naar Engelse Kamp pagina

Het boek over het Engelse Kamp is verschenen.
Klik hier: Het Engelse Kamp - Groningen 1914-1918


'...Grote groepen Groningers staren ons door de hekken aan...'

Het Engelse Kamp in Groningen 1914 -1918 (deel 3)

Dit is het derde deel uit de serie over de geschiedenis van het Engelse Kamp in Groningen waar tijdens de Eerste Wereldoorlog 1500 Engelse militairen waren geïnterneerd. Bij mijn naspeuringen kreeg ik het dagboek in handen van John Henry Bentham. Hij werd geboren in 1894 en had zich al voor de oorlog aangemeld als vrijwilliger bij de Britse Marine en werd dan ook op 1 augustus 1914 opgeroepen voor militaire dienst. Hieronder volgt een korte samenvatting uit zijn dagboek waarin hij over de eerste maanden van zijn verblijf in Groningen verteld.
 
klik op de foto voor een vergroting
De 1e Royal Naval Brigade werd na aankomst in Groningen ondergebracht in de Rabenhauptkazerne. Vele Groningers kwamen een kijkje nemen. 

Uit het dagboek van John Henry Bentham 

Na een treinreis van meer dan 12 uur kwamen we eindelijk rond het middaguur van zondag 11 oktober aan in Groningen. Iedereen had een baard van een week en we zagen er smerig en haveloos uit. Een enorm aantal mensen was getuige van onze aankomst. Daarna werden we afgemarcheerd naar de Rabenhauptkazerne aan de Hereweg. Het zag er allemaal niet erg gastvrij uit en er was strenge bewaking van de Nederlandse Landstorm bestaande uit meestal wat oudere reservisten van het Nederlandse Leger. We sliepen op grote zalen met ijzeren stapelbedden waar de lucht 's nachts om te snijden was. Het werd ons toegestaan een briefkaart naar huis sturen om de mensen daar gerust te stellen en te laten weten dat we veilig in Groningen waren aangekomen. 

Tijdens het appèl kregen we te horen dat onze eigen officieren op erewoord in hotels in de stad werden gehuisvest en dat we onder direct commando waren gesteld van een Nederlandse commandant en onze eigen onderofficieren. Om de tijd te doden kregen we opdracht om tijdens de ochtenduren de meest vreemde klusjes uit te voeren zoals schoonmaakwerk en dat soort zaken. De rest van de dag hadden we dan niets meer te doen zodat we ons al spoedig stierlijk verveelden. 

Het ontbijt bestond uit een half brood waar je verder de hele dag mee moest doen en dat nergens naar smaakte omdat het volgens ons was gemaakt van aardappelschillen en zemelen. Verder was er een klein stukje margarine en koffie zonder melk of suiker. Pap werd pas veel later verstrekt. Ons middagmaal bestond uit, of gekookt varkensvlees met aardappelen, of gekookte varkenspoot met bonen, alles overgoten met braadvet. Onze 'tea' bestond uit thee met een stukje Nederlandse kaas. Er was geen enkele variatie en het eentonige eten hing iedereen na verloop van tijd de keel uit. Gelukkig kon er bij straathandelaren extra eten worden gekocht.

Binnen twee weken werd ook de Leeuwarden-groep naar de kazerne in Groningen overgebracht. Zij werden gehuisvest in de Fongers Rijwielschool maar even later werden er voor hen twee barakken gebouwd op het kazerneterrein. Het was daarna echt overbevolkt in de kazerne. 

Onze enige beweging bestond in de eerste weken uit het lopen van rondjes over het kazerneterrein. Later moesten we verplicht deelnemen aan de dagelijkse afstandsmarsen die ons langs stinkende grachten voerden. De eerste keer dat we naar buiten gingen, konden die arme oude Landstorm bewakers ons niet bijhouden. Ze begonnen te hijgen en te puffen zodra wij flink de pas erin zetten. Later begeleidden ze ons te paard of op de fiets. 

We waren een echte bezienswaardigheid in Groningen: grote groepen mensen kwamen ons door het kazernehek aanstaren. Vooral op zondagmiddag was het erg druk: we voelden ons als apen in een dierentuin. We waren trouwens erg populair bij de Groninger meisjes en door het kazernehek heen werden de eerste vriendschappen aangeknoopt. 

Sommige wachtposten bleken omkoopbaar en 's avonds haalden ze wel eens een dame van lichte zeden binnen de poort die voor een paar gulden [wat voor die tijd veel geld was: een gulden (euro 0,45) was ongeveer het dagloon voor een ongeschoolde arbeider - mw] in het wachthok verdween met een matroos. Ze smokkelden tegen betaling ook jenever naar binnen en daardoor waren er vaak knokpartijen. Onze jongens ontdekten al snel een mogelijkheid om aan drank te komen. Sommigen wendden vreselijke kiespijn voor en werden dan door een van de wachten naar een tandarts gebracht waar ze een geheel gezonde kies lieten trekken. Daarna bezochten ze, begeleid door een wacht, het ene café na het andere om de pijn te bestrijden. Het draaide er dan vaak op uit dat ze arm in arm terugkeerden, beiden behoorlijk dronken. 

In deze periode verzuimde ik eens een Nederlandse officier te groeten. Toen hij mij daarover staande hield zei ik hem, ter verontschuldiging, dat hij er uit zag als een postbode of trambestuurder waardoor ik hem niet herkende als een Nederlandse officier. Hij beschouwde dit als een zware belediging en ik werd gestraft met het gedurende veertien dagen schoonmaken van de latrines van zowel onze eigen mannen als van de Nederlandse wachten. Het was stervenskoud en ik kon de boender nauwelijks vasthouden. Nog nooit eerder had ik zo'n afschuwelijk baantje gehad: wat een viezeriken waren die Nederlandse soldaten! 

Volgende aflevering: 

Engelsen klagen over het slechte voedsel

   naar Engelse Kamp pagina