallieerde landingen op 25 april 1915
De landing van de Anzac-troepen bij Ari Burnu (Anzac Cove)
Het optreden van Mustafa Kemal, de latere Kemal Atatürk
De landingen bij Cape Helles
De landing op S-beach
- V-beach - W-beach - X-beach - Y-beach
De ongeautoriseerde terugtocht vanaf Y-beach
De geallieerde situatie na de landingen
Het verloop van de strijd na de landingen
De Slag om Anzac Cove op 19 mei 1915
Wapenstilstand om de doden weg te halen
Gevechten in de maand juni 1915
De situatie in de maand juli 1915
Dalende moraal in de frontlinies
De Slag bij Suvla Bay – 6 augustus 1915
Berlijn waarschuwt Turkije voor een geallieerde aanval
De benoeming van de onervaren generaal Stopford
De gevechten aan het Helles front en bij Anzac Cove
De landingen bij Suvla Bay op 6 augustus 1915
De komst van de Turkse versterkingen
Zware verliezen en opnieuw een loopgravenoorlog
De strijd om Hill 60 en Scimitar Hill op 21 augustus 1915
Het ontslag van generaal Hamilton
De discussie over een nieuwe aanval of evacuatie
Noodweer en zware sneeuwstormen eind november 1915
De evacuatie van Gallipoli
Conclusies
Het aantal slachtoffers bij de Slag om Gallipoli
Geraadpleegde literatuur

Films over Gallipoli

Inleiding
Uit het verloop van de strijd om de Dardanellen was vanaf 18 maart 1915 duidelijk dat de Britse Marine er niet in zou slagen Constantinopel te bereiken zonder hulp van een grote landlegermacht. Dit landleger zou het schiereiland van Gallipoli moeten veroveren waarna de Marine ongehinderd door de Dardanellen kon opstomen naar Constantinopel nadat alle mijnenvelden waren opgeruimd.

Bij de Britse War Council had men al in een veel eerder stadium twijfel uitgesproken over de vraag of een vlootexpeditie van de Marine wel in staat zou zijn het schiereiland Gallipoli te bombarderen en te veroveren, als die eventuele overwinningen van de Marine niet zouden worden geconsolideerd door een Brits bezettingsleger.

Op 6 februari 1915 was al het besluit genomen twee bataljons Royal Marines in te zetten op het schiereiland Gallipoli om het geschut van de Turkse forten langs de Dardanellen tot zwijgen te brengen. Drie dagen later had ook Kitchener, de Britse minister van Oorlog, zich in de War Council bereid verklaard de 29e Divisie, bestaande uit beroepssoldaten, te laten vertrekken uit Engeland om samen met een Franse divisie dienst te gaan doen in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee. Daarna werd druk uitgeoefend op Kitchener om deze 29e Divisie naar de Dardanellen te sturen.
 
Van links naar rechts: Winston Churchill, Sir John Fisher en Lord Kitchener

Op 10 maart 1915 besloot Kitchener inderdaad de 29e Divisie naar de Dardanellen te sturen, samen met de Royal Naval Division (RND) en enkele eenheden van het Australian and New Zealand Army Corps (ANZAC), dat sinds november 1914 in Egypte was gelegerd om het Suezkanaal te beschermen tegen eventuele Turkse aanvallen en daar niet meer nodig was.

Generaal Hamilton benoemd tot bevelhebber van de MEF
Twee dagen later werd generaal Ian Hamilton, die in de Boerenoorlog in Zuid-Afrika onder Kitchener had gediend, ontboden op het ministerie van Oorlog, waar Kitchener hem mededeelde dat hij het bevel op zich moest nemen over Expeditionary Mediterenian Forces (MEF) die naar de Dardanellen zou worden gestuurd ter ondersteuning van de geallieerde vloot die daar strijd leverde om de doorvaart door die zeestraat.

Hamilton vertrok op 13 maart 1915 uit Londen met een aantal inderhaast opgetrommelde officieren als zijn staf. Zijn kennis van het strijdgebied was praktisch nihil. Naar verluidt werden hem ter informatie toeristische boeken en kaarten en een verouderd handboek over de Turkse strijdkrachten ter beschikking gesteld. De in Londen aanwezige informatie over de opstelling van het Turkse geschut en de Turkse posities op het schiereiland werden hem niet ter hand gesteld. Hamilton kwam nog net op tijd om de mislukte vlootaanval op de Dardanellen van 18 maart mee te maken.

Op 22 maart woonde generaal Hamilton de stafbijeenkomst bij aan boord van het slagschip Queen Elizabeth, waar admiraal De Robeck hem liet weten dat hij er zonder de troepen van Hamilton niet door zou komen.

Generaal Sir Ian Hamilton (midden) tijdens een inspectietocht bij Gallipoli

De eerder toegedachte rol die Hamilton in Londen was medegedeeld, leiding geven aan een landstrijdkracht die de Marine zou ondersteunen bij haar doorvaart, werd met deze mededeling volkomen te niet gedaan. De landstrijdkrachten hadden nu de opdracht zich meester te maken van het schiereiland Gallipoli, de verdedigingswerken langs de Dardanellen uit te schakelen en zo de weg naar de Zee van Marmara en naar Constantinopel vrij te maken voor de vloot.

De Robeck had ook besloten dat zijn schepen niet meer zouden worden ingezet in de Dardanellen voordat de landmacht het schiereiland Gallipoli had veroverd. Om onduidelijke reden werd dit niet aan Hamilton medegedeeld. Afgesproken werd een landingsactie te lanceren op 14 april.

Problemen bij de organisatie van de amfibische operatie
Hamilton vertrok daarop naar Alexandrië waar hij op 26 maart aankwam om de aanval op Gallipoli te organiseren. Hij had toen nog slechts drie weken tijd om een enorme amfibische operatie op te zetten.

Er brak een tijdperk aan van hectische improvisatie. Er was sprake van een logistieke chaos: kanonnen arriveerden zonder of met de verkeerde munitie en er kwamen veel te weinig granaten aan. Boten om de mannen aan land te zetten waren niet beschikbaar. Transportmiddelen waren in alle haast bijeengeraapt en aan lastdieren was groot gebrek. Benodigde voorraden moesten lokaal worden aangeschaft. Er waren nauwelijks handgranaten en mortieren. Er werden werkplaatsen ingericht om deze zelf te fabriceren. Watertanks en alles wat verder nog water kon bevatten moest worden ingekocht etc etc. Ook aan de geheimhouding werd volstrekt onvoldoende aandacht besteed zodat de Turken en hun Duitse instructeurs volkomen op de hoogte waren van de Britse plannen.

Britse troepentransportschepen op weg naar Gallipoli

Over het operatieterrein was weinig bekend. Was er water beschikbaar? Waren er wegen en hoe was hun toestand? Hoe diep was het water op de beoogde landingsplaatsen? Hoe was de Turkse verdediging georganiseerd? Waar waren de prikkeldraadversperringen en hoe uitgebreid waren deze? En als de Turken eventueel zouden vluchten hoe kon dan de bevoorrading van de achtervolgende geallieerden worden georganiseerd?

De stemming bij de geallieerde legerstaf was uiterst pessimistisch: er waren veel bezwaren tegen de landoperatie en de te korte voorbereidingstijd. Er waren zelfs geen stafkaarten beschikbaar; officieren struinden de winkels af om toeristische handboeken te kopen. Maar er was geen weg meer terug. Met name Kitchener had zijn goedkeuring aan de campagne verbonden en er was hem alles aan gelegen deze tot een succes te maken.

Brits troepentransport in de haven van Mudros bij het eiland Lemnos

De geallieerde troepenmacht werd in de loop der weken gestationeerd in de haven van Mudros op het eiland Lemnos, dat door de Griekse regering ter beschikking van de geallieerden was gesteld. Dit eiland ligt voor de kust van Turkije, 60 km westelijk van de ingang van de Dardanellen. Ook werden troepen overgebracht naar het iets noordelijker gelegen eiland Imbros. Op het meer zuidelijk gelegen eiland Tenedos werd een landingsbaan aangelegd van waaraf verkenningsvluchten over het schiereiland werden uitgevoerd waarbij zelfs gebruik werd gemaakt van een (eenzijdige) radiotelefoon die op de slagschepen ontvangen kon worden en dienst deed als vuurleiding.

Schets van een ooggetuige van de haven van Mudros op het eiland Lemnos

Toen de 75.000 man troepen op Lemnos en Imbros verzameld waren werd de definitieve aanvalsdatum aanvankelijk vastgesteld op 21 april (de eerder afgesproken datum van 14 april bleek niet haalbaar) maar vanwege het slechte weer werd de datum uitgesteld tot zondag 25 april. Onder de manschappen was een algemeen heersend gevoel van optimisme ontstaan: ‘an immense enthusiasm pulsated through the Fleet’ schreef Hamilton in zijn dagboek. Op sommige schepen waren leuzen geschreven als: ‘Turkish Delight’ en ‘To Constantinople and the Harems’. Het enthousiasme leek op dat van augustus 1914 toen de oorlog net was uitgebroken.

De Turkse reactie op de gebeurtenissen
De Turken maakten van het oponthoud dat ontstond vanaf 22 maart dankbaar gebruik – ze kregen uiteindelijk vijf weken de tijd om zich voor te bereiden op de grote geallieerde aanval. Vanaf 16 maart was het hoofd van de Duitse militaire missie in Turkije, maarschalk Liman von Sanders, belast met de verdediging van het schiereiland. Op 25 april had hij zes divisies, ongeveer 84.000 man, onder zijn bevel.

Portret van de Duitse generaal Liman von Sanders

Twee divisies posteerde hij, uit een onterechte verwachting van een landing bij Kum Kale, op de Aziatische kust. Hij meende terecht geen rekening te hoeven houden met een invasie van het schiereiland Gallipoli vanuit de Dardanellen zelf en stationeerde daarom voor de te verwachten aanval vanuit de Golf van Saros twee divisies bij Bulair op de hals van het schiereiland. Dit was strategisch een zeer belangrijke plaats: als deze landengte ten noorden van het stadje Gallipoli door de geallieerden bezet zou worden, zou het Turkse leger op het schiereiland afgesneden worden. Verder plaatste hij één divisie onder Mustafa Kemal (die later bekend zou worden als Mustafa Kemal Atatürk - de vader aller Turken) als reserve bij Maidos en eveneens slechts één divisie (2.000 man) bij Cape Helles, de uiterste zuidpunt van het schiereiland.

Mustafa Kemal (vierde van links in het lichte uniform) ,met een aantal Turkse militairen

Deze opstelling had als nadeel dat een onevenredig sterke Turkse troepenmacht was gelegen aan de Aziatische kust bij Kum Kale, maar als voordeel dat een snelle Turkse troepenverplaatsing op het schiereiland naar het beperkte aantal geallieerde landingsplaatsen mogelijk was. De stranden werden voorzien van prikkeldraadversperringen en overal in de heuvels rond de verwachte landingsplaatsen werden loopgraven en versterkingen aangelegd.

Het Britse aanvalsplan en de landingsplaatsen
Generaal Hamilton zag zich bij zijn keuze voor een landingsplaats geplaatst voor het probleem van de rotsachtige kustlijn van het schiereiland Gallipoli. Er waren stranden bij Bulair in het noorden, bij de Suvla Bay halverwege het schiereiland, bij de iets zuidelijker gelegen kaap Ari Burnu en bij Cape Helles in het uiterste zuiden.

De Suvla Bay werd omsloten door een vrij hoge bergrug, achter Ari Burnu lagen hoge, ontoegankelijke heuvels en de stranden van Cape Helles werden beheerst door de Achi Baba, een ruim 200 meter hoge heuvel die 10 km noordelijk van de kust was gelegen. De geallieerden moesten eerst deze hoogten veroveren om het schiereiland te kunnen overtrekken en zo de forten met hun bezettingen langs de Dardanellen in de rug te kunnen aanvallen.

Uiteindelijk viel de keus voor een landing door de 29e Divisie onder leiding van generaal Hunter-Weston. Zijn bijnaam was Hunter-Bunter wat vertaald zoiets  betekent als Hunter de Stormram (later meer over generaal Hunter-Weston).

Van links naar rechts: generaal Hunter-Weston, generaal Paris en generaal Birdwood

De 29e divisie werd daarbij gesteund door de eenheden van de Royal Naval Division (onder leiding van generaal Paris) op Cape Helles terwijl de Anzacs (onder leiding van generaal Birdwood) tegelijkertijd meer naar het noorden, nabij Ari Burnu, zouden landen. De overgebleven troepen van de Royal Naval Division zouden bij Bulair (gelegen in het noordelijk deel van het schiereiland ten noorden van het stadje Gallipoli) aan land worden gezet waar ze een schijnbeweging moesten uitvoeren. Een Brits bataljon zou een landing uitvoeren bij Morto Bay en de Fransen zouden een afleidingsmanoeuvre uitvoeren bij Kum Kale op de Aziatische kust. Op het laatste moment werd nog besloten om 2.000 man te laten landen op de kust ten westen van Krithia.

De algemene verwachting was dat de aanval binnen 48 uur tot resultaten zou leiden en men verwachtte slechts geringe Turkse tegenstand die mogelijk zelfs zou verdwijnen zodra men de bruggenhoofden zou hebben gevormd.

De geallieerde landingen op 25 april 1915
In de ochtend van de 23 april zette de vloot, bestaande uit meer dan 200 schepen, koers naar hun bestemmingen op het schiereiland Gallipoli waar om 3:00 uur in de ochtend van 25 april de invasie begon. Een van de grootste drama's in de Britse krijgsgeschiedenis stond op het punt zich te voltrekken.

Twee afleidingsmanoeuvres werden uitgevoerd. Franse troepen ondernamen een afleidingsmanoeuvre bij Kum Kale op het Aziatische vasteland, die succesvol werd uitgevoerd. Het daar gelegen fort werd zonder al te veel problemen ingenomen. De Franse troepen werden daarna allemaal overgebracht naar het Cape Helles aanvalsgebied waar ze meer dan bruikbaar waren.

De door de Royal Naval Brigade uitgevoerde schijnaanval bij Bulair in de Golf van Saros ten noorden van Gallipoli was ook succesvol. Weliswaar was het een schijnaanval maar Liman von Sanders dirigeerde in eerste aanzet zijn troepen daar naartoe omdat hij juist op die plaats de grote aanval verwachtte.

Toen bleek dat daar niet de hoofdaanval werd ingezet stuurde hij deze troepen naar de andere landingsplaatsen – dat ze daar pas twee dagen later aankwamen werd als winst gezien voor de landingen bij Ari Burnu (waar de Anzac-troepen zouden landen) en Cape Helles. Ook de Royal Naval Division werd daarop teruggetrokken en vanaf 28 april ingezet bij de Anzac-troepen.

klik hier voor een grotere kaart
Overzichtkaart van de landingsplaats bij Ari Burnu later bekend als Anzac Cove

De twee uitgekozen hoofdlandingsplaatsen waren stranden bij de landtong Ari Burnu waar de Anzac-troepen moesten landen en Cape Helles waar een gedeelte van de 29e Divisie aan land zou gaan. Daartoe waren vijf verschillende landingsplaatsen aangewezen met de codenamen S-, V-, W-, X- en Y-beach.

S-,V-,W-, X-, en Y-beach waren gelegen rond Cape Helles en toegewezen aan de rest van de 29e Divisie. S-beach lag in de Morto Bay, V-beach nabij het fort bij Sedd el Bahr. W-beach en X-beach lagen rechts en links van de landtong Tekke Burnu. Iets noordelijker lag Y-beach waar een troepenmacht van 2.000 man zou landen.

Overzichtkaart van de landingsgebieden bij Cape Helles. Het landingsgebied van
de Anzactroepen by Ari Burnu (Anzac Cove) ligt noordelijk buiten deze kaart

(Klik op de plattegrond of hier voor een grote kaart)

Na de landingen moesten de troepen optrekken door de heuvels, het versterkte dorp Krithia veroveren om vervolgens door te stoten naar de hoge heuvel Achi Baba, acht kilometer landinwaarts, om deze in te nemen.

Deze landingen waren amfibische operaties: invasies vanuit zee op het vasteland, zoals zij in de Tweede Wereldoorlog herhaaldelijk met succes zouden worden uitgevoerd. Ten tijde van Gallipoli beschikten de geallieerden noch over de ervaring, noch over de technische en logistieke middelen die voor dit soort moeilijke ondernemingen onmisbaar zijn. Parachutisten, zweefvliegtuigen, communicatie-apparatuur maar vooral landingsboten waren nog onbekend waardoor de landingen, in mensenlevens gerekend, op kostbare mislukkingen zouden uitlopen.

De landing van de Anzac-troepen bij Ari Burnu (Anzac Cove)
De Anzac-troepen bestonden uit onverschrokken Australiërs en Nieuw Zeelanders, 15.000 man in totaal, die de oorlog nog als een soort sport beoefenden. Zij werden door transportschepen, waaronder zich ook oorlogsschepen bevonden die voor dekkingsvuur zorgden tijdens de landingen, tot voor de kust gebracht en overgezet in kleinere bootjes die de mannen op de juiste landingsplaatsen moesten afzetten.

Landing van Anzactroepen bij Ari Burnu (Anzac Cove)

Deze nachtelijk operatie duurde veel langer dan was voorzien en pas in de vroege morgen werden de eerste landingen uitgevoerd. Door een sterke stroming bleken de boten geland op een plaats bijna twee kilometer ten noorden van de uitgekozen landingsplaats op zeer moeilijk toegankelijk en onbekend terrein. De Turken ontvingen de Anzac-troepen met moordend vuur vanaf hun hoger gelegen posities; in sommige bootjes waren alle inzittenden al voor de landing gedood.

  Ooggetuige Soldaat Walter Stagles - 1st Australian Division
Het was pikdonker toen plotseling de kust, althans een vaag silhouet van de kust, dreigend opdoemde. Toen we dichterbij kwamen, begonnen we allemaal gespannen en nerveus te worden omdat we ons afvroegen wat er ging gebeuren nu alles nog zo verdacht rustig was. Ineens weerklonk er één luid schot en een gelig licht flakkerde hoog in de lucht op. Vanaf dat moment bestookten de Turken de boten met zwaar mitrailleur- en geweervuur.
We sprongen uit de sloepen en de warm ingepakte roeiers begonnen weer te roeien. Zodra de boten aan de grond liepen, was het ieder voor zich, je moest gewoon uitstappen en er het beste van proberen te maken.
Toen we aan wal klauterden, althans degenen die het gelukt was er te komen, vonden we wat beschutting onder de klif. Nadat we daar een paar ogenblikken hadden gelegen om weer op adem te komen, gooiden we onze rugzak af, zetten onze bajonet op en iemand in dat stelletje ongeregeld - er was geen officier - schreeuwde: 'Okay jongens, kom op naar die schoften!'

Soldaat Frank Brant - 2nd Australian Division
Er was absoluut geen sprake van een goed gecoördineerde actie. Gewoon een stelletje Australiërs die met z'n allen aan het werk waren. Elkaar blind vertrouwen. Nadat we even hadden gegraven, schoot de Queen Elizabeth ineens enkele granaten af en het geluid van die granaten werkte in feite als een pepmiddel. Eén kerel schreeuwde: 'Samen delen, hufters!' De vent naast me was Robbie Robinson, een korporaal in mijn bataljon. Ik zie hem nog voor me, breed grijnzend en het volgende moment viel zijn hoofd op mijn schouder. Een sluipschutter had hem recht door zijn halsader geschoten. Dat was dus in feite mijn vuurdoop omdat Robbies bloed over mijn hele uniformjas droop. Toen hij daar dood naast me lag, dacht ik: Misschien moet ik z'n ouwelui even vertellen wat er aan de hand is. Ik pakte zijn zakboekje en schreef het adres van zijn moeder op een papiertje. Ze woonde ergens in Fitzroy, maar ik heb haar nooit geschreven. Ik herinner me wel dat ik later nog eens naar dat vodje papier heb zitten staren. [...]
Na een dag met hevige gevechten onder chaotische omstandigheden, waren er nog steeds geen hoger gelegen posities veroverd. Het bruggenhoofd had een lengte van twee kilometer en een breedte van een kilometer en was volgepakt met mannen en voorraden. En waren vele doden en door de moeilijke terreinomstandigheden en de gebrekkige voorzieningen kon aan de gewonden slechts moeizaam hulp geboden worden.

Sergeant Frank Kennedy - 2nd Australian Division
We gingen van boord en toen we op het strand aankwamen, waren de omstandigheden onbeschrijflijk. Overal lagen gewonden, doden en stervenden, overal lagen achtergelaten geweren en rugzakken die de jongens hadden afgegooid toen ze oprukten tijdens de eerste bestorming.
Er moest een eerstehulppost worden geregeld en het eerste bevel dat ik kreeg, was om te proberen de gewonden naar een veilige plek over te brengen. Maar om met een brancard langs die steile zandhellingen af te dalen, dat was zo ongeveer het moeilijkste dat een brancardier kan doen. We moesten voortdurend trapsgewijs naar beneden, af en toe struikelend over taai struikgewas, terwijl we al die tijd probeerden de pijn van die jongen op de brancard te verlichten.
Maar we bleven tot de avond continu doorgaan en deden onze uiterste best om alle gewonden op te halen. Het kon je gebeuren dat je net met een gewonde terugkwam uit de frontlijn en plotseling uit een bosje zo'n 20 meter verderop iemand wanhopig hoorde schreeuwen: 'Brancardiers, brancardiers!' En het enige wat je dan kon doen, was je brancard even op de grond laten zakken, naar hem toe gaan, de toestand bekijken, hem zo nodig een injectie geven of een paar pillen om de pijn te verlichten en hem vertellen dat je terug zou komen.

De landing ontaardde in een complete chaos. Als de Turken een grootscheepse tegenaanval zouden ondernemen zou dat tot een enorm bloedbad leiden. Een aanval die trouwens niet zou komen omdat de Turken ook uitgeput waren en er nog niet voldoende Turkse versterkingen waren aangevoerd.

Zicht op het landingsgbied Anzac Cove van de Anzactroepen

De situatie werd zelfs zo nijpend geacht, dat bevelvoerder Birdwood in de nacht van 25 op 26 april aan Hamilton toestemming vroeg zich te mogen terugtrekken. Tijdens de beraadslagingen kwam de mededeling dat de Australische onderzeeër AE2 er als eerste in geslaagd was door de Dardanellen de Zee van Marmara te bereiken. Ze ziet daar kans een Turkse kanonneerboot tot zinken te brengen. Hamilton is opgetogen: hij ziet dit als een goed voorteken en een stimulans voor de Anzac-troepen om stand te houden.

Terugtrekken werd Birdwood zeer beslist geweigerd. Hamilton zond hem het onderstaande telegram:

  'Your news is indeed serious. But there is nothing for it but to dig yourselves right in and stick it out. It would take at least two days to re-embark you as Admiral Thursby will explain to you. Meanwhile, the Australian submarine [AE2] has got up through the Narrows and has torpedoed a gunboat at Chanak. Hunter Weston despite his heavy losses will be advancing tomorrow which should divert pressure from you. Make a personal appeal to your men and Godley's [Anzac divisie-commandant] to make a supreme effort to hold their ground – Ian Hamilton.

P.S. You have got through the difficult business, now you have only to dig, dig, dig, until you are safe. Ian H.

Het leek wel, zo zeggen de bronnen, of de overwinning van de Australische onderzeeër AE2, een nieuw élan onder de troepen veroorzaakte. Men was opeens vastbesloten stand te houden en uit alle macht werden door iedereen, soldaten en officieren, met alle middelen, versterkingen en loopgraven aangelegd in de steenachtige bodem. Naar het verhaal wil worden de soldaten uit Australië en Nieuw Zeeland sindsdien de ‘diggers’ genoemd.

Afbeelding van de AE2 die zoveel enthousiasme veroorzaakte onder de troepen bij Anzac Cove.
 Er bestaan op dit moment plannen om de AE2, die later door de eigen bemanning tot zinken
werd gebracht, te lichten en terug te brengen naar Australië. Klik hier voor meer informatie.

In de hierna volgende periode bestormden de Anzac-troepen keer op keer tevergeefs de heuvels waar de Turkse versterkingen zich ook hadden ingegraven. Over en weer vielen duizenden slachtoffers vaak onder extreme omstandigheden. De gevechten duurden voort tot 4 mei waarbij de Anzacs ongeveer 10.000 man verloren en de Turken zeker niet minder. Daarna groeven beide partijen zich in en werd de strijd voorlopig gestaakt.

Het optreden van Mustafa Kemal, de latere Mustafa Kemal Atatürk
Toch zou de landing van de Anzacs bij Ari Burnu misschien succes hebben gehad wanneer daar niet Mustafa Kemal, die na de oorlog als Kemal Atatürk van Turkije een jonge moderne staat zou maken, op eigen initiatief, zonder bevelen af te wachten, zijn troepen in de strijd besloot te werpen en zelfs het in reserve gehouden regiment van de 19e Turkse Divisie inzette. Zodoende kon hij voorkomen dat de Anzacs hun bruggenhoofd uitbreidden.

Mustafa Kemal (links) aan het front op Gallipoli
Naar aanleiding van deze foto werd ook een standbeeld gemaakt klik hier

Dit is ook het moment dat de mythe rond Kemal Atatürk, de vader aller Turken, gestalte begon te krijgen. Onvermoeibaar, zo luidt het verhaal, reed hij langs het chaotische Anzac-front in de voorste linies, hielp eigenhandig mee de kanonnen in positie te zetten, stond zonder vrees voor de kogels op de heuveltoppen om de strijd te aanschouwen en gaf bevelen aan zijn manschappen om zich zonder bedenken in de strijd te werpen. Een van zijn orders zou zijn geweest: ‘I don’t order you to attack, I order you to die’, wat in het Turks ongetwijfeld veel fraaier zal hebben geklonken.

Turkse soldaten tijdens de strijd om Gallipoli

Achteraf werd door de Turkse Generale Staf toegegeven dat wanneer Mustafa Kemal hier niet zo daadkrachtig was opgetreden, de Anzacs naar alle waarschijnlijkheid de heuvels hadden kunnen veroveren waardoor de Turkse defensie van Gallipoli zou zijn uitgeschakeld.

De landingen bij Cape Helles
De landingen bij Cape Helles hadden naar verhouding meer succes, dat wil zeggen dat er met grote moeite bruggenhoofden konden worden gevormd ten koste van zware verliezen. Hieronder volgt het verloop van de strijd op de diverse landingsplaatsen op 25 april 1915.

De landing op S-beach

Luchtfoto van S-beach waar landingsboten aan de grond zijn gezet bij De Totts

De landing op S-Beach werd uitgevoerd door een kleine legermacht die gesteund werd door het slagschip Cornwallis. Veel tegenstand werd hier niet verwacht. De landing was om 7:30 uur dan ook al uitgevoerd nagenoeg zonder verliezen. Er bleek niet meer dan een tiental Turkse verdedigers aanwezig. De troepen bleven hier zonder veel problemen te ontmoeten twee dagen liggen tot de Fransen van Kum Kale waren overgebracht en de rechtervleugel van Cape Helles front overnamen.

De landing op V-beach
De gebeurtenissen op V-beach waren van een geheel andere orde. Een legermacht van 2.800 man zou daar aan land gaan. Het slagschip Albion opende om 5:00 uur een hevig bombardement op het dorp Sedd el Bahr en het fort. De eerste groep van 800 man landde om 6:00 uur op het strand in open boten. Er was tot dat moment geen enkel teken van leven te bespeuren van Turkse zijde.

Op het moment dat de mannen uit de boten sprongen barstte het vuur los. Nagenoeg alle mannen, ook de mannen die nog in de boten zaten, werden daarbij neer gemaaid. Een paar wisten aan land te komen en zochten beschutting achter de rotsrichel op het strand. Van de 800 man van deze eerste landingsgolf overleefden slechts 300 van wie velen gewond waren.

Om 8:30 uur liet men volgens planning de vrachtvaarder River Clyde aan de grond lopen. In dit schip, dat speciaal voor deze stranding voorzien was van grote wegneembare schotten in de romp, hielden zich 2.000 soldaten schuil.

Men legde met veel moeite een aantal platbodemschuiten tussen het schip en de wal, waarover de troepen zich naar het strand konden begeven. Op het moment dat de luiken opengingen en de manschappen naar de wal renden, liepen ze regelrecht in het vuur van Turkse machinegeweren. Er werd een ware slachting aangericht waarbij de helft van de manschappen het leven liet.

Het fort van Sedd el Bahr gezien vanaf de River Clyde op een foto gemaakt door de arts aan boord van de River Clyde tijdens de in eerste aanleg mislukte landing. Op het dek liggen doden en gewonden. In het verlengde van de sloep liggen mannen te schuilen achter de rotsrichel. 

Binnen een half uur was een impasse bereikt. Elke poging het strand te bestormen mislukte door het moordende Turkse vuur. Wie overleefde verschool zich gedurende de dag achter een rotsrichel die op het strand gelegen was. Vanuit een verkenningsvliegtuig dat over de baai vloog tijdens de landing, werd gemeld dat de kalme zee ter breedte van 50 meter van het strand ‘absolutely red with blood’ was en dat het water opspatte in ‘ghastly discoloured foam’ door de duizenden kogels die werden afgevuurd.

Tegen de avond verzwakte de tegenstand van de Turken en de Albion bombardeerde nogmaals het dorp en het fort. ’s Nachts konden de nog in de River Clyde wachtende mannen zonder al teveel problemen ontscheept worden om zich in te graven op het rotsachtige strand en de nabije omgeving, waarna versterkingen, voedsel en andere benodigdheden werden aangevoerd.

Gezicht op Sedd el Bahr na de inname van het fort en de vestiging van de troepen aan de vaste wal.

De volgende dag werd na zware gevechten ‘s middags Sedd el Bahr definitief veroverd en kon verbinding worden gelegd met de andere landingsplaatsen.

Voor een vergrotiing klik hier
V-beach in vol bedrijf nadat de troepen zich daar volledig hadden gevestigd.
De foto toont vele interessante details. Let bijvoorbeeld op het transport en uitladen van
de paarden op de voorgrond. Voor een vergroting klik hier

Hoe zwaar de omstandigheden waren blijkt uit het feit dat op V-Beach in totaal acht Victoria Cross (VC) medailles werden uitgereikt voor daden van uitzonderlijke dapperheid. Zes VC’s werden op de eerste dag toegekend aan mannen van de Royal Naval Division die onder moordend vuur de platbodemschuiten bij de River Clyde in positie hadden gebracht en gewonden hadden gered. Nog twee VC’s zouden de volgende dag worden toegekend bij de bestorming van Sedd el Bahr.

De landing op W-beach
Ook de landing op W-beach vergde veel slachtoffers. W-beach was ongeveer 300 meter lang en tussen twaalf en vijfendertig meter breed. De Turken hadden daar prikkeldraadversperringen aangebracht die tot onder de waterlijn doorliepen.
Het strand werd bewaakt door slechts één compagnie bestaande uit 240 Turken.

Artist impression van de landing op W-beach

Om ongeveer 6:00 uur landden de eerste boten die de mannen vanaf de kruiser Euryalus aan land zetten. De Turkse verdedigers vuurden niet eerder dan toen de boten bijna aan land gingen. Ook hier veroorzaakten ze een vreselijk bloedbad onder de dicht opeengepakte mannen in de boten. Als ze al over boord konden springen zonken ze in diep water onder het gewicht van hun bepakking en in ondiep water raakten ze verward in het onder water aangelegde prikkeldraad. Zo verloor het Lancashire bataljon, dat de landing uitvoerde, 533 man – meer dan de helft van zijn sterkte. W-beach zou later dan ook worden omgedoopt tot ‘Lancashire Landing’.

W-beach na de verovering en vestiging van de troepen aan land. De foto is gemaakt
vanuit een vleigtuig. De witte vlek midden op de achtergrond zou de fontijn
zijn van een ontploffende granaat in het water.

Versterkingen werden rond 10:00 uur aangevoerd en om 12:30 uur werd verbinding gemaakt met troepen die geland waren op X-beach. Pas om 16:00 uur werden de Turken uit hun hooggelegen posities verdreven na een hevig bombardement uitgevoerd door de Marine.

Voor daden van uitzonderlijke dapperheid tijdens de landingen op W-beach werden zes Victoria Crosses uitgereikt die in de pers de ‘six VC’s before breakfast’ werden genoemd. Degenen die een VC kregen uitgereikt waren door de overlevenden zelf aangewezen, omdat eigenlijk alle mannen van het Lancashire bataljon ‘equally brave and distinguished’ waren geweest.

De landing op X-beach
De landing op X-Beach was, na de landing op S-Beach de kleinste onder de landingen op Cape Helles. Het strand was ongeveer 200 meter lang en werd afgesloten door een steile klif van 30 meter hoog. De Turken hadden het onwaarschijnlijk geacht dat hier een landing zou plaatsvinden en de bewaking aldaar bestond uit niet meer dan een dozijn Turken.

Een eenheid van 1.000 man van de 29e Divisie werd om 6:30 uur met lichters aan land gezet waarbij de begeleidende oorlogsboden Implacable geassisteerd door de kruiser Dublin, met zijn 15 inch geschut een verwoestend dekkingsvuur leverde toen de schuiten aan land gingen.

Slagschip Implacable vergezled een landingsboot naar X-beach

De Turken boden weinig tegenstand en ondanks prikkeldraadversperringen en de steile klif, bezetten de mannen van 29e Divisie zonder een enkel slachtoffer het strand. Versterkingen werden aan land gezet en spoedig daarna zochten de troepen hun weg naar het binnenland van het schiereiland in de richting van Hill 114 dat hun eerste aanvalsdoel was dat vroeg in de ochtend werd ingenomen.

Gebrekkige planning, slechte voorbereiding en besluiteloosheid bij de aan land gezette bevelvoerders betekende vervolgens dat het succes van de landing niet werd uitgebuit ook al omdat er voor een voortgezette aanval te weinig reservetroepen aanwezig waren.

Manschappen aan boord van een landingsboot op weg naar hun landingsplaats

In de loop van de middag ondernamen de Turken een tegenaanval waarbij de Britten bijna tot op het strand werden teruggedreven voordat de aanval tot staan werd gebracht. Na deze eerste schermutselingen groeven de troepen zich in in afwachting van het oprukken van de Britse hoofdmacht vanaf V-Beach en W-Beach.

De landing op Y-beach
Deze landing was een idee van Hamilton zelf: 2.000 man werden hier om 5:45 uur bij verrassing aan land gezet op een zeer geïsoleerde plek waar geen Turkse tegenstand werd verwacht zoals uit luchtverkenningen was gebleken. Zij hadden als taak de Turken in de rug aan te vallen en af te snijden van de hoofdmacht en om eventueel verbinding te maken met de Britse aanvalsgroepen aan de andere kant van het schiereiland.

Een van de weinige bekende foto's van Y-beach

Het was een groot succes: er was geen Turk te bekennen en de mannen konden ongehinderd de toppen van de heuvels bereiken. Commandant Matthews maakte zelfs met zijn adjudant een wandeling in de omgeving tot op een afstand van 500 meter van het dorp Krithia dat helemaal verlaten was en voor het grijpen lag.

Maar verbazingwekkend genoeg werd ook hier geen enkele verdere actie ondernomen en ging men op de heuveltoppen zitten wachten op de dingen die zouden komen: ‘the men sat down to smoke and brew themselves a cup of morning teas’ terwijl op een uur marsafstand hun kameraden bij Sedd el Bahr en Tekke Burnu waren verwikkeld in gevechten op leven en dood.

Achteraf bleek dat het aantal op Y-beach gelande troepen (2.000 man) groter was dan de totale Turkse troepenmacht die zich op dat moment in het gehele Cape Helles gebied bevond! Misschien, zo zijn de opvattingen, hadden zij door de zwakke tegenstand heen kunnen breken en de heuveltop van Achi Baba kunnen bezetten. Zij hadden de landingen kunnen doen eindigen in een briljante overwinning en het bloedbad, dat bij Gallipoli zou volgen, kunnen voorkomen.

Later bleek dat geen van de beide bataljonscommandanten duidelijke opdrachten had ontvangen. Beiden dachten van elkaar dat de ander het commando had en dus de noodzakelijke bevelen moest geven. Ook Hamilton, die zich aan boord van het oorlogsschip Queen Elizabeth bevond tijdens de landingen op deze dag, zag de soldaten vredig in de zon zitten. Een voorstel van zijn kant om juist hier meer troepen aan land te zetten werd door generaal Hunter-Weston van de hand gewezen omdat het de landingen elders op Cape Helles zou vertragen.

HMS Queen Elizabeth, een van de modernste slagschepen uit het begin van de
Eerste Wereldoorlog, dat dienst deed als hoofdkwartier voor generaal Hamilton

Om 18:00 uur kwamen de eerste Turkse troepen aangesneld en omdat de Britse troepen geen pogingen in het werk hadden gesteld zich in te graven, werden ze gedurende de gehele nacht hevig aangevallen. De volgende ochtend waren er aan Britse zijde al meer dan 700 mannen gedood of gewond. Daarbij was ook de bevelvoerend commandant gesneuveld en onduidelijk was wat er verder moest gebeuren.

De ongeautoriseerde terugtocht vanaf Y-beach
Er werd vanaf Y-beach om hulp gevraagd. Door gebrek aan communicatie en coördinatie vanuit het divisiehoofdkwartier zond de Marine boten naar de wal omdat men dacht dat er een evacuatie bevolen was. In de daarop ontstane chaos veronderstelde iedereen aan wal dat de terugtocht begonnen was en de boten stroomden vol. Vanaf dat moment was deze ongeautoriseerde terugtocht niet meer te stoppen. Op 26 april om 11:30 uur was Y-beach weer volledig verlaten.

Aan het eind van de middag keerde een marineofficier terug naar Y-beach om te zoeken naar achtergebleven gewonden. Hij kon rustig op het slagveld rondlopen zonder een Turk tegen te komen. Die hadden zich ook teruggetrokken van deze plaats om te worden ingezet bij andere landingsplaatsen waar hun hulp nodig was.

De geallieerde situatie na de landingen
De situatie was dus voor de geallieerden bepaald niet rooskleurig. Dit ondanks het feit dat later werd vastgesteld dat er tijdens de landingen slechts 2.000 Turken waren in het Cape Helles gebied waar meer dan 12.000 man aan geallieerde troepen waren geland. Er werden bij de landingen weliswaar bruggenhoofden gevormd maar de geallieerde troepen zaten daar dicht opeengepakt, er waren veel gewonden en doden en van terreinwinst was nauwelijks sprake.

Op de avond van de dag na de landingen (26 april) hadden de geallieerden ongeveer 30.000 man aan land gezet. Maar na twee dagen vechten was nog geen enkel doel bereikt en de Achi Baba lag onbereikbaar in de verte. De Turken hadden inmiddels versterkingen aangevoerd en zich ingegraven. Het was duidelijk dat terreinwinst en een overwinning alleen door zware strijd konden worden bereikt. Het aantal slachtoffers was enorm: het aantal doden werd op de eerste dag al geschat op 1.500 en het aantal gewonden op 5.000.

Gewonde wordt afgevoerd door de loopgraaf

De medische situatie op Gallipoli was een groot probleem. Men had niet gerekend op duizenden doden en gewonden en men was daar dan ook volstrekt niet op voorbereid. Vele gewonden lagen onverzorgd in de open lucht en stierven onder afschuwelijke omstandigheden zonder dat er gelegenheid was hun wonden te behandelen. Ook op de eilanden Imbros en Lemnos waren geen medische faciliteiten. Ook het vervoer van de vele duizenden gewonde soldaten schoot volstrekt tekort. Zwaargewonden moesten naar Alexandrië en Cairo worden vervoerd om te worden behandeld – een reis van 1.500 km!

Gewondentransport per schip van Gallipoli naar de eilanden Imbros of Lesbos

Toch zond generaal Hamilton op 27 april, daags na de landingen, een telegram naar zijn superieuren in Londen waarin hij meldde dat alles naar wens verliep. Wel vroeg hij om versterkingen die hij absoluut nodig achtte om het schiereiland definitief te kunnen veroveren. Pas later bleek dat Kitchener al op 6 april opdracht had gegeven aan de generaal Maxwell, commandant van het Egyptische garnizoen, om reservetroepen beschikbaar te stellen aan Hamilton. Om nooit opgehelderde reden werd dit niet aan Hamilton bekend gemaakt. Terwijl Hamilton dus wanhopig reservetroepen, munitie en granaten nodig had, stonden er reeds langere tijd troepen gereed in Egypte!

Het verloop van de strijd na de landingen
Op 28 april rukten de geallieerden op vanaf hun landingsplaatsen op Cape Helles. Aan de linkerkant de Britten vanaf Y-beach en aan de rechterkant de Fransen vanaf Sedd el Bahr. Ze trokken in de richting van Krithia waar ze tot de aanval overgingen. Er werd ongeveer drie kilometer terreinwinst geboekt, het front werd rechtgetrokken, maar de Turken brachten de aanval tot staan. Aan beide zijden waren de troepen extreem uitgeput – ook de voorraden munitie en voedsel moesten worden aangevuld.

 
 Artist impression van een van de aanvallen op Krithia

Vanaf dit moment werden de geallieerden ook voortdurende beschoten door het Turkse geschut. Dit gebeurde zowel vanaf het in Turkse handen zijnde deel van het schiereiland als vanaf het Turkse vasteland, waar bij Kum Kale zwaar geschut was ingezet. De geallieerde soldaten gaven de Turkse kannonen zelfs namen: het zwaarste stuk geschut heette ‘Asiatic Annie’ en een andere werd ‘Quick Dick’ genoemd.

 
 Turkse zware artillerie in Kum Kale (Aziatisch Turkije)

Op 1 mei voerden de Turken een tegenaanval uit op Eski Hissarlik (een dorp gelegen ten noorden van Sedd el Bahr), op 6 mei werd er opnieuw een geallieerde aanval gelanceerd op Krithia. In deze periode kreeg Hamilton ook zijn aangevraagde versterkingen uit Egypte (25.000 man) die samen met 6.000 man Anzac-troepen die onttrokken waren aan het Anzac-gebied, werden ingezet bij de strijd. De gevechten in deze periode ontaardden in ‘a simple exercise of killing’; een serie krankzinnige slachtpartijen die naar schatting 13.500 slachtoffers (doden, gewonden, vermisten en krijgsgevangen) zou eisen aan geallieerde kant. De Turken leden minstens zoveel verliezen.

De Slag om Anzac Cove op 19 mei
Op 19 mei was er een nieuwe Turkse aanval op de Anzac Cove in het Anzac-front.
Een legermacht van 42.000 man Turkse troepen onder leiding van opperbevelhebber Essed Pasja, stond tegenover 12.500 man Anzacs. Het gevecht begon ’s morgens in alle vroegte. De Turken moesten in dit gebied een niemandsland oversteken ter breedte van 200 tot 300 meter om de Anzac loopgraven te bereiken.

Dit deden ze door zich op de rand van de loopgraaf op te stellen en in grote groepen in slagorde op te trekken. Het was prijsschieten voor de Australiërs en de Nieuw Zeelanders; wat volgde was een moordpartij in wilde weg. Later werd het schieten meer methodisch: de Anzacs wachtten tot de Turkse officier zijn mannen had opgesteld en de aanval had bevolen. Pas daarna begon het prijsschieten.

Het leek op een jachtpartij waarbij de Turkse officieren de drijvers waren die hun mannen onbarmhartig naar de jagers dreven. Sommige Anzacs klommen zelfs uit de loopgraven om beter te kunnen schieten op de gillende massa Turken voor hen. De Anzacs die in reserve lagen, drongen zich naar voren om ook deel te kunnen nemen aan de schietpartij. Er werd in een paar gevallen geld geboden aan de man die op de vuurbank stond om op zijn plaats te mogen staan. Hier en daar gingen mannen op de vuist om een plaats te veroveren om ook te mogen schieten.

  Soldaat Walter Stagles - 2nd Australian Division
Op de ochtend dat de aanval begon, kwamen ze in twee enorme golven aanzetten vanuit hun loopgraven, in een compacte, kolossale massa. Het waren tamelijk lange mannen, die Turken, en tenger van postuur. Terwijl ze oprukten, schreeuwden ze 'Allah!' en bliezen op hun trompetten, en ze floten, schreeuwden en joelden net als schooljongens. Toen ze dichterbij kwamen, ruim binnen schootsafstand, kregen we bevel te schieten. We begonnen te schieten met snelvuur en schoten hen neer met honderden tegelijk, honderden sneuvelden er, pal voor onze loopgraven. Toen de aanval voorbij was, lagen er voor onze brigade misschien wel 3.000 doden of stervenden.

Marinier Joe Clement – Deal Battalion – Royal Marine Light Infanterie
Uiteindelijk bereikten we de rotsachtige grond van de eerste bergkam. Ik stelde mijn maximmitrailleur op achter de zandzakken aan het eind van een ravijn en vervolgens ging ik zitten wachten. Het was nog donker toen we de Turken onder trompetgeschal in grote drommen vanaf het andere eind van de ravijn recht op ons af zagen stormen. Ik hoefde niet te richten, ik schoot gewoon en maaide hen neer. Je kon gewoon niet missen, het waren er zo ontzettend veel. Het was net als vuren in een enorme hoop lichamen die tot één grote klont zijn samengesmolten.
Uiteindelijk trokken ze zich terug. Maar ze kwamen die nacht nog zeven keer opdagen en telkens wisten we hen terug te drijven. Bij het aanbreken van de dag waren ze verdwenen, alleen de lijken lagen er nog.

Pas om 17:00 uur werden de Turkse aanvallen gestaakt. Meer dan 10.000 Turken waren gevallen van wie duizenden (sommige bronnen spreken van 3.000 andere van 5.000) dood of zwaargewond tussen de loopgraven bleven liggen.

Generaal Birdwood kreeg de volgende dag van zijn medische staf te horen dat de lijken beslist verwijderd moesten worden, niet alleen om humanitaire redenen maar vooral om besmettelijke ziekten te voorkomen. Er werd contact gezocht met de Turken. Eerst door te zwaaien van een Rode Kruis vlag maar die werd kapotgeschoten. Kort daarna klom een Turk op de loopgraaf, stak het niemandsland over zonder dat er geschoten werd, bood excuses aan en keerde weer terug.

Daarop klom generaal Walker, commandant van de 1e Australische Divisie uit de loopgraaf en wandelde in de richting de Turken. Een paar Turkse officieren kwamen uit de loopgraaf om hem te ontmoeten. Ze stonden enige tijd te roken en spraken met elkaar in het Frans. Er werd afgesproken dat er brieven zouden worden uitgewisseld zodat een wapenstilstand kon worden gearrangeerd.

Wapenstilstand gesloten om de doden weg te halen
Er kwam inderdaad een brief van Liman von Sanders (de Duitse bevelhebber van het Turkse leger op het Gallipoli schiereiland) waarop een Turkse delegatie (onder wie zich ook Mustafa Kemal bevond) te paard verscheen en geblinddoekt te voet werd geleid naar het hoofdkwartier van de Anzacs. Afgesproken werd de wapenstilstand in te laten gaan op 24 mei voor de duur van negen uren.

Geblinddoekte Turkse officier wordt naar het anzac hoofdkwartier geleid

Het regende die dag en de lucht was grijs. Het was een verschrikkelijk schouwspel. Een ooggetuige vertelde: ‘They lay in mounds on the wet earth, whole companies of soldiers, like some ghastly tableau of wax’. En: ‘I know only that nothing could cleanse the smell of death from the nostrils for a fortnight afterwards’. Om 16:00 uur was de wapenstilstand voorbij. Om 16:45 uur klonk het schot van een scherpschutter en was de oorlog weer begonnen.

Overzicht van het slagveld tussen de wapenstilstand op 24 mei

Na die slachtpartij ontstond er tussen Turken en Anzacs een zeker respect voor elkaar en elkaars situatie aan het front. Er ontstond een vorm van onderlinge betrokkenheid die resulteerde in een aantal bizarre situaties. Zo was er een oude Turk die elke dag de was ophing in het volle zicht van de Anzacs zonder dat er geschoten werd.

Australische soldaat geeft gewonde Turk te drinken

De Turken schoten ook niet op overlevenden uit schepen die ze tot zinken hadden gebracht. Krijgsgevangenen werden, tenminste in het oorlogsgebied, correct behandeld. En in de loopgraven werden blikken voedsel en sigaretten naar de Turken gegooid die op hun beurt fruit en snoep teruggooiden. De Turken waren niet zo dol op het ingeblikte bully beef en toen er een keer een blik vlees in de Turkse loopgraaf belandde werd een briefje teruggegooid: ‘Bully beef non – envoyez milk’. Er was, zoals dat ook regelmatig aan het Westelijk Front gebeurde, een systeem van leven en laten leven ontstaan tussen de mannen die elkanders vijanden waren maar die ook een onderlinge solidariteit kenden.

  Soldaat Henry Barnes – 4th Australian Brigade
We zaten zo dicht bij de Turkse linie dat we voortdurend op goede voet met hen stonden ook al werden we officieel geacht met hen te vechten. We wisselden regelmatig biscuits en cornedbeef uit voor vijgenstrengen en sinaasappelen. Weet u, in plaats van een bom te gooien kon je ook een blik cornedbeef naar de overkant gooien. En wanneer ze dat ontdekten, kreeg je een streng met vijgen terug.
Op een dag zat ik op de borstwering en na een tijdje wandelde ik naar de overkant en bood een van de Turken cornedbeef aan. Hij lachte en leek erg blij te zijn. Vervolgens gaf hij me twee strengen dadels.
Voor Jantje - zoals we die Turkse soldaat noemden - hadden ik en ook alle andere mannen aan onze kant zeer veel respect. Er werd nooit op hem afgegeven, hij was altijd een sportieve vechter en een van de moedigste mannen ter wereld. Het woord 'nederlaag' kenden ze niet, ze trotseerden het hevigste geweervuur en niets kon hen tegenhouden, ze waren bijna fanatiek. We concludeerden dat het echt goeie kerels waren, we waren bijzonder op hen gesteld.

Gevechten in de maand juni
Op 4 juni was er opnieuw een aanval op Krithia en op 28 juni vielen de Turken weer aan in het Anzac-frontgebied bij Gully Ravine.

De aanvallen voltrokken zich telkens opnieuw volgens een vast patroon: aanval, tegenaanval, terugtrekken in de oorspronkelijke posities ten koste van onnoemelijke aantal doden en gewonden aan beide kanten, zonder dat er ooit terreinwinst werd geboekt. De conclusie was duidelijk: Achi Baba was voor de geallieerden onbereikbaar.

  Marinier Joe Clement – Deal Batallion – Royal Marine Light Infanterie
Later had ik mijn mitrailleur gericht op Krithia, dat waarschijnlijk zo' n kilometer verderop lag, en waar zich een weg bevond die werd gebruikt door muilezelkaravanen. Soms vuurden we gewoon maar wat om de muilezels een beetje te laten rondspringen.
's Nachts zeiden ze soms tegen ons dat we niet in bepaalde richtingen mochten vuren omdat er patrouilles waren uitgezonden. Op een nacht waren de Gurkhas ergens daarginds aan het patrouilleren, dus we hielden alles nauwlettend in de gaten. Uit het donker klonk plotseling een stem om ons te waarschuwen niet te schieten: 'Okay, soldaat, okay.' Toen zag ik dat lachende gezicht binnenkomen en pas toen hij in de loopgraaf was, besefte ik dat hij het hoofd van een Turk bij zich droeg! Hij had zijn mes gebruikt.

Uiteindelijk ontstond er eind juni een patstelling: er was een situatie ontstaan waarbij de Turken de geallieerden niet in zee konden drijven, maar waarbij de geallieerden gevangen zaten in hun bruggenhoofden. Er zouden grote geallieerde versterkingen nodig zijn om deze impasse te doorbreken.

De situatie in de maand juli
In de maand juli was het relatief rustig aan het Gallipoli-front. Op 12 en 13 juli ondernamen de geallieerden nog een laatste aanval op een front van niet meer dan twee kilometer in de richting van de Achi Baba: terreinwinst 350 meter, aantal geallieerde slachtoffers 4.000 man en bij de Turken 10.000 man.

Aan het einde van de maand juli werd het totaal aantal slachtoffers vanaf het moment van de landingen geschat op 57.000 man. Ook het Turkse aantal slachtoffers was daarmee vergelijkbaar. Het was generaal Hunter-Weston (bijnaam ‘Hunter-Bunter’ en ‘Butcher of Helles’ vanwege zijn voorliefde voor grootse frontale aanvallen in het volle daglicht, zijn minachting voor het welzijn van zijn troepen en zijn bloedige aanvalsplannen, die verantwoordelijk was voor dit frontgebied. Van hem schijnt de uitspraak afkomstig te zijn, die tijdens de Slag om Gallipoli werd geuit: ‘Casualties? What do I care for casualties?

 Water aanvooer: vanaf het strand werden de waterblikken (schoongemaakte petroleumblikken)  gevuld met water en per ezel naar de voorste linies gebracht

De temperatuur in de zomermaanden was vanaf 4:00 uur tot 20:00 uur gemiddeld(!) 30 graden in de schaduw – als er tenminste schaduw was. De drinkwatervoorziening was een enorm probleem. Water moest per schip worden aangevoerd uit de Nijl over een afstand van 1.200 km en aan de stranden worden overgepompt en vervolgens naar de mannen in de voorste linie worden overgebracht. Hun rantsoen was vaak niet meer dan een liter per dag voor alle activiteiten. ‘Having a good clean up?’ vroeg een generaal aan een soldaat die zich waste met een mok vol water. ‘Yes sir’, zei de man, ‘I only wish I were a bloody canary’. Baden in zee was een luxe die zeer gevaarlijk was vanwege de voortdurende beschietingen door Turkse kanonnen en sluipschutters.

Ook generaal William Birdwood hield van een frisse duik in zee.

In deze maand werd het geallieerde invasieleger (en ook het Turkse leger!) geteisterd door de hitte, stof, ongedierte en myriaden vliegen die uitstekend gedijden op de doden en half begraven lijken op het slagveld en bij de latrines in de loopgraven. Een plaag die volgens sommigen ‘more horrible was than the war itself’.

  Soldaat Harold Boughton – 1st Batallion – London Regiment
Een van de grootste plagen waren de vliegen. Miljoenen en miljoenen vliegen. De hele binnenkant van de loopgraaf was één zwarte, krioelende massa. Als je wat openmaakte, bijvoorbeeld een blikje vlees, krioelde het direct van de vliegen. Als je het geluk had een blikje jam te bemachtigen en dat opende, sprong er meteen een zwerm vliegen in. Ze zaten om je hele mond en ook op snijwondjes of zweren, die vervolgens gingen ontsteken. Zodra je een deel van je lichaam ontblootte, zat je onder de vliegen. Het was een plaag, echt waar.

De grootste vijand van de soldaten was de diaree die veroorzaakt werd door de dysenterie, een ziekte die epidemische vormen aannam. Veel soldaten konden het volhouden zonder zich ziek te melden, anderen raakten zo verzwakt dat ze zelfs niet meer in staat waren naar de latrines te gaan.

Dysenterie was ook de oorzaak van een alles overweldigende apathie en lichamelijke vermoeidheid. Ook generaal Hamilton leed onder de ziekte: ‘It fills me with desperate longing to lie down and do nothing but rest...’ schreef hij in zijn dagboek. In juni en juli moesten elke week 1.000 doodzieke mannen worden geëvacueerd vanwege deze ziekte.

  Fuselier Harold Pilling – 1/6th Lancashire Fuseliers
Als je een kijkje had genomen in de latrines, zou je acuut onpasselijk zijn geworden. Je zou de indruk hebben gekregen dat mensen zich hier hadden ontlast van hun complete buik- en darminhoud. Het was walgelijk. Je moest het bedekken en een andere graven. De rand mocht niet te hoog zijn, omdat je er anders in kon vallen. Er waren geen leuningen of iets dergelijks, het was gewoon een open loopgraaf, maar hij was wel vrij diep.

Lichtmatroos Joe Murray – Hood Battalion – Royal Naval Division
Dysenterie was echt een afschuwelijke ziekte die een man kon beroven van de laatste resten van zijn menselijke waardigheid voordat hij eraan overleed. Een paar weken voordat hij het kreeg, was mijn beste kameraad nog zo keurig en kaarsrecht als een echte gardesoldaat. Maar het was heel erg om hem na ongeveer tien dagen te zien rondkruipen met zijn broek rond zijn enkels, met blote billen en een totaal besmeurd overhemd, alles zat onder de drek. Hij kon zelfs niet meer lopen.
Daarom nam ik hem onder de arm en een andere makker ondersteunde hem aan de andere kant, en zo sleepten we hem naar de latrine. Het was ontluisterend als je bedacht hoe hij kort geleden nog was geweest. Mijn andere kameraad en ik waren er ook niet al te best aan toe, maar zo erg nog niet. Hoe dan ook, we lieten hem zakken naast de latrine. We probeerden de vliegen van hem af te slaan en hem om te draaien, zodat hij met zijn achterwerk boven de loopgraaf zou hangen. Maar hij rolde gewoon achterover in die loopgraaf van zo' n 30 centimeter breed, half zijdelings, zijn hoofd eerst, in die slijmerige derrie. We konden hem er niet uit trekken, daarvoor hadden we de kracht niet meer, en hijzelf was totaal niet meer in staat om op te krabbelen. Uiteindelijk kregen we hem er toch uit, maar toen was hij al dood, hij was verdronken in zijn eigen uitwerpselen.

Ook bij de Turken was de situatie zeer slecht. Uit de officiële gegevens kan worden afgeleid dat er in deze hete periode 85.000 man werden geëvacueerd wegens ziekten en dat 21.000 van hen stierven aan de gevolgen hiervan.

Dalende moraal in de frontlinies
In deze periode daalde ook het moraal onder de troepen in Gallipoli. De eindeloze strijd met enorme verliezen zonder uitzicht op succes, die gevoerd moest worden in stof en een gloeiende hitte werkte demoraliserend. Ook waren de mannen verstoken van alles wat in het burgerleven normaal was en voortdurend blootgesteld aan gevaar zonder uitzicht op verandering in die situatie. Ze hadden het gevoel dat alle belangstelling uitging naar het Westelijk Front en dat zij die in Gallipoli zaten, verwaarloosd en vergeten werden.

Leven in de loopgraven: verzorging van gewonden na een aanval

Daar kwam ook nog bij dat de geallieerde slagschepen waren terugtrokken uit het kustgebied omdat er Duitse onderzeeboten waren gesignaleerd. En ook was algemeen bekend dat er in groten getale Turkse reserves werden aangevoerd om de verdediging te versterken. De resultaten van al hun inspanningen waren te gering, de aantallen slachtoffers te groot en de vooruitzichten waren slecht – er was onder de manschappen duidelijk sprake van massale oorlogsmoeheid.

Uitgeputte Anzac soldaten in hun loopgraven na een gevecht

Generaal Hamilton bleef ondanks alles optimistisch. Hij besloot tot een nieuwe aanval, ditmaal niet gericht op de hellingen van de Achi Baba, waarvoor al zoveel bloed zinloos was vergoten, maar op de hellingen van de bergrug achter Ari Burnu. Het was Hamiltons bedoeling op deze manier de hoogten vanwaar de zee-engte kon worden beheerst, te veroveren en het schiereiland in tweeën te splijten. De door Hamilton aangevraagde versterkingen zouden dan moeten landen in de Suvla Bay en daar vandaan oprukken, samen met de Anzac-troepen bij Ari Burnu, die zich dan moesten bevrijden uit hun bruggenhoofd waar ze al sinds de landing in april opgesloten zaten.

Omdat het idee van eventuele evacuatie, waarover in Londen wel werd gespeculeerd, volstrekt onaanvaardbaar werd geacht, werd besloten vijf onervaren divisies uit Kitchener’s New Army naar de Dardanellen te sturen, ondanks het feit dat aan het Westelijk Front ook grote behoefte bestond aan versterkingen.

De Slag bij Suvla Bay – 6 augustus 1915
Suvla Bay was een ideaal gebied voor de landing van een grote legermacht. Direct achter de baai was een opgedroogd zoutmeer (Salt Lake) gelegen (dat eigenlijk slecht geschikt was voor een infanterie opmars omdat er geen enkele dekking was) met daarachter gelegen, een langzaam glooiende vlakte die zich goed leende voor opmars van de infanterie.

Tegelijkertijd met de landingen bij Suvla, waar 25.000 man aan land zouden worden gezet, zouden er nog twee aanvallen plaatsvinden. De eerste zou uitgevoerd worden met 35.000 man vanaf het Cape Helles-front en de tweede aanval moest vanaf het Anzac-gebied met 37.000 man worden ingezet. De daar gelegerde troepen moesten uitbreken naar het noorden om de Sari Bair heuvelrug te veroveren. Voor dit doel waren hier, in het diepste geheim, maar liefst 25.000 man versterkingen aangevoerd in de weken die vooraf gingen aan de aanval, zonder dat de Turken het hadden gemerkt. Het was zo druk op het kleine Anzac-frontgebied dat er nauwelijks meer plaats was voor nieuwkomers.

klik op de kaart voor een vergroting
Overzichtkaart van de landingsgebieden bij Suvla Bay en het reeds bestaande Anzac front.
Op de kaart zijn ook de aanvalsdoelen ingetekend.

(Klik op de plattegrond of hier voor een grote kaart)

Beide aanvallen waren in de eerste plaats opgezet om Turkse troepen te binden waardoor ze niet konden worden ingezet bij de verdediging van het Suvla gebied waar de nieuwe landingen plaats zouden vinden. Daarnaast was de verovering van Sari Bair – en de daarnaast gelegen Anafarta Hills door de Anzac-troepen van doorslaggevend belang om de volledige beheersing over de centrale heuvelrug van het schiereiland te krijgen. De in het zuiden gelegen Turkse troepen konden daarna worden ingesloten en de geallieerden konden dan eindelijk de oevers van de Dardanellen veroveren.

Berlijn waarschuwt Turkije voor een geallieerde aanval
Ondanks alle pogingen de operatie geheim te houden kreeg Liman von Sanders (de Duitse opperbevelhebber van de Turkse Gallipoli-troepen) al op 22 juli een telegram uit Berlijn waarin hij werd gewaarschuwd dat er begin augustus een geallieerd offensief werd verwacht op het schiereiland van Gallipoli. Liman kreeg zelfs advies om, in afwachting van de aanval, zuinig aan te doen met de munitie!

Als reactie daarop zette Liman de tot zijn beschikking staande veertien divisies in op de plaatsen waar hij een aanval het meest waarschijnlijk achtte: vijf bij Helles, drie bij Anzac, drie bij Bulair en nog eens drie bij Kum Kale op de Aziatische kust waar hij opnieuw een aanval door Franse troepen verwachtte. Hij verzuimde echter de Suvla Bay te versterken omdat hij daar geen aanval voorzag waardoor daar op het moment dat de geallieerde troepen aan land gingen niet meer dan een regiment van 1.800 Turkse verdedigers aanwezig was, zonder machinegeweren en zonder dat er prikkeldraadversperringen waren aangelegd.

De benoeming van de onervaren generaal Stopford
Belast met de landingen werd generaal Frederick Stopford, een al wat oudere man die dicht tegen zijn pensioen aanzat en die geen enkele gevechtservaring bezat. Hij schijnt uitsluitend op basis van zijn anciënniteit benoemd te zijn: hij was domweg aan de beurt om tot generaal bevorderd te worden. Stopford had tot dat moment een ceremoniële functie bekleed als ‘Lieutenant of the Tower of London’. Desondanks kreeg hij het bevel over de 10e, 11e en 53e Divisie die samen het IX Corps vormden en die de landingen zouden uitvoeren.

Generaal Frederick Stopford

Stopford werd geïnstrueerd dat zijn meest belangrijke prioriteit was om, na de verovering van Tekke Tepe, de verbinding met de vanaf Anzac Cove naar het noorden oprukkende Anzac-troepen tot stand te brengen. Daarna was het zijn taak om Birdwood bij te staan bij het veroveren van Sari Bair als dat tenminste inmiddels niet gebeurd zou zijn.

Hierbij moet aangetekend worden dat Birdwood noch Street (de commandant van de Cape Helles troepen) volledig op de hoogte waren over wat hun rol eigenlijk was bij de geplande landingen bij Suvla Bay. Dit was typerend voor de chronisch slechte communicatie met het hoofdkwartier van Hamilton.

Veel erger was dat Stopford niet uitdrukkelijk bevel had gekregen om onmiddellijk na de landingen Salt Lake over te steken om de daarachter liggende heuveltoppen te veroveren omdat er op dat moment weinig Turkse tegenstand te verwachten was. In plaats van op te rukken besloot hij, na de landingen, zijn positie op het strand te consolideren en zich daar in te graven.

De gevechten aan het Helles front en bij Anzac Cove
Voorafgaand aan de landingen van 6 augustus begon generaal Street de aanval bij Helles. Het was eigenlijk zijn taak de Turken bezig te houden waardoor ze niet naar het Suvla-front konden trekken als daar de landingen zouden plaatsvinden. Door de gebrekkige instructies die hij had gekregen, interpreteerde hij zijn opdracht als dat er van hem werd verwacht een grootschalige doorbraakpoging te forceren. Deze poging mislukte volledig. Zijn troepen werden teruggeworpen, er waren ongeveer 3.500 geallieerde slachtoffers. Na drie dagen was de strijd ten einde en konden Turkse troepen vanaf dit frontgebied worden vrijgemaakt om op te trekken naar het Suvla-front.

Aanval uit de loopgraven op Gallipoli door de Royal Navl Brigade

Ondertussen werd ook de aanval ingezet die op 6 augustus, voorafgaand aan de landingen, vanaf het Anzac gebied moest worden ondernomen. De aanval werd geopend op de zwaar versterkte heuvel met de naam Lone Pine. De Australiërs en Nieuw Zeelanders behoorden op het schiereiland tot de meest agressieve vechters die deze aanval ten koste van alles tot een succes wilden maken. Eindelijk was er een gelegenheid te ontkomen aan de muizenval waarin ze al maanden opgesloten zaten en eindelijk was er een mogelijkheid een doorbraak tot stand te brengen.

Opnieuw waren de gevechten van beide kanten van een niets ontziende woestheid die gekenmerkt werd met de omschrijving ‘mutual destruction’. Liefst zeven Victoria Cross medailles werden toegekend bij de gevechten om Lone Pine, 4.000 man werden gedood in de eerste dagen van deze slag. Uiteindelijk werd de Sari Bair bereikt en ingenomen.

Australische gunners aan het werk aan het Anzac front

De vreugde duurde niet lang. De alom aanwezige Mustafa Kemal was er in geslaagd zijn troepen op het laatste moment in positie te krijgen. Zijn mannen waren uitgeput na drie dagen marcheren bijna zonder eten en drinken; dit laatste gold trouwens ook voor de Britten die een nijpend gebrek aan water kenden. Nog eenmaal preste hij zijn troepen zich in te zetten voor de beslissende slag. Om 4:30 uur sprak hij zijn mannen bemoedigend toe, kroop uit de stellingen, stond op en gaf het teken voor de aanval. Zijn polshorloge (soms wordt gesproken over zijn zakhorloge) werd geraakt maar hem mankeerde wonderwel niets. Vier uur later was er geen enkele geallieerde soldaat meer te bekennen op de Sari Bair.

Ook deze aanval was weer mislukt. De verliezen waren zeer hoog, de Turkse tegenstand te sterk, de verwarring groot, de terreinomstandigheden abominabel, de terreinkennis slecht, er waren voortdurende aanvoerproblemen en de troepen waren uitgeput.

De landingen bij Suvla Bay op 6 augustus
De landingen begonnen op 6 augustus om 21:30 uur in het stikdonker. Een troepenmacht van 20.000 man werd aan land gezet bij de Suvla Bay op het A-, B-, en C-beach waar geen enkele Turkse tegenstand was te bekennen behalve een klein aantal scherpschutters. In de donkere nacht raakte een aantal onderdelen verdwaald of werd op de verkeerde plek aan wal gezet. De rest van de troepen werd de volgende dag aan land gezet, vaak op verkeerde plaatsen als gevolg van gebrekkige voorbereidende verkenningen en de afwezigheid van goede kaarten.

Brtise troepen worden aan land gezet bij Suvla Bay

De noordelijk van Suvla Bay, bij Lala Baba aan land gekomen twee Britse bataljons leden zware verliezen (700 man) omdat ze moesten vechten tegen het daar gelegerde Turkse regiment dat de Suvla Bay moesten bewaken.

Britse troepen na de landing bij Suvla Bay

Stopford besloot bij het opgaan van de zon om 4:30 uur te wachten tot de avond alvorens op te rukken in de richting van Tekke Tepe. Hij wilde eerst zijn positie consolideren en wachten tot de artillerie was aangevoerd omdat hij Turkse aanvallen vreesde. Hij liet op de Jonquil zijn matras aan dek brengen - het was een warme nacht - om te gaan slapen. Niemand ging naar de kust om te informeren naar de situatie, niemand kwam aan boord om verslag uit te brengen en het hoofdkwartier op Imbros werd niet geïnformeerd. Ook bleek Stopford in het geheel niet op de hoogte van het feit dat de Turken niet voorbereid waren op een geallieerde aanval in deze sector (zoals uit luchtverkenningen kort tevoren was gebleken) en dat het hele gebied openlag.

De komst van de Turkse versterkingen
Ondertussen had Liman von Sanders, die het nieuws over de landingen had ontvangen, vijf Turkse divisies naar Suvla op pad gestuurd om het zich daar bevindende Turkse regiment van 1.800 man ter zijde te staan. De oprukkende troepen moesten eerst 80 km afleggen voordat ze Suvla bereikt hadden en de vrees bestond dat ze te laat zouden komen om Stopford nog tegen te houden. De Turkse commandant faalde inderdaad in de tijdsplanning en werd daarop vervangen door kolonel Mustafa Kemal die tot commandant werd benoemd van de gehele Suvla sector.

Turkse troepen in de hinderlaag bij het Suvla gebied

Stopford, die zijn knie had verdraaid en de strijd dirigeerde vanaf het slagschip Jonquil dat voor de kust lag, had aan zijn troepen opdracht gegeven zich in te graven op het strand. Daarnaast had hij de heuvels in een omtrek van 100 meter van de Suvla Bay laten bezetten. Hij zeer tevreden over de bereikte resultaten en ondernam nog steeds geen enkele poging de opmars in gang te zetten.

Hamilton begon zich vanaf het hoofdkwartier te Imbros ongerust te maken over het uitblijven van enige activiteit, terwijl de tijd toch drong. Hij bracht daarom in de middag van 8 augustus per schip een bezoek aan Stopford waarbij hij hem met enige nadruk verzocht met de opmars te beginnen. Stopford deelde mede dat hij heel tevreden was over het feit dat de landingen goed waren uitgevoerd, dat hij nog steeds wachtte op artillerie en munitie en dat de opmars de volgende dag zou beginnen.

Hamilton bezocht daarop het strand – Stopford ging niet mee vanwege zijn zere knie. Daar lagen de net aangekomen mannen rustig te wachten op wat er komen ging en velen waren aan het zwemmen in zee – het leek wel een zomerse vakantiedag volgens een van de officieren die Hamilton begeleidde.

Britse troepen aan het Suvla strand na de landingen

Hamilton drong na terugkomst aan boord, overigens zonder al teveel druk uit te oefenen, zoals gentlemen-officieren onder elkaar betaamt, er nogmaals bij Stopford op aan om de opmars naar de Tekke Tepe heuvelrug zo snel mogelijk te laten plaatsvinden. Morgen, zo zei Stopford, morgen was vroeg genoeg – de mannen moesten eerst rusten.

Britse troepen aan het Suvla strand na de landingen

In de ochtend van 9 augustus was het dan eindelijk zover. Er werd bevel gegeven de opmars te beginnen maar dat werd door Stopford een aantal keren herroepen zodat er eigenlijk geen sprake was van een opmars. Ondertussen had Mustafa Kemal de gelegenheid gekregen alle heuvelhoogten en de heuvelrug van Anafarta met Turkse troepen te bezetten. De verovering hiervan zou buitengewoon moeilijk worden.

Opmerking: Mustafa Kemal zou nog tot begin december zeer actief blijven aan het Gallipoli front: hij werd bevorderd tot generaal en heette vanaf dat tijdstip Mustafa Kemal Pasja. Ook tijdens deze periode zou hij blijk geven van een grote inzet en persoonlijke moed. In december keerde hij ziek en uitgeput terug naar Constantinopel waar hij met groot gejubel werd ingehaald als de Redder van Constantinopel. Na de oorlog zou hij nog veel van zich laten horen – hij zou de stichter worden van de staat Turkije.

  Soldaat S.T. Sherwood
We gingen bij het strand van Suvla aan land en die hele eerste dag lagen we daar maar wat, zonder bevel om aan te vallen. De hele dag lang waren de Turken hun stellingen aan het versterken. Ik hield voortdurend contact met mijn kolonel - ik moest in zijn buurt blijven omdat ik een van de belangrijkste koeriers was die berichten afhaalden, maar tegen de tijd dat we Hill 100 hadden bereikt, dat was ons doel, was het aantal gesneuvelden gigantisch opgelopen. De kolonel wendde zich tot mij en zei: 'Je moet meteen naar beneden gaan, naar de brigadegeneraal.'
Het was een mondeling bericht omdat er geen tijd was iets op te schrijven of anderszins. Het bericht luidde: 'Hebben Hill 100 bereikt. Zeer zware verliezen, zit onder enfilerend vuur.' Ik rende de heuvel af met dat bericht. Onderweg werd de bovenkant van mijn hoofd geraakt door een granaatscherf en ik raakte ook licht gewond aan mijn zij.
Ik denk dat er meer bloed was dan schade, maar het zag er niet erg mooi uit tegen de tijd dat ik de brigadegeneraal bereikte. Ik legde hem onze situatie uit en hij keek me aan met een blik alsof hij wilde zeggen: 'Dat kan niet, we zijn pas twee of drie uur in actie.' Maar een paar minuten later arriveerde een Lincolnshire-koerier en hij vertelde hetzelfde verhaal, hun verliezen waren ongeveer 75 procent. Ik herinner me nog dat de generaal de brigademajoor aankeek en zei: 'Mijn God, dit is dus inderdaad waar.'

In de daarop volgende uren werden de Britse troepen teruggeslagen en stroomden met duizenden terug in de richting van het Salt Lake. Er dreigde een ineenstorting van het front maar uiteindelijk slaagden de Britten er in zich in te graven. Het bruggenhoofd bij Suvla werd omsingeld zoals dat eerder dat jaar ook was gebeurd bij Cape Helles en de Anzac Cove.

Zware verliezen en opnieuw een loopgravenoorlog
Op 10 augustus was de slag tot een einde gekomen. De geallieerden hadden geen enkele van hun doelstellingen bereikt en de verliezen waren voorspelbaar hoog. De geallieerden telden in totaal naar schatting 18.000 slachtoffers bij Suvla Bay en Anzac Cove en nog eens 3.500 bij Cape Helles. De Turken telden 18.000 slachtoffers bij de Anzac Cove. Onduidelijk is het aantal Turkse slachtoffers bij Suvla Bay – de schattingen lopen uiteen van 9.000 tot 20.000. Er was geen doorbraak bereikt en opnieuw was er, nu ook bij het Suvla-front, weer een loopgravenoorlog ontstaan.
 

Met veel moeite wordt met mankracht Brits geschut de heuvels op geleept

Generaal Stopford werd midden augustus naar huis gestuurd en generaal De Beaufort de Lisle werd in zijn plaats benoemd. Veel te laat werd eindelijk gekeken wie van de divisiegeneraals van het Westelijk Front geschikt zou zijn om de nodige gevechtservaring in te brengen aan het Suvla-front. De benoeming van de generaals Maude, Byng en Fanshawe kwam veel te laat om de geallieerde posities bij Suvla nog te verbeteren.

Toch was Hamilton vastbesloten het gebied tussen Suvla en Anzac Cove te veroveren om het front daar recht te trekken over een afstand van 5 km. Dit zou leiden tot twee nieuwe veldslagen bij Hill 60 en Scimitar Hill.

De strijd om Hill 60 en Scimitar Hill op 21 augustus
Hill 60 en Scimitar Hill waren twee strategisch gelegen heuvels tussen Suvla en Anzac. Geallieerd bezit van deze heuvels zou de mogelijkheid bieden het front tussen Suvla en Anzac recht te trekken om van daaruit (opnieuw) pogingen in het werk te stellen het schiereiland Gallipoli te veroveren.

De Anzac-troepen van Birdwood waren na de voorafgaande gevechten ernstig geslonken en waren uitgeput. Daarnaast leden ze ernstig onder de nog steeds heersende dysenterie. Met veel moeite konden er nog 3.000 man versterkingen worden onttrokken aan het Helles-front.

Een met zandzakken gebarricadeerde geul in het Anzac-Suvla strijdgebied

Op 21 augustus werd vanaf Anzac de aanval ingezet op de Sari Bair heuvelrug. En opnieuw waren er zware gevechten met veel slachtoffers zonder dat er resultaat geboekt werd. De volgende dag werden de aanvallen voortgezet. Opnieuw geen resultaten. Op 27 augustus werd er nog eens aangevallen en na 36 uren onafgebroken gevechten werd eindelijk de Turkse stelling veroverd. Toen bleek dat de luchtverkenningen absoluut onvoldoende was geweest want er bevond zich nog een Turkse verdedigingslijn boven de zojuist veroverde stellingen. Birdwood gaf op 28 augustus bevel de aanval te staken – het aantal slachtoffers aan geallieerde kant was 2.500 man.

De aanval op Scimitar Hill werd uitgevoerd door de 29e Divisie die uit het Cape Helles-gebied was overgebracht en die was samengesteld uit ervaren veteranen.

Het plan bestond er uit de W-Hills en Scimitar Hill in geallieerde handen te krijgen nadat eerst een afleidingsmanoeuvre was uitgevoerd op heuvels ten oosten en ten westen van de Suvla Bay. Als de W-Hills en de Scimitar Hill waren veroverd kon het front tussen Suvla Bay en Anzac Cove worden uitgebreid.

De poging de W-Hills te bezetten mislukte volledig – de gidsen die de divisie naar het aanvalsgebied moesten begeleiden verdwaalden in het onherbergzame gebied. De poging die door de 29e Divisie werd ondernomen om Scimitar Hill in te nemen gelukte in eerste aanleg in een zware mist, maar werd uiteindelijk teniet gedaan door de Turkse artillerie die vuurde vanaf nabijgelegen heuvelruggen.

Britse troepen keren terug uit de vuurlinie

In allerijl aangevoerde Britse versterkingen leden tijdens hun aanval heuvelopwaarts zware verliezen en werden uiteindelijk ook teruggedreven. Het totaal aantal slachtoffers bij de aanval op Scimitar Hill was ongeveer 5.000 van wie velen ellendig om het leven kwamen nadat het struikgewas op het slagveld in brand was gestoken door de Turken of in brand vloog na Brits artillerievuur. De Turken verloren daar ongeveer 2.600 man.
 

  Fuselier W. Flynn – 1st Royal Munster Fuseliers
Toen we dichterbij kwamen, gingen de Turken rechtop staan in hun loopgraven en zwaaiden naar ons. Het was hopeloos, hopeloos. Ze staken alle doornstruiken in brand. We noemden die plek 'Chocolate Hill' maar later noemden ze het 'Burnt Hill' omdat heel veel gewonden ook nog brandwonden opliepen.
Tegen het eind waren we helemaal zwart. We hadden totaal geen succes, het enige wat we daar deden, was een heleboel mannen en schepen verliezen. Elke dag voerden we weer andere mannen aan, andere gezichten, allemaal uitgeput. En het was heel erg heet die zomer, afschuwelijk heet. [...] Toen we [later] rustig wegvoeren, moest ik denken aan wat Martin, die al twintig jaar bij de oorlogsvloot zat, tegen me had gezegd een paar dagen nadat we aan wal waren gegaan bij Suvla Bay: 'Geen schijn van kans dat we hier ooit een Britse vlag kunnen laten wapperen.' En hij had gelijk. We zijn er nooit in geslaagd het te veroveren.

Alleen al in de maand augustus waren er aan geallieerde zijde 45.000 slachtoffers te betreuren. De hospitalen op de Griekse eilanden konden de stroom gewonden en zieken niet aan en er ontstonden toestanden die aan de oorlog op de Krim (1853 tot 1856) deden denken – de oorlog waarin Florence Nightingale bekend zou worden die overigens nooit op de Krim is geweest maar in ziekenhuizen in Turkije haar roem heeft verworven.

Veldhospitaal waar een chirurg aan het werk is.

Zelfs particuliere jachten uit Engeland werden ingezet als hospitaalschip om zieken en gewonden naar Egypte over te brengen. Het enige wat was bereikt was een gebiedsuitbreiding van 20 vierkante kilometer en, in plaats van twee belegerde gebieden had men nu de zorg voor drie.

Ook de Turken, die inmiddels bijna de helft van hun totale leger naar Gallipoli hadden gestuurd, hadden in augustus hevig geleden en waren net als de geallieerden volledig gedesillusioneerd en voorlopig niet in staat iets uit te richten.

Het ontslag van generaal Hamilton
Opnieuw had Hamilton in Londen niets anders te melden dan een weer een mislukking met grote verliezen. Hij liet Kitchener weten de strijd te kunnen voortzetten als er nog eens 95.000 man troepen werden gestuurd. Kitchener bood 25.000 man aan. Tezelfdertijd vroeg hij Hamilton de mogelijkheden van een evacuatie te overwegen en daarover zijn mening te geven.

Hamilton wees evacuatie onmiddellijk verontwaardigd van de hand. Hij liet weten dit een onmogelijke zaak te achten omdat het aantal slachtoffers bij een ontruiming wel eens zeer hoog zou kunnen oplopen: een aantal van 45.000 tot 50.000 man slachtoffers moest worden gevreesd.

Er speelde nog een andere zaak. De Australische journalist Keith Murdoch had een kort bezoek gebracht aan Gallipoli en kwam in contact met de daar officieel gestationeerde journalist Ellis Ashmead-Bartlett. Deze stond bekend als een kritische man die voortdurend de tekortkomingen en blunders van het hoofdkwartier ter discussie stelde. Vanwege de gebruikelijke censuur van de legerleiding kwam deze kritiek echter niet naar buiten zodat de politieke autoriteiten en het publiek totaal onkundig waren van wat zich werkelijk afspeelde op Gallipoli.

Keith Murdoch, die optrad als klokkenluider zoals we dat tegenwoordig zouden noemen, schreef op basis van de verhalen van Ashmead-Bartlett na terugkeer in Engeland een uitgebreid verslag over de situatie in Gallipoli waarin alle misstanden en mislukkingen op niet mis te verstane wijze aan de kaak werden gesteld. Hij zond deze brief naar de Australische premier die deze informatie doorspeelde aan het Britse kabinet in Londen.

Het gevolg van dit alles was dat generaal Hamilton op 14 oktober van zijn commando werd ontheven. Kitchener schreef hem in codeschrift:

  ‘The War Council held last night decided that though the Government fully appreciate your work and the gallant manner in which you personally have struggled to make the enterprise a success in face of the terrible difficulties you have had to contend against, they, all the same, wish to make a change in the command which will give them an opportunity of seeing you.'

Hamilton vertrok naar Londen en werd opgevolgd door generaal Charles Monro. Deze kreeg als opdracht om advies uit te brengen over wat er moest worden gedaan om aan de ontstane situatie een einde te maken.

De discussie over een nieuwe aanval of evacuatie
Na aankomst in Gallipoli pleegde Monro uitgebreid overleg met alle bevelvoerende divisiegeneraals, waarna hij de drie fronten bezocht. Hij constateerde dat er weinig munitie was (de Britse kanonnen mochten niet meer dan twee granaten per dag afvuren), dat er nog geen winterkleding was aangekomen en dat, wanneer de Turken zware kanonnen naar Gallipoli zouden brengen, de toestand volstrekt onhoudbaar zou zijn.

Vervolgens schreef hij een rapport waarin hij adviseerde alle acties onmiddellijk af te breken, alle troepen te evacueren en het schiereiland aan de Turken over te laten. Hij schatte dat het aantal slachtoffers bij een evacuatie ongeveer 40.000 man zou bedragen. Churchill merkte over Monro nogal cynisch op: ‘[He is] an officer of quick decision. He came, he saw, he capitulated’.

Een opslagplaats van legervoorraden aan het North Beach van het Anzacfront

Tegelijkertijd speelden er op de Balkan nog andere zaken die grote invloed hadden op de politieke situatie aldaar. In de laatste week van september was Bulgarije gemobiliseerd en zou zich gaan aansluiten bij Oostenrijk/Hongarije en Duitsland. Dit land dreigde Servië binnen te vallen en er bleken ook plannen te liggen voor een grote landing op Saloniki waardoor heel Griekenland onder de voet kon worden gelopen. Om Griekenland hulp te kunnen bieden boden de Franse en Britse regering 125.000 man troepen aan. Maar omdat het Westelijk Front ook veel manschappen eiste, zou een groot deel van deze beoogde troepenmacht aan het Gallipoli-front onttrokken moeten worden.

De politieke prioriteiten kwamen dus anders te liggen wat ook een rol speelde bij de overwegingen voor een eventuele ontruiming van het schiereiland. De troepen uit Gallipoli zouden na een rustperiode en een reorganisatie van de divisies kunnen worden ingezet bij de nieuwe fronten op het Balkangebied en in Griekenland.

Toch werden in Londen in die periode nog pogingen gedaan om te komen tot een nieuwe gezamenlijke aanval van Marine en Landmacht om de geallieerde vloot alsnog door de zee-engte van de Dardanellen te laten opstomen. In eerste instantie was Kitchener zelfs voorstander van een aanval volgens dit nieuwe plan, maar zijn politieke tegenstanders in de regering pleitten voor evacuatie.

Een onderkomen van de Anzactroepen achter de frontlijn

De Britse regering wilde nu eindelijk wel eens weten wat er werkelijk gaande was en zond Kitchener op 11 oktober naar Gallipoli om de toestand met eigen ogen te aanschouwen. Na hevige discussies met voor- en tegenstanders van evacuatie en nadat hij persoonlijk de drie frontgebieden had bezocht, besloot hij ontruiming van Gallipoli te adviseren. Op 15 november liet hij per telegram aan de minister-president Asquith weten dat het onmogelijk bleek het schiereiland van Gallipoli nog in te nemen en dat evacuatie noodzakelijk was.

Lord Kitchener (links) met Birdwood overzien de stellingen ergens in Gallipoli

Noodweer en zware sneeuwstormen eind november 1915
Op 27 november werd Gallipoli getroffen door storm met orkaankracht gevolgd door een dagenlang durende zware sneeuwstorm met regenbuien en overstromingen met temperaturen ver onder het vriespunt. Het was een ijsstorm zoals die in veertig jaren niet was voorgekomen. Er ontstond langs de frontlijnen een stilzwijgende wapenstilstand - door de weersomstandigheden was er niets meer te vechten. Het was zo koud dat geweren dienst weigerden omdat de trekkers vastvroren. Bij Cape Helles werden wachtposten aangetroffen die, nog steeds staande met het geweer in hun handen, waren doodgevroren.

Ook op Gallipoli werden enorme aantallen paarden en lastdieren ingezet

Toen de storm op 30 november ging liggen bleek dat de geallieerden 10% van hun sterkte hadden verloren. Tweehonderd soldaten waren verdronken, 5.000 hadden last van bevriezingsverschijnselen en 5.000 waren op andere manieren slachtoffer geworden van de weersomstandigheden. Opnieuw werd de discussie over een evacuatie weer actueel: het leek vrijwel onmogelijk dat het geallieerde leger (en de Turken natuurlijk ook) het winterseizoen ongeschonden zouden doorkomen.

  Marinier Joe Clement – Royal Marine Light Infantry
Het regende onafgebroken, waardoor de loopgraven vol water kwamen te staan; we moesten daarom slapen op de borstweringen. De Turken deden dat ook. We hadden een stilzwijgende wapenstilstand en schoten niet op slapende mannen. Maar het was snijdend koud en we waren altijd nat.
Op eerste kerstdag zaten we in de vuurlinie en kregen we een stukje pudding en zeven dadels opgediend. Twee dagen later gingen we naar beneden in onze loopgraaf om andere kleren aan te trekken, maar daar zagen we dat onze rugzakken met schoon wasgoed in een meter water stonden. Vervolgens werden we, als extra traktatie, op nieuwjaarsdag in de vuurlinie gezet.

De evacuatie van Gallipoli
Op 7 december 1915 besloot het kabinet in Londen tot de algehele evacuatie van het vastgelopen front. Hierbij speelden ook Rusland en Frankrijk een rol: zij waren van mening dat de aandacht nu op Saloniki moest worden gericht.

De voorbereidingen werden in gang gezet. De organisatie was in handen van kolonel Aspinall en luitenant-kolonel White. De ontruiming van Anzac Cove and Suvla Bay werd zeer succesvol afgerond: 105.000 mannen en 300 kanonnen werden in de periode van 10 tot en met 20 december 1915 afgevoerd. De evacuatie van het Helles-front (35.000 man) vond plaats tussen eind december en 9 januari 1916. De paarden en muilezels waarvoor geen plaats meer was op de boten werden afgemaakt, munitie werd in zee gedumpt, voorraden werden vernietigd, body traps geplaatst en de voorraden die op het strand achterbleven werden vanuit de zee beschoten nadat de mannen waren geëvacueerd. Zestien uur na de evacuatie brak er weer een hevige storm uit met zware regenbuien.

  Marinier Joe Clement – Royal Marine Light Infantry
We hoorden voor het eerst over de evacuatie toen de Fransen op 1 januari wegtrokken. We verspreidden ons in hun loopgraven om de linie uit te breiden. We wisten toen niet dat de stranden bij Anzac en Suvla al waren geëvacueerd.
Op 8 januari begonnen we met het vernietigen van onze overtollige levensmiddelen en geweren. Vervolgens bonden we lege zandzakken om onze voeten, maakten onze veldflessen stevig vast, zodat ze niet zouden rammelen en tegen middernacht trokken we weg. Ik zeulde mijn mitrailleur meer dan 7,5 kilometer in het donker met me mee totdat we het strand bereikten. Terwijl we daar liepen, vuurde Asiatic Annie - een groot, zwaar Turks kanon - verscheidene granaten af. We waren haar intens gaan haten tijdens onze aanwezigheid bij Gallipoli. De Turken hadden niet eens door dat we weggingen. En Annie, die vuurde vanaf de Aziatische kant, had altijd al op eigen gezag gehandeld.

De zeer zorgvuldige voorbereidingen hadden ervoor gezorgd dat de 100.000 Turken nimmer de indruk hadden dat er een evacuatie werd voorbereid.

Vlak voor de evacuatie: afscheid van de omgekomen kameraden op
Lancashire Landing Cemetery

De evacuatie van de geallieerde troepen was zonder twijfel een briljante operatie; in menig opzicht het best georganiseerde onderdeel van Operatie Dardanellen. In tegenstelling tot wat gevreesd werd waren er nagenoeg geen slachtoffers te betreuren – officiële cijfers vermelden slecht drie gewonden.

Conclusies
De strijd op Gallipoli die in 48 uur beslist had moeten worden, duurde meer dan acht maanden. Bij de Britten werden 140.000 slachtoffers geteld. Ook de Franse verliezen waren hoog: ongeveer 27.000 man. En de Turken leden eveneens enorme verliezen die geschat werden op 250.000 man. Totaal waren er dus 417.000 slachtoffers (doden, gewonden, vermisten en krijgsgevangenen) te betreuren. Het totale aantal doden onder hen is naar schatting 131.000 man.

De strijd om Gallipoli wordt beschouwd als een zwarte bladzijde in de Britse krijgsgeschiedenis. Het tekortschieten van politiek en militair beleid, de chaotische voorbereiding van de gecompliceerde amfibische operaties, de gebrekkige voorbereiding en planning hiervan, de enorme logistieke problemen die men tegenkwam, de nog gebrekkige communicatieapparatuur en luchtverkenning-mogelijkheden, de onervarenheid van een groot deel van de militairen, de onbekendheid van de manschappen en officieren met oorlogvoering onder deze omstandigheden en incompetenties bij een aantal bevelvoerende hoofdofficieren, maken duidelijk dat deze campagne gedoemd was te mislukken.

Wat men bereikte waren een paar smalle bruggenhoofden op het strand, die ook door minister Kitchener als onhoudbaar werden beschouwd. Het enorme aantal slachtoffers aan geallieerde zowel als Turkse kant was schrikbarend en zou de opmaat vormen voor de grote veldslagen die nog zouden komen: Verdun, de Somme, het Nivelle-offensief en Passendale. De uitspraak van generaal Hunter-Weston: ‘Casualties? What do I care for casualties?’ zou nog jarenlang gelden.

Als de Royal Navy in november 1914 haar volledige sterkte had ingezet in de Dardanellen of wanneer er een leger aan land zou zijn gezet in maart 1915, toen er nog maar weinig Turkse troepen waren, in plaats van zes weken later op 25 april of wanneer Hamilton in juni 1915 had kunnen beschikken over voldoende versterkingen, dan was de uitkomst wellicht anders geweest. Maar ‘als’ telt natuurlijk niet.

Gezegd moet nog worden dat tijdens de Tweede Wereldoorlog de Gallipoli landingen uitgebreid zijn bestudeerd en dat de ervaringen daar opgedaan de basis vormden voor de succesvolle amfibische operaties in o.a. Sicilie en Normandië.

Het aantal slachtoffers bij de Slag om Gallipoli
Bij de meer dan acht maanden durende strijd om Gallipoli waren aan beide zijden meer dan een miljoen mannen betrokken. Het aantal slachtoffers lag tussen 30 en 50 procent van dit aantal; een nauwkeuriger getal is niet te geven omdat van sommige landen geen nauwkeurige cijfers bekend zijn.

Nog steeds worden er stoffelijke resten gevonden op het Gallipoli schiereiland

Bij benadering deden 469.000 inwoners uit het Britse Empire dienst in de Gallipoli campagne: 328.000 combattanten en 141.000 non-combattanten. Ongeveer 120.000 van hen behoorden tot de slachtoffers van wie 34.000 om het leven kwamen. De maximale Britse inzet op het Gallipoli grondgebied was op een zeker moment 128.000 personen: 85.000 combattanten en 43.000 non-combattanten.

Naar wordt aangenomen zijn in totaal 500.000 Turkse soldaten ingezet bij de strijd op het schiereiland. Het aantal slachtoffers wordt geschat op een aantal tussen de 250.000 en 300.000 van wie (volgens officiële Turkse bronnen) 87.000 stierven.

Tussen de 50.000 and 60.000 Australiërs dienden op Gallipoli van wie 8.709 sneuvelden of stierven aan hun verwondingen of ziekten. Een totaal van 19.441 raakte gewond (sommigen van hen meerdere keren) en 70 werden krijgsgevangen gemaakt. Een aantal van 63.969 Australiërs werden ziek gemeld tijdens de Gallipoli campagne. Van de 8.556 Nieuw Zeelanders die op Gallipoli waren ingezet verloren 2.721 het leven en raakten 4.752 gewond (van wie sommigen meerdere keren).

Het totale aantal ANZAC slachtoffers (Australiërs en Nieuw Zeelanders) was dus 35.623 bestaande uit: 11.430 doden en 24.193 gewonden.

Aantallen slachtoffers van de strijd om Gallipoli
(Bron: Australian War Memorial 2007)
Landen Doden Gewonden Totalen
Australië  8.709 19.441 28.150
Nieuw Zeeland 2.721 4.752 7.473
Groot Brittannië 21.255 52.230 73.485
Frankrijk (schatting) 10.000 17.000 27.000
India 1.358 3.421 4.779
Nieuw Foundland 49 93 142
Totaal geallieerden 44.092 96.937 141.029
Turkije 86.692 164.617 251.309
Totaal strijdende partijen 130.784 261.554 392.338

Geraadpleegde literatuur
Alan Moorehead - Gallipoli
Nigel Steel - Gallipoli
Major & Mrs. Holt - Battlefield guide Gallipoli
P. Haythornthwaite - Gallipoli 1915
Mac Arthur - Vergeten stemmen uit de Grote Oorlog
Dagboek  Ian Hamilton - Gallipoli, volume I  is te vinden op projct Gutenberg
Dagboek  Ian Hamilton - Gallipoli, volume II  is te vinden op project Gutenberg

Louis de Bernières - Vogels zonder vleugels
Bij het lezen van deze roman krijgt men een zeer indringend, realistisch en historisch beeld van het gebeurtenissen op de Balkan, de ondergang van het Ottomaanse Rijk en de opkomst van het nieuwe moderne Turkije, de strijd om Gallipoli, de verhouding tussen de Turkse en de geallieerde soldaten tijdens die strijd, de volksverhuizingen die na de oorlog plaatsvonden, de ontbinding van de Ottomaanse samenleving, de vreselijke gebeurtenissen tussen de verschillende etnische groeperingen etc. etc.
Het is een boek dat de Turkse deelname aan de Eerste Wereldoorlog met al z’n achtergronden alsmede tientallen vele andere veelal onbekende aspecten van de Eerste Wereldoorlog in dat deel van Europa op heldere, grondige en leerzame wijze belicht. Wat mij betreft werkelijk een pachtboek: een absolute aanrader!!!!!!
Bestellen? Klik hier: Vogels zonder vleugels - L. de Bernieres

Bronnen op het internet:
www.firstworldwar.com
www.awm.gov.au
www.anzac.govt.nz

Films over Gallipoli
All the Kings men (1999) met David Jason in de hoofdrol (bekend van zijn rollen als inspecteur Frost). Zie www.moviemeter.nl/film/8322
Deze film is nog verkrijgbaar bij Amazon.com
Gallipoli (1981) met Mel Gibson in de hoofdrol.
Zie: www.moviemeter.nl/film/1133
Een
Turkse documentaire Gallipoli (2005). Zeer de moeite waard!
Zie: www.gallipoli-film.com/eng_film.asp


© 2007 - Menno Wielinga. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk toestemming vereist van de auteur.

DISCLAIMER All photos and other illustrations on this webpage are taken from  the public domain of internet. Any use of copyrighted images is accidental, and any such material will be promptly removed from this site upon notification from the copyright holder.

  naar gallipoli pagina - naar homepage


eXTReMe Tracker