Inleiding
Tijdens de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871 werden
postduiven ingezet om de inwoners van Parijs van post te
voorzien. De Duitse troepen hadden delen van Frankrijk bezet
en gedurende vijf maanden was Parijs totaal van de
buitenwereld afgesloten. De Pruisische legers hadden de stad
omsingeld en potdicht afgesloten.
Een uiterst spannende situatie waarin de Parijzenaars
gelukkig stand hielden en de Duitsers zich uiteindelijk
moesten terugtrekken. Tijdens dat beleg van Parijs zijn
berichten van de buitenwereld door postduiven
binnengevlogen. Dat waren dus duiven uit Parijs. Maar: als
de stad omsingeld was, hoe kreeg je die duiven dan de stad
uit? Met luchtballonnen!
Luchtballon
September 1870. We bevinden ons op het plein Saint-Pierre
midden in de belegerde stad Parijs. De menigte staat op
afstand, de ballon is al gevuld met gas en trekt ongeduldig
aan zijn touwen. In de gondel bevinden zich twee personen:
de ballonvaarder en een Parijse duivenhouder.
|
Luchtballonnen
voor hun vertrek op de Place Saint-Pierre in Parijs
1870 |
Ze hebben 100 kilo post bij zich en 8 postduiven in een
mand. De menigte houdt de adem in als ze ballast over boord
zetten en juicht uit volle borst als vervolgens het gevaarte
langzaam opstijgt. De gammele ballon komt hoog boven de
belegerde stad en drijft langzaam westwaarts.
|
De gondel met
duivenmand |
De Duitse kanonnen vuren van verschillende kanten, maar
tevergeefs: de ballon blijft hoog genoeg. De ballonvaarders
drijven voort over de vijandelijke linies en zien ver onder
zich het door de oorlog geteisterde land.
Twee uur later zijn ze de bezette gebieden voorbij en maken
ze een geslaagde landing. Ze laten direct één duif los met
het bericht voor de achterblijvers dat ze veilig geland
zijn. En met de overige duiven en de post reizen ze per
trein naar Tours, waar de tijdelijke Franse regering zetelt.
Ballonfabriek
Toen alle verbindingen waren afgesneden – het spoor, de
Seine, ook de telefoonkabel – was de ballonvaart de enige
mogelijkheid om contact te onderhouden met de buitenwereld
en met de regering in Tours. En dat lukte aardig.
In totaal vertrokken er in die maanden 66 ballonnen met 102
inzittenden en een half miljoen brieven uit Parijs. Ze namen
een kleine 400 postduiven mee. Van die 66 ballonnen maakten
er 58 een landing in veilig gebied. Sommige dreven wel ver
af. Zo kwam er een in Zuid-Limburg terecht en zelfs een in
Noorwegen. Dat ze zo ver uit de koers raakten kwam omdat ze
in het nachtelijk duister moesten vliegen. En dat was weer
nodig omdat de Duitsers een nieuw, draaibaar
anti-ballonkanon in gebruik hadden genomen.
|
Een gravure van
de ballon met bemanning, gestrand in de sneeuw van
Noorwegen |
Er waren natuurlijk niet zo veel ballonnen in voorraad in
Parijs. Daarom werden ijlings enkele spoorwegstations
omgebouwd tot ballonfabrieken. Hier werkten honderden
naaisters en arbeiders aan een nieuwe voorraad ballonnen. Ze
deden twaalf dagen over de productie van een ballon, die
werd uitgerust met een tenen mand, een duivenkooi, een
barometer om de hoogte te bepalen plus een kompas en een
thermometer.
Postduivenvereniging De Hoop
In 1870 was de postduivensport vanuit België nog niet
doorgedrongen in heel Frankrijk. Wel in het noorden van
Frankrijk, Lille, Roubaix, etc. In Parijs was er toch al een
postduivenvereniging, genaamd “L’Espérance” (De Hoop),
waarin men voornamelijk duiven hield die afkomstig waren uit
het noorden.
Verschillende leden van die club speelden een hoofdrol bij
de duivenpost die toen werd ingesteld. Direct toen Parijs
belegerd werd, vatten zij het plan op om hun duiven buiten
Parijs te brengen, zodat deze voor berichten vanuit de
buitenwereld zouden kunnen zorgen. Zo verzamelden zij 108
duiven bij station Montparnasse, met de bedoeling ze met de
trein buiten Parijs te brengen. Er moesten echter eerst nog
wat formaliteiten worden vervuld, maar, toen dat geregeld
was, was het te laat: de Duitsers hadden de spoorweg
intussen afgesloten.
Daarop stelden de duivenhouders voor hun duiven dan maar per
luchtballon de stad uit te brengen, waarbij ze aanboden zelf
als verzorgers mee te reizen. Aldus geschiedde: de ene na de
andere duivenmelker reisde met een luchtballon mee over de
vijandelijke linies. Moedig dus.
Lossingen
Nadat de ballon in veilig gebied was geland, bracht men de
duiven dus eerst naar Tours, waar een delegatie van de
Franse regering tijdelijk gevestigd was. Later moest de
regering uitwijken naar Bordeaux, toen bracht men de duiven
naar Poitiers.
|
Het lossen van de
duiven, waarschijnlijk in Tours |
Na de nodige verzorging werden de duiven per trein zo ver
mogelijk in de richting van Parijs vervoerd, daar voorzien
van berichten, om vervolgens te worden gelost. Aanvankelijk
kon dat nog in de regio Orleans (ongeveer 100 kilometer van
Parijs), later in de regio Tours (ongeveer 200 kilometer
van Parijs). Op die manier
werden in totaal 302 duiven gelost waarvan er slechts 59 met
hun berichten in Parijs aankwamen (zie
kaartje
■
bijlage 1).
Rendement
Een vreemd laag rendement, dat in de loop van de maanden ook
nog steeds verder afnam. Van de 60 duiven die het laatst
werden gelost, bereikten slechts drie hun hok in Parijs! Hoe
kan dat? Waarschijnlijk waren de duiven niet of nauwelijks
getraind. De sport stond nog echt in de kinderschoenen. De
duivenhouders legden zich vooral toe op het kweken van de
goede soort. Daartoe werden jonge duiven uit België en
Noord-Frankrijk gehaald. Wedvluchten vonden toen nog slechts
incidenteel plaats en onder oorlogsdreiging al helemaal
niet.
Bovendien werkte het seizoen tegen. Het beleg van Parijs
duurde van september 1870 tot februari 1871. De laatste
maanden was het echt winter met sneeuwstormen en al.
Waarschijnlijk hebben de Parijse duivenhouders eerst hun
meest geschikte duiven meegegeven en later de minder ervaren
dieren. Enkele teruggekeerde duiven zijn voor een tweede en
derde maal met de ballon meegegeven. Eén daarvan was van de
voorzitter van de vereniging, een zekere Cassiers, die zelf
ook met de ballon was meegevaren. Deze duif is later opgezet
en staat in het Post Museum in Parijs.
Ganzenveer
Bij de duivenpost naar Parijs werden de berichten niet
bevestigd aan een poot maar aan de staart. Bij de eerste
duiven bond men een stijf opgerold briefje aan een
staartpen. Later bevestigde men een holle ganzenveer aan de
staart. Aanvankelijk bevatte die pennenschacht een met de
hand geschreven briefje op dun papier.
|
Een holle
ganzenveer werd aan de staart bevestigd |
|
Hier kun je die
ganzenveer nog duidelijker zien.
In deze holle pennenschacht konden wel 20 velletjes
worden meegenomen. |
Nog later ging men de berichten heel klein afdrukken op dun
fotopapier, soms tweezijdig, zodat je veel meer berichten in
één ganzenveer kwijt kon. Complete krantenpagina’s werden op
deze wijze Parijs binnen gebracht.
Op een gegeven moment werd de duivenpost naar Parijs open
gesteld voor het publiek: iedereen kon tegen betaling een
soort telegram naar familie en vrienden in Parijs sturen.
Dat werd in enkele maanden een enorm succes! Maar toen
werden de berichten niet meer op papier afgedrukt, maar op
een soort micro-fiches. Echt waar, in 1870!
Microvliesjes
Die techniek werd uitgevonden door een Parijse fotograaf,
Dagron genaamd. Hij fabriceerde vliesjes van een soort
gelatine en daarop kon hij microscopisch kleine teksten
afdrukken. Toen de regering in Tours doorhad dat deze
techniek een grote verbetering zou opleveren voor de
duivenpost, lieten ze Dagron, vergezeld door twee
medewerkers, per ballon overkomen.
Die overtocht liep trouwens bijna verkeerd af: de ballon
landde in een gebied dat door de Duitsers was bezet. Dagron
en zijn metgezellen moesten er razendsnel van door en
gescheiden van elkaar bereikten ze enkele dagen later het
veilige Tours.
Daar richtte Dagron een laboratorium in en toen ze zover
waren dat ze konden gaan drukken, moest de tijdelijke
regering uitwijken naar Bordeaux. Vanuit deze stad startte
Dagron de productie van zijn microvliesjes op 15 december
1870.
|
Op zo’n vliesje
van 3 bij 5 centimeter stonden maar liefst 3000
berichten |
De afmeting van de vliesjes bedroeg ongeveer 3 bij 5
centimeter. Ze wogen vrijwel niets, er konden er wel twintig
in één ganzenveer. Via microfotografie kon Dagron een
krantenpagina terugbrengen tot minder dan een centimeter. Op
één zo’n vliesje konden 180.000 letters, zo’n 3.000
berichten!
Om meer kans te maken dat de berichten Parijs zouden
bereiken, werden de vliesjes vele malen gekopieerd en aan
verschillende duiven meegegeven, ook bij verschillende
lossingen.
Berichten
Als een duif aankwam op zijn hok in Parijs werd het buisje
van zijn staart gehaald en dat werd naar het centrale
postkantoor gebracht. De briefjes en vliesjes werden hier
voorzichtig uit de pennenschacht gehaald, tussen twee
glasplaten geklemd en vervolgens via een soort toverlantaarn
met vergrotende lenzen op een scherm geprojecteerd, zodat de
teksten leesbaar werden. Een groep klerken schreef alles
netjes over en tenslotte werden de berichten bezorgd bij de
juiste adressen.
|
De teksten werden
in Parijs geprojecteerd en overgeschreven |
Er waren twee soorten berichten: officiële en
privé-berichten. De officiële berichten waren meestal
afkomstig van de tijdelijke regering en gingen over de
militaire situatie, over allerlei noodmaatregelen en
bevatten ook wel krantenpagina’s om iedereen in Parijs van
het nieuws op de hoogte te houden.
De privé-berichten waren kort. Iedereen kon tegen betaling
een bericht sturen naar familie of vrienden in Parijs.
Meestal een korte groet, een hart onder de riem. Zelfs
vanuit Engeland kon men berichten inzenden voor de
duivenpost naar Parijs. Hiervoor golden de volgende
voorwaarden maximaal 20 woorden, in goed
Frans, uitsluitend privé mededelingen, dus geen politieke of
militaire zaken, kosten 5 pence per woord, vooruit
te betalen.
De privé-berichten waren dus kort, een soort telegrammen.
(Zie affiche
■
bijlage 2.)
Zodoende werd met een betrekkelijk klein aantal duiven een
flink aantal ambtelijke en een kleine 100.000 particuliere
berichten binnen Parijs gebracht.
|
Dit monument werd
in 1906 in Parijs opgericht ter ere van de
ballonvaarders
en de postduiven. Het werd neergehaald en gesmolten
door de Duitsers in 1944. |
En alles is bewaard gebleven en nog steeds te zien in het
Musée Postal te Parijs. Mede dankzij de duivenpost hielden
de Parijzenaars de moed erin en kon in februari 1871 de
vrede getekend worden.
(Belangrijkste bron: John Hayhurst, The Pigeon Post into
Paris 1870-1871)
▬
De auteursrechten
van bovenstaand
artikel berusten bij
de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke
overname is uitdrukkelijk toestemming vereist van de auteur. © 2006 -
Heim
Meijerink. |