Het Engelse Kamp in Groningen

naar Engelse Kamp pagina

Het verhaal over de internering van Britse militairen tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914 - 1918

Het Engelse Kamp is een welbekend begrip in geschiedenis van de stad Groningen: jarenlang zijn daar na de Tweede Wereldoorlog tot in de jaren '60 jongemannen uit de provincies Groningen en Drenthe gekeurd voor de militaire dienst. Dat het Engelse Kamp tijdens de Eerste Wereldoorlog een interneringskamp is geweest voor Britse militairen is veel minder bekend. 

Menno Wielinga is bezig met een uitgebreide studie naar dit Engelse Kamp in de periode 1914 - 1918 die moet resulteren in een binnenkort te verschijnen boek. Zijn belangstelling hiervoor dateert al uit de tijd dat hij als kind, tijdens de toen gebruikelijke zondagmiddagwandeling het verhaal over het Engelse Kamp te horen kreeg: tussen 1914 en 1918 waren daar 'Engelse soldaten' gelegerd die in de Eerste Wereldoorlog hadden gevochten en in Nederland waren terechtgekomen. Over het hoe en het waarom waren geen bijzonderheden bekend. 

Groepsfoto uit de beginperiode oktober/november 1914.
Op de achtergrond de Rabenhauptkazerne waar de Brigade in oktober, november en december was ondergebracht. 
Het Engelse Kamp werd betrokken in januari 1915.
(Klik op de foto voor een vergroting)

Die 'Engelse soldaten' bleken uiteindelijk manschappen te zijn van de First Royal Naval Brigade, van oorsprong dus marinemensen, die 'voor de duur van de vijandelijkheden' waren geïnterneerd in Groningen, daarbij gehuisvest in de houten barakken van het Engelse Kamp dat door henzelf Timbertown of HMS Timbertown werd genoemd. Hieruit volgde natuurlijk de vraag: 'hoe geraakten deze Britten in Nederland verzeild, waarom werden ze in Nederland geïnterneerd en hoe verliep hun verblijf in het Engelse Kamp te Groningen gedurende de periode van de Eerste Wereldoorlog?' Het verhaal blijkt een boeiende geschiedenis over de samenhang tussen het Engelse Kamp, de Britse First Royal Naval Brigade, de stad Groningen en de Eerste Wereldoorlog. 

Deze Britse militairen waren manschappen van het Collingwood -, Benbow - en Hawke Bataljon van de First Royal Naval Brigade. Deze Brigade was een onderdeel van de Royal Naval Division die samengesteld was uit de 1e, 2e en 3e Royal Naval Brigade, die onder rechtstreeks bevel stond van Winston Churchill, Minister van Marine in de toenmalige Engelse regering. De betrokkenheid van Churchill bij deze Royal Naval Brigade was zo groot dat men zelfs sprak van 'Churchill 's Little Army'.

Het waren voor het merendeel reservisten en vrijwilligers van de Britse Marine die op 2 augustus 1914 vanwege de oorlogsdreiging onder de wapenen waren geroepen. In het opleidingskamp kregen zij te horen dat ze werden omgeschoold tot infanterist. Op bevel van Winston Churchill werden ze, nauwelijks geoefend en slecht toegerust, ingezet bij de verdediging van de vestingstad Antwerpen. Samen met het Belgische leger moesten zij deze stad verdedigen tegen de aanvallen van het Duitse leger dat het Frans-Britse leger dreigde te omsingelen als het ongehinderd door kon stoten naar Noord-Frankrijk. Tijdwinst was dan ook de belangrijkste doelstelling bij de verdediging van Antwerpen. 

Toen op 8 oktober duidelijk werd dat de vesting Antwerpen niet langer te verdedigen was tegen de beschietingen van de Duitse zware kanonnen, werd besloten de Belgische verdedigingstroepen samen met de Britten terug te trekken over de Schelde. Door een aantal blunders en misverstanden ontvingen de hierboven genoemde bataljons dit bevel te laat. Daardoor kwamen zij niet op tijd op de afgesproken plaats van vertrek waar de toegezegde trein reeds vertrokken bleek. Naar het scheen was ook de terugweg afgesneden door oprukkende Duitse troepen. Hierdoor zag commodore Henderson, de commandant van de 1e Brigade, geen andere mogelijkheid dan zich met zijn mannen naar het neutrale Nederland te begeven. Hier werden de Britse troepen geïnterneerd in overeenstemming met de internationale rechtsregels. Uiteindelijk werden de Britten met ruim 1.500 manschappen 'voor de duur van de vijandelijkheden' ondergebracht in Groningen. Zij werden gehuisvest in houten barakken in het z.g. Engelse Kamp dat gelegen was achter de toenmalige gevangenis (de tegenwoordige Van Mesdagkliniek) aan de Hereweg. Zijzelf noemden dit kamp: Timbertown of ook wel: HMS Timbertown. 

Barakken aan de oost-zijde van het kamp (rechts het Sterrebos,
links de gevangenis en in het midden de watertoren). 

Al na korte tijd werd duidelijk dat maatregelen moesten worden getroffen om demoralisatie bij de Britse manschappen te voorkomen. De dagelijkse militaire routine werd nauwkeurig onderhouden: exercities, marsen, oefeningen bleven doorgaan. Verder werd er naar gestreefd alle aanwezige kwaliteiten zoveel mogelijk te benutten. Daartoe werden vele clubs opgericht waar muziek, toneel, huisvlijt en vooral veel sport werd beoefend. Zeer bekend werd o.a. de cabaretgroep Timbertown Follies. In het Kamp was een repetitieruimte voor de Timbertown Follies en er waren werkplaatsen voor timmerlieden, meubelmakers, kleermakers en elektriciens. Verder waren er leslokalen, een kerkgebouwtje, een postkantoor en een grote recreatiezaal. 

Niet alle Britten voelden er voor zo lang de oorlog duurde in het Kamp te blijven. Ondanks de aanwezige bewaking waren er in het jaar 1915 meerdere geslaagde ontvluchtingpogingen. Er zijn zelfs Groningers veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens hulp bij deze ontvluchtingen. Later kwamen ontsnappingen niet meer voor omdat er een regeling werd getroffen tussen de Nederlandse en Britse regering. De Britten kregen regelmatig verlof te gaan 'passagieren' in de stad - soms werd er door de Groninger burgerij geklaagd over hun drankmisbruik. Nog later ontstonden er bezoekregelingen waardoor ze jaarlijks, op erewoord en onder bepaalde voorwaarden, vier weken (vaak verlengd tot acht weken) in Engeland mochten verblijven. Ook ontstonden in de loop der tijd steeds meer contacten met de Groninger bevolking. Vele Tommies werden vaste huisvrienden in Groningse gezinnen, er waren vrijages en er werden huwelijken gesloten met Nederlandse meisjes. 

.

De manschappenbarakken aan de west-zijde van het kamp

Al in een vroeg stadium werd gezocht naar mogelijkheden om de geïnterneerden zoveel mogelijk (op vrijwillige basis) bij het alledaagse arbeidsproces zouden worden ingeschakeld; bij voorkeur in hun oorspronkelijk burgerberoep. Dit bood, naast het doorbreken van de eentonigheid van het militair bestaan, mogelijkheden voor meer sociale activiteiten en een ruimer traktement. Voor het in dienst nemen van deze geïnterneerden verstrekte de Nederlandse overheid speciale vergunningen om te voorkomen dat ze de plaats innamen van Nederlandse werknemers. In 1915 werden Britten te werk gesteld bij o.a. de NV Appingedammer Brons Motorenfabriek, de Nederlandsche Maatschappij tot vlasbewerking te Appingedam, de NV Noord Nederlandsche Machinefabriek te Winschoten, de Veendammer Machinefabriek en scheepswerf E.J. Smit te Westerbroek. In de stad Groningen zijn Britse geïnterneerden werkzaam geweest in verschillende kleinere middenstandsbedrijven als Riemenfabriek De Bruin en Berends. 

Ook kregen vele landbouwbedrijven gedurende de oogstperiode, geplaagd door een nijpend personeelstekort als gevolg van de mobilisatie, oogsthulp van groepen Britse geïnterneerden. Dit was het geval in het noorden van de provincie Groningen o.a. te Ulrum en Hornhuizen en ook in de veenkoloniën. 

Touwtrek-wedstrijd op het sportterrein van het kamp (1916)

Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand gesloten en reeds op 15 november vertrokken 900 Britten via Rotterdam naar hun vaderland. Er waren op dat moment al 300 mannen op verlof in Engeland; de buiten het Kamp werkzame Britten zouden iets later vertrekken. Commodore Henderson bleef samen met 50 man achter voor de afwikkeling van de kampzaken. Het Engelse Kamp werd per 1 januari 1919 officieel opgeheven. 

Op de Zuiderbegraafplaats te Groningen vormen negen graven van Britse militairen, die hier tijdens de periode 1914 -1918 zijn overleden, een blijvende herinnering aan deze periode. 

Uit archiefmateriaal (het Britse kamparchief is gedeeltelijk onvindbaar), tijdschriften en kranten valt veel te achterhalen over het Engelse Kamp. Toch is het verhaal niet compleet zonder aanvullende informatie uit niet-officiële, particuliere bronnen: de bekende oude schoenendoos-archieven. 

Er zijn nog veel vragen te beantwoorden: 
- Zijn er bijvoorbeeld Britten blijven wonen in Nederland na afloop van de oorlog? 
- Wie kan iets vertellen van hulpverlening bij ontvluchtingpogingen? Er wordt in een dagboek zelfs gesuggereerd dat er een ontvluchtingcomité zou zijn geweest. In dit verband worden de volgende namen genoemd: Dobbinga kunst- en antiekhandelaar en A.J. Hammers beiden wonende te Groningen. 
- Wie kan heeft informatie over de tewerkstelling van Britten bij bovengenoemde en andere bedrijven? 
- Wie weet iets af van het verhaal dat er in het Engelse Kamp boksles werd gegeven aan Groninger burgers?

Reacties graag richten aan  

  
naar Engelse Kamp pagina