Korte inleiding
Mede door haar bijzondere militair-economische
strategische ligging streefden Engeland, Frankrijk en
Rusland al van oudsher naar het verkrijgen van invloed
in het Turkse rijk. Nadat Duitsland in 1871 als
overwinnaar uit de Frans-Pruisische oorlog tevoorschijn
was gekomen en daarna het Tweede Duitse Rijk ontstond,
richtten de Turken zich tot dit nieuwe Duitse Rijk voor
o.a. militaire ondersteuning.
|
Colmar Freiherr von der Goltz |
Zo werd, om minder van de Engelse en Franse
wapenleveranties afhankelijk te zijn, op verzoek van de
Turken het Turkse leger gereorganiseerd met Duitse
ondersteuning. Onder toezicht van de Duitse generaal
Colmar Freiherr von der Goltz werden in de periode van
1883 tot 1895 grote aantallen Krupp geschut en
aanzienlijke hoeveelheden diverse vuurwapens geleverd.
Het Duitse Rijk werd daardoor, naast Engeland,
Frankrijk en Rusland, een nieuwe speler in het
militair-strategische gebied rondom de Bosporus.
Turkije – de zieke oude man van Europa
Na enkele bloedige conflicten zoals de Russisch-Turkse
oorlog van 1877-1878, een oorlog met Griekenland in 1897
en de Eerste- en de Tweede Balkanoorlog van 1912 en 1913
- zette Turkije zich schrap voor een volgend conflict.
Dat zou een oorlog worden die naar alle verwachting zou
plaatsvinden tussen rivaal en buurland Griekenland met
alle mogelijke consequenties voor de
sleutelpositie die beiden in de regio vervulden.
De andere grootmachten uit die tijdsperiode - Engeland,
Frankrijk en Rusland - aasden als roofgieren op elke
mogelijkheid de scepter over te kunnen nemen van de
'zieke oude man van Europa', zoals Turkije aan het einde
van de 19e eeuw in Europa werd genoemd. Elk van hen was
gebrand op een zo groot mogelijke invloed binnen Turkije
dat zijn beste tijd achter de rug had.
Engels bemoeienissen met Turkije
Door een van buitenaf bewust gevoede 'verdeel-en-heers'
politiek heerste er grote politieke instabiliteit binnen
het Turkse rijk. Doordat de Sultan vreesde door kringen
binnen het eigen militaire apparaat van de troon
gestoten te worden, was de krijgsmacht jarenlang
verwaarloosd en verkeerde daardoor in een deplorabele
toestand.
Ondanks dat werden binnen bepaalde legerkringen
voortdurend pogingen ondernomen de krijgsmacht naar een
hoger plan te tillen. Daartoe werden in 1904 twee
Amerikaanse officieren - admiraal Bucknam en kapitein
Ledbetter - aangetrokken om de Turkse marine onder
handen te nemen, echter zonder zichtbaar resultaat.
Daarop verzocht de Turkse regering Engeland in 1908 haar
te assisteren de Turkse marine te moderniseren waarop
admiraal Douglas Gamble op 2 februari 1909 zijn
opwachting maakte in Constantinopel. Hij zou zich -
overigens ook zonder merkbaar resultaat - tot maart 1910
bezig houden met de sterk verouderde vloot.
In april 1910 werd hij opgevolgd door admiraal Hugh
Williams die tot april 1912 - net als zijn voorganger
Douglas Gamble - weinig vordering maakte met de
modernisering van de vloot. De Turken waren over de
Engelse 'inspanningen' niet bijster tevreden.
De opbouw van de Turkse vloot
De Turkse vloot bestond in die periode uit een
samenraapsel van 52 oude en nieuwe schepen. Deze
verschilden aanzienlijk in grootte, sterkte en kwaliteit: 24
verkeerden zelfs in zo'n slechte technische staat dat ze
niet inzetbaar waren.
De aankoop in augustus 1910 van twee - 20-jaar oude -
Duitse oorlogsschepen uit de Brandenburgklasse, moest de
Turkse vloot in staat stellen enig tegenwicht te bieden
aan het op een Italiaanse werf op stapel staande Griekse
oorlogsschip de 'Averoff.'
|
Slagschip Georgios Averoff |
Tussen de rivalen Turkije en Griekenland was een heuse
wapenwedloop gaande. De Turkse wens om moderne(re)
Engelse oorlogsschepen aan te schaffen werd echter
stelselmatig getorpedeerd, zoals op 10 juli 1910 bleek
toen Engeland weigerde de 'Swifture' en 'Triumph' te
verkopen. Daarvoor in de plaats bood ze twee kleinere
schepen aan met beduidend minder vuurkracht. Van
Duitsland werden toen wél 'passende' oorlogsbodems
betrokken.
In mei 1911 stemde Engeland uiteindelijk in met de bouw
van twee dreadnoughts2)wat in Griekenland tot grote
irritatie leidde. Op 6 december 1911 werd de kiel van
één van de in mei 1911 bestelde dreadnoughts - de
'Reshadiye' - gelegd. Frankrijk raakte op haar beurt ook
geïrriteerd omdat zij van mening was dat Engeland
bovenmatig profiteerde van de economisch aantrekkelijke
wapenwedloop tussen Griekenland en Turkije.
De weinig succesvolle modernisering van de Turkse vloot
Dat de beide Engelse admiraals niet bijzonder succesvol
waren, werd niet in de laatste plaats veroorzaakt door
de hun gegeven opdracht om vooral de Engelse belangen in
het oog te houden. Een moderne, slagkrachtige Turkse
marine was iets waarvoor 'Good Old Albion' niet de
minste belangstelling had. Dat zou immers een vloot zijn
die ze ooit als tegenstander op haar pad zou kunnen
vinden. Zoiets vormde in dat voor haar zo belangrijke
deel van de wereld een forse bedreiging voor o.a. het
Suezkanaal. Evenmin was een sterke marine in het belang
van 'Entente-genoot' Rusland.
Maar zich helemaal afzijdig houden van de Turkse
vlootmodernisering zou betekenen dat ook de Engelse
invloed minimaal zou zijn, iets wat de heersers van
Albion tegen elke prijs wilden voorkomen. Want ‘If a
British Admiral does not organize the fleet, a German
admiral will be called in, who will push matters with
greater speed’ zoals het Engelse ministerie van
Buitenlandse Zaken aan Rusland liet weten.
De inmenging van admiraal Arthur Limpus
Toen de inzet van admiraal Hugh Williams op zijn eind
liep, werd op 11 maart 1912 admiraal Arthur Limpus tot
zijn opvolger benoemd. Deze admiraal met één jaar
ervaring werd door Winston Churchill aangeprezen als een
‘fine fellow who would make a good personal impression’.
Begin mei 1912 arriveerde Arthur Limpus met zijn staf in
Constantinopel. Ook Limpus was gehandicapt door de
opdracht die hij had meegekregen. Tóch slaagde hij er in
een opdracht voor een drijvend reparatiedok binnen te
halen dat door de 'Armstrong Vickers Company' gebouwd
zou worden. Admiraal Limpus liet weten dat met deze
opdracht de invloed binnen de Turkse marine een enorme
voorsprong voor Engeland zou betekenen. Zoals hij het
omschreef was leverde deze opdracht een ‘practical
monopoly of naval construction and repairs for thirty
years’.
Turkije bleef ondertussen onverkort vasthouden aan haar
koers om haar vloot uit te bouwen en te moderniseren met
grote oorlogsbodems maar ze vond een zeer terughoudend
Engeland op haar pad.
De Duitse militaire missie: Liman von Sanders verschijnt
op het toneel
Het succes van Limpus met de opdracht voor het
reparatiedok werd overschaduwd door de komst van de
Duitse generaal Liman von Sanders die niet, zoals de
Engelse missies, door enig mandaat werd gehinderd.
Eind 1912 polste Turkije het Duitse Keizerrijk hoe het
dacht over het zenden van een militaire missie om haar
leger te reorganiseren. Terwijl verkennende besprekingen
daarover gaande waren, bracht de Russische Tsaar in mei
1913 een bezoek aan Berlijn. De Duitse keizer bracht hem op
de hoogte van het Turkse verzoek, een verzoek
waartegen de Tsaar geen bezwaar aantekende.
|
generaal Otto Liman von Sanders |
Op 22 mei 1913 volgde daarop het officiële Turkse
verzoek en benoemde Duitsland op 30 juni 1913 generaal
Liman von Sanders tot leider van de Duitse militaire
missie naar Constantinopel. De Turkse regering liet in
augustus 1913 vastleggen dat Liman von Sanders in de
functie van generaal het in Constantinopel gelegerde 1e
Legerkorps zou omvormen tot een elite-eenheid.
Toen in december 1913 de Duitse missie in Constantinopel
arriveerde en haar specifieke taak naar buiten werd
gebracht lokte dat nogal heftige Russische reacties uit.
Rusland stond drastische maatregelen voor: ‘the three
powers must be prepared to take active steps such as the
occupation of Turkish Ports’, verklaarde Sazonov, de
Russische minister van buitenlandse zaken. Ook in
Engeland was men 'not amused' en ook de Amerikaanse
ambassadeur Henry Morgenthau was niet bepaald
enthousiast.
|
|
Links: Sazonov - rechts: Henry Morgenthau |
Men meende de Duitse missie te moeten presenteren als
een stap van Duitsland om de macht in die belangrijke
regio naar zich toe te trekken en de ‘Turkse geest te
vergiftigen’ (‘poisoning the Turkish mind’).
Maar de Engelse en Russische protesten haalden niets
uit. De Sultan reageerde op de protesten door mee te
delen de Duitse missie gelijkwaardig aan die van
Engeland te beschouwen: ‘Limpus had a similar if not
more extensive command. Admiral Limpus had command of
the whole Turkish fleet, whereas the German general was
to have command of one army corps only ... the two
commands could hardly be compared in importance.’
De grootmachten vergaten daarbij voor het gemak de eigen
belangenverstrengeling binnen zowel het Turkse leger als
de Turkse marine. Om aan de bezwaren enigszins tegemoet
te komen werd besloten een cosmetische aanpassing aan te
brengen in rang en titel van Liman von Sanders.
In januari 1914 werd hij tot maarschalk benoemd en kreeg
hij de opdracht om zich in de minder belangrijke functie
van 'Inspecteur Generaal' te belasten met de algemene
reorganisatie van het Turkse leger. En terwijl Liman von
Sanders zich met de modernisering van het leger bezig
hield, hield Turkije nauw contact met de Engelse
marinemissie om haar marine te versterken.
De Turkse vlootpolitiek
Door geldgebrek was in 1912 de bouw van de tweede - in
1911 bestelde - dreadnought 'Mahmud Resad V'
geannuleerd. In januari 1913 liet Sir Gerard Lowther -
de Engelse ambassadeur in Constantinopel - aan zijn
regering weten dat Turkije grote belangstelling had voor
de 'Rio de Janeiro', een dreadnought die in opdracht van
Brazilië op een Engelse werf gebouwd werd.
Behalve van Turkse zijde was er ook van Russische en
Italiaanse kant interesse in dit schip, dat Brazilië
vanwege financieringsproblemen van de hand wilde doen
maar dit nog niet officieel 'op de markt' gebracht had.
Het schip zou niet eerder dan in de zomer van 1914 van
stapel lopen wat Turkije als een nadeel beschouwde.
Duitsland bood daarop twee 19-jaar oude schepen aan die
wel direct ter beschikking waren. In reactie op het
Duitse aanbod liet admiraal Limpus in een bericht van 12
maart 1913 aan Winston Churchill weten dat zo'n aankoop
de Turken steviger in Duitse armen zou drijven en hij
drong er op aan dat Engeland een tegenbod moest doen
door bijvoorbeeld twee oudere types dreadnoughts aan te
bieden.
In antwoord hierop liet Winston Churchill op 3 april
1913 aan Limpus weten niets anders dan twee oude en
afgedankte slagschepen in de aanbieding te hebben, een
aanbod dat van Turkse zijde werd afgeslagen.
Braziliaanse dreadnought 'Rio de Janeiro'
Ondertussen ging het getouwtrek om de 'Rio de Janeiro'
stug door. Italië leek de koop rond te hebben, wat
Frankrijk weer in allerhoogste alarmfase bracht. Een
oorlogsbodem met zo’n formidabele vuurkracht als
onderdeel van de marine van de Italiaanse buurstaat was
iets wat niet met het Franse belang strookte.
Frankrijk deed daarop Griekenland het voorstel het schip
te financieren en leek ze daarin succesvol te zijn. Op
22 november 1913 informeerde het Engelse ministerie van
Buitenlandse Zaken aan Churchill dat de financiering
rond was, waarna hij zijn goedkeuring gaf aan de
verkoop. De werf kreeg de waarschuwing het schip niet
aan een andere partij dan Griekenland te verkopen. Maar
uiteindelijk ging het schip toch aan de Griekse neus
voorbij.
|
'Sultan Osman
I' - de vroegere 'Rio de Janeiro'
|
Op 15 december 1913 werd bekend dat Turkije toch de
nieuwe eigenaar geworden was van de 'Rio de Janeiro'. Ze
was aangekocht met behulp van een Franse lening... en
hernoemd in 'Sultan Osman I'! Het financiële belang had
gewonnen. Als bonus bij de verkoop was namelijk bedongen
dat ook de renovatie van de Turkse scheepswerven door
Armstrong Whitworth bij de deal waren inbegrepen, wat
eveneens door Frankrijk zou worden gefinancierd.
De Engelse confiscatie van Turkse oorlogsschepen
Op 3 september 1913 werd de in 1911 bestelde 'Reshadiye'
te water gelaten en begon de verdere afbouw van het
schip. De Turken waren er op gebrand de 'Reshadiye' en
de 'Sultan Osman I' zo snel als mogelijk in eigen
wateren te hebben, niet in de laatste plaats vanwege de
ontwikkelingen op maritiem gebied in Griekenland die als
bedreigend werden ervaren.
Een Turkse bemanning was al in Engeland om de
'Reshadiye' naar eigen wateren te varen en admiraal
Limpus werd op 27 juli 1914 naar Engeland gezonden om de
levering van de 'Sultan Osman I' te begeleiden. Hij
kreeg het verzoek mee dit schip te bemannen met Engelse
marineofficieren 'in ruste'. Het zou vergeefse moeite
blijken te zijn.
De Armstrong Whitworth werf kreeg op 31 juli 1914 van
Winston Churchill opdracht het schip vast te houden en
niet te over te dragen, in de middag gevolgd door een
bestorming van het schip door Engelse mariniers die het
schip in bezit namen. Ook de ‘Reshadiye' werd door
Engelse mariniers bestormd en geconfisceerd. De Turkse
bemanning werd gevangen genomen.
De omslag in Turkse publieke opinie
Zowel de 'Sultan Osman I' als 'Reshadiye' werden na het
uitbreken van de oorlog op 4 augustus 1914 in de Engelse
vloot opgenomen en omgedoopt tot respectievelijk HMS
Agincourt en HMS Erin. Op 22 augustus 1914 werd HMS Erin
officieel in gebruik genomen. Beide schepen zouden in de
slag bij Jutland in 1916 slag leveren met de Duitse
vloot. Een ander Turks schip – dat nog in 1914 bij de
Engels Vickers werf was besteld - dat de naam 'Fatih'
had moeten dragen, werd bij het uitbreken van de oorlog
niet meer in productie genomen.
In totaliteit zou het Osmaanse rijk in 11 jaar (tot aan
1914) veertig schepen van Engelse werven aanschaffen.
Door de annexatie van de schepen beroofde Engeland
Turkije tegelijk van een investering van £ 4.000.000.
Over deze Engelse actie ontstond grote woede in Turkije,
temeer omdat het geld voor deze slagschepen voor een
groot deel bijeengebracht was door de Turkse bevolking.
Het Duitse tegenwicht: het aanbod van de kruisers Goeben en Breslau
Deze gebeurtenis zou er voor zorgen dat Turkije zich
aansloot bij de Centrale mogendheden (Duitsland en
Oostenrijk-Hongarije). Turkije ontving ter compensatie
van de door Engeland in beslag genomen schepen op 12
augustus 1914 van Duitsland de oorlogsbodems 'SMS
Goeben' (omgedoopt in Javuz Sultan Selim) en de 'SMS
Breslau' (omgedoopt in Midill). Beide schepen waren
volledig bemand met Duits personeel.
|
|
|
Boven: 'SMS
Goeben' - onder: 'SMS Breslau'
|
Admiraal Limpus werd op 15 augustus 1914 van zijn
functie ontheven waarna hij naar Malta vertrok om in
september 1914 zijn nieuwe post te betrekken als
'Superintendent of the dockyard'. De Duitse admiraal
Wilhelm Anton Souchon werd daarop door de Sultan tot opperbevelhebber
van de Turkse vloot benoemd.
Het Engels vlootcommando in Griekenland
Ook de Griekse marine kende onder soortgelijke condities
als Turkije ondersteuning van Engelse militaire missies,
zoals bijvoorbeeld admiraal Lionel Tufnell die
Griekenland moest adviseren.
Griekenland bevond zich in een wapenwedloop met haar
Turkse buurnatie en was druk doende haar vloot op
'oorlogssterkte' te brengen. Begin 1910 wist ze een
oorspronkelijk voor de Italiaanse marine geplande
kruiser aan te kopen. Op de Orlando-werf in het
Italiaanse Livorno was begin 1910 de kiel gelegd van
deze £ 950.750 kostende kruiser waarvan de bouw om
budgettaire redenen al spoedig werd stilgelegd.
Op 27 februari 1910 zag Griekenland de kans schoon de
kruiser voor 30% van de oorspronkelijke kostprijs aan te
kopen; op 12 maart 1910 volgde de officiële
bekrachtiging. Het aankoopbedrag werd voor een deel
betaald uit de nalatenschap van de Griekse zakenman
Giorgios Averoff, het overige deel werd via buitenlandse
kredieten gefinancierd. De nieuwe kruiser zou de naam
van de 'gulle gever' gaan dragen ‘Giorgios Averoff’.
Ook bij de Vulcan werf in het Duitse Hamburg plaatse
Griekenland de opdracht voor de bouw van een kruiser,
die oorspronkelijk de naam 'Vasilfs Georgios' zou
krijgen. Onder de naam 'Salamis' zou deze slagkruiser
voorzien worden van geschut van Amerikaanse makelij. Het
uitbreken van de oorlog in 1914 zorgde ervoor dat de
bouw werd opgeschort.
Het optreden van admiraal Mark Edward Frederick Kerr
Begin 1913 diende Griekenland een verzoek in om de
militaire missie te vernieuwen maar dan niet geleid door
‘naval pensioners’ zoals Tufnell, maar onder commando
van een officier in actieve dienst.
Op 2 juni 1913 liet Winston Churchill per brief aan de
Griekse minister van Marine weten dat door de snelle
groei van de Engelse marine moeilijk aan die wens
tegemoet kon worden gekomen, maar dat hij er tóch in
geslaagd was een geschikte kandidaat te vinden.
Admiraal Mark Edward Frederick Kerr - een beschermeling
van Louis Alexander von Battenberg, die ná 1917 Lord
Mountbatten werd genoemd - werd uitgezonden en op 17
september 1913 nam hij het commando van de Griekse
marine op zich.
Kerr zag zijn benoeming niet zozeer als een promotie
maar eerder als een belemmering van zijn marinecarrière
en dat zou hij op een nogal bijzondere manier laten
weten. Hij kreeg van Churchill de opdracht mee niet al
te meegaand te zijn en vooral toch het Engels belang
boven het Grieks belang te stellen.
Een slagkrachtige Griekse marine was - net als een
moderne Turkse vloot - niet in het belang van het
'English Empire'. Ook hier gold dat afzijdigheid bij de
'vlootmodernisering' gelijk zou staan aan minimale
invloed op de ontwikkelingen. Iets wat de heersers van
Albion tegen elke prijs wilden voorkomen. Om de regie te
kunnen voeren in de modernisering van de Griekse vloot
nam ze een 'actieve' rol op zich, want ook hier gold:
‘If a British Admiral does not organize the fleet, a
German admiral will be called in, who will push matters
with greater speed’...
Kerr kreeg van Winston Churchill een gelijksoortig
mandaat mee als zijn collega’s in Turkse dienst: ‘It is
not intended that the instruction and assistance we are
giving to the Greek Navy should place them on the same
level of naval science as the British. The refinements
of our gunnery, torpedo, and submarine courses should
not be disclosed but only that general information such
as would be appropriate to foreign officers allowed for
instructional purposes to attend certain courses.’
Het verzoek van admiraal Kerr aan Mountbatten
Beperkt door deze opdracht kreeg Kerr het herhaaldelijk
aan de stok met minister-president Eleutherios Venizelos
die - evenals zijn Turkse tegenhangers - de zinnen had
gezet op zwaar oorlogsmaterieel.
Zijn verstandhouding met de Griekse koning Constantijn
was daarentegen zeer bijzonder en intens. Dit vertaalde
zich in grote sympathie en loyaliteit, iets dat hem in
een moeilijke positie bracht. Door het mandaat gehinderd
kon Kerr niet anders doen dat elk verzoek tot levering
van grote en zware slagschepen dwarsbomen.
|
Eleutherios Venizelos
|
Door te lobbyen via zijn beschermheer Lord Mountbatten
probeerde hij ter compensatie van de beperkingen van
zijn opdracht om Engelse onderzeeërs, destroyers en
kruisers los krijgen als er daadwerkelijk tussen
Griekenland en Turkije oorlog uitbrak
Hij verbond daaraan verregaande persoonlijke
consequenties: ‘If war breaks out in the spring or
summer when we are so weak, I feel I should change my
nationality and fight for these people. I know it means
ruin for me afterwards, but I have a strong feeling that
I should do so. I would not feel so, except for the fact
that they will be so weak, having no one who knows how
to work a flotilla and I may make the difference of
victory or defeat.’ Zijn poging diende echter geen enkel
Engels belang en was dus bij voorbaat kansloos.
Uitbreiding van de Griekse vloot met Amerikaanse
afdankertjes
Griekenland bleef naarstig op zoek naar versterking van
haar vloot. Ze bood Japan een flink bedrag voor haar
kruiser 'Kongo', maar de deal ging niet door. China bood
een kleine kruiser aan die op het punt stond een
Amerikaanse scheepswerf te verlaten maar het woog
allemaal niet op tegen de komst van de twee Turkse
dreadnoughts 'Reshadiye' en 'Sultan Osman I'.
In haar vertwijfeling bood Griekenland begin 1914 royaal
geld voor twee afgedankte Amerikaanse oorlogsschepen, de
'Idaho' en de 'Mississippi', schepen die de 'New York
Times' omschreef als: ‘In the ordinary course, the ships
would be consigned to the scrap heap, or be used as
targets'.
|
De 'Mississippi' later omgedoopt in 'Kilkis'
|
Op 28 mei 1914 gaf de Amerikaanse Senaat hieraan haar
goedkeuring maar even leek het nog dat de Turken gelukt
was roet in het eten gooien. Zij boden een hoger bedrag
voor deze schroothopen. Tijdens een Senaatszitting van
23 juni 1914 werden de afdankertjes echter alsnog gegund
aan Griekenland. De afgeschreven schepen leverden meer
op dan de originele bouwkosten!
Admiraal Kerr was woedend over de aankoop die Venizelos
achter zijn rug om gedaan had: ‘The deal ruined the
progress of the Greek navy for the rest of the time I
was there, and afterwards’.
|
De 'Idaho' later omgedoopt in 'Limnos'
|
De 'Idaho' - die (heel comfortabel) op oefening was in
de Middellandse Zee - kon snel worden overgedragen zodat
Griekenland haar mogelijk nog kon inzetten voordat de
'Sultan Osman I' van de Engelse werf zou varen.
Admiraal Kerr verzwijgt locatie van
de Goeben en Breslau
Toen de 'Groote Oorlog' op het punt van uitbreken stond
ontving admiraal Kerr van Winston Churchill het verzoek
de Griekse marine over te halen zich aan geallieerde
zijde te plaatsen.
Kerr stelde daaraan dusdanige eisen dat van een
samengaan geen sprake kon zijn. De gevraagde Griekse
maritieme ondersteuning in een eventuele Engelse strijd
in de Dardanellen kwam daardoor niet tot stand.
Admiraal Kerr wilde 'zijn' Griekenland zo lang als
mogelijk buiten de gevechten en zo mogelijk neutraal
houden. Zo nam hij 'radiostilte' in acht rond de beide
Duitse oorlogsschepen de 'Breslau' en de 'Goeben' die
onder commando van admiraal Wilhelm Anton Souchon
richting Griekenland opstoomden.
De exacte locatie van beide schepen was hem bekend maar
hield hij deze kennis drie dagen voor zich, vóórdat hij
deze informatie via prins Sdemidoff - de Russische
ambassadeur in Athene - doorspeelde. Sdemidoff
telegrafeerde deze uiterst belangrijke strategisch
informatie naar de admiraliteit in St. Petersburg die op
haar beurt de Engelse admiraliteit op de hoogte bracht.
De goede verstandhouding die Kerr had met de Duitse
keizer zal zeker meegewogen hebben in de door hem
gemaakte keuze lang te wachten met het doorgeven van de
informatie. Kerr kende keizer Wilhelm persoonlijk. Hij
had hem meerdere keren ontmoet zoals in 1889 toen
prinses Sophie - zuster van de keizer - met de Griekse
prins Constantijn trouwde en in april 1908 op het eiland
Corfu waar hij een lange ontmoeting met hem gehad had.
Al met al was de houding van Kerr voor Winston Churchill
reden hem in 1914 van zijn Griekse post te ontheffen. De
carrière van Kerr binnen de Engelse marine was
definitief voorbij en hij moest zijn heil anders zoeken.
Hij nam vlieglessen en kreeg via zijn machtige
connecties uiteindelijk een aardig betaalde positie
binnen de Engelse luchtmacht. In 1919 wist Kerr voor een
moment terug te komen in de wereldaandacht. Samen met
Air Commodore H.G. Brackley wist hij de eerste
'lucht-post' vlucht te maken van New Foundland naar New
York.
De Turkse krijgsmacht komt onder Duits commando
De talloze verzoeken van zowel Griekenland als Turkije
om met Engeland een alliantie of bondgenootschap af te
sluiten waren stelselmatig afgewezen. Terwijl
Griekenland zich neutraal probeerde op te stellen sloot
Turkije op 1 augustus 1914 een overeenkomst met het
Duitse Keizerrijk.
|
Admiraal
Wilhelm Anton Souchon
|
Turkije zette daarna admiraal Souchon aan het hoofd van
haar marine en benoemde generaal Liman von Sanders in
augustus 1914 tot bevelhebber van het 5e Turkse leger in
de Bosporus. Zijn invloed was in eerste instantie
beperkt en tegen zijn uitdrukkelijk advies in ging Enver
Pasha, minister van Oorlog en opperbevelhebber van het
Turkse leger, op 22 december 1914 over tot een
stoutmoedig plan om met het 3e Turkse leger de aanval te
openen op het Russische Kaukasusleger.
|
|
Enver Pasha
(links) en Djemal Pasha (rechts) |
Enver Pasha had daarmee de bedoeling om de gebieden te heroveren
die in de Russisch-Turkse oorlog van 1877 verloren waren
gegaan. Het zou een militaire blunder van de eerste orde
worden met catastrofale gevolgen. Het Turkse leger werd
in de 'Slag van Sarikamish' vernietigend verslagen. Op
17 januari 1915 waren van de 95.000 manschappen slechts
20.000 over! Na deze mislukte operatie droeg Enver Pasha
het commando over aan generaal Hafiz Hakki en gaf
collaboratie van de Armeniërs met de Russen als reden
voor het mislukken van de veldtocht.
Eind januari 1915 volgde een eveneens mislukte Turkse
operatie in Egypte om het Suezkanaal in handen te
krijgen. Dit gebeurde onder aanvoering van de al even
onkundige Djemal Pasha.
Hierna kwam het commando over het Turkse leger in handen
van Liman von Sanders. Anders dan zijn voorgangers in
Engelse dienst, die jarenlang de opbouw van het Turkse
leger en de vloot frustreerden, werd hij niet gehinderd
door een beperkend mandaat. Hij wist wél - en dat binnen
enkele maanden - het Turkse leger te hervormen tot een
daadkrachtig leger.
Het was onder zijn commando dat de geallieerde aanvallen
op de Dardanellen en Gallipoli in 1915 stukliepen op het
door hem geleide 5e Turkse leger. Dit was de
belangrijkste reden dat Liman von Sanders zich bij de
geallieerden weinig geliefd maakte.
De nasleep van de oorlog voor Liman von Sanders
Nadat de 'Groote Oorlog' in 1918 in het voordeel van de
geallieerden was beslecht, werd Liman von Sanders door
zijn rancuneuze geallieerde tegenstanders op 3 februari
1919 als oorlogsmisdadiger op Malta vastgezet. Hij werd
beschuldigd van betrokkenheid bij de Armeense genocide,
een beschuldiging die echter niet bewezen kon worden.
|
Sir Ian Hamilton
|
Het was juist mede door zijn persoonlijke tussenkomst
geweest dat de Armeniërs van Constantinopel en Smyrna
enigszins gespaard bleven! Nadat ook Sir Ian Hamilton -
zijn Engelse tegenstander in de slag om de Dardanellen -
zich voor hem had ingezet werd hij op 26 juli 1919 uit
zijn eenzame opsluiting bevrijd waarna hij in augustus
1919 terugkeerde naar Berlijn.
Geraadpleegde bronnen
G. von Jagow, Reimar Hobbing,
Ursachen und Ausbruch des Weltkrieges, Verlag, Berlin,
1919
Fré Morel - Manuscript 'Schaakspel om de Wereldmacht'
Diverse internetbronnen zoals:
www.kcl.ac.uk/lhcma/locreg/LIMPUS.shtml
en.wikipedia.org/wiki/Otto_Liman_von_Sanders
www.gallipoli-association.org/contentpage.asp?pageid=35
www.firstworldwar.com/bio/liman.htm
en.wikipedia.org/wiki/Battle_of_Sarikamis
en.wikipedia.org/wiki/First_Suez_Offensive
de.wikipedia.org/wiki/Colmar_Freiherr_von_der_Goltz
www.manorhouse.clara.net/main/straits.htm
Deutsche Militärmissionen im Osmanischen Reich
www.stahlgewitter.com/14_10_30.htm
www.superiorforce.co.uk/
en.wikipedia.org/wiki/Mark_Kerr_(admiral)
www.manorhouse.clara.net/main/straits.htm
www.superiorforce.co.uk
de.wikipedia.org/wiki/HMS_Erin
http://hnsa.org/ships/averoff.htm
www.bsaverof.com/uk/history.htm
www.geocities.com/roynagl/handleypage.htm
www.knerger.de/Die_Personen militar
Noten
[1] De Engelse admiraal Hobart Hamden vervulde al in
1868 een
belangrijke rol binnen de Turkse marine en hij zou in
1885 zelfs opklimmen tot persoonlijk adviseur van de
Turkse sultan. Ook Frankrijk was nauw betrokken bij het
Turkse rijk door haar grote betrokkenheid met de douane
en het bankwezen.
[2] De term ‘dreadnought’ was aanduiding voor een groot
type slagschip dat als eerste gebruik maakte van
bewapening met uitsluitend geschutstorens met zwaar
kaliber geschut. De naam ‘dreadnought’ [‘vreest niets’]
wordt ook wel gebruikt ter aanduiding voor de klasse van
zware slagschepen waarvan HMS Dreadnought, dat in 1906 in
gebruik werd genomen, het eerste exemplaar was dat
beter bepantserd en sneller was dan de andere types
slagschepen uit die tijd. |