naar gallipoli pagina - naar homepage


Buitenlandse inmenging in de Turkse krijgsmacht
Engelse, Franse en Duitse militaire bemoeienis met
de Turkse krijgsmacht voorafgaand aan en tijdens de Eerste Wereldoorlog
door Fré Morel

De bemoeienissen van de Duitse generaal Otto Liman von Sanders met het Turkse leger in de Eerste Wereldoorlog heeft in de geschiedschrijving een bijzondere plaats gekregen. De Duitse militaire missie in Turkije die onder zijn leiding stond, werd beoordeeld als een onderdeel van een bewust gevoerde, agressieve Duitse koers met de oorlog als logisch uitvloeisel hiervan.

Wat was er zo bijzonder aan deze missie en wat was de reden dat men na de oorlog zo gebeten was op Liman von Sanders? Duitsland was namelijk niet het enige land dat militaire activiteiten ontplooide binnen de Turkse krijgsmacht.

Ook Engeland  en Frankrijk1) hadden zich voor de oorlog bemoeid met Turkije en de Turkse krijgsmacht. Hieronder volgt het verhaal van de Engelse, Franse en Duitse militaire bemoeienis met de Turkse krijgsmacht voorafgaand aan en tijdens de Eerste Wereldoorlog


Opmerking: in de navolgende tekst zullen de meer gebruikelijke begrippen Turkije en Turken worden gebruikt waar strikt genomen, gesproken zou moeten worden van Ottomaanse rijk en Ottomanen.

Inhoudsopgave
Korte inleiding
Turkije – de zieke oude man van Europa
Engels bemoeienissen met Turkije
De opbouw van de Turkse vloot
De weinig succesvolle modernisering van de Turkse vloot
De inmenging van Admiraal Arthur Limpus
De Duitse militaire missie: Liman von Sanders verschijnt op het toneel
De Turkse vlootpolitiek
Braziliaanse dreadnought 'Rio de Janeiro'
De Engelse confiscatie van Turkse oorlogsschepen
De omslag in Turkse publieke opinie
Het Duitse tegenwicht: het aanbod van de slagschepen Goeben en Breslau
Het Engels vlootcommando in Griekenland
Het optreden van admiraal Mark Edward Frederick Kerr
Het verzoek van admiraal Kerr aan Mountbatten
Uitbreiding van de Griekse vloot met Amerikaanse afdankertjes
Admiraal Kerr verzwijgt locatie van Goeben en Breslau
De Turkse krijgsmacht komt onder Duits commando
Nasleep van de oorlog voor Liman von Sanders
Geraadpleegde bronnen
Noten

 Korte inleiding
Mede door haar bijzondere militair-economische strategische ligging streefden Engeland, Frankrijk en Rusland al van oudsher naar het verkrijgen van invloed in het Turkse rijk. Nadat Duitsland in 1871 als overwinnaar uit de Frans-Pruisische oorlog tevoorschijn was gekomen en daarna het Tweede Duitse Rijk ontstond, richtten de Turken zich tot dit nieuwe Duitse Rijk voor o.a. militaire ondersteuning.
 
Colmar Freiherr von der Goltz

Zo werd, om minder van de Engelse en Franse wapenleveranties afhankelijk te zijn, op verzoek van de Turken het Turkse leger gereorganiseerd met Duitse ondersteuning. Onder toezicht van de Duitse generaal Colmar Freiherr von der Goltz werden in de periode van 1883 tot 1895 grote aantallen Krupp geschut en aanzienlijke hoeveelheden diverse vuurwapens geleverd. Het Duitse Rijk werd daardoor, naast  Engeland, Frankrijk en Rusland, een nieuwe speler in het militair-strategische gebied rondom de Bosporus.

Turkije – de zieke oude man van Europa
Na enkele bloedige conflicten zoals de Russisch-Turkse oorlog van 1877-1878, een oorlog met Griekenland in 1897 en de Eerste- en de Tweede Balkanoorlog van 1912 en 1913 - zette Turkije zich schrap voor een volgend conflict.

Dat zou een oorlog worden die naar alle verwachting zou plaatsvinden tussen rivaal en buurland Griekenland met alle mogelijke consequenties voor de sleutelpositie die beiden in de regio vervulden.

De andere grootmachten uit die tijdsperiode - Engeland, Frankrijk en Rusland - aasden als roofgieren op elke mogelijkheid de scepter over te kunnen nemen van de 'zieke oude man van Europa', zoals Turkije aan het einde van de 19e eeuw in Europa werd genoemd. Elk van hen was gebrand op een zo groot mogelijke invloed binnen Turkije dat zijn beste tijd achter de rug had.

Engels bemoeienissen met Turkije
Door een van buitenaf bewust gevoede 'verdeel-en-heers' politiek heerste er grote politieke instabiliteit binnen het Turkse rijk. Doordat de Sultan vreesde door kringen binnen het eigen militaire apparaat van de troon gestoten te worden, was de krijgsmacht jarenlang verwaarloosd en verkeerde daardoor in een deplorabele toestand.

Ondanks dat werden binnen bepaalde legerkringen voortdurend pogingen ondernomen de krijgsmacht naar een hoger plan te tillen. Daartoe werden in 1904 twee Amerikaanse officieren - admiraal Bucknam en kapitein Ledbetter - aangetrokken om de Turkse marine onder handen te nemen, echter zonder zichtbaar resultaat.

Daarop verzocht de Turkse regering Engeland in 1908 haar te assisteren de Turkse marine te moderniseren waarop admiraal Douglas Gamble op 2 februari 1909 zijn opwachting maakte in Constantinopel. Hij zou zich - overigens ook zonder merkbaar resultaat - tot maart 1910 bezig houden met de sterk verouderde vloot.

In april 1910 werd hij opgevolgd door admiraal Hugh Williams die tot april 1912 - net als zijn voorganger Douglas Gamble - weinig vordering maakte met de modernisering van de vloot. De Turken waren over de Engelse 'inspanningen' niet bijster tevreden.

De opbouw van de Turkse vloot
De Turkse vloot bestond in die periode uit een samenraapsel van 52 oude en nieuwe schepen. Deze verschilden aanzienlijk in grootte, sterkte en kwaliteit: 24 verkeerden zelfs in zo'n slechte technische staat dat ze niet inzetbaar waren.

De aankoop in augustus 1910 van twee - 20-jaar oude - Duitse oorlogsschepen uit de Brandenburgklasse, moest de Turkse vloot in staat stellen enig tegenwicht te bieden aan het op een Italiaanse werf op stapel staande Griekse oorlogsschip de 'Averoff.'

Slagschip Georgios Averoff

Tussen de rivalen Turkije en Griekenland was een heuse wapenwedloop gaande. De Turkse wens om moderne(re) Engelse oorlogsschepen aan te schaffen werd echter stelselmatig getorpedeerd, zoals op 10 juli 1910 bleek toen Engeland weigerde de 'Swifture' en 'Triumph' te verkopen. Daarvoor in de plaats bood ze twee kleinere schepen aan met beduidend minder vuurkracht. Van Duitsland werden toen wél 'passende' oorlogsbodems betrokken.

In mei 1911 stemde Engeland uiteindelijk in met de bouw van twee dreadnoughts2)wat in Griekenland tot grote irritatie leidde. Op 6 december 1911 werd de kiel van één van de in mei 1911 bestelde dreadnoughts - de 'Reshadiye' - gelegd. Frankrijk raakte op haar beurt ook geïrriteerd omdat zij van mening was dat Engeland bovenmatig profiteerde van de economisch aantrekkelijke wapenwedloop tussen Griekenland en Turkije.

De weinig succesvolle modernisering van de Turkse vloot
Dat de beide Engelse admiraals niet bijzonder succesvol waren, werd niet in de laatste plaats veroorzaakt door de hun gegeven opdracht om vooral de Engelse belangen in het oog te houden. Een moderne, slagkrachtige Turkse marine was iets waarvoor 'Good Old Albion' niet de minste belangstelling had. Dat zou immers een vloot zijn die ze ooit als tegenstander op haar pad zou kunnen vinden. Zoiets vormde in dat voor haar zo belangrijke deel van de wereld een forse bedreiging voor o.a. het Suezkanaal. Evenmin was een sterke marine in het belang van 'Entente-genoot' Rusland.

Maar zich helemaal afzijdig houden van de Turkse vlootmodernisering zou betekenen dat ook de Engelse invloed minimaal zou zijn, iets wat de heersers van Albion tegen elke prijs wilden voorkomen. Want ‘If a British Admiral does not organize the fleet, a German admiral will be called in, who will push matters with greater speed’ zoals het Engelse ministerie van Buitenlandse Zaken aan Rusland liet weten.

De inmenging van admiraal Arthur Limpus
Toen de inzet van admiraal Hugh Williams op zijn eind liep, werd op 11 maart 1912 admiraal Arthur Limpus tot zijn opvolger benoemd. Deze admiraal met één jaar ervaring werd door Winston Churchill aangeprezen als een ‘fine fellow who would make a good personal impression’.

Begin mei 1912 arriveerde Arthur Limpus met zijn staf in Constantinopel. Ook Limpus was gehandicapt door de opdracht die hij had meegekregen. Tóch slaagde hij er in een opdracht voor een drijvend reparatiedok binnen te halen dat door de 'Armstrong Vickers Company' gebouwd zou worden. Admiraal Limpus liet weten dat met deze opdracht de invloed binnen de Turkse marine een enorme voorsprong voor Engeland zou betekenen. Zoals hij het omschreef was leverde deze opdracht een ‘practical monopoly of naval construction and repairs for thirty years’.

Turkije bleef ondertussen onverkort vasthouden aan haar koers om haar vloot uit te bouwen en te moderniseren met grote oorlogsbodems maar ze vond een zeer terughoudend Engeland op haar pad.

De Duitse militaire missie: Liman von Sanders verschijnt op het toneel
Het succes van Limpus met de opdracht voor het reparatiedok werd overschaduwd door de komst van de Duitse generaal Liman von Sanders die niet, zoals de Engelse missies, door enig mandaat werd gehinderd.

Eind 1912 polste Turkije het Duitse Keizerrijk hoe het dacht over het zenden van een militaire missie om haar leger te reorganiseren. Terwijl verkennende besprekingen daarover gaande waren, bracht de Russische Tsaar in mei 1913 een bezoek aan Berlijn. De Duitse keizer bracht hem op de hoogte van het Turkse verzoek, een verzoek waartegen de Tsaar geen bezwaar aantekende.

generaal Otto Liman von Sanders

Op 22 mei 1913 volgde daarop het officiële Turkse verzoek en benoemde Duitsland op 30 juni 1913 generaal Liman von Sanders tot leider van de Duitse militaire missie naar Constantinopel. De Turkse regering liet in augustus 1913 vastleggen dat Liman von Sanders in de functie van generaal het in Constantinopel gelegerde 1e Legerkorps zou omvormen tot een elite-eenheid.

Toen in december 1913 de Duitse missie in Constantinopel arriveerde en haar specifieke taak naar buiten werd gebracht lokte dat nogal heftige Russische reacties uit. Rusland stond drastische maatregelen voor: ‘the three powers must be prepared to take active steps such as the occupation of Turkish Ports’, verklaarde Sazonov, de Russische minister van buitenlandse zaken. Ook in Engeland was men 'not amused' en ook de Amerikaanse ambassadeur Henry Morgenthau was niet bepaald enthousiast.

Links: Sazonov - rechts: Henry Morgenthau

Men meende de Duitse missie te moeten presenteren als een stap van Duitsland om de macht in die belangrijke regio naar zich toe te trekken en de ‘Turkse geest te vergiftigen’ (‘poisoning the Turkish mind’).

Maar de Engelse en Russische protesten haalden niets uit. De Sultan reageerde op de protesten door mee te delen de Duitse missie gelijkwaardig aan die van Engeland te beschouwen: ‘Limpus had a similar if not more extensive command. Admiral Limpus had command of the whole Turkish fleet, whereas the German general was to have command of one army corps only ... the two commands could hardly be compared in importance.’

De grootmachten vergaten daarbij voor het gemak de eigen belangenverstrengeling binnen zowel het Turkse leger als de Turkse marine. Om aan de bezwaren enigszins tegemoet te komen werd besloten een cosmetische aanpassing aan te brengen in rang en titel van Liman von Sanders.

In januari 1914 werd hij tot maarschalk benoemd en kreeg hij de opdracht om zich in de minder belangrijke functie van 'Inspecteur Generaal' te belasten met de algemene reorganisatie van het Turkse leger. En terwijl Liman von Sanders zich met de modernisering van het leger bezig hield, hield Turkije nauw contact met de Engelse marinemissie om haar marine te versterken.

De Turkse vlootpolitiek
Door geldgebrek was in 1912 de bouw van de tweede - in 1911 bestelde - dreadnought 'Mahmud Resad V' geannuleerd. In januari 1913 liet Sir Gerard Lowther - de Engelse ambassadeur in Constantinopel - aan zijn regering weten dat Turkije grote belangstelling had voor de 'Rio de Janeiro', een dreadnought die in opdracht van Brazilië op een Engelse werf gebouwd werd.

Behalve van Turkse zijde was er ook van Russische en Italiaanse kant interesse in dit schip, dat Brazilië vanwege financieringsproblemen van de hand wilde doen maar dit nog niet officieel 'op de markt' gebracht had. Het schip zou niet eerder dan in de zomer van 1914 van stapel lopen wat Turkije als een nadeel beschouwde.

Duitsland bood daarop twee 19-jaar oude schepen aan die wel direct ter beschikking waren. In reactie op het Duitse aanbod liet admiraal Limpus in een bericht van 12 maart 1913 aan Winston Churchill weten dat zo'n aankoop de Turken steviger in Duitse armen zou drijven en hij drong er op aan dat Engeland een tegenbod moest doen door bijvoorbeeld twee oudere types dreadnoughts aan te bieden.

In antwoord hierop liet Winston Churchill op 3 april 1913 aan Limpus weten niets anders dan twee oude en afgedankte slagschepen in de aanbieding te hebben, een aanbod dat van Turkse zijde werd afgeslagen.

Braziliaanse dreadnought 'Rio de Janeiro'
Ondertussen ging het getouwtrek om de 'Rio de Janeiro' stug door. Italië leek de koop rond te hebben, wat Frankrijk weer in allerhoogste alarmfase bracht. Een oorlogsbodem met zo’n formidabele vuurkracht als onderdeel van de marine van de Italiaanse buurstaat was iets wat niet met het Franse belang strookte.

Frankrijk deed daarop Griekenland het voorstel het schip te financieren en leek ze daarin succesvol te zijn. Op 22 november 1913 informeerde het Engelse ministerie van Buitenlandse Zaken aan Churchill dat de financiering rond was, waarna hij zijn goedkeuring gaf aan de verkoop. De werf kreeg de waarschuwing het schip niet aan een andere partij dan Griekenland te verkopen. Maar uiteindelijk ging het schip toch aan de Griekse neus voorbij.

'Sultan Osman I' - de vroegere 'Rio de Janeiro'

Op 15 december 1913 werd bekend dat Turkije toch de nieuwe eigenaar geworden was van de 'Rio de Janeiro'. Ze was aangekocht met behulp van een Franse lening... en hernoemd in 'Sultan Osman I'! Het financiële belang had gewonnen. Als bonus bij de verkoop was namelijk bedongen dat ook de renovatie van de Turkse scheepswerven door Armstrong Whitworth bij de deal waren inbegrepen, wat eveneens door Frankrijk zou worden gefinancierd.

De Engelse confiscatie van Turkse oorlogsschepen
Op 3 september 1913 werd de in 1911 bestelde 'Reshadiye' te water gelaten en begon de verdere afbouw van het schip. De Turken waren er op gebrand de 'Reshadiye' en de 'Sultan Osman I' zo snel als mogelijk in eigen wateren te hebben, niet in de laatste plaats vanwege de ontwikkelingen op maritiem gebied in Griekenland die als bedreigend werden ervaren.

Een Turkse bemanning was al in Engeland om de 'Reshadiye' naar eigen wateren te varen en admiraal Limpus werd op 27 juli 1914 naar Engeland gezonden om de levering van de 'Sultan Osman I' te begeleiden. Hij kreeg het verzoek mee dit schip te bemannen met Engelse marineofficieren 'in ruste'. Het zou vergeefse moeite blijken te zijn.

De Armstrong Whitworth werf kreeg op 31 juli 1914 van Winston Churchill opdracht het schip vast te houden en niet te over te dragen, in de middag gevolgd door een bestorming van het schip door Engelse mariniers die het schip in bezit namen. Ook de ‘Reshadiye' werd door Engelse mariniers bestormd en geconfisceerd. De Turkse bemanning werd gevangen genomen.

De omslag in Turkse publieke opinie
Zowel de 'Sultan Osman I' als 'Reshadiye' werden na het uitbreken van de oorlog op 4 augustus 1914 in de Engelse vloot opgenomen en omgedoopt tot respectievelijk HMS Agincourt en HMS Erin. Op 22 augustus 1914 werd HMS Erin officieel in gebruik genomen. Beide schepen zouden in de slag bij Jutland in 1916 slag leveren met de Duitse vloot. Een ander Turks schip – dat nog in 1914 bij de Engels Vickers werf was besteld - dat de naam 'Fatih' had moeten dragen, werd bij het uitbreken van de oorlog niet meer in productie genomen.

In totaliteit zou het Osmaanse rijk in 11 jaar (tot aan 1914) veertig schepen van Engelse werven aanschaffen. Door de annexatie van de schepen beroofde Engeland Turkije tegelijk van een investering van £ 4.000.000. Over deze Engelse actie ontstond grote woede in Turkije, temeer omdat het geld voor deze slagschepen voor een groot deel bijeengebracht was door de Turkse bevolking.

Het Duitse tegenwicht: het aanbod van de kruisers Goeben en Breslau
Deze gebeurtenis zou er voor zorgen dat Turkije zich aansloot bij de Centrale mogendheden (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije). Turkije ontving ter compensatie van de door Engeland in beslag genomen schepen op 12 augustus 1914 van Duitsland de oorlogsbodems 'SMS Goeben' (omgedoopt in Javuz Sultan Selim) en de 'SMS Breslau' (omgedoopt in Midill). Beide schepen waren volledig bemand met Duits personeel.

 
Boven: 'SMS Goeben' - onder: 'SMS Breslau'

Admiraal Limpus werd op 15 augustus 1914 van zijn functie ontheven waarna hij naar Malta vertrok om in september 1914 zijn nieuwe post te betrekken als 'Superintendent of the dockyard'. De Duitse admiraal Wilhelm Anton Souchon werd daarop door de Sultan tot opperbevelhebber van de Turkse vloot benoemd.

Het Engels vlootcommando in Griekenland
Ook de Griekse marine kende onder soortgelijke condities als Turkije ondersteuning van Engelse militaire missies, zoals bijvoorbeeld admiraal Lionel Tufnell die Griekenland moest adviseren.

Griekenland bevond zich in een wapenwedloop met haar Turkse buurnatie en was druk doende haar vloot op 'oorlogssterkte' te brengen. Begin 1910 wist ze een oorspronkelijk voor de Italiaanse marine geplande kruiser aan te kopen. Op de Orlando-werf in het Italiaanse Livorno was begin 1910 de kiel gelegd van deze £ 950.750 kostende kruiser waarvan de bouw om budgettaire redenen al spoedig werd stilgelegd.

Op 27 februari 1910 zag Griekenland de kans schoon de kruiser voor 30% van de oorspronkelijke kostprijs aan te kopen; op 12 maart 1910 volgde de officiële bekrachtiging. Het aankoopbedrag werd voor een deel betaald uit de nalatenschap van de Griekse zakenman Giorgios Averoff, het overige deel werd via buitenlandse kredieten gefinancierd. De nieuwe kruiser zou de naam van de 'gulle gever' gaan dragen ‘Giorgios Averoff’.

Ook bij de Vulcan werf in het Duitse Hamburg plaatse Griekenland de opdracht voor de bouw van een kruiser, die oorspronkelijk de naam 'Vasilfs Georgios' zou krijgen. Onder de naam 'Salamis' zou deze slagkruiser voorzien worden van geschut van Amerikaanse makelij. Het uitbreken van de oorlog in 1914 zorgde ervoor dat de bouw werd opgeschort.

Het optreden van admiraal Mark Edward Frederick Kerr
Begin 1913 diende Griekenland een verzoek in om de militaire missie te vernieuwen maar dan niet geleid door ‘naval pensioners’ zoals Tufnell, maar onder commando van een officier in actieve dienst.

Op 2 juni 1913 liet Winston Churchill per brief aan de Griekse minister van Marine weten dat door de snelle groei van de Engelse marine moeilijk aan die wens tegemoet kon worden gekomen, maar dat hij er tóch in geslaagd was een geschikte kandidaat te vinden.

Admiraal Mark Edward Frederick Kerr - een beschermeling van Louis Alexander von Battenberg, die ná 1917 Lord Mountbatten werd genoemd - werd uitgezonden en op 17 september 1913 nam hij het commando van de Griekse marine op zich.

Kerr zag zijn benoeming niet zozeer als een promotie maar eerder als een belemmering van zijn marinecarrière en dat zou hij op een nogal bijzondere manier laten weten. Hij kreeg van Churchill de opdracht mee niet al te meegaand te zijn en vooral toch het Engels belang boven het Grieks belang te stellen.

Een slagkrachtige Griekse marine was - net als een moderne Turkse vloot - niet in het belang van het 'English Empire'. Ook hier gold dat afzijdigheid bij de 'vlootmodernisering' gelijk zou staan aan minimale invloed op de ontwikkelingen. Iets wat de heersers van Albion tegen elke prijs wilden voorkomen. Om de regie te kunnen voeren in de modernisering van de Griekse vloot nam ze een 'actieve' rol op zich, want ook hier gold: ‘If a British Admiral does not organize the fleet, a German admiral will be called in, who will push matters with greater speed’...

Kerr kreeg van Winston Churchill een gelijksoortig mandaat mee als zijn collega’s in Turkse dienst: ‘It is not intended that the instruction and assistance we are giving to the Greek Navy should place them on the same level of naval science as the British. The refinements of our gunnery, torpedo, and submarine courses should not be disclosed but only that general information such as would be appropriate to foreign officers allowed for instructional purposes to attend certain courses.’

Het verzoek van admiraal Kerr aan Mountbatten
Beperkt door deze opdracht kreeg Kerr het herhaaldelijk aan de stok met minister-president Eleutherios Venizelos die - evenals zijn Turkse tegenhangers - de zinnen had gezet op zwaar oorlogsmaterieel.

Zijn verstandhouding met de Griekse koning Constantijn was daarentegen zeer bijzonder en intens. Dit vertaalde zich in grote sympathie en loyaliteit, iets dat hem in een moeilijke positie bracht. Door het mandaat gehinderd kon Kerr niet anders doen dat elk verzoek tot levering van grote en zware slagschepen dwarsbomen.

Eleutherios Venizelos

Door te lobbyen via zijn beschermheer Lord Mountbatten probeerde hij ter compensatie van de beperkingen van zijn opdracht om Engelse onderzeeërs, destroyers en kruisers los krijgen als er daadwerkelijk tussen Griekenland en Turkije oorlog uitbrak

Hij verbond daaraan verregaande persoonlijke consequenties: ‘If war breaks out in the spring or summer when we are so weak, I feel I should change my nationality and fight for these people. I know it means ruin for me afterwards, but I have a strong feeling that I should do so. I would not feel so, except for the fact that they will be so weak, having no one who knows how to work a flotilla and I may make the difference of victory or defeat.’ Zijn poging diende echter geen enkel Engels belang en was dus bij voorbaat kansloos.

Uitbreiding van de Griekse vloot met Amerikaanse afdankertjes
Griekenland bleef naarstig op zoek naar versterking van haar vloot. Ze bood Japan een flink bedrag voor haar kruiser 'Kongo', maar de deal ging niet door. China bood een kleine kruiser aan die op het punt stond een Amerikaanse scheepswerf te verlaten maar het woog allemaal niet op tegen de komst van de twee Turkse dreadnoughts 'Reshadiye' en 'Sultan Osman I'.

In haar vertwijfeling bood Griekenland begin 1914 royaal geld voor twee afgedankte Amerikaanse oorlogsschepen, de 'Idaho' en de 'Mississippi', schepen die de 'New York Times' omschreef als: ‘In the ordinary course, the ships would be consigned to the scrap heap, or be used as targets'.

De 'Mississippi' later omgedoopt in 'Kilkis'

Op 28 mei 1914 gaf de Amerikaanse Senaat hieraan haar goedkeuring maar even leek het nog dat de Turken gelukt was roet in het eten gooien. Zij boden een hoger bedrag voor deze schroothopen. Tijdens een Senaatszitting van 23 juni 1914 werden de afdankertjes echter alsnog gegund aan Griekenland. De afgeschreven schepen leverden meer op dan de originele bouwkosten!

Admiraal Kerr was woedend over de aankoop die Venizelos achter zijn rug om gedaan had: ‘The deal ruined the progress of the Greek navy for the rest of the time I was there, and afterwards’.

De 'Idaho' later omgedoopt in 'Limnos'

De 'Idaho' - die (heel comfortabel) op oefening was in de Middellandse Zee - kon snel worden overgedragen zodat Griekenland haar mogelijk nog kon inzetten voordat de 'Sultan Osman I' van de Engelse werf zou varen.

Admiraal Kerr verzwijgt locatie van de Goeben en Breslau
Toen de 'Groote Oorlog' op het punt van uitbreken stond ontving admiraal Kerr van Winston Churchill het verzoek de Griekse marine over te halen zich aan geallieerde zijde te plaatsen.

Kerr stelde daaraan dusdanige eisen dat van een samengaan geen sprake kon zijn. De gevraagde Griekse maritieme ondersteuning in een eventuele Engelse strijd in de Dardanellen kwam daardoor niet tot stand.

Admiraal Kerr wilde 'zijn' Griekenland zo lang als mogelijk buiten de gevechten en zo mogelijk neutraal houden. Zo nam hij 'radiostilte' in acht rond de beide Duitse oorlogsschepen de 'Breslau' en de 'Goeben' die onder commando van admiraal Wilhelm Anton Souchon richting Griekenland opstoomden.

De exacte locatie van beide schepen was hem bekend maar hield hij deze kennis drie dagen voor zich, vóórdat hij deze informatie via prins Sdemidoff - de Russische ambassadeur in Athene - doorspeelde. Sdemidoff telegrafeerde deze uiterst belangrijke strategisch informatie naar de admiraliteit in St. Petersburg die op haar beurt de Engelse admiraliteit op de hoogte bracht.

De goede verstandhouding die Kerr had met de Duitse keizer zal zeker meegewogen hebben in de door hem gemaakte keuze lang te wachten met het doorgeven van de informatie. Kerr kende keizer Wilhelm persoonlijk. Hij had hem meerdere keren ontmoet zoals in 1889 toen prinses Sophie - zuster van de keizer - met de Griekse prins Constantijn trouwde en in april 1908 op het eiland Corfu waar hij een lange ontmoeting met hem gehad had.

Al met al was de houding van Kerr voor Winston Churchill reden hem in 1914 van zijn Griekse post te ontheffen. De carrière van Kerr binnen de Engelse marine was definitief voorbij en hij moest zijn heil anders zoeken. Hij nam vlieglessen en kreeg via zijn machtige connecties uiteindelijk een aardig betaalde positie binnen de Engelse luchtmacht. In 1919 wist Kerr voor een moment terug te komen in de wereldaandacht. Samen met Air Commodore H.G. Brackley wist hij de eerste 'lucht-post' vlucht te maken van New Foundland naar New York.

De Turkse krijgsmacht komt onder Duits commando
De talloze verzoeken van zowel Griekenland als Turkije om met Engeland een alliantie of bondgenootschap af te sluiten waren stelselmatig afgewezen. Terwijl Griekenland zich neutraal probeerde op te stellen sloot Turkije op 1 augustus 1914 een overeenkomst met het Duitse Keizerrijk.

Admiraal Wilhelm Anton Souchon

Turkije zette daarna admiraal Souchon aan het hoofd van haar marine en benoemde generaal Liman von Sanders in augustus 1914 tot bevelhebber van het 5e Turkse leger in de Bosporus. Zijn invloed was in eerste instantie beperkt en tegen zijn uitdrukkelijk advies in ging Enver Pasha, minister van Oorlog en opperbevelhebber van het Turkse leger, op 22 december 1914 over tot een stoutmoedig plan om met het 3e Turkse leger de aanval te openen op het Russische Kaukasusleger.

Enver Pasha (links) en Djemal Pasha (rechts)

Enver Pasha had daarmee de bedoeling om de gebieden te heroveren die in de Russisch-Turkse oorlog van 1877 verloren waren gegaan. Het zou een militaire blunder van de eerste orde worden met catastrofale gevolgen. Het Turkse leger werd in de 'Slag van Sarikamish' vernietigend verslagen. Op 17 januari 1915 waren van de 95.000 manschappen slechts 20.000 over! Na deze mislukte operatie droeg Enver Pasha het commando over aan generaal Hafiz Hakki en gaf collaboratie van de Armeniërs met de Russen als reden voor het mislukken van de veldtocht.

Eind januari 1915 volgde een eveneens mislukte Turkse operatie in Egypte om het Suezkanaal in handen te krijgen. Dit gebeurde onder aanvoering van de al even onkundige Djemal Pasha.

Hierna kwam het commando over het Turkse leger in handen van Liman von Sanders. Anders dan zijn voorgangers in Engelse dienst, die jarenlang de opbouw van het Turkse leger en de vloot frustreerden, werd hij niet gehinderd door een beperkend mandaat. Hij wist wél - en dat binnen enkele maanden - het Turkse leger te hervormen tot een daadkrachtig leger.

Het was onder zijn commando dat de geallieerde aanvallen op de Dardanellen en Gallipoli in 1915 stukliepen op het door hem geleide 5e Turkse leger. Dit was de belangrijkste reden dat Liman von Sanders zich bij de geallieerden weinig geliefd maakte.

De nasleep van de oorlog voor Liman von Sanders
Nadat de 'Groote Oorlog' in 1918 in het voordeel van de geallieerden was beslecht, werd Liman von Sanders door zijn rancuneuze geallieerde tegenstanders op 3 februari 1919 als oorlogsmisdadiger op Malta vastgezet. Hij werd beschuldigd van betrokkenheid bij de Armeense genocide, een beschuldiging die echter niet bewezen kon worden.

Sir Ian Hamilton 

Het was juist mede door zijn persoonlijke tussenkomst geweest dat de Armeniërs van Constantinopel en Smyrna enigszins gespaard bleven! Nadat ook Sir Ian Hamilton - zijn Engelse tegenstander in de slag om de Dardanellen - zich voor hem had ingezet werd hij op 26 juli 1919 uit zijn eenzame opsluiting bevrijd waarna hij in augustus 1919 terugkeerde naar Berlijn.

Geraadpleegde bronnen
G. von Jagow, Reimar Hobbing, Ursachen und Ausbruch des Weltkrieges, Verlag, Berlin, 1919
Fré Morel - Manuscript 'Schaakspel om de Wereldmacht'
Diverse internetbronnen zoals: 
www.kcl.ac.uk/lhcma/locreg/LIMPUS.shtml 
en.wikipedia.org/wiki/Otto_Liman_von_Sanders 
www.gallipoli-association.org/contentpage.asp?pageid=35 
www.firstworldwar.com/bio/liman.htm 
en.wikipedia.org/wiki/Battle_of_Sarikamis 
en.wikipedia.org/wiki/First_Suez_Offensive 
de.wikipedia.org/wiki/Colmar_Freiherr_von_der_Goltz 
www.manorhouse.clara.net/main/straits.htm 
Deutsche Militärmissionen im Osmanischen Reich
www.stahlgewitter.com/14_10_30.htm 
www.superiorforce.co.uk/ 
en.wikipedia.org/wiki/Mark_Kerr_(admiral)  
www.manorhouse.clara.net/main/straits.htm 
www.superiorforce.co.uk  
de.wikipedia.org/wiki/HMS_Erin 
http://hnsa.org/ships/averoff.htm 
www.bsaverof.com/uk/history.htm 
www.geocities.com/roynagl/handleypage.htm 
www.knerger.de/Die_Personen militar

Noten
[1] De Engelse admiraal Hobart Hamden vervulde al in 1868 een belangrijke rol binnen de Turkse marine en hij zou in 1885 zelfs opklimmen tot persoonlijk adviseur van de Turkse sultan. Ook Frankrijk was nauw betrokken bij het Turkse rijk door haar grote betrokkenheid met de douane en het bankwezen.
[2] De term ‘dreadnought’ was aanduiding voor een groot type slagschip dat als eerste gebruik maakte van bewapening met uitsluitend geschutstorens met zwaar kaliber geschut. De naam ‘dreadnought’ [‘vreest niets’] wordt ook wel gebruikt ter aanduiding voor de klasse van zware slagschepen waarvan HMS Dreadnought, dat in 1906 in gebruik werd genomen, het eerste exemplaar was dat beter bepantserd en sneller was dan de andere types slagschepen uit die tijd.


 © 2007 - Fré Morel. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur.

  naar gallipoli pagina - naar homepage 


eXTReMe Tracker