Inleiding
Uit het verloop van de strijd om de Dardanellen was
vanaf 18 maart 1915 duidelijk dat de Britse Marine er
niet in zou slagen Constantinopel te bereiken zonder
hulp van een grote landlegermacht. Dit landleger zou het
schiereiland van Gallipoli moeten veroveren waarna de
Marine ongehinderd door de Dardanellen kon opstomen naar
Constantinopel nadat alle mijnenvelden waren opgeruimd.
Bij de Britse War Council had men al in een veel eerder
stadium twijfel uitgesproken over de vraag of een
vlootexpeditie van de Marine wel in staat zou zijn het
schiereiland Gallipoli te bombarderen en te veroveren,
als die eventuele overwinningen van de Marine niet
zouden worden geconsolideerd door een Brits
bezettingsleger.
Op 6 februari 1915 was al het besluit genomen twee
bataljons Royal Marines in te zetten op het schiereiland
Gallipoli om het geschut van de Turkse forten langs de
Dardanellen tot zwijgen te brengen. Drie dagen later had
ook Kitchener, de Britse minister van Oorlog, zich in de
War Council bereid verklaard de 29e Divisie, bestaande
uit beroepssoldaten, te laten vertrekken uit Engeland om
samen met een Franse divisie dienst te gaan doen in het
oostelijk bekken van de Middellandse Zee. Daarna werd
druk uitgeoefend op Kitchener om deze 29e Divisie naar
de Dardanellen te sturen.
|
|
|
Van links naar rechts: Winston Churchill, Sir John
Fisher en Lord Kitchener |
Op 10 maart 1915 besloot Kitchener inderdaad de 29e
Divisie naar de Dardanellen te sturen, samen met de
Royal Naval Division (RND) en enkele eenheden van het
Australian and New Zealand Army Corps (ANZAC), dat sinds
november 1914 in Egypte was gelegerd om het Suezkanaal
te beschermen tegen eventuele Turkse aanvallen en daar
niet meer nodig was.
Generaal Hamilton benoemd tot bevelhebber van de MEF
Twee dagen later werd generaal Ian Hamilton, die in de
Boerenoorlog in Zuid-Afrika onder Kitchener had gediend,
ontboden op het ministerie van Oorlog, waar Kitchener
hem mededeelde dat hij het bevel op zich moest nemen
over Expeditionary Mediterenian Forces (MEF) die naar de
Dardanellen zou worden gestuurd ter ondersteuning van de
geallieerde vloot die daar strijd leverde om de
doorvaart door die zeestraat.
Hamilton vertrok op 13 maart 1915 uit Londen met een
aantal inderhaast opgetrommelde officieren als zijn
staf. Zijn kennis van het strijdgebied was praktisch
nihil. Naar verluidt werden hem ter informatie
toeristische boeken en kaarten en een verouderd handboek
over de Turkse strijdkrachten ter beschikking gesteld.
De in Londen aanwezige informatie over de opstelling van
het Turkse geschut en de Turkse posities op het
schiereiland werden hem niet ter hand gesteld. Hamilton
kwam nog net op tijd om de mislukte vlootaanval op de
Dardanellen van 18 maart mee te maken.
Op 22 maart woonde generaal Hamilton de stafbijeenkomst
bij aan boord van het slagschip Queen Elizabeth, waar
admiraal De Robeck hem liet weten dat hij er zonder de
troepen van Hamilton niet door zou komen.
|
Generaal Sir Ian
Hamilton (midden) tijdens een inspectietocht bij
Gallipoli |
De eerder toegedachte rol die Hamilton in Londen was
medegedeeld, leiding geven aan een landstrijdkracht die
de Marine zou ondersteunen bij haar doorvaart, werd met
deze mededeling volkomen te niet gedaan. De
landstrijdkrachten hadden nu de opdracht zich meester te
maken van het schiereiland Gallipoli, de
verdedigingswerken langs de Dardanellen uit te schakelen
en zo de weg naar de Zee van Marmara en naar
Constantinopel vrij te maken voor de vloot.
De Robeck had ook besloten dat zijn schepen niet meer
zouden worden ingezet in de Dardanellen voordat de
landmacht het schiereiland Gallipoli had veroverd. Om
onduidelijke reden werd dit niet aan Hamilton
medegedeeld. Afgesproken werd een landingsactie te
lanceren op 14 april.
Problemen bij de organisatie van de amfibische
operatie
Hamilton vertrok daarop naar Alexandrië waar hij op 26
maart aankwam om de aanval op Gallipoli te organiseren.
Hij had toen nog slechts drie weken tijd om een enorme
amfibische operatie op te zetten.
Er brak een tijdperk aan van hectische improvisatie. Er
was sprake van een logistieke chaos: kanonnen
arriveerden zonder of met de verkeerde munitie en er
kwamen veel te weinig granaten aan. Boten om de mannen
aan land te zetten waren niet beschikbaar.
Transportmiddelen waren in alle haast bijeengeraapt en
aan lastdieren was groot gebrek. Benodigde voorraden
moesten lokaal worden aangeschaft. Er waren nauwelijks
handgranaten en mortieren. Er werden werkplaatsen
ingericht om deze zelf te fabriceren. Watertanks en
alles wat verder nog water kon bevatten moest worden
ingekocht etc etc. Ook aan de geheimhouding werd
volstrekt onvoldoende aandacht besteed zodat de Turken
en hun Duitse instructeurs volkomen op de hoogte waren
van de Britse plannen.
|
Britse troepentransportschepen
op weg naar Gallipoli |
Over het operatieterrein was weinig bekend. Was er water
beschikbaar? Waren er wegen en hoe was hun toestand? Hoe
diep was het water op de beoogde landingsplaatsen? Hoe
was de Turkse verdediging georganiseerd? Waar waren de
prikkeldraadversperringen en hoe uitgebreid waren deze?
En als de Turken eventueel zouden vluchten hoe kon dan
de bevoorrading van de achtervolgende geallieerden
worden georganiseerd?
De stemming bij de geallieerde legerstaf was uiterst
pessimistisch: er waren veel bezwaren tegen de
landoperatie en de te korte voorbereidingstijd. Er waren
zelfs geen stafkaarten beschikbaar; officieren struinden
de winkels af om toeristische handboeken te kopen. Maar
er was geen weg meer terug. Met name Kitchener had zijn
goedkeuring aan de campagne verbonden en er was hem
alles aan gelegen deze tot een succes te maken.
|
Brits troepentransport in de
haven van Mudros bij het
eiland Lemnos |
De geallieerde troepenmacht werd in de loop der weken
gestationeerd in de haven van Mudros op het eiland
Lemnos, dat door de Griekse regering ter beschikking van
de geallieerden was gesteld. Dit eiland ligt voor de
kust van Turkije, 60 km westelijk van de ingang van de
Dardanellen. Ook werden troepen overgebracht naar het
iets noordelijker gelegen eiland Imbros. Op het meer
zuidelijk gelegen eiland Tenedos werd een landingsbaan
aangelegd van waaraf verkenningsvluchten over het
schiereiland werden uitgevoerd waarbij zelfs gebruik
werd gemaakt van een (eenzijdige) radiotelefoon die op
de slagschepen ontvangen kon worden en dienst deed als
vuurleiding.
|
Schets van een ooggetuige van de
haven van Mudros op het eiland Lemnos
|
Toen de 75.000 man troepen op Lemnos en Imbros verzameld
waren werd de definitieve aanvalsdatum aanvankelijk
vastgesteld op 21 april (de eerder afgesproken datum van
14 april bleek niet haalbaar) maar vanwege het slechte
weer werd de datum uitgesteld tot zondag 25 april. Onder
de manschappen was een algemeen heersend gevoel van
optimisme ontstaan: ‘an immense enthusiasm pulsated
through the Fleet’ schreef Hamilton in zijn dagboek. Op
sommige schepen waren leuzen geschreven als: ‘Turkish
Delight’ en ‘To Constantinople and the Harems’. Het
enthousiasme leek op dat van augustus 1914 toen de
oorlog net was uitgebroken.
De Turkse reactie op de gebeurtenissen
De Turken maakten van het oponthoud dat ontstond vanaf
22 maart dankbaar gebruik – ze kregen uiteindelijk vijf
weken de tijd om zich voor te bereiden op de grote
geallieerde aanval. Vanaf 16 maart was het hoofd van de
Duitse militaire missie in Turkije, maarschalk Liman von
Sanders, belast met de verdediging van het schiereiland.
Op 25 april had hij zes divisies, ongeveer 84.000 man,
onder zijn bevel.
|
Portret van de Duitse generaal Liman von
Sanders |
Twee divisies posteerde hij, uit een onterechte
verwachting van een landing bij Kum Kale, op de
Aziatische kust. Hij meende terecht geen rekening te
hoeven houden met een invasie van het schiereiland
Gallipoli vanuit de Dardanellen zelf en stationeerde
daarom voor de te verwachten aanval vanuit de Golf van
Saros twee divisies bij Bulair op de hals van het
schiereiland. Dit was strategisch een zeer belangrijke
plaats: als deze landengte ten noorden van het stadje
Gallipoli door de geallieerden bezet zou worden, zou het
Turkse leger op het schiereiland afgesneden worden.
Verder plaatste hij één divisie onder Mustafa Kemal (die
later bekend zou worden als
Mustafa Kemal Atatürk - de vader aller Turken)
als reserve bij Maidos en eveneens slechts één divisie
(2.000 man) bij Cape Helles, de uiterste zuidpunt van
het schiereiland.
|
Mustafa Kemal (vierde van links
in het lichte uniform) ,met een aantal Turkse
militairen |
Deze opstelling had als nadeel dat een onevenredig
sterke Turkse troepenmacht was gelegen aan de Aziatische
kust bij Kum Kale, maar als voordeel dat een snelle
Turkse troepenverplaatsing op het schiereiland naar het
beperkte aantal geallieerde landingsplaatsen mogelijk
was. De stranden werden voorzien van
prikkeldraadversperringen en overal in de heuvels rond
de verwachte landingsplaatsen werden loopgraven en
versterkingen aangelegd.
Het Britse aanvalsplan en de landingsplaatsen
Generaal Hamilton zag zich bij zijn keuze voor een
landingsplaats geplaatst voor het probleem van de
rotsachtige kustlijn van het schiereiland Gallipoli. Er
waren stranden bij Bulair in het noorden, bij de Suvla
Bay halverwege het schiereiland, bij de iets zuidelijker
gelegen kaap Ari Burnu en bij Cape Helles in het
uiterste zuiden.
De Suvla Bay werd omsloten door een vrij hoge bergrug,
achter Ari Burnu lagen hoge, ontoegankelijke heuvels en
de stranden van Cape Helles werden beheerst door de Achi
Baba, een ruim 200 meter hoge heuvel die 10 km
noordelijk van de kust was gelegen. De geallieerden
moesten eerst deze hoogten veroveren om het schiereiland
te kunnen overtrekken en zo de forten met hun
bezettingen langs de Dardanellen in de rug te kunnen
aanvallen.
Uiteindelijk viel de keus voor een landing door de 29e
Divisie onder leiding van generaal Hunter-Weston. Zijn
bijnaam was Hunter-Bunter wat vertaald zoiets
betekent als Hunter de Stormram (later meer over generaal
Hunter-Weston).
|
|
|
Van links naar rechts: generaal Hunter-Weston,
generaal Paris en generaal Birdwood |
De 29e divisie werd daarbij gesteund door de
eenheden van de Royal Naval Division (onder leiding van
generaal Paris) op Cape Helles terwijl de Anzacs (onder
leiding van generaal Birdwood) tegelijkertijd meer naar
het noorden, nabij Ari Burnu, zouden landen. De
overgebleven troepen van de Royal Naval Division zouden
bij Bulair (gelegen in het noordelijk deel van het
schiereiland ten noorden van het stadje Gallipoli) aan
land worden gezet waar ze een schijnbeweging moesten
uitvoeren. Een Brits bataljon zou een landing uitvoeren
bij Morto Bay en de Fransen zouden een
afleidingsmanoeuvre uitvoeren bij Kum Kale op de
Aziatische kust. Op het laatste moment werd nog besloten
om 2.000 man te laten landen op de kust ten westen van
Krithia.
De algemene verwachting was dat de aanval binnen 48 uur
tot resultaten zou leiden en men verwachtte slechts
geringe Turkse tegenstand die mogelijk zelfs zou
verdwijnen zodra men de bruggenhoofden zou hebben
gevormd.
De geallieerde landingen op 25 april 1915
In de ochtend van de 23 april zette de vloot, bestaande
uit meer dan 200 schepen, koers naar hun bestemmingen op
het schiereiland Gallipoli waar om 3:00 uur in de
ochtend van 25 april de invasie begon. Een van de
grootste drama's in de Britse krijgsgeschiedenis stond
op het punt zich te voltrekken.
Twee afleidingsmanoeuvres werden uitgevoerd. Franse
troepen ondernamen een afleidingsmanoeuvre bij Kum Kale
op het Aziatische vasteland, die succesvol werd
uitgevoerd. Het daar gelegen fort werd zonder al te veel
problemen ingenomen. De Franse troepen werden daarna
allemaal overgebracht naar het Cape Helles aanvalsgebied
waar ze meer dan bruikbaar waren.
De door de Royal Naval Brigade uitgevoerde schijnaanval
bij Bulair in de Golf van Saros ten noorden van
Gallipoli was ook succesvol. Weliswaar was het een
schijnaanval maar Liman von Sanders dirigeerde in eerste
aanzet zijn troepen daar naartoe omdat hij juist op die
plaats de grote aanval verwachtte.
Toen bleek dat daar niet de hoofdaanval werd ingezet
stuurde hij deze troepen naar de andere landingsplaatsen
– dat ze daar pas twee dagen later aankwamen werd als
winst gezien voor de landingen bij Ari Burnu (waar de
Anzac-troepen zouden landen) en Cape
Helles. Ook de Royal Naval Division werd daarop
teruggetrokken en vanaf 28 april ingezet bij de
Anzac-troepen.
|
Overzichtkaart van de
landingsplaats bij Ari Burnu later bekend als
Anzac Cove |
De twee uitgekozen hoofdlandingsplaatsen waren stranden
bij de landtong Ari Burnu waar de Anzac-troepen moesten
landen en Cape Helles waar een gedeelte van de 29e
Divisie aan land zou gaan. Daartoe waren vijf
verschillende landingsplaatsen aangewezen met de
codenamen S-, V-, W-, X- en Y-beach.
S-,V-,W-, X-, en Y-beach waren gelegen rond Cape Helles
en toegewezen aan de rest van de 29e Divisie. S-beach
lag in de Morto Bay, V-beach nabij het fort bij Sedd el
Bahr. W-beach en X-beach lagen rechts en links van de
landtong Tekke Burnu. Iets noordelijker lag Y-beach waar
een troepenmacht van 2.000 man zou landen.
|
Overzichtkaart van de landingsgebieden bij Cape
Helles. Het landingsgebied van
de Anzactroepen by Ari Burnu (Anzac Cove) ligt
noordelijk buiten deze kaart
(Klik op de
plattegrond of
hier
voor een grote kaart) |
Na de landingen moesten de troepen optrekken door de
heuvels, het versterkte dorp Krithia veroveren om
vervolgens door te stoten naar de hoge heuvel Achi Baba,
acht kilometer landinwaarts, om deze in te nemen.
Deze landingen waren amfibische operaties: invasies
vanuit zee op het vasteland, zoals zij in de Tweede
Wereldoorlog herhaaldelijk met succes zouden worden
uitgevoerd. Ten tijde van Gallipoli beschikten de
geallieerden noch over de ervaring, noch over de
technische en logistieke middelen die voor dit soort
moeilijke ondernemingen onmisbaar zijn. Parachutisten,
zweefvliegtuigen, communicatie-apparatuur maar vooral
landingsboten waren nog onbekend waardoor de landingen, in mensenlevens gerekend,
op kostbare mislukkingen
zouden uitlopen.
De landing van de Anzac-troepen
bij Ari Burnu (Anzac
Cove)
De Anzac-troepen bestonden uit onverschrokken
Australiërs en Nieuw Zeelanders, 15.000 man in totaal,
die de oorlog nog als een soort sport beoefenden. Zij
werden door transportschepen, waaronder zich ook
oorlogsschepen bevonden die voor dekkingsvuur zorgden
tijdens de landingen, tot voor de kust gebracht en
overgezet in kleinere bootjes die de mannen op de juiste
landingsplaatsen moesten afzetten.
|
Landing van Anzactroepen bij Ari
Burnu (Anzac Cove) |
Deze nachtelijk operatie duurde veel langer dan was
voorzien en pas in de vroege morgen werden de eerste
landingen uitgevoerd. Door een sterke stroming bleken de
boten geland op een plaats bijna twee kilometer ten
noorden van de uitgekozen landingsplaats op zeer
moeilijk toegankelijk en onbekend terrein. De Turken
ontvingen de Anzac-troepen met moordend vuur vanaf hun
hoger gelegen posities; in sommige bootjes waren alle
inzittenden al voor de landing gedood.
|
Ooggetuige Soldaat Walter
Stagles - 1st Australian Division
Het was pikdonker toen plotseling de kust, althans
een vaag silhouet van de kust, dreigend opdoemde.
Toen we dichterbij kwamen, begonnen we allemaal
gespannen en nerveus te worden omdat we ons
afvroegen wat er ging gebeuren nu alles nog zo
verdacht rustig was. Ineens weerklonk er één luid
schot en een gelig licht flakkerde hoog in de lucht
op. Vanaf dat moment bestookten de Turken de boten
met zwaar mitrailleur- en geweervuur.
We sprongen uit de sloepen en de warm ingepakte
roeiers begonnen weer te roeien. Zodra de boten aan
de grond liepen, was het ieder voor zich, je moest
gewoon uitstappen en er het beste van proberen te
maken.
Toen we aan wal klauterden, althans degenen die het
gelukt was er te komen, vonden we wat beschutting
onder de klif. Nadat we daar een paar ogenblikken
hadden gelegen om weer op adem te komen, gooiden we
onze rugzak af, zetten onze bajonet op en iemand in
dat stelletje ongeregeld - er was geen officier -
schreeuwde: 'Okay jongens, kom op naar die
schoften!'
Soldaat Frank Brant - 2nd
Australian Division
Er was absoluut geen sprake van een goed
gecoördineerde actie. Gewoon een stelletje
Australiërs die met z'n allen aan het werk waren.
Elkaar blind vertrouwen. Nadat we even hadden
gegraven, schoot de Queen Elizabeth ineens enkele
granaten af en het geluid van die granaten werkte in
feite als een pepmiddel. Eén kerel schreeuwde:
'Samen delen, hufters!' De vent naast me was Robbie
Robinson, een korporaal in mijn bataljon. Ik zie hem
nog voor me, breed grijnzend en het volgende moment
viel zijn hoofd op mijn schouder. Een sluipschutter
had hem recht door zijn halsader geschoten. Dat was
dus in feite mijn vuurdoop omdat Robbies bloed over
mijn hele uniformjas droop. Toen hij daar dood naast
me lag, dacht ik: Misschien moet ik z'n ouwelui even
vertellen wat er aan de hand is. Ik pakte zijn
zakboekje en schreef het adres van zijn moeder op
een papiertje. Ze woonde ergens in Fitzroy, maar ik
heb haar nooit geschreven. Ik herinner me wel dat ik
later nog eens naar dat vodje papier heb zitten
staren. [...]
Na een dag met hevige gevechten onder chaotische
omstandigheden, waren er nog steeds geen hoger
gelegen posities veroverd. Het bruggenhoofd had een
lengte van twee kilometer en een breedte van een
kilometer en was volgepakt met mannen en voorraden.
En waren vele doden en door de
moeilijke terreinomstandigheden en de gebrekkige
voorzieningen kon aan de gewonden slechts moeizaam hulp geboden worden.
Sergeant Frank Kennedy - 2nd
Australian Division
We gingen van boord en toen we op het strand
aankwamen, waren de omstandigheden onbeschrijflijk.
Overal lagen gewonden, doden en stervenden, overal
lagen achtergelaten geweren en rugzakken die de
jongens hadden afgegooid toen ze oprukten tijdens de
eerste bestorming.
Er moest een eerstehulppost worden geregeld en het
eerste bevel dat ik kreeg, was om te proberen de
gewonden naar een veilige plek over te brengen. Maar
om met een brancard langs die steile zandhellingen
af te dalen, dat was zo ongeveer het moeilijkste dat
een brancardier kan doen. We moesten voortdurend
trapsgewijs naar beneden, af en toe struikelend over
taai struikgewas, terwijl we al die tijd probeerden
de pijn van die jongen op de brancard te verlichten.
Maar we bleven tot de avond continu doorgaan en
deden onze uiterste best om alle gewonden op te
halen. Het kon je gebeuren dat je net met een
gewonde terugkwam uit de frontlijn en plotseling uit
een bosje zo'n 20 meter verderop iemand wanhopig
hoorde schreeuwen: 'Brancardiers, brancardiers!' En
het enige wat je dan kon doen, was je brancard even
op de grond laten zakken, naar hem toe gaan, de
toestand bekijken, hem zo nodig een injectie geven
of een paar pillen om de pijn te verlichten en hem
vertellen dat je terug zou komen. |
De landing ontaardde in een complete chaos.
Als de Turken een grootscheepse tegenaanval zouden
ondernemen zou dat tot een enorm bloedbad leiden.
Een aanval die trouwens niet zou komen omdat de Turken
ook uitgeput waren en er nog niet voldoende Turkse
versterkingen waren aangevoerd.
|
Zicht op het landingsgbied Anzac
Cove van de Anzactroepen |
De situatie werd zelfs zo nijpend geacht, dat
bevelvoerder Birdwood in de nacht van 25 op 26 april aan
Hamilton toestemming vroeg zich te mogen terugtrekken.
Tijdens de beraadslagingen kwam de mededeling dat de
Australische onderzeeër AE2 er als eerste in geslaagd
was door de Dardanellen de Zee van Marmara te bereiken.
Ze ziet daar kans een Turkse kanonneerboot tot zinken te
brengen. Hamilton is opgetogen: hij ziet dit als een
goed voorteken en een stimulans voor de Anzac-troepen om
stand te houden.
Terugtrekken werd Birdwood zeer beslist geweigerd. Hamilton
zond hem het onderstaande telegram:
|
'Your news is indeed serious. But there is nothing for
it but to dig yourselves right in and stick it out. It
would take at least two days to re-embark you as Admiral
Thursby will explain to you. Meanwhile, the Australian
submarine [AE2] has got up through the Narrows and has
torpedoed a gunboat at Chanak. Hunter Weston despite his
heavy losses will be advancing tomorrow which should
divert pressure from you. Make a personal appeal to your
men and Godley's [Anzac divisie-commandant] to make a
supreme effort to hold their ground – Ian Hamilton.
P.S. You have got through the difficult business, now
you have only to dig, dig, dig, until you are safe. Ian
H.
|
Het leek wel, zo zeggen de bronnen, of de overwinning
van de Australische onderzeeër AE2, een nieuw élan onder
de troepen veroorzaakte. Men was opeens vastbesloten
stand te houden en uit alle macht werden door iedereen,
soldaten en officieren, met alle middelen, versterkingen
en loopgraven aangelegd in de steenachtige bodem. Naar
het verhaal wil worden de soldaten uit Australië en
Nieuw Zeeland sindsdien de ‘diggers’ genoemd.
|
Afbeelding
van de AE2 die zoveel enthousiasme veroorzaakte
onder de troepen bij Anzac Cove.
Er bestaan op dit moment plannen om de AE2, die later door de eigen
bemanning tot zinken
werd gebracht, te lichten
en terug te brengen naar Australië.
Klik hier voor meer informatie.
|
In de hierna volgende periode bestormden de
Anzac-troepen keer op keer tevergeefs de heuvels waar de
Turkse versterkingen zich ook hadden ingegraven. Over en
weer vielen duizenden slachtoffers vaak onder extreme
omstandigheden. De gevechten duurden voort tot 4 mei
waarbij de Anzacs ongeveer 10.000 man verloren en de
Turken zeker niet minder. Daarna groeven beide partijen
zich in en werd de strijd voorlopig gestaakt.
Het optreden van Mustafa Kemal, de latere
Mustafa Kemal
Atatürk
Toch zou de landing van de Anzacs bij Ari Burnu
misschien succes hebben gehad wanneer daar niet Mustafa
Kemal, die na de oorlog als Kemal Atatürk van Turkije
een jonge moderne staat zou maken, op eigen initiatief,
zonder bevelen af te wachten, zijn troepen in de strijd
besloot te werpen en zelfs het in reserve gehouden
regiment van de 19e Turkse Divisie inzette. Zodoende kon
hij voorkomen dat de Anzacs hun bruggenhoofd
uitbreidden.
|
Mustafa Kemal (links) aan het
front op Gallipoli
Naar aanleiding van deze foto werd ook een
standbeeld gemaakt
klik hier |
Dit is ook het moment dat de mythe rond Kemal Atatürk,
de vader aller Turken, gestalte begon te krijgen.
Onvermoeibaar, zo luidt het verhaal, reed hij langs het
chaotische Anzac-front in de voorste linies, hielp
eigenhandig mee de kanonnen in positie te zetten, stond
zonder vrees voor de kogels op de heuveltoppen om de
strijd te aanschouwen en gaf bevelen aan zijn
manschappen om zich zonder bedenken in de strijd te
werpen. Een van zijn orders zou zijn geweest: ‘I don’t
order you to attack, I order you to die’, wat in het
Turks ongetwijfeld veel fraaier zal hebben geklonken.
|
Turkse soldaten tijdens de
strijd om Gallipoli |
Achteraf werd door de Turkse Generale Staf toegegeven
dat wanneer Mustafa Kemal hier niet zo daadkrachtig was
opgetreden, de Anzacs naar alle waarschijnlijkheid de
heuvels hadden kunnen veroveren waardoor de Turkse
defensie van Gallipoli zou zijn uitgeschakeld.
De landingen bij Cape Helles
De landingen bij Cape Helles hadden naar verhouding meer succes, dat wil
zeggen dat er met grote moeite bruggenhoofden konden
worden gevormd ten koste van zware verliezen. Hieronder
volgt het verloop van de strijd op de diverse landingsplaatsen
op 25 april 1915.
De landing op S-beach
|
Luchtfoto van S-beach waar
landingsboten aan de grond zijn gezet bij De
Totts |
De landing op S-Beach werd uitgevoerd door een kleine
legermacht die gesteund werd door het slagschip
Cornwallis. Veel tegenstand werd hier niet verwacht. De
landing was om 7:30 uur dan ook al uitgevoerd nagenoeg
zonder verliezen. Er bleek niet meer dan een tiental
Turkse verdedigers aanwezig. De troepen bleven hier
zonder veel problemen te ontmoeten twee dagen liggen tot
de Fransen van Kum Kale waren overgebracht en de
rechtervleugel van Cape Helles front overnamen.
De landing op V-beach
De gebeurtenissen op V-beach waren van een geheel andere
orde. Een legermacht van 2.800 man zou daar aan land
gaan. Het slagschip Albion opende om 5:00 uur een hevig
bombardement op het dorp Sedd el Bahr en het fort. De
eerste groep van 800 man landde om 6:00 uur op het
strand in open boten. Er was tot dat moment geen enkel
teken van leven te bespeuren van Turkse zijde.
Op het moment dat de mannen uit de boten sprongen
barstte het vuur los. Nagenoeg alle mannen, ook de
mannen die nog in de boten zaten, werden daarbij neer
gemaaid. Een paar wisten aan land te komen en zochten
beschutting achter de rotsrichel op het strand. Van de
800 man van deze eerste landingsgolf overleefden slechts
300 van wie velen gewond waren.
Om 8:30 uur liet men volgens planning de vrachtvaarder
River Clyde aan de grond lopen. In dit schip, dat
speciaal voor deze stranding voorzien was van grote
wegneembare schotten in de romp, hielden zich 2.000
soldaten schuil.
Men legde met veel moeite een aantal
platbodemschuiten tussen het schip en de wal, waarover
de troepen zich naar het strand konden begeven. Op het
moment dat de luiken opengingen en de manschappen naar
de wal renden, liepen ze regelrecht in het vuur van
Turkse machinegeweren. Er werd een ware slachting
aangericht waarbij de helft van de manschappen het leven
liet.
|
Het fort van Sedd el Bahr gezien
vanaf de River Clyde op een foto gemaakt door de
arts aan boord van de River Clyde tijdens de in
eerste aanleg mislukte landing. Op het dek
liggen doden en gewonden. In het verlengde van
de sloep liggen mannen te schuilen achter de
rotsrichel. |
Binnen een half uur was een impasse bereikt. Elke poging
het strand te bestormen mislukte door het moordende
Turkse vuur. Wie overleefde verschool zich gedurende de
dag achter een rotsrichel die op het strand gelegen was.
Vanuit een verkenningsvliegtuig dat over de baai vloog
tijdens de landing, werd gemeld dat de kalme zee ter
breedte van 50 meter van het strand ‘absolutely red with
blood’ was en dat het water opspatte in ‘ghastly
discoloured foam’ door de duizenden kogels die werden
afgevuurd.
Tegen de avond verzwakte de tegenstand van de Turken en
de Albion bombardeerde nogmaals het dorp en het fort. ’s
Nachts konden de nog in de River Clyde wachtende mannen
zonder al teveel problemen ontscheept worden om zich in
te graven op het rotsachtige strand en de nabije
omgeving, waarna versterkingen, voedsel en andere
benodigdheden werden aangevoerd.
|
Gezicht op Sedd el Bahr na de
inname van het fort en de vestiging van de
troepen aan de vaste wal. |
De volgende dag werd na zware gevechten ‘s middags Sedd
el Bahr definitief veroverd en kon verbinding worden
gelegd met de andere landingsplaatsen.
|
V-beach in
vol bedrijf nadat de troepen zich daar volledig
hadden gevestigd.
De foto toont vele interessante details. Let
bijvoorbeeld op het transport en uitladen van
de paarden op de voorgrond. Voor een vergroting
klik hier |
Hoe zwaar de omstandigheden waren blijkt uit het feit
dat op V-Beach in totaal acht Victoria Cross (VC)
medailles werden uitgereikt voor daden van
uitzonderlijke dapperheid. Zes VC’s werden op de eerste
dag toegekend aan mannen van de Royal Naval Division die
onder moordend vuur de platbodemschuiten bij de River
Clyde in positie hadden gebracht en gewonden hadden
gered. Nog twee VC’s zouden de volgende dag worden
toegekend bij de bestorming van Sedd el Bahr.
De landing op W-beach
Ook de landing op W-beach vergde veel slachtoffers.
W-beach was ongeveer 300 meter lang en tussen twaalf en
vijfendertig meter breed. De Turken hadden daar
prikkeldraadversperringen aangebracht die tot onder de
waterlijn doorliepen.
Het strand werd bewaakt door slechts één compagnie
bestaande uit 240 Turken.
|
Artist impression van de landing
op W-beach |
Om ongeveer 6:00 uur landden de eerste boten die de
mannen vanaf de kruiser Euryalus aan land zetten. De
Turkse verdedigers vuurden niet eerder dan toen de boten
bijna aan land gingen. Ook hier veroorzaakten ze een
vreselijk bloedbad onder de dicht opeengepakte mannen in
de boten. Als ze al over boord konden springen zonken ze
in diep water onder het gewicht van hun bepakking en in
ondiep water raakten ze verward in het onder water
aangelegde prikkeldraad. Zo verloor het Lancashire
bataljon, dat de landing uitvoerde, 533 man – meer dan
de helft van zijn sterkte. W-beach zou later dan ook
worden omgedoopt tot ‘Lancashire Landing’.
|
W-beach na de verovering en
vestiging van de troepen aan land. De foto is
gemaakt
vanuit een vleigtuig. De witte vlek midden op de
achtergrond zou de fontijn
zijn van een ontploffende granaat in het water.
|
Versterkingen werden rond 10:00 uur aangevoerd en om
12:30 uur werd verbinding gemaakt met troepen die geland
waren op X-beach. Pas om 16:00 uur werden de Turken uit
hun hooggelegen posities verdreven na een hevig
bombardement uitgevoerd door de Marine.
Voor daden van uitzonderlijke dapperheid tijdens de
landingen op W-beach werden zes Victoria Crosses
uitgereikt die in de pers de ‘six VC’s before breakfast’
werden genoemd. Degenen die een VC kregen uitgereikt
waren door de overlevenden zelf aangewezen, omdat
eigenlijk alle mannen van het Lancashire bataljon
‘equally brave and distinguished’ waren geweest.
De landing op X-beach
De landing op X-Beach was, na de landing op S-Beach de
kleinste onder de landingen op Cape Helles. Het strand
was ongeveer 200 meter lang en werd afgesloten door een
steile klif van 30 meter hoog. De Turken hadden het
onwaarschijnlijk geacht dat hier een landing zou
plaatsvinden en de bewaking aldaar bestond uit niet meer
dan een dozijn Turken.
Een eenheid van 1.000 man van de 29e Divisie werd om
6:30 uur met lichters aan land gezet waarbij de
begeleidende oorlogsboden Implacable geassisteerd door
de kruiser Dublin, met zijn 15 inch geschut een
verwoestend dekkingsvuur leverde toen de schuiten aan
land gingen.
|
Slagschip Implacable vergezled
een landingsboot naar X-beach |
De Turken boden weinig tegenstand en ondanks
prikkeldraadversperringen en de steile klif, bezetten de
mannen van 29e Divisie zonder een enkel slachtoffer het
strand. Versterkingen werden aan land gezet en spoedig
daarna zochten de troepen hun weg naar het binnenland
van het schiereiland in de richting van Hill 114 dat hun
eerste aanvalsdoel was dat vroeg in de ochtend werd
ingenomen.
Gebrekkige planning, slechte voorbereiding en
besluiteloosheid bij de aan land gezette bevelvoerders
betekende vervolgens dat het succes van de landing niet
werd uitgebuit ook al omdat er voor een voortgezette
aanval te weinig reservetroepen aanwezig waren.
|
Manschappen aan boord van een
landingsboot op weg naar hun landingsplaats |
In de loop van de middag ondernamen de Turken een tegenaanval waarbij de
Britten bijna tot op het strand werden teruggedreven voordat de aanval tot staan werd gebracht. Na deze
eerste schermutselingen groeven de troepen zich in in
afwachting van het oprukken van de Britse hoofdmacht
vanaf V-Beach en W-Beach.
De landing op Y-beach
Deze landing was een idee van Hamilton zelf: 2.000 man
werden hier om 5:45 uur bij verrassing aan land gezet op
een zeer geïsoleerde plek waar geen Turkse tegenstand
werd verwacht zoals uit luchtverkenningen was gebleken.
Zij hadden als taak de Turken in de rug aan te vallen en
af te snijden van de hoofdmacht en om eventueel
verbinding te maken met de Britse aanvalsgroepen aan de
andere kant van het schiereiland.
|
Een van de weinige bekende
foto's van Y-beach |
Het was een groot succes: er was geen Turk te bekennen
en de mannen konden ongehinderd de toppen van de heuvels
bereiken. Commandant Matthews maakte zelfs met zijn
adjudant een wandeling in de omgeving tot op een afstand
van 500 meter van het dorp Krithia dat helemaal verlaten
was en voor het grijpen lag.
Maar verbazingwekkend genoeg werd ook hier geen enkele
verdere actie ondernomen en ging men op de heuveltoppen
zitten wachten op de dingen die zouden komen: ‘the men
sat down to smoke and brew themselves a cup of morning
teas’ terwijl op een uur marsafstand hun kameraden bij
Sedd el Bahr en Tekke Burnu waren verwikkeld in
gevechten op leven en dood.
Achteraf bleek dat het aantal op Y-beach gelande troepen
(2.000 man) groter was dan de totale Turkse troepenmacht
die zich op dat moment in het gehele Cape Helles gebied
bevond! Misschien, zo zijn de opvattingen, hadden zij
door de zwakke tegenstand heen kunnen breken en de
heuveltop van Achi Baba kunnen bezetten. Zij hadden de
landingen kunnen doen eindigen in een briljante
overwinning en het bloedbad, dat bij Gallipoli zou
volgen, kunnen voorkomen.
Later bleek dat geen van de beide bataljonscommandanten
duidelijke opdrachten had ontvangen. Beiden
dachten van elkaar dat de ander het commando had en dus de
noodzakelijke bevelen moest geven. Ook Hamilton, die
zich aan boord van het oorlogsschip Queen Elizabeth
bevond tijdens de landingen op deze dag, zag de soldaten
vredig in de zon zitten. Een voorstel van zijn kant om
juist hier meer troepen aan land te zetten werd door
generaal Hunter-Weston van de hand gewezen omdat het de
landingen elders op Cape Helles zou vertragen.
|
HMS Queen Elizabeth, een van de
modernste slagschepen uit het begin van de
Eerste Wereldoorlog, dat dienst deed als
hoofdkwartier voor generaal Hamilton |
Om 18:00 uur kwamen de eerste Turkse troepen aangesneld
en omdat de Britse troepen geen pogingen in het werk
hadden gesteld zich in te graven, werden ze gedurende de
gehele nacht hevig aangevallen. De volgende ochtend
waren er aan Britse zijde al meer dan 700 mannen gedood
of gewond. Daarbij was ook de bevelvoerend commandant
gesneuveld en onduidelijk was wat er verder moest
gebeuren.
De ongeautoriseerde terugtocht vanaf Y-beach
Er werd vanaf Y-beach om hulp gevraagd. Door gebrek aan
communicatie en coördinatie vanuit het
divisiehoofdkwartier zond de Marine boten naar de wal
omdat men dacht dat er een evacuatie bevolen was. In de
daarop ontstane chaos veronderstelde iedereen aan wal
dat de terugtocht begonnen was en de boten stroomden
vol. Vanaf dat moment was deze ongeautoriseerde
terugtocht niet meer te stoppen. Op 26 april om 11:30
uur was Y-beach weer volledig verlaten.
Aan het eind van de middag keerde een marineofficier
terug naar Y-beach om te zoeken naar achtergebleven
gewonden. Hij kon rustig op het slagveld rondlopen
zonder een Turk tegen te komen. Die hadden zich ook
teruggetrokken van deze plaats om te worden ingezet bij
andere landingsplaatsen waar hun hulp nodig was.
De geallieerde situatie na de landingen
De situatie was dus voor de geallieerden bepaald niet
rooskleurig. Dit ondanks het feit dat later werd
vastgesteld dat er tijdens de landingen slechts 2.000
Turken waren in het Cape Helles gebied waar meer dan
12.000 man aan geallieerde troepen waren geland. Er
werden bij de landingen weliswaar bruggenhoofden gevormd
maar de geallieerde troepen zaten daar dicht
opeengepakt, er waren veel gewonden en doden en van
terreinwinst was nauwelijks sprake.
Op de avond van de dag na de landingen (26 april) hadden
de geallieerden ongeveer 30.000 man aan land gezet. Maar
na twee dagen vechten was nog geen enkel doel bereikt en
de Achi Baba lag onbereikbaar in de verte. De Turken
hadden inmiddels versterkingen aangevoerd en zich
ingegraven. Het was duidelijk dat terreinwinst en een
overwinning alleen door zware strijd konden worden
bereikt. Het aantal slachtoffers was enorm: het aantal
doden werd op de eerste dag al geschat op 1.500 en het
aantal gewonden op 5.000.
|
Gewonde wordt afgevoerd door de
loopgraaf |
De medische situatie op Gallipoli was een groot
probleem. Men had niet gerekend op duizenden doden en
gewonden en men was daar dan ook volstrekt niet op
voorbereid. Vele gewonden lagen onverzorgd in de open
lucht en stierven onder afschuwelijke omstandigheden
zonder dat er gelegenheid was hun wonden te behandelen.
Ook op de eilanden Imbros en Lemnos waren geen medische
faciliteiten. Ook het vervoer van de vele duizenden
gewonde soldaten schoot volstrekt tekort. Zwaargewonden
moesten naar Alexandrië en Cairo worden vervoerd om te
worden behandeld – een reis van 1.500 km!
|
Gewondentransport per schip van
Gallipoli naar de eilanden Imbros of Lesbos |
Toch zond generaal Hamilton op 27 april, daags na de
landingen, een telegram naar zijn superieuren in Londen
waarin hij meldde dat alles naar wens verliep. Wel vroeg
hij om versterkingen die hij absoluut nodig achtte om
het schiereiland definitief te kunnen veroveren. Pas
later bleek dat Kitchener al op 6 april opdracht had
gegeven aan de generaal Maxwell, commandant van het
Egyptische garnizoen, om reservetroepen beschikbaar te
stellen aan Hamilton. Om nooit opgehelderde reden werd
dit niet aan Hamilton bekend gemaakt. Terwijl Hamilton
dus wanhopig reservetroepen, munitie en granaten nodig
had, stonden er reeds langere tijd troepen gereed in
Egypte!
Het verloop van de strijd na de landingen
Op 28 april rukten de geallieerden op vanaf hun
landingsplaatsen op Cape Helles. Aan de linkerkant de
Britten vanaf Y-beach en aan de rechterkant de Fransen
vanaf Sedd el Bahr. Ze trokken in de richting van
Krithia waar ze tot de aanval overgingen. Er werd
ongeveer drie kilometer terreinwinst geboekt, het front
werd rechtgetrokken, maar de Turken brachten de aanval
tot staan. Aan beide zijden waren de troepen extreem
uitgeput – ook de voorraden munitie en voedsel moesten
worden aangevuld.
|
Artist
impression van een van de aanvallen op Krithia
|
Vanaf dit moment werden de geallieerden ook voortdurende
beschoten door het Turkse geschut. Dit gebeurde zowel
vanaf het in Turkse handen zijnde deel van het schiereiland als vanaf het
Turkse vasteland, waar bij Kum Kale zwaar
geschut was ingezet. De geallieerde soldaten gaven de
Turkse kannonen zelfs namen: het
zwaarste stuk geschut heette ‘Asiatic Annie’ en een
andere werd ‘Quick Dick’ genoemd.
|
Turkse
zware artillerie in Kum Kale (Aziatisch Turkije) |
Op 1 mei voerden de Turken een tegenaanval uit op Eski
Hissarlik (een dorp gelegen ten noorden van Sedd el
Bahr), op 6 mei werd er opnieuw een geallieerde aanval
gelanceerd op Krithia. In deze periode kreeg Hamilton
ook zijn aangevraagde versterkingen uit Egypte (25.000
man) die samen met 6.000 man Anzac-troepen die
onttrokken waren aan het Anzac-gebied, werden ingezet
bij de strijd. De gevechten in deze periode ontaardden
in ‘a simple exercise of killing’; een serie
krankzinnige slachtpartijen die naar schatting 13.500
slachtoffers (doden, gewonden, vermisten en
krijgsgevangen) zou eisen aan geallieerde kant. De
Turken leden minstens zoveel verliezen.
De Slag om Anzac Cove op 19 mei
Op 19 mei was er een nieuwe Turkse aanval op de Anzac
Cove in het Anzac-front.
Een legermacht van 42.000 man Turkse troepen onder
leiding van opperbevelhebber Essed Pasja, stond
tegenover 12.500 man Anzacs. Het gevecht begon ’s
morgens in alle vroegte. De Turken moesten in dit gebied
een niemandsland oversteken ter breedte van 200 tot 300
meter om de Anzac loopgraven te bereiken.
Dit deden ze door zich op de rand van de loopgraaf op te
stellen en in grote groepen in slagorde op te trekken.
Het was prijsschieten voor de Australiërs en de Nieuw
Zeelanders; wat volgde was een moordpartij in wilde weg.
Later werd het schieten meer methodisch: de Anzacs
wachtten tot de Turkse officier zijn mannen had
opgesteld en de aanval had bevolen. Pas daarna begon het
prijsschieten.
Het leek op een jachtpartij waarbij de Turkse officieren
de drijvers waren die hun mannen onbarmhartig naar de
jagers dreven. Sommige Anzacs klommen zelfs uit de
loopgraven om beter te kunnen schieten op de gillende
massa Turken voor hen. De Anzacs die in reserve lagen,
drongen zich naar voren om ook deel te kunnen nemen aan
de schietpartij. Er werd in een paar gevallen geld
geboden aan de man die op de vuurbank stond om op zijn
plaats te mogen staan. Hier en daar gingen mannen op de
vuist om een plaats te veroveren om ook te mogen
schieten.
|
Soldaat Walter Stagles - 2nd Australian Division
Op de ochtend dat de aanval begon, kwamen ze in twee
enorme golven aanzetten vanuit hun loopgraven, in een
compacte, kolossale massa. Het waren tamelijk lange
mannen, die Turken, en tenger van postuur. Terwijl ze
oprukten, schreeuwden ze 'Allah!' en bliezen op hun
trompetten, en ze floten, schreeuwden en joelden net als
schooljongens. Toen ze dichterbij kwamen, ruim binnen
schootsafstand, kregen we bevel te schieten. We begonnen
te schieten met snelvuur en schoten hen neer met
honderden tegelijk, honderden sneuvelden er, pal
voor onze loopgraven. Toen de aanval voorbij was, lagen
er voor onze brigade misschien wel 3.000 doden of
stervenden.
Marinier Joe Clement – Deal Battalion – Royal Marine
Light Infanterie
Uiteindelijk bereikten we de rotsachtige grond van de
eerste bergkam. Ik stelde mijn maximmitrailleur op
achter de zandzakken aan het eind van een ravijn en
vervolgens ging ik zitten wachten. Het was nog donker
toen we de Turken onder trompetgeschal in grote drommen
vanaf het andere eind van de ravijn recht op ons af
zagen stormen. Ik hoefde niet te richten, ik schoot
gewoon en maaide hen neer. Je kon gewoon niet missen,
het waren er zo ontzettend veel. Het was net als vuren
in een enorme hoop lichamen die tot één grote klont zijn
samengesmolten.
Uiteindelijk trokken ze zich terug. Maar ze kwamen die
nacht nog zeven keer opdagen en telkens wisten we hen
terug te drijven. Bij het aanbreken van de dag waren ze
verdwenen, alleen de lijken lagen er nog. |
Pas om 17:00 uur werden de Turkse aanvallen gestaakt.
Meer dan 10.000 Turken waren gevallen van wie duizenden
(sommige bronnen spreken van 3.000 andere van 5.000)
dood of zwaargewond tussen de loopgraven bleven liggen.
Generaal Birdwood kreeg de volgende dag van zijn
medische staf te horen dat de lijken beslist verwijderd
moesten worden, niet alleen om humanitaire redenen maar
vooral om besmettelijke ziekten te voorkomen. Er werd
contact gezocht met de Turken. Eerst door te zwaaien van
een Rode Kruis vlag maar die werd kapotgeschoten. Kort
daarna klom een Turk op de loopgraaf, stak het
niemandsland over zonder dat er geschoten werd, bood
excuses aan en keerde weer terug.
Daarop klom generaal Walker, commandant van de 1e
Australische Divisie uit de loopgraaf en wandelde in de
richting de Turken. Een paar Turkse officieren kwamen
uit de loopgraaf om hem te ontmoeten. Ze stonden enige
tijd te roken en spraken met elkaar in het Frans. Er
werd afgesproken dat er brieven zouden worden
uitgewisseld zodat een wapenstilstand kon worden
gearrangeerd.
Wapenstilstand
gesloten om de doden weg te halen
Er kwam inderdaad een brief van Liman von Sanders (de
Duitse bevelhebber van het Turkse leger op het Gallipoli
schiereiland) waarop een Turkse delegatie (onder wie
zich ook Mustafa Kemal bevond) te paard verscheen en
geblinddoekt te voet werd geleid naar het hoofdkwartier
van de Anzacs. Afgesproken werd de wapenstilstand in te
laten gaan op 24 mei voor de duur van negen uren.
|
Geblinddoekte Turkse officier
wordt naar het anzac hoofdkwartier geleid |
Het regende die dag en de lucht was grijs. Het was een
verschrikkelijk schouwspel. Een ooggetuige vertelde:
‘They lay in mounds on the wet earth, whole companies of
soldiers, like some ghastly tableau of wax’. En: ‘I know
only that nothing could cleanse the smell of death from
the nostrils for a fortnight afterwards’. Om 16:00 uur
was de wapenstilstand voorbij. Om 16:45 uur klonk het
schot van een scherpschutter en was de oorlog weer
begonnen.
|
Overzicht van het slagveld
tussen de wapenstilstand op 24 mei
|
Na die slachtpartij ontstond er tussen Turken en Anzacs
een zeker respect voor elkaar en elkaars situatie aan
het front. Er ontstond een vorm van onderlinge
betrokkenheid die resulteerde in een aantal bizarre
situaties. Zo was er een oude Turk die elke dag de was
ophing in het volle zicht van de Anzacs zonder dat er
geschoten werd.
|
Australische soldaat geeft gewonde Turk te
drinken |
De Turken schoten ook niet op overlevenden uit schepen
die ze tot zinken hadden gebracht. Krijgsgevangenen
werden, tenminste in het oorlogsgebied, correct
behandeld. En in de loopgraven werden blikken voedsel en
sigaretten naar de Turken gegooid die op hun beurt fruit
en snoep teruggooiden. De Turken waren niet zo dol op
het ingeblikte bully beef en toen er een keer een blik
vlees in de Turkse loopgraaf belandde werd een briefje
teruggegooid: ‘Bully beef non – envoyez milk’. Er was,
zoals dat ook regelmatig aan het Westelijk Front
gebeurde, een systeem van leven en laten leven ontstaan
tussen de mannen die elkanders vijanden waren maar die
ook een onderlinge solidariteit kenden.
|
Soldaat Henry Barnes –
4th Australian Brigade
We zaten zo dicht bij de Turkse linie dat we voortdurend
op goede voet met hen stonden ook al werden we officieel
geacht met hen te vechten. We wisselden regelmatig
biscuits en cornedbeef uit voor vijgenstrengen en
sinaasappelen. Weet u, in plaats van een bom te gooien
kon je ook een blik cornedbeef naar de overkant gooien.
En wanneer ze dat ontdekten, kreeg je een streng met
vijgen terug.
Op een dag zat ik op de borstwering en na een tijdje
wandelde ik naar de overkant en bood een van de Turken
cornedbeef aan. Hij lachte en leek erg blij te zijn.
Vervolgens gaf hij me twee strengen dadels.
Voor Jantje - zoals we die Turkse soldaat noemden -
hadden ik en ook alle andere mannen aan onze kant zeer
veel respect. Er werd nooit op hem afgegeven, hij was
altijd een sportieve vechter en een van de moedigste
mannen ter wereld. Het woord 'nederlaag' kenden ze niet,
ze trotseerden het hevigste geweervuur en niets kon hen
tegenhouden, ze waren bijna fanatiek. We concludeerden
dat het echt goeie kerels waren, we waren bijzonder op
hen gesteld. |
Gevechten in de maand juni
Op 4 juni was er opnieuw een aanval op Krithia en op 28
juni vielen de Turken weer aan in het Anzac-frontgebied
bij Gully Ravine.
De aanvallen voltrokken zich telkens opnieuw volgens een
vast patroon: aanval, tegenaanval, terugtrekken in de
oorspronkelijke posities ten koste van onnoemelijke
aantal doden en gewonden aan beide kanten, zonder dat er
ooit terreinwinst werd geboekt. De conclusie was
duidelijk: Achi Baba was voor de geallieerden
onbereikbaar.
|
Marinier Joe Clement – Deal Batallion – Royal Marine
Light Infanterie
Later had ik mijn mitrailleur gericht op Krithia, dat
waarschijnlijk zo' n kilometer verderop lag, en waar
zich een weg bevond die werd gebruikt door
muilezelkaravanen. Soms vuurden we gewoon maar wat om de
muilezels een beetje te laten rondspringen.
's Nachts zeiden ze soms tegen ons dat we niet in
bepaalde richtingen mochten vuren omdat er patrouilles
waren uitgezonden. Op een nacht waren de Gurkhas ergens
daarginds aan het patrouilleren, dus we hielden alles
nauwlettend in de gaten. Uit het donker klonk plotseling
een stem om ons te waarschuwen niet te schieten: 'Okay,
soldaat, okay.' Toen zag ik dat lachende gezicht
binnenkomen en pas toen hij in de loopgraaf was, besefte
ik dat hij het hoofd van een Turk bij zich droeg! Hij
had zijn mes gebruikt. |
Uiteindelijk ontstond er eind juni een patstelling: er
was een situatie ontstaan waarbij de Turken de
geallieerden niet in zee konden drijven, maar waarbij de
geallieerden gevangen zaten in hun bruggenhoofden. Er
zouden grote geallieerde versterkingen nodig zijn om
deze impasse te doorbreken.
De situatie in de maand juli
In de maand juli was het relatief rustig aan het
Gallipoli-front. Op 12 en 13 juli ondernamen de
geallieerden nog een laatste aanval op een front van
niet meer dan twee kilometer in de richting van de Achi
Baba: terreinwinst 350 meter, aantal geallieerde
slachtoffers 4.000 man en bij de Turken 10.000 man.
Aan het einde van de maand juli werd het totaal aantal
slachtoffers vanaf het moment van de landingen geschat
op 57.000 man. Ook het Turkse aantal slachtoffers was
daarmee vergelijkbaar. Het was generaal Hunter-Weston
(bijnaam ‘Hunter-Bunter’ en ‘Butcher of Helles’ vanwege
zijn voorliefde voor grootse frontale aanvallen in het
volle daglicht, zijn minachting voor het welzijn van
zijn troepen en zijn bloedige aanvalsplannen, die
verantwoordelijk was voor dit frontgebied. Van hem
schijnt de uitspraak afkomstig te zijn, die tijdens de
Slag om Gallipoli werd geuit: ‘Casualties? What do I
care for casualties?
|
Water
aanvooer: vanaf het strand werden de
waterblikken (schoongemaakte petroleumblikken)
gevuld met water en per ezel naar de voorste linies
gebracht |
De temperatuur in de zomermaanden was vanaf 4:00 uur tot
20:00 uur gemiddeld(!) 30 graden in de schaduw – als er
tenminste schaduw was. De drinkwatervoorziening was een
enorm probleem. Water moest per schip worden aangevoerd
uit de Nijl over een afstand van 1.200 km en aan de
stranden worden overgepompt en vervolgens naar de mannen
in de voorste linie worden overgebracht. Hun rantsoen
was vaak niet meer dan een liter per dag voor alle
activiteiten. ‘Having a good clean up?’ vroeg een
generaal aan een soldaat die zich waste met een mok vol
water. ‘Yes sir’, zei de man, ‘I only wish I were a
bloody canary’. Baden in zee was een luxe die zeer
gevaarlijk was vanwege de voortdurende beschietingen
door Turkse kanonnen en sluipschutters.
|
Ook generaal William Birdwood
hield van een frisse duik in zee.
|
In deze maand werd het geallieerde invasieleger (en ook
het Turkse leger!) geteisterd door de hitte, stof,
ongedierte en myriaden vliegen die uitstekend gedijden
op de doden en half begraven lijken op het slagveld en
bij de latrines in de loopgraven. Een plaag die volgens
sommigen ‘more horrible was than the war itself’.
|
Soldaat Harold Boughton – 1st Batallion – London
Regiment
Een van de grootste plagen waren de vliegen. Miljoenen
en miljoenen vliegen. De hele binnenkant van de
loopgraaf was één zwarte, krioelende massa. Als je wat
openmaakte, bijvoorbeeld een blikje vlees, krioelde het
direct van de vliegen. Als je het geluk had een blikje
jam te bemachtigen en dat opende, sprong er meteen een
zwerm vliegen in. Ze zaten om je hele mond en ook op
snijwondjes of zweren, die vervolgens gingen ontsteken.
Zodra je een deel van je lichaam ontblootte, zat je
onder de vliegen. Het was een plaag, echt waar. |
De grootste vijand van de soldaten was de diaree die
veroorzaakt werd door de dysenterie, een ziekte die
epidemische vormen aannam. Veel soldaten konden het
volhouden zonder zich ziek te melden, anderen raakten zo
verzwakt dat ze zelfs niet meer in staat waren naar de
latrines te gaan.
Dysenterie was ook de oorzaak van een alles overweldigende
apathie en lichamelijke vermoeidheid. Ook generaal
Hamilton leed onder de ziekte: ‘It fills me with
desperate longing to lie down and do nothing but
rest...’ schreef hij in zijn dagboek. In juni en juli
moesten elke week 1.000 doodzieke mannen worden
geëvacueerd vanwege deze ziekte.
|
Fuselier Harold Pilling –
1/6th Lancashire Fuseliers
Als je een kijkje had genomen in de latrines, zou je
acuut onpasselijk zijn geworden. Je zou de indruk hebben
gekregen dat mensen zich hier hadden ontlast van hun
complete buik- en darminhoud. Het was walgelijk. Je
moest het bedekken en een andere graven. De rand mocht
niet te hoog zijn, omdat je er anders in kon vallen. Er
waren geen leuningen of iets dergelijks, het was gewoon
een open loopgraaf, maar hij was wel vrij diep.
Lichtmatroos Joe Murray – Hood Battalion – Royal Naval
Division
Dysenterie was echt een afschuwelijke ziekte die een man
kon beroven van de laatste resten van zijn menselijke
waardigheid voordat hij eraan overleed. Een paar weken
voordat hij het kreeg, was mijn beste kameraad nog zo
keurig en kaarsrecht als een echte gardesoldaat. Maar
het was heel erg om hem na ongeveer tien dagen te zien
rondkruipen met zijn broek rond zijn enkels, met blote
billen en een totaal besmeurd overhemd, alles zat onder
de drek. Hij kon zelfs niet meer lopen.
Daarom nam ik hem onder de arm en een andere makker
ondersteunde hem aan de andere kant, en zo sleepten we
hem naar de latrine. Het was ontluisterend als je
bedacht hoe hij kort geleden nog was geweest. Mijn
andere kameraad en ik waren er ook niet al te best aan
toe, maar zo erg nog niet. Hoe dan ook, we lieten hem
zakken naast de latrine. We probeerden de vliegen van
hem af te slaan en hem om te draaien, zodat hij met zijn
achterwerk boven de loopgraaf zou hangen. Maar hij rolde
gewoon achterover in die loopgraaf van zo' n 30
centimeter breed, half zijdelings, zijn hoofd eerst, in
die slijmerige derrie. We konden hem er niet uit
trekken, daarvoor hadden we de kracht niet meer, en
hijzelf was totaal niet meer in staat om op te
krabbelen. Uiteindelijk kregen we hem er toch uit, maar
toen was hij al dood, hij was verdronken in zijn eigen
uitwerpselen. |
Ook bij de Turken was de situatie zeer slecht. Uit de
officiële gegevens kan worden afgeleid dat er in deze
hete periode 85.000 man werden geëvacueerd wegens
ziekten en dat 21.000 van hen stierven aan de gevolgen
hiervan.
Dalende moraal in de frontlinies
In deze periode daalde ook het moraal onder de
troepen in Gallipoli. De eindeloze strijd met enorme verliezen zonder
uitzicht op succes, die gevoerd moest worden in stof en
een gloeiende hitte werkte demoraliserend. Ook waren de
mannen verstoken van alles wat in het burgerleven
normaal was en voortdurend blootgesteld aan gevaar
zonder uitzicht op verandering in die situatie. Ze
hadden het gevoel dat alle belangstelling uitging naar
het Westelijk Front en dat zij die in Gallipoli zaten,
verwaarloosd en vergeten werden.
|
Leven in de loopgraven:
verzorging van gewonden na een aanval |
Daar kwam ook nog bij dat de geallieerde slagschepen
waren terugtrokken uit het kustgebied omdat er Duitse
onderzeeboten waren gesignaleerd. En ook was algemeen
bekend dat er in groten getale Turkse reserves werden
aangevoerd om de verdediging te versterken. De
resultaten van al hun inspanningen waren te gering, de
aantallen slachtoffers te groot en de vooruitzichten
waren slecht – er was onder de manschappen duidelijk
sprake van massale oorlogsmoeheid.
|
Uitgeputte Anzac soldaten in hun
loopgraven na een gevecht |
Generaal Hamilton bleef ondanks alles optimistisch. Hij
besloot tot een nieuwe aanval, ditmaal niet gericht op
de hellingen van de Achi Baba, waarvoor al zoveel bloed
zinloos was vergoten, maar op de hellingen van de
bergrug achter Ari Burnu. Het was Hamiltons bedoeling op
deze manier de hoogten vanwaar de zee-engte kon worden
beheerst, te veroveren en het schiereiland in tweeën te
splijten. De door Hamilton aangevraagde versterkingen
zouden dan moeten landen in de Suvla Bay en daar vandaan
oprukken, samen met de Anzac-troepen bij Ari Burnu, die
zich dan moesten bevrijden uit hun bruggenhoofd waar ze
al sinds de landing in april opgesloten zaten.
Omdat het idee van eventuele evacuatie, waarover in
Londen wel werd gespeculeerd, volstrekt onaanvaardbaar
werd geacht, werd besloten vijf onervaren divisies uit
Kitchener’s New Army naar de Dardanellen te sturen,
ondanks het feit dat aan het Westelijk Front ook grote
behoefte bestond aan versterkingen.
De Slag bij Suvla Bay – 6 augustus 1915
Suvla Bay was een ideaal gebied voor de landing van een
grote legermacht. Direct achter de baai was een
opgedroogd zoutmeer (Salt Lake) gelegen (dat eigenlijk
slecht geschikt was voor een infanterie opmars omdat er
geen enkele dekking was) met daarachter gelegen, een
langzaam glooiende vlakte die zich goed leende voor
opmars van de infanterie.
Tegelijkertijd met de landingen bij Suvla, waar 25.000
man aan land zouden worden gezet, zouden er nog twee
aanvallen plaatsvinden. De eerste zou uitgevoerd worden
met 35.000 man vanaf het Cape Helles-front en de tweede
aanval moest vanaf het Anzac-gebied met 37.000 man
worden ingezet. De daar gelegerde troepen moesten
uitbreken naar het noorden om de Sari Bair heuvelrug te
veroveren. Voor dit doel waren hier, in het diepste
geheim, maar liefst 25.000 man
versterkingen aangevoerd in de weken die vooraf gingen
aan de aanval, zonder dat de Turken het hadden gemerkt.
Het was zo druk op het kleine Anzac-frontgebied dat er
nauwelijks meer plaats was voor nieuwkomers.
|
Overzichtkaart van de landingsgebieden bij
Suvla Bay en het reeds bestaande Anzac front.
Op de kaart zijn ook de aanvalsdoelen
ingetekend.
(Klik op de
plattegrond of
hier
voor een grote kaart) |
Beide aanvallen waren in de eerste plaats opgezet om
Turkse troepen te binden waardoor ze niet konden worden
ingezet bij de verdediging van het Suvla gebied waar de
nieuwe landingen plaats zouden vinden. Daarnaast was de
verovering van Sari Bair – en de daarnaast gelegen
Anafarta Hills door de Anzac-troepen van doorslaggevend
belang om de volledige beheersing over de centrale
heuvelrug van het schiereiland te krijgen. De in het
zuiden gelegen Turkse troepen konden daarna worden
ingesloten en de geallieerden konden dan eindelijk de
oevers van de Dardanellen veroveren.
Berlijn waarschuwt Turkije voor een geallieerde
aanval
Ondanks alle pogingen de operatie geheim te houden kreeg
Liman von Sanders (de Duitse opperbevelhebber van de
Turkse Gallipoli-troepen) al op 22 juli een telegram uit
Berlijn waarin hij werd gewaarschuwd dat er begin
augustus een geallieerd offensief werd verwacht op het
schiereiland van Gallipoli. Liman kreeg zelfs advies om,
in afwachting van de aanval, zuinig aan te doen met de
munitie!
Als reactie daarop zette Liman de tot zijn beschikking
staande veertien divisies in op de plaatsen waar hij een
aanval het meest waarschijnlijk achtte: vijf bij Helles,
drie bij Anzac, drie bij Bulair en nog eens drie bij Kum
Kale op de Aziatische kust waar hij opnieuw een aanval
door Franse troepen verwachtte. Hij verzuimde echter de
Suvla Bay te versterken omdat hij daar geen aanval
voorzag waardoor daar op het moment dat de geallieerde
troepen aan land gingen niet meer dan een regiment van
1.800 Turkse verdedigers aanwezig was, zonder
machinegeweren en zonder dat er
prikkeldraadversperringen waren aangelegd.
De benoeming van de onervaren
generaal Stopford
Belast met de landingen werd generaal Frederick
Stopford, een al wat oudere man die dicht tegen zijn
pensioen aanzat en die geen enkele gevechtservaring
bezat. Hij schijnt uitsluitend op basis van zijn
anciënniteit benoemd te zijn: hij was domweg aan de
beurt om tot generaal bevorderd te worden. Stopford had
tot dat moment een ceremoniële functie bekleed als
‘Lieutenant of the Tower of London’. Desondanks kreeg
hij het bevel over de 10e, 11e en 53e Divisie die samen
het IX Corps vormden en die de landingen zouden
uitvoeren.
|
Generaal
Frederick Stopford |
Stopford werd geïnstrueerd dat zijn meest belangrijke
prioriteit was om, na de verovering van Tekke Tepe, de
verbinding met de vanaf Anzac Cove naar het noorden
oprukkende Anzac-troepen tot stand te brengen. Daarna
was het zijn taak om Birdwood bij te staan bij het
veroveren van Sari Bair als dat tenminste inmiddels niet
gebeurd zou zijn.
Hierbij moet aangetekend worden dat Birdwood noch Street
(de commandant van de Cape Helles troepen) volledig op
de hoogte waren over wat hun rol eigenlijk was bij de
geplande landingen bij Suvla Bay. Dit was typerend voor
de chronisch slechte communicatie met het hoofdkwartier
van Hamilton.
Veel erger was dat Stopford niet uitdrukkelijk bevel had
gekregen om onmiddellijk na de landingen Salt Lake over
te steken om de daarachter liggende heuveltoppen te
veroveren omdat er op dat moment weinig Turkse
tegenstand te verwachten was. In plaats van op te rukken
besloot hij, na de landingen, zijn positie op het strand
te consolideren en zich daar in te graven.
De gevechten aan het Helles front en bij Anzac Cove
Voorafgaand aan de landingen van 6 augustus begon
generaal Street de aanval bij Helles. Het was eigenlijk
zijn taak de Turken bezig te houden waardoor ze niet
naar het Suvla-front konden trekken als daar de
landingen zouden plaatsvinden. Door de gebrekkige
instructies die hij had gekregen, interpreteerde hij
zijn opdracht als dat er van hem werd verwacht een
grootschalige doorbraakpoging te forceren. Deze poging
mislukte volledig. Zijn troepen werden teruggeworpen, er
waren ongeveer 3.500 geallieerde slachtoffers. Na drie
dagen was de strijd ten einde en konden Turkse troepen
vanaf dit frontgebied worden vrijgemaakt om op te
trekken naar het Suvla-front.
|
Aanval uit de loopgraven op Gallipoli door de
Royal Navl Brigade |
Ondertussen werd ook de aanval ingezet die op 6
augustus, voorafgaand aan de landingen, vanaf het Anzac
gebied moest worden ondernomen. De aanval werd geopend
op de zwaar versterkte heuvel met de naam Lone Pine. De
Australiërs en Nieuw Zeelanders behoorden op het
schiereiland tot de meest agressieve vechters die deze
aanval ten koste van alles tot een succes wilden maken.
Eindelijk was er een gelegenheid te ontkomen aan de
muizenval waarin ze al maanden opgesloten zaten en
eindelijk was er een mogelijkheid een doorbraak tot
stand te brengen.
Opnieuw waren de gevechten van beide kanten van een
niets ontziende woestheid die gekenmerkt werd met de
omschrijving ‘mutual destruction’. Liefst zeven Victoria
Cross medailles werden toegekend bij de gevechten om
Lone Pine, 4.000 man werden gedood in de eerste dagen
van deze slag. Uiteindelijk werd de Sari Bair bereikt en
ingenomen.
|
Australische gunners aan het
werk aan het Anzac front |
De vreugde duurde niet lang. De alom aanwezige Mustafa
Kemal was er in geslaagd zijn troepen op het laatste
moment in positie te krijgen. Zijn mannen waren uitgeput
na drie dagen marcheren bijna zonder eten en drinken;
dit laatste gold trouwens ook voor de Britten die een
nijpend gebrek aan water kenden. Nog eenmaal preste hij
zijn troepen zich in te zetten voor de beslissende slag.
Om 4:30 uur sprak hij zijn mannen bemoedigend toe, kroop
uit de stellingen, stond op en gaf het teken voor de
aanval. Zijn polshorloge (soms wordt gesproken over zijn
zakhorloge) werd geraakt maar hem mankeerde wonderwel
niets. Vier uur later was er geen enkele geallieerde
soldaat meer te bekennen op de Sari Bair.
Ook deze aanval was weer mislukt. De verliezen waren
zeer hoog, de Turkse tegenstand te sterk, de verwarring
groot, de terreinomstandigheden abominabel, de
terreinkennis slecht, er waren voortdurende
aanvoerproblemen en de troepen waren uitgeput.
De landingen bij Suvla Bay op 6 augustus
De landingen begonnen op 6 augustus om 21:30 uur in het
stikdonker. Een troepenmacht van 20.000 man werd aan
land gezet bij de Suvla Bay op het A-, B-, en C-beach
waar geen enkele Turkse tegenstand was te bekennen
behalve een klein aantal scherpschutters. In de donkere
nacht raakte een aantal onderdelen verdwaald of werd op
de verkeerde plek aan wal gezet. De rest van de troepen
werd de volgende dag aan land gezet, vaak op verkeerde
plaatsen als gevolg van gebrekkige voorbereidende
verkenningen en de afwezigheid van goede kaarten.
|
Brtise troepen worden aan land
gezet bij Suvla Bay |
De noordelijk van Suvla Bay, bij Lala Baba aan land
gekomen twee Britse bataljons leden zware verliezen (700
man) omdat ze moesten vechten tegen het daar gelegerde
Turkse regiment dat de Suvla Bay moesten bewaken.
|
Britse troepen na de landing bij
Suvla Bay |
Stopford besloot bij het opgaan van de zon om 4:30 uur
te wachten tot de avond alvorens op te rukken in de
richting van Tekke Tepe. Hij wilde eerst zijn positie
consolideren en wachten tot de artillerie was aangevoerd
omdat hij Turkse aanvallen vreesde. Hij liet op de
Jonquil zijn matras aan dek brengen - het was een warme
nacht - om te gaan slapen. Niemand ging naar de kust om
te informeren naar de situatie, niemand kwam aan boord
om verslag uit te brengen en het hoofdkwartier op Imbros
werd niet geïnformeerd. Ook bleek Stopford in het geheel
niet op de hoogte van het feit dat de Turken niet
voorbereid waren op een geallieerde aanval in deze
sector (zoals uit luchtverkenningen kort tevoren was
gebleken) en dat het hele gebied openlag.
De komst van de Turkse versterkingen
Ondertussen had Liman von Sanders, die het nieuws over
de landingen had ontvangen, vijf Turkse divisies naar
Suvla op pad gestuurd om het zich daar bevindende Turkse
regiment van 1.800 man ter zijde te staan. De oprukkende
troepen moesten eerst 80 km afleggen voordat ze Suvla
bereikt hadden en de vrees bestond dat ze te laat zouden
komen om Stopford nog tegen te houden. De Turkse
commandant faalde inderdaad in de tijdsplanning en werd
daarop vervangen door kolonel Mustafa Kemal die tot
commandant werd benoemd van de gehele Suvla sector.
|
Turkse troepen in de hinderlaag
bij het Suvla gebied |
Stopford, die zijn knie had verdraaid en de strijd
dirigeerde vanaf het slagschip Jonquil dat voor de kust
lag, had aan zijn troepen opdracht gegeven zich in te
graven op het strand. Daarnaast had hij de heuvels in
een omtrek van 100 meter van de Suvla Bay laten
bezetten. Hij zeer tevreden over de bereikte resultaten
en ondernam nog steeds geen enkele poging de opmars in
gang te zetten.
Hamilton begon zich vanaf het hoofdkwartier te Imbros
ongerust te maken over het uitblijven van enige
activiteit, terwijl de tijd toch drong. Hij bracht
daarom in de middag van 8 augustus per schip een bezoek
aan Stopford waarbij hij hem met enige nadruk verzocht
met de opmars te beginnen. Stopford deelde mede dat hij
heel tevreden was over het feit dat de landingen goed
waren uitgevoerd, dat hij nog steeds wachtte op
artillerie en munitie en dat de opmars de volgende dag
zou beginnen.
Hamilton bezocht daarop het strand – Stopford ging niet
mee vanwege zijn zere knie. Daar lagen de net
aangekomen mannen rustig te wachten op wat er komen ging
en velen waren aan het zwemmen in zee – het leek wel een
zomerse vakantiedag volgens een van de officieren die
Hamilton begeleidde.
|
Britse troepen aan het Suvla
strand na de landingen |
Hamilton drong na terugkomst aan boord, overigens zonder
al teveel druk uit te oefenen, zoals
gentlemen-officieren onder elkaar betaamt, er nogmaals
bij Stopford op aan om de opmars naar de Tekke Tepe
heuvelrug zo snel mogelijk te laten plaatsvinden.
Morgen, zo zei Stopford, morgen was vroeg genoeg – de
mannen moesten eerst rusten.
|
Britse troepen aan het Suvla
strand na de landingen |
In de ochtend van 9 augustus was het dan eindelijk
zover. Er werd bevel gegeven de opmars te beginnen maar
dat werd door Stopford een aantal keren herroepen zodat
er eigenlijk geen sprake was van een opmars. Ondertussen
had Mustafa Kemal de gelegenheid gekregen alle
heuvelhoogten en de heuvelrug van Anafarta met Turkse
troepen te bezetten. De verovering hiervan zou
buitengewoon moeilijk worden.
Opmerking: Mustafa Kemal zou nog tot begin december zeer
actief blijven aan het Gallipoli front: hij werd
bevorderd tot generaal en heette vanaf dat tijdstip
Mustafa Kemal Pasja. Ook tijdens deze periode zou hij
blijk geven van een grote inzet en persoonlijke moed. In
december keerde hij ziek en uitgeput terug naar
Constantinopel waar hij met groot gejubel werd ingehaald
als de Redder van Constantinopel. Na de oorlog zou hij
nog veel van zich laten horen – hij zou de stichter
worden van de staat Turkije.
|
Soldaat S.T. Sherwood
We gingen bij het strand van Suvla aan land en die hele
eerste dag lagen we daar maar wat, zonder bevel om aan
te vallen. De hele dag lang waren de Turken hun
stellingen aan het versterken. Ik hield voortdurend
contact met mijn kolonel - ik moest in zijn buurt
blijven omdat ik een van de belangrijkste koeriers was
die berichten afhaalden, maar tegen de tijd dat we Hill
100 hadden bereikt, dat was ons doel, was het aantal
gesneuvelden gigantisch opgelopen. De kolonel wendde
zich tot mij en zei: 'Je moet meteen naar beneden gaan,
naar de brigadegeneraal.'
Het was een mondeling bericht omdat er geen tijd was
iets op te schrijven of anderszins. Het bericht luidde:
'Hebben Hill 100 bereikt. Zeer zware verliezen, zit
onder enfilerend vuur.' Ik rende de heuvel af met dat
bericht. Onderweg werd de bovenkant van mijn hoofd
geraakt door een granaatscherf en ik raakte ook licht
gewond aan mijn zij.
Ik denk dat er meer bloed was dan schade, maar het zag
er niet erg mooi uit tegen de tijd dat ik de
brigadegeneraal bereikte. Ik legde hem onze situatie uit
en hij keek me aan met een blik alsof hij wilde zeggen:
'Dat kan niet, we zijn pas twee of drie uur in actie.'
Maar een paar minuten later arriveerde een
Lincolnshire-koerier en hij vertelde hetzelfde verhaal,
hun verliezen waren ongeveer 75 procent. Ik herinner me
nog dat de generaal de brigademajoor aankeek en zei:
'Mijn God, dit is dus inderdaad waar.' |
In de daarop volgende uren werden de Britse troepen
teruggeslagen en stroomden met duizenden terug in de
richting van het Salt Lake. Er dreigde een ineenstorting
van het front maar uiteindelijk slaagden de Britten er
in zich in te graven. Het bruggenhoofd bij Suvla werd
omsingeld zoals dat eerder dat jaar ook was gebeurd bij
Cape Helles en de Anzac Cove.
Zware verliezen en opnieuw een loopgravenoorlog
Op 10 augustus was de slag tot een einde gekomen. De
geallieerden hadden geen enkele van hun doelstellingen
bereikt en de verliezen waren voorspelbaar hoog. De
geallieerden telden in totaal naar schatting 18.000
slachtoffers bij Suvla Bay en Anzac Cove en nog eens
3.500 bij Cape Helles. De Turken telden 18.000
slachtoffers bij de Anzac Cove. Onduidelijk is het
aantal Turkse slachtoffers bij Suvla Bay – de
schattingen lopen uiteen van 9.000 tot 20.000. Er was
geen doorbraak bereikt en opnieuw was er, nu ook bij het
Suvla-front, weer een loopgravenoorlog ontstaan.
|
Met veel moeite wordt met
mankracht Brits geschut de heuvels op geleept
|
Generaal Stopford werd midden augustus naar huis
gestuurd en generaal De Beaufort de Lisle werd in zijn
plaats benoemd. Veel te laat werd eindelijk gekeken wie
van de divisiegeneraals van het Westelijk Front geschikt
zou zijn om de nodige gevechtservaring in te brengen aan
het Suvla-front. De benoeming van de generaals Maude,
Byng en Fanshawe kwam veel te laat om de geallieerde
posities bij Suvla nog te verbeteren.
Toch was Hamilton vastbesloten het gebied tussen Suvla
en Anzac Cove te veroveren om het front daar recht te
trekken over een afstand van 5 km. Dit zou leiden tot
twee nieuwe veldslagen bij Hill 60 en Scimitar Hill.
De strijd om Hill 60 en Scimitar Hill op 21 augustus
Hill 60 en Scimitar Hill waren twee strategisch gelegen
heuvels tussen Suvla en Anzac. Geallieerd bezit van deze
heuvels zou de mogelijkheid bieden het front tussen
Suvla en Anzac recht te trekken om van daaruit (opnieuw)
pogingen in het werk te stellen het schiereiland
Gallipoli te veroveren.
De Anzac-troepen van Birdwood waren na de voorafgaande
gevechten ernstig geslonken en waren uitgeput. Daarnaast
leden ze ernstig onder de nog steeds heersende
dysenterie. Met veel moeite konden er nog 3.000 man
versterkingen worden onttrokken aan het Helles-front.
|
Een met zandzakken
gebarricadeerde geul in het Anzac-Suvla
strijdgebied |
Op 21 augustus werd vanaf Anzac de aanval ingezet op de
Sari Bair heuvelrug. En opnieuw waren er zware gevechten
met veel slachtoffers zonder dat er resultaat geboekt
werd. De volgende dag werden de aanvallen voortgezet.
Opnieuw geen resultaten. Op 27 augustus werd er nog eens
aangevallen en na 36 uren onafgebroken gevechten werd
eindelijk de Turkse stelling veroverd. Toen bleek dat de
luchtverkenningen absoluut onvoldoende was geweest want
er bevond zich nog een Turkse verdedigingslijn boven de
zojuist veroverde stellingen. Birdwood gaf op 28
augustus bevel de aanval te staken – het aantal
slachtoffers aan geallieerde kant was 2.500 man.
De aanval op Scimitar Hill werd uitgevoerd door de 29e
Divisie die uit het Cape Helles-gebied was overgebracht
en die was samengesteld uit ervaren veteranen.
Het plan bestond er uit de W-Hills en Scimitar Hill in
geallieerde handen te krijgen nadat eerst een
afleidingsmanoeuvre was uitgevoerd op heuvels ten oosten
en ten westen van de Suvla Bay. Als de W-Hills en de
Scimitar Hill waren veroverd kon het front tussen Suvla
Bay en Anzac Cove worden uitgebreid.
De poging de W-Hills te bezetten mislukte volledig – de
gidsen die de divisie naar het aanvalsgebied moesten
begeleiden verdwaalden in het onherbergzame gebied. De
poging die door de 29e Divisie werd ondernomen om
Scimitar Hill in te nemen gelukte in eerste aanleg in
een zware mist, maar werd uiteindelijk teniet gedaan
door de Turkse artillerie die vuurde vanaf nabijgelegen
heuvelruggen.
|
Britse troepen keren terug uit
de vuurlinie |
In allerijl aangevoerde Britse versterkingen leden
tijdens hun aanval heuvelopwaarts zware verliezen en
werden uiteindelijk ook teruggedreven. Het totaal aantal
slachtoffers bij de aanval op Scimitar Hill was ongeveer
5.000 van wie velen ellendig om het leven kwamen nadat
het struikgewas op het slagveld in brand was gestoken
door de Turken of in brand vloog na Brits
artillerievuur. De Turken verloren daar ongeveer 2.600
man.
|
Fuselier W. Flynn – 1st Royal Munster Fuseliers
Toen we dichterbij kwamen, gingen de Turken rechtop
staan in hun loopgraven en zwaaiden naar ons. Het was
hopeloos, hopeloos. Ze staken alle doornstruiken in
brand. We noemden die plek 'Chocolate Hill' maar later
noemden ze het 'Burnt Hill' omdat heel veel gewonden ook
nog brandwonden opliepen.
Tegen het eind waren we helemaal zwart. We hadden totaal
geen succes, het enige wat we daar deden, was een
heleboel mannen en schepen verliezen. Elke dag voerden
we weer andere mannen aan, andere gezichten, allemaal
uitgeput. En het was heel erg heet die zomer,
afschuwelijk heet. [...] Toen we [later] rustig
wegvoeren, moest ik denken aan wat Martin, die al
twintig jaar bij de oorlogsvloot zat, tegen me had
gezegd een paar dagen nadat we aan wal waren gegaan bij
Suvla Bay: 'Geen schijn van kans dat we hier ooit een
Britse vlag kunnen laten wapperen.' En hij had gelijk.
We zijn er nooit in geslaagd het te veroveren. |
Alleen al in de maand augustus waren er aan geallieerde
zijde 45.000 slachtoffers te betreuren. De hospitalen op
de Griekse eilanden konden de stroom gewonden en zieken
niet aan en er ontstonden toestanden die aan de oorlog
op de Krim (1853 tot 1856) deden denken – de oorlog
waarin Florence Nightingale bekend zou worden die
overigens nooit op de Krim is geweest maar in
ziekenhuizen in Turkije haar roem heeft verworven.
|
Veldhospitaal waar een chirurg
aan het werk is. |
Zelfs particuliere jachten uit Engeland werden ingezet
als hospitaalschip om zieken en gewonden naar Egypte
over te brengen. Het enige wat was bereikt was een
gebiedsuitbreiding van 20 vierkante kilometer en, in
plaats van twee belegerde gebieden had men nu de zorg
voor drie.
Ook de Turken, die inmiddels bijna de helft van hun
totale leger naar Gallipoli hadden gestuurd, hadden in
augustus hevig geleden en waren net als de geallieerden
volledig gedesillusioneerd en voorlopig niet in staat
iets uit te richten.
Het ontslag van generaal Hamilton
Opnieuw had Hamilton in Londen niets anders te melden
dan een weer een mislukking met grote verliezen. Hij
liet Kitchener weten de strijd te kunnen voortzetten als
er nog eens 95.000 man troepen werden gestuurd.
Kitchener bood 25.000 man aan. Tezelfdertijd vroeg hij
Hamilton de mogelijkheden van een evacuatie te overwegen
en daarover zijn mening te geven.
Hamilton wees evacuatie onmiddellijk verontwaardigd van
de hand. Hij liet weten dit een onmogelijke zaak te
achten omdat het aantal slachtoffers bij een ontruiming
wel eens zeer hoog zou kunnen oplopen: een aantal van
45.000 tot 50.000 man slachtoffers moest worden
gevreesd.
Er speelde nog een andere zaak. De Australische
journalist Keith Murdoch had een kort bezoek gebracht
aan Gallipoli en kwam in contact met de daar officieel
gestationeerde journalist Ellis Ashmead-Bartlett. Deze
stond bekend als een kritische man die voortdurend de
tekortkomingen en blunders van het hoofdkwartier ter
discussie stelde. Vanwege de gebruikelijke censuur van
de legerleiding kwam deze kritiek echter niet naar
buiten zodat de politieke autoriteiten en het publiek
totaal onkundig waren van wat zich werkelijk afspeelde
op Gallipoli.
Keith Murdoch, die optrad als klokkenluider zoals we dat
tegenwoordig zouden noemen, schreef op basis van de
verhalen van Ashmead-Bartlett na terugkeer in Engeland
een uitgebreid verslag over de situatie in Gallipoli
waarin alle misstanden en mislukkingen op niet mis te
verstane wijze aan de kaak werden gesteld. Hij zond deze
brief naar de Australische premier die deze informatie
doorspeelde aan het Britse kabinet in Londen.
Het gevolg van dit alles was dat generaal Hamilton op 14
oktober van zijn commando werd ontheven. Kitchener
schreef hem in codeschrift:
|
‘The War Council held last night decided that though the
Government fully appreciate your work and the gallant
manner in which you personally have struggled to make
the enterprise a success in face of the terrible
difficulties you have had to contend against, they, all
the same, wish to make a change in the command which
will give them an opportunity of seeing you.' |
Hamilton vertrok naar Londen en werd opgevolgd door
generaal Charles Monro. Deze kreeg als opdracht om
advies uit te brengen over wat er moest worden gedaan om
aan de ontstane situatie een einde te maken.
De discussie over een nieuwe aanval of evacuatie
Na aankomst in Gallipoli pleegde Monro uitgebreid
overleg met alle bevelvoerende divisiegeneraals, waarna
hij de drie fronten bezocht. Hij constateerde dat er
weinig munitie was (de Britse kanonnen mochten niet meer
dan twee granaten per dag afvuren), dat er nog geen
winterkleding was aangekomen en dat, wanneer de Turken
zware kanonnen naar Gallipoli zouden brengen, de
toestand volstrekt onhoudbaar zou zijn.
Vervolgens schreef hij een rapport waarin hij adviseerde
alle acties onmiddellijk af te breken, alle troepen te
evacueren en het schiereiland aan de Turken over te
laten. Hij schatte dat het aantal slachtoffers bij een
evacuatie ongeveer 40.000 man zou bedragen. Churchill
merkte over Monro nogal cynisch op: ‘[He is] an officer
of quick decision. He came, he saw, he capitulated’.
|
Een opslagplaats van
legervoorraden aan het North Beach van het
Anzacfront |
Tegelijkertijd speelden er op de Balkan nog andere zaken
die grote invloed hadden op de politieke situatie
aldaar. In de laatste week van september was Bulgarije
gemobiliseerd en zou zich gaan aansluiten bij
Oostenrijk/Hongarije en Duitsland. Dit land dreigde
Servië binnen te vallen en er bleken ook plannen te
liggen voor een grote landing op Saloniki waardoor heel
Griekenland onder de voet kon worden gelopen. Om
Griekenland hulp te kunnen bieden boden de Franse en
Britse regering 125.000 man troepen aan. Maar omdat het
Westelijk Front ook veel manschappen eiste, zou een
groot deel van deze beoogde troepenmacht aan het
Gallipoli-front onttrokken moeten worden.
De politieke prioriteiten kwamen dus anders te liggen
wat ook een rol speelde bij de overwegingen voor een
eventuele ontruiming van het schiereiland. De troepen
uit Gallipoli zouden na een rustperiode en een
reorganisatie van de divisies kunnen worden ingezet bij
de nieuwe fronten op het Balkangebied en in Griekenland.
Toch werden in Londen in die periode nog pogingen gedaan
om te komen tot een nieuwe gezamenlijke aanval van
Marine en Landmacht om de geallieerde vloot alsnog door
de zee-engte van de Dardanellen te laten opstomen. In
eerste instantie was Kitchener zelfs voorstander van een
aanval volgens dit nieuwe plan, maar zijn politieke
tegenstanders in de regering pleitten voor evacuatie.
|
Een onderkomen van de
Anzactroepen achter de frontlijn |
De Britse regering wilde nu eindelijk wel eens weten wat
er werkelijk gaande was en zond Kitchener op 11 oktober
naar Gallipoli om de toestand met eigen ogen te
aanschouwen. Na hevige discussies met voor- en
tegenstanders van evacuatie en nadat hij persoonlijk de
drie frontgebieden had bezocht, besloot hij ontruiming
van Gallipoli te adviseren. Op 15 november liet hij per
telegram aan de minister-president Asquith weten dat het
onmogelijk bleek het schiereiland van Gallipoli nog in
te nemen en dat evacuatie noodzakelijk was.
|
Lord Kitchener (links) met
Birdwood overzien de stellingen ergens in
Gallipoli |
Noodweer en zware sneeuwstormen eind november 1915
Op 27 november werd Gallipoli getroffen door storm met
orkaankracht gevolgd door een dagenlang durende zware
sneeuwstorm met regenbuien en overstromingen met
temperaturen ver onder het vriespunt. Het was een
ijsstorm zoals die in veertig jaren niet was
voorgekomen. Er ontstond langs de frontlijnen een
stilzwijgende wapenstilstand - door de
weersomstandigheden was er niets meer te vechten. Het
was zo koud dat geweren dienst weigerden omdat de
trekkers vastvroren. Bij Cape Helles werden wachtposten
aangetroffen die, nog steeds staande met het geweer in
hun handen, waren doodgevroren.
|
Ook op Gallipoli werden enorme
aantallen paarden en lastdieren ingezet |
Toen de storm op 30 november ging liggen bleek dat de
geallieerden 10% van hun sterkte hadden verloren.
Tweehonderd soldaten waren verdronken, 5.000 hadden last
van bevriezingsverschijnselen en 5.000 waren op andere
manieren slachtoffer geworden van de
weersomstandigheden. Opnieuw werd de discussie over een
evacuatie weer actueel: het leek vrijwel onmogelijk dat
het geallieerde leger (en de Turken natuurlijk ook) het
winterseizoen ongeschonden zouden doorkomen.
|
Marinier Joe Clement – Royal Marine Light Infantry
Het regende onafgebroken, waardoor de loopgraven vol
water kwamen te staan; we moesten daarom slapen op de
borstweringen. De Turken deden dat ook. We hadden een
stilzwijgende wapenstilstand en schoten niet op slapende
mannen. Maar het was snijdend koud en we waren altijd
nat.
Op eerste kerstdag zaten we in de vuurlinie en kregen we
een stukje pudding en zeven dadels opgediend. Twee dagen
later gingen we naar beneden in onze loopgraaf om andere
kleren aan te trekken, maar daar zagen we dat onze
rugzakken met schoon wasgoed in een meter water stonden.
Vervolgens werden we, als extra traktatie, op
nieuwjaarsdag in de vuurlinie gezet. |
De evacuatie van Gallipoli
Op 7 december 1915 besloot het kabinet in Londen tot de
algehele evacuatie van het vastgelopen front. Hierbij
speelden ook Rusland en Frankrijk een rol: zij waren van
mening dat de aandacht nu op Saloniki moest worden
gericht.
De voorbereidingen werden in gang gezet. De organisatie
was in handen van kolonel Aspinall en luitenant-kolonel
White. De ontruiming van Anzac Cove and Suvla Bay werd
zeer succesvol afgerond: 105.000 mannen en 300 kanonnen
werden in de periode van 10 tot en met 20 december 1915
afgevoerd. De evacuatie van het Helles-front (35.000
man) vond plaats tussen eind december en 9 januari 1916.
De paarden en muilezels waarvoor geen plaats meer was op
de boten werden afgemaakt, munitie werd in zee gedumpt,
voorraden werden vernietigd, body traps geplaatst en de
voorraden die op het strand achterbleven werden vanuit
de zee beschoten nadat de mannen waren geëvacueerd.
Zestien uur na de evacuatie brak er weer een hevige
storm uit met zware regenbuien.
|
Marinier Joe Clement –
Royal Marine Light Infantry
We hoorden voor het eerst over de evacuatie toen de
Fransen op 1 januari wegtrokken. We verspreidden ons in
hun loopgraven om de linie uit te breiden. We wisten
toen niet dat de stranden bij Anzac en Suvla al waren
geëvacueerd.
Op 8 januari begonnen we met het vernietigen van onze
overtollige levensmiddelen en geweren. Vervolgens bonden
we lege zandzakken om onze voeten, maakten onze
veldflessen stevig vast, zodat ze niet zouden rammelen
en tegen middernacht trokken we weg. Ik zeulde mijn
mitrailleur meer dan 7,5 kilometer in het donker met me
mee totdat we het strand bereikten. Terwijl we daar
liepen, vuurde Asiatic Annie - een groot, zwaar Turks
kanon - verscheidene granaten af. We waren haar intens
gaan haten tijdens onze aanwezigheid bij Gallipoli. De
Turken hadden niet eens door dat we weggingen. En Annie,
die vuurde vanaf de Aziatische kant, had altijd al op
eigen gezag gehandeld. |
De zeer zorgvuldige voorbereidingen hadden ervoor
gezorgd dat de 100.000 Turken nimmer de indruk hadden
dat er een evacuatie werd voorbereid.
|
Vlak voor de evacuatie: afscheid
van de omgekomen kameraden op
Lancashire Landing Cemetery |
De evacuatie van de geallieerde troepen was zonder
twijfel een briljante operatie; in menig opzicht het
best georganiseerde onderdeel van Operatie Dardanellen.
In tegenstelling tot wat gevreesd werd waren er nagenoeg
geen slachtoffers te betreuren – officiële cijfers
vermelden slecht drie gewonden.
Conclusies
De strijd op Gallipoli die in 48 uur beslist had moeten
worden, duurde meer dan acht maanden. Bij de Britten
werden 140.000 slachtoffers geteld. Ook de Franse
verliezen waren hoog: ongeveer 27.000 man. En de Turken
leden eveneens enorme verliezen die geschat werden op
250.000 man. Totaal waren er dus 417.000 slachtoffers
(doden, gewonden, vermisten en krijgsgevangenen) te
betreuren. Het totale aantal doden onder hen is naar
schatting 131.000 man.
De strijd om Gallipoli wordt beschouwd als een zwarte bladzijde in de
Britse krijgsgeschiedenis. Het tekortschieten van
politiek en militair beleid, de chaotische voorbereiding
van de gecompliceerde amfibische operaties, de
gebrekkige voorbereiding en planning hiervan, de enorme
logistieke problemen die men tegenkwam, de nog
gebrekkige communicatieapparatuur en
luchtverkenning-mogelijkheden, de onervarenheid van een
groot deel van de militairen, de onbekendheid van de
manschappen en officieren met oorlogvoering onder deze
omstandigheden en incompetenties bij een aantal
bevelvoerende hoofdofficieren, maken duidelijk dat deze
campagne gedoemd was te mislukken.
Wat men bereikte waren een paar smalle bruggenhoofden op
het strand, die ook door minister Kitchener als
onhoudbaar werden beschouwd. Het enorme aantal
slachtoffers
aan geallieerde zowel als Turkse kant was schrikbarend
en zou de opmaat vormen voor de grote veldslagen die nog
zouden komen: Verdun, de Somme, het Nivelle-offensief en
Passendale. De uitspraak van generaal Hunter-Weston:
‘Casualties? What do I care for casualties?’ zou nog
jarenlang gelden.
Als de Royal Navy in november 1914 haar volledige
sterkte had ingezet in de Dardanellen of wanneer er een
leger aan land zou zijn gezet in maart 1915, toen er nog
maar weinig Turkse troepen waren, in plaats van zes
weken later op 25 april of wanneer Hamilton in juni 1915
had kunnen beschikken over voldoende versterkingen, dan
was de uitkomst wellicht anders geweest. Maar ‘als’ telt
natuurlijk niet.
Gezegd moet nog worden dat tijdens de Tweede
Wereldoorlog de Gallipoli landingen uitgebreid zijn
bestudeerd en dat de ervaringen daar opgedaan de basis
vormden voor de succesvolle amfibische operaties in o.a.
Sicilie en Normandië.
Het aantal slachtoffers bij de Slag om Gallipoli
Bij de meer dan acht maanden durende strijd om Gallipoli
waren aan beide zijden meer dan een miljoen mannen
betrokken. Het aantal slachtoffers lag tussen 30 en 50
procent van dit aantal; een nauwkeuriger getal is niet
te geven omdat van sommige landen geen nauwkeurige
cijfers bekend zijn.
|
Nog steeds worden er stoffelijke
resten gevonden op het Gallipoli schiereiland
|
Bij benadering deden 469.000 inwoners uit het Britse
Empire dienst in de Gallipoli campagne: 328.000
combattanten en 141.000 non-combattanten. Ongeveer
120.000 van hen behoorden tot de slachtoffers van wie
34.000 om het leven kwamen. De maximale Britse inzet op
het Gallipoli grondgebied was op een zeker moment
128.000 personen: 85.000 combattanten en 43.000
non-combattanten.
Naar wordt aangenomen zijn in totaal 500.000 Turkse
soldaten ingezet bij de strijd op het schiereiland. Het
aantal slachtoffers wordt geschat op een aantal tussen
de 250.000 en 300.000 van wie (volgens officiële Turkse
bronnen) 87.000 stierven.
Tussen de 50.000 and 60.000 Australiërs dienden op
Gallipoli van wie 8.709 sneuvelden of stierven aan hun
verwondingen of ziekten. Een totaal van 19.441 raakte
gewond (sommigen van hen meerdere keren) en 70 werden
krijgsgevangen gemaakt. Een aantal van 63.969
Australiërs werden ziek gemeld tijdens de Gallipoli
campagne. Van de 8.556 Nieuw Zeelanders die op Gallipoli
waren ingezet verloren 2.721 het leven en raakten 4.752
gewond (van wie sommigen meerdere keren).
Het totale aantal ANZAC slachtoffers (Australiërs en
Nieuw Zeelanders) was dus 35.623 bestaande uit: 11.430 doden en 24.193
gewonden.
Aantallen slachtoffers van de strijd om Gallipoli
(Bron: Australian War Memorial 2007) |
Landen
|
Doden |
Gewonden |
Totalen |
Australië
|
8.709 |
19.441 |
28.150 |
Nieuw Zeeland |
2.721 |
4.752
|
7.473 |
Groot Brittannië |
21.255 |
52.230 |
73.485 |
Frankrijk
(schatting) |
10.000 |
17.000 |
27.000 |
India |
1.358 |
3.421 |
4.779 |
Nieuw Foundland |
49 |
93 |
142 |
Totaal geallieerden |
44.092 |
96.937 |
141.029 |
Turkije |
86.692 |
164.617 |
251.309 |
Totaal strijdende
partijen |
130.784 |
261.554 |
392.338 |
Geraadpleegde literatuur
Alan Moorehead - Gallipoli
Nigel Steel - Gallipoli
Major & Mrs. Holt - Battlefield guide Gallipoli
P. Haythornthwaite - Gallipoli 1915
Mac Arthur - Vergeten stemmen uit de Grote Oorlog
Dagboek
Ian
Hamilton - Gallipoli, volume I is te vinden op
projct Gutenberg
Dagboek
Ian
Hamilton - Gallipoli, volume II is te vinden op
project Gutenberg
▬
Louis de
Bernières - Vogels zonder vleugels
Bij het lezen van deze roman krijgt men een zeer
indringend, realistisch en historisch beeld van het
gebeurtenissen op de Balkan, de ondergang van het
Ottomaanse Rijk en de opkomst van het nieuwe moderne
Turkije, de strijd om Gallipoli, de verhouding tussen de
Turkse en de geallieerde soldaten tijdens die strijd, de
volksverhuizingen die na de oorlog plaatsvonden, de
ontbinding van de Ottomaanse samenleving, de vreselijke
gebeurtenissen tussen de verschillende etnische
groeperingen etc. etc.
Het is een boek dat de Turkse deelname aan de
Eerste Wereldoorlog met al z’n achtergronden alsmede
tientallen vele andere veelal onbekende aspecten van
de Eerste Wereldoorlog in dat deel van Europa op
heldere, grondige en leerzame wijze belicht. Wat mij
betreft werkelijk
een pachtboek: een absolute aanrader!!!!!!
Bestellen? Klik hier:
Vogels zonder vleugels
- L. de Bernieres
Bronnen op het internet:
www.firstworldwar.com
www.awm.gov.au
www.anzac.govt.nz
Films over
Gallipoli
All the Kings men
(1999) met David Jason in de hoofdrol (bekend van zijn
rollen als inspecteur Frost). Zie
www.moviemeter.nl/film/8322
Deze film is nog verkrijgbaar bij Amazon.com
Gallipoli (1981)
met Mel Gibson in de hoofdrol.
Zie:
www.moviemeter.nl/film/1133
Een
Turkse
documentaire Gallipoli
(2005). Zeer de moeite waard!
Zie:
www.gallipoli-film.com/eng_film.asp |