Het drama van de Dardanellen
De
Britse hoofdrolspelers Churchill, Fisher en Kitchener
Belangrijke spelers zijn aanvankelijk Churchill, die
sinds 1911 First Lord of the Admiralty is:
staatssecretaris van marine. Fisher die de First Sea
Lord is: bevelhebber der zeestrijdkrachten.
Hij was dit
al eerder van 1904 tot 1910 waarin hij de Britse vloot
moderniseerde door invoering van de ‘Dreadnought’, het
moderne slagschip, en de vervanging van steenkolen door
stookolie als brandstof doorvoert, wat juist in Engeland
een geweldige prestatie is.
|
|
|
Van links naar rechts: Winston Churchill, Sir John
Fisher en Lord Kitchener |
Fisher gaat in 1910 met
pensioen maar komt in oktober 1914 weer terug op de post
van First Sea Lord. En vervolgens was daar Lord
Kitchener die in 1914 minister van defensie is geworden
en bekend staat als degene die tijdens de Boerenoorlog
(1900-1902) vrouwen en kinderen in concentratiekampen
liet opsluiten.
Het oorspronkelijke Dardanellen plan
Al spoedig na het begin van de oorlog vat Churchill het
idee op om bij de Dardanellen een maritieme doorbraak te
forceren met de Brits/Franse vloot met als doel
Constantinopel te veroveren. De verwachting was dat
Turkije zich dan verslagen zou voelen en zich uit de
oorlog zou terugtrekken.
|
Overzichtkaart van het strijdtoneel van de
Dardanellencampagne |
Hierdoor zou de doorgang naar
de Zwarte Zee vrijkomen en de mogelijkheid ontstaan
geallieerd oorlogsmaterieel te leveren aan Rusland die
daardoor ook weer graan kon leveren aan de geallieerden.
En wat Groot-Brittannië betreft zou er zekerheid rond
het Suez-kanaal ontstaan.
Een belangrijke reden voor deze aanval op Constantinopel
was gelegen in het feit dat aan het einde van 1914 aan
het Westelijk Front een impasse was ontstaan. Opening
van een nieuw front in het zuiden zou deze impasse
kunnen doorbreken. Daarnaast zou het de neutrale
Balkanstaten en Italië ontmoedigen zich bij Duitsland en
Oostenrijk/Hongarije aan te sluiten. In strategisch
opzicht leek dit dus een goed plan.
Churchill aanvankelijk gesteund door Fisher en Kitchener
Aanvankelijk werd Churchill gesteund door admiraal
Fisher die zich later echter distantieerde van de
plannen van Churchill om de doorbraak door de
Dardanellen uitsluitend op te dragen aan de Royal Navy.
Ook Kitchener steunde het plan van Churchill, daarbij
aannemend dat slechts beperkte steun van grondtroepen
nodig zou zijn. Die grondtroepen zouden met zogenaamde
‘raids’ op de kust, de Turkse forten aan beide zijden
van de Dardanellen na Britse beschietingen vanuit zee,
definitief moeten uitschakelen.
Het moest dus een zuiver maritieme operatie worden. Alle
eer zou bij het welslagen hiervan gaan naar Churchill en
de Royal Navy. Dit gegeven riep bij Churchill een idée
fixe op dat hem tijdens de operatie niet meer zou
loslaten.
Op 25 november 1914 wordt het project door Churchill
voorgesteld aan de Raad van Ministers in Londen, die,
zonder het af te wijzen, zich echter niet erg
enthousiast toont.
De kwestie wordt weer opgepakt in januari 1915, volgend
op een interventie op 2 januari 1915 door Aartshertog
Nicolaas van Rusland, die een Turks winteroffensief in
de Kaukasus vreest. Hij dringt er daarom bij Engeland op
aan om tegen de Turken op te treden en iets te
ondernemen waardoor de Turkse druk op het Kaukasische
front zal verminderen.
Nog dezelfde avond stuurt Lord Kitchener een telegram
aan de Russische tsaar waarin hij toezegt dat er een
‘demonstration’ [een schijnbeweging, een
afleidingsmanoeuvre] tegen de Turken plaats zal vinden,
zonder daarbij te vermelden wat hij daaronder verstaat.
Al op 3 januari 1915 stuurt Churchill een telegram naar
vice-admiraal Sir Sackville Hamilton Carden, commandant
van de Britse Oost-Middelandse Zee vloot op Malta, met
een verzoek om advies. Carden stond bij de marine te
boek als een oude vermoeide, trage en behoedzame man.
Het verzoek van Churchill beschouwde hij min of meer als
een bevel en ging daarom in grote trekken akkoord met
het voorstel om de doorgang door de Dardanellen
uitsluitend met oorlogsschepen te forceren.
Door deze visie van Churchill werd de kiem gelegd voor
veel tweestrijd over het verloop van de operatie tussen
marine en leger die nog toenam tijdens de voortgang van
de operatie en tot veel spanningen leidde bij de
uitvoering van de strijd om de Dardanellen.
Churchill slaagt er op 13 januari in de British War
Council in Londen met zijn plan te laten instemmen
ondanks oppositie van Kitchener en Fisher die menen dat
de marine deze klus niet alleen kan klaren vanwege het
gemak waarmee de nauwe zeestraat met een breedte van
1.600 meter (niet voor niets wordt deze door de Britten
‘The Narrows’ genoemd) verdedigd kan worden door de
Turken met mijnenvelden en kustbatterijen.
|
Overzichkaart Dardanellen met Turkse versterkingen,
mijnenvelden etc. |
Het plan bestaat uit vier delen:
1) Vernietiging van de forten met kustbatterijen bij het begin van
de Dardanellen.
2) Vernietiging van de langs de Dardanellen gelegen
forten op het schiereiland Gallipoli en op de Aziatische
kust.
3) Daarna vernietiging van de forten bij het smalste
stuk ('The Narrows') van de Dardanellen.
4) Daarna doorstomen naar de Zee van Marmara en naar
Constantinopel.
Voorafgaand daaraan zouden door Britse mijnenvegers de
Turkse mijnenvelden in zee worden geruimd en kleine
landingen door mariniers worden uitgevoerd om de forten
grondig uit te schakelen. In het hele plan kwam het
Britse (land)leger dus niet voor!
Kitchener en Fisher gaan akkoord met het plan
Kitchener en Fisher gaan pas in principe akkoord onder
de voorwaarde dat de expeditie inderdaad strikt maritiem
zal zijn, terwijl zij er zich er wel degelijk van bewust
zijn dat er geen overwinning verkregen kan worden zonder
grondtroepen.
De overtuigingskracht van Churchill werkt echter
aanstekelijk en op 26 januari slaagt hij er in ook de
Fransen voor zijn visie te winnen ofschoon deze geen
deel hebben gehad aan de uitwerking van dit project.
Uiteindelijk beloven Kitchener, zonder er echt in te
geloven, en de Franse opperbevelhebber Joffre, enige
eenheden grondtroepen ‘om de vlootoperaties te
ondersteunen als die slagen’. Fisher, die een groot
voorstander is van een landing op de Pruisische
Oostzeekust, neemt daarna ontslag uit protest tegen het
onttrekken van oorlogsschepen aan de Noordzeevloot.
Alhoewel strategisch goed doordacht, was het plan
operationeel zeer riskant en kon het slechts slagen bij
een minutieuze voorbereiding en een totale verrassing.
Tegenover deze vereisten stonden bij de geallieerden
ongelukkigerwijs slechts improvisaties, traagheid en
compromissen.
Nog voor het begin van de operatie besluit Kitchener op
16 februari in Londen dat het Britse leger wél zou gaan
deelnemen aan de strijd, zij het op beperkte schaal met
kleine landingen, om de forten uit te schakelen na het
scheepsbombardement.
Hij gaf order om de 29ste Divisie en de ANZAC
(Australian New Zealand Army Corps) eenheden die in
Egypte gelegerd waren, over te brengen naar het Griekse
eiland Lemnos en zich voor te bereiden op een landing op
de Turkse kust.
Admiraal Carden, commandant van de
Oost-Middellandsezeevloot, wordt hierover echter niet
geïnformeerd. Sterker nog, Churchill geeft in een
telegram naar Carden nog
eens aan dat het een maritieme zaak is om de doorbraak
door de Dardanellen te forceren.
Onduidelijkheid en verwarring over de plannen
In feite lagen er in Londen nu dus drie plannen op
tafel:
1) Een doorbraak door de marine en opstomen naar
Constantinopel (plan Churchill).
2) Een gezamenlijk optreden van marine en landmacht met
de nadruk op de marine-inspanning (Compromis Churchill -
Kitchener).
3) Een landing door de landmacht met steun van de marine
(plan Kitchener).
Het is te begrijpen dat, nu het in Londen al onduidelijk
was wat men wilde doen, de commandanten/uitvoerders ter
plekke, geheel in verwarring raakten.
De Dardanellencampagne vervalt dan ook in een serie
episodes waarvan er geen een beslissend is. De eerste,
specifiek maritiem zoals voorzien wordt gemarkeerd door
een vergeefse operatie richting Bosporus en
Constantinopel.
|
Brits-Franse vloot stoomt op naar de monding van de
Dardanellen |
Rond de mooie rede van Moudros op het eiland Lemnos,
welwillend door de Griekse regering beschikbaar gesteld,
verzamelt zich tegen het eind van januari een machtig
eskader. Het omvat de uiterst moderne dreadnought Queen
Elizabeth en de slagschepen Inflexible, Lord Nelson,
Agamemnon, Irrisistible en Cornwall, waarbij zich vier
oude Franse pantserschepen voegen: Suffren, Gaulois,
Bouvet en Charlemagne, die bestemd zijn om met de
massieve kracht van hun artillerie op te treden. Hieraan
worden nog toegevoegd acht oudere Britse pantserschepen,
vijf kruisers, 22 torpedoboten (waaronder zes Franse) en
negen onderzeeboten (waarvan vier Franse). Rusland is
symbolisch aanwezig met de oude kruiser Askold.
De maritieme aanval op 19 februari 1915
Deze enorme zeemacht stoomt op onder commando van
vice-admiraal John de Robeck. Na enige keren uitstel
begint de aanval op 19 februari 1915. Daarbij worden de
forten Kum Kale en Sedd el Bahr aan de ingang van de
zee-engte vanaf grote afstand, 8 tot 12 km, onder vuur
genomen. Er wordt hierbij geen enkel resultaat
verkregen, mede door Britse communicatieproblemen.
|
HMS Canopus bombardeert de Turkse forten
|
Ook hadden de Turken de verdediging kunnen voorbereiden
omdat ze volledig van de plannen op de hoogte waren door
gebrek aan geheimhouding van Britse zijde. Zo werden in
Egyptische kranten uitgebreide beschouwingen gewijd aan
troepenverplaatsingen en de aanwezigheid van
ANZAC-troepen in Egypte. De in Turkije gestationeerde
Duitse generaal Liman von Sanders krijgt het bevel over
60.000 man Turkse troepen in de regio en begint de
verdediging van het schiereiland van Gallipoli voor te
bereiden.
Nieuwe aanval op 24 februari 1915 – landingen op de Turkse
kust
Ondanks alle problemen geeft admiraal Carden niettemin
op 24 februari opdracht de forten in de zee-engte
opnieuw onder vuur te nemen en de kustbatterijen te
vernietigen. Van 27 februari tot 3 maart 1915 landen
eenheden mariniers op de Turkse kust en boeken
aanvankelijk enig succes. Maar de Turken, gewaarschuwd
door de eerdere aanvallen, bieden hevige tegenstand.
Het grootste probleem voor de Britse schepen blijken de
mobiele, snel verplaatsbare artillerie-eenheden van de
Turken die, na het afvuren van de kanonnen, zich snel
verplaatsen. Hier was de vuurleiding van de
oorlogsschepen totaal niet op berekend.
Ook blijken deze mobiele Turkse artillerie-eenheden door
hun verplaatsbaarheid de grootste dreiging voor de
Britse mijnenvegers die bij een doorbraak de mijnen
moesten ruimen voor de grote oorlogschepen.
Er wordt nog een poging gedaan 's nachts te gaan
mijnenvegen maar dat mislukte. De Turken gebruiken
zoeklichten, maar het gelukt de Britse oorlogsschepen
niet die uit te schakelen en de mijnenvegers, omgebouwde
gevorderde vissersschepen met civiele bemanningen, maken
rechtsomkeert. Het gebrek aan voldoende goed getrainde
mijnenvegers lijkt de achilleshiel van de maritieme
operatie te worden.
Op 4 maart moeten de Britten zich weer terugtrekken.
Toch bleven ze geloven in het welslagen van een
landingspoging maar ze vergeten daarbij dat een
verrassingsaanval niet meer mogelijk was en dat de
Turken in allerijl versterkingen aanvoerden.
Een nieuwe hoofdrolspeler: generaal Ian Hamilton
Rond deze tijd komt een nieuwe hoofdrolspeler op het
militaire toneel: generaal Sir Ian Hamilton. Hij was
stafchef van Kitchener tijdens de Boerenoorlog en
adjudant van koning George V. Hamilton wordt op 12 maart
1915, tot zijn eigen verrassing, door Kitchener benoemd
tot commandant van de Mediterranean Expeditionary Force
(MEF) die het schiereiland Gallipoli moet innemen.
Hij wordt mede gekozen voor deze functie omdat hij de
meeste senioriteit in rang heeft wat in die dagen zeer
belangrijk werd geacht. Zijn kennis van het strijdgebied
is nagenoeg nihil en hij moet zijn informatie halen uit
toeristische folders over de streek.
|
Generaal Sir Ian
Hamilton (midden) commandant van de Mediterranean
Expeditionary Force |
De expeditionaire Britse strijdmacht bestaat uit vier
divisies waaronder het Australian and New Zealand Army
Corps (ANZAC) dat in Egypte aanwezig was en één Franse
divisie, totaal 80.000 man. Het transport naar het
eiland Lemnos, dat gelegen is in de Egeïsche Zee ten
oosten van Turkije, wordt begin maart georganiseerd
ondanks eindeloze discussies over de wijze van de inzet
van deze troepen.
Griekenland biedt op 1 maart de steun aan van een
Griekse divisie, wat Rusland afwijst uit vrees voor een
eventuele Griekse militaire aanwezigheid in
Constantinopel. Deze weigering veroorzaakt het aftreden
van de Griekse premier en een toename van de Duitse
invloed in Athene.
Er waren nu drie commandanten in de oostelijke
Middellandse Zee: vice-admiraal Carden, die de ‘baas’
was over de Royal Navy en de daarmee samenwerkende
Franse schepen, generaal Hamilton, commandant van de
leger-eenheden inclusief de Franse troepen, behorende
tot het Expeditie leger en generaal Maxwell, commandant
van de vaste Britse legereenheden die ter bescherming
van het Suezkanaal in Egypte waren gelegerd. Een aantal
van drie ‘kapiteins op één schip’ moest wel problemen
opleveren en aldus geschiedt in de loop van de tijd.
De vlootaanval op de zee-engte van 18 maart 1915
Admiraal Carden, inmiddels ziek geworden, wordt
vervangen door admiraal De Robeck, wat in goede aarde
valt bij de vloot. De Robeck krijgt instructie de aanval
te
hernieuwen zonder de grondtroepen af te wachten. Op 18
maart wordt een aanval gepland waarin de Royal Navy moet
doorstoten door de Dardanellen die vooraf gegaan wordt
door het optreden van de Britse/ANZAC en Franse
legereenheden. Alle eer dus aan de Royal Navy naar het
idée-fixe van Churchill!
De Robecks plan was als volgt:
de Dardanelen binnen te varen met:
- In de voorste linie de nieuwe Britse slagschepen en
kruisers om buiten bereik van de Turkse forten deze te
vernietigen.
- De oudere Franse slagschepen in tweede linie laten
ankeren na het opstomen van de eerste linie schepen, die
de forten onder vuur te nemen vanaf korte afstand.
- Een derde linie van pantserschepen en kruisers die de
beide voorgaande linies doorkruisen en het karwei moeten
afmaken.
- daar tussendoor stomen torpedobootjagers die op korte
afstand afrekenen met de mobiele Turkse
artillerie-eenheden, gevolgd door mijnenvegers die in
relatieve veiligheid de mijnenvelden kunnen opruimen,
waarna de vloot door de zee-engte (‘The Narrows’) zou
kunnen penetreren in de Zee van Marmara met als
eindbestemming Constantinopel.
|
Het strijdplan voor de vlootaanval op 18 maart 1915
(Klik op de
plattegrond of
hier
voor een grote kaart) |
De Robeck wist niet of negeerde het feit dat er maar
weinig mijnenvegers beschikbaar waren, hetgeen een groot
risico inhield bij het varen door de nauwe zee-engte.
Vice-admiraal Guépratte, commandant van het deelnemende
Franse eskader, wilde echter zijn oudere slagschepen
niet laten ankeren: dan waren zij ‘sitting ducks’ voor
de Turken. Hij wilde liever, op korte afstand varend, de
Turkse forten en batterijen onder vuur kunnen nemen. De
Robeck accepteert dit argument en de Franse slagschepen
en kruisers krijgen toestemming om op korte afstand de
Turkse forten en batterijen te bombarderen.
De Franse admiraal verdeelt zijn schepen in twee
groepen: één om de Aziatische kust, en één de Gallipoli
kust te bombarderen. Stuurboord en bakboord! Bij de
Aziatische groep wordt op verzoek van haar commandant,
kapitein ter zee Rageot de la Touche, het oude slagschip
de Bouvet ingedeeld. Over haar lot later meer.
Het verloop van de strijd
De aanval zal om 08:45 uur beginnen maar pas tegen 11:00
uur wordt het vuur geopend. Het gevecht krijgt het
karakter van een immens artillerieduel. De forten van
Medjidieh, van Chanak en van Hamidieh worden zwaar
getroffen, maar de Turkse artillerie beantwoordt het
vuur heftig en gaat steeds gerichter terugschieten.
|
Het Franse slagschip Bouvet |
Ze weten de Bouvet zo te raken dat het schip precies om
twee uur 's middags zinkt na het raken van een mijn.
Binnen 45 seconden was het schip gezonken. Haar
commandant verdween in de golven en met hem ca 600 man
bemanning.
|
Slagschip Bouvet in zinkende toestand
|
Meer schepen lopen op een mijn of worden getroffen: de
Gaulois, de Inflexible, de Agamemnon, Lord Nelson,
Albion en Charlemagne maar die weten de schade te
beperken.
Vanaf ca 14:00 uur loopt het echter helemaal het mis. De
Inflexible loopt op een mijn en begint zwaar over te
hellen terwijl de Irresistible, de Gaulois en de Suffren
zware averij oplopen. Admiraal de Robeck besluit de
aanval af te gelasten.
De mijnenvegers, zwaar onder vuur genomen door de Turkse
artillerie, wenden de steven en slaan op de vlucht. Bij
een poging van de Ocean om de Irresistible op sleeptouw
te nemen, krijgt dit schip een treffer waarop zij
stuurloos in een grote cirkel begint rond te varen.
Torpedojagers snellen te hulp en nemen de bemanning
over. Beide slagschepen, verlaten door de bemanning,
zinken na enige uren.
|
Slagschip Irresistible nadat de bemanning van boord
is gehaald en het schip is opgegeven |
Het was het einde van de poging van de Royal Navy om op
eigen kracht door te breken naar de Zee van Marmara. Om
17:00 uur laat De Robeck vanaf het vlaggenschip het sein
‘General recall’ hijsen en trekt de geallieerde vloot
zich terug ofschoon er nog tien slagschepen beschikbaar
zijn en het Turkse vuur verflauwt door gebrek aan
munitie.
|
HMS Irresistible in betere dagen |
Wat zou er gebeurd zijn indien de geallieerde vloot, ten
koste van enkele aanvullende verliezen, had doorgezet en
de weg door de Dardanellen open zou zijn gekomen? Men
kan zich voorstellen dat het verschijnen van geallieerde
oorlogsschepen voor Constantinopel, de Turken er
onmiddellijk toe had gebracht de oorlog af te blazen.
Het was dus kantje boord dat de aanval mislukte – met
meer inzet had er een overwinning uitgesleept kunnen
worden.
De landmacht wordt ingezet bij de Dardanellen-operatie
Van beëindiging van de operatie als geheel was echter
geen sprake. Er waren beloftes gedaan aan de Russen, het
Britse prestige stond op het spel en er stonden
reputaties op het spel. Men bleef optimistisch volharden
in het geloof in de goede afloop maar Churchill,
Kitchener en Hamilton onderschatten de kracht van de
Turken en overschatten die van de Britten, daarbij te
veel rekenend op de vuurkracht van de resterende
marineschepen.
Het was inmiddels wel duidelijk dat de landmacht moest
worden ingezet. Tijdens een krijgsraad, op 22 maart
gehouden aan boord van de Queen Elizabeth, wordt dan ook
besloten, met instemming van Kitchener en Churchill (die
daarover zeer ontgoocheld is) om Britse en Franse
troepen aan land te brengen die de Turkse forten langs
de Dardanellen moeten uitschakelen waarna de
Brits/Franse vloot onbelemmerd kan opstomen naar
Constantinopel.
Voor het verloop van deze geallieerde landingen op het
schiereiland Gallipoli en de strijd die daarop volgde
wordt verwezen naar het volgende artikel.
Conclusies
Alhoewel een strategisch goede visie was er geen
doordacht en samenhangend operationeel plan
geformuleerd. De politiek, waarbij met name Churchill
moet worden genoemd, was niet ontvankelijk voor de
bezwaren van diverse militairen die vraagtekens
plaatsten bij de haalbaarheid van het plan.
Het besluit was genomen en de idée fixe van Churchill
moest worden doorgezet: de Royal Navy moest de klus
klaren. Daarbij werden de Turken in kracht onderschat en
zou, zo dacht men, de machtige Royal Navy wel
gemakkelijk naar Constantinopel kunnen varen.
Er was
onvoldoende aandacht besteed aan informatie betreffende
de posities en de sterkte van de Turkse kustverdediging
en de capaciteit om de Turkse mijnenvelden te ruimen was
beslist ontoereikend. De Royal Navy kon de klus dus niet
alleen klaren, wat Churchill niet inzag.
Als gevolg van
de mislukkingen bij de Dardanellen wordt Churchill op 26
mei ontslagen door de Britse eerste minister Asquith die
hem niet dekt in de verdediging van zijn
Dardanellenpolitiek.
Nasleep
Tegen het einde van de oorlog werd het Duitse slagschip
Goeben overgedragen aan Turkije en ontkwam daarmee aan
inbeslagname door de Britse marine. Het schip voer onder
verschillende namen nog jarenlang bij de Turkse marine,
aanvankelijk als vlaggenschip. Uiteindelijk maakte het
schip zelfs deel uit van de NAVO!
In 1966 werd het na 60 jaar actieve dienst afgevoerd en
toen aangeboden aan de West-Duitse Bondsrepubliek. In
die jaren was men in Duitsland nog te zeer met de Tweede
Wereldoorlog bezig zodat men hier niet op inging. Het
schip is daarna gesloopt. Eén van de enorme bronzen
propellers van de Goeben in nog te bewonderen in het
maritiem museum in Istanbul. |